beleving van de werkelijkheid
De universele waarheid kan gekend worden door het beleven van de werkelijkheid zonder vervorming door de menselijke persoonlijkheid.
‘Ook het wereldbeeld dat aangeboden is door opvoeding en scholing heeft meegebouwd aan de eigen bril waardoor we naar de werkelijkheid kijken.’
11.000 pagina’s waarheid?
Is het waar wat Jozef Rulof zegt over het leven na de dood, over reïncarnatie en over alle andere levenswetten?
Kunnen we dat met zekerheid te weten komen?
En als dat niet zo is, wat is dan het nut van de 11.000 pagina’s uit zijn 27 boeken met een universele waarheid over alles?
In het artikel ‘wat weten we zeker’ wordt de rol van onze eigen ervaring beklemtoond.
Alleen van de waarheid van wat we zelf beleefd hebben, kunnen we absoluut zeker zijn.
Maar wie van ons is er al dood geweest?
Miljoenen mensen hebben een bijnadoodervaring beleefd.
Velen onder hen spreken over een uittreding uit hun stoffelijke lichaam, waarbij ze buiten hun lichaam om konden voelen, denken en waarnemen.
Ook Jozef Rulof rapporteert dat hij door zijn vele uittredingen het geestelijke bestaan buiten het lichaam zelf ervaren heeft.
In zijn boeken wordt beschreven hoe hij met zijn geestelijke lichaam zijn stoffelijke lichaam verlaat en geestelijke reizen maakt in het hiernamaals.
Nog interessanter zou het zijn als de mens die definitief zijn aardse lichaam heeft achtergelaten, ons over zijn nieuwe geestelijke leven zou kunnen vertellen.
Jozef zegt dat de ‘doden’ tot hem zijn gekomen als levende geestelijke persoonlijkheden die ons graag hun werkelijkheid willen uitleggen.
Volgens Jozef zijn zij de schrijvers van de 27 boeken die op zijn naam staan, en heeft hij als medium hun kennis doorgekregen.
Is dat allemaal waarheid?
Voor wie zelf geen uittreding heeft beleefd, geen bijnadoodervaring heeft meegemaakt en geen geestelijke persoonlijkheden heeft gesproken, zijn al deze beschrijvingen toch in eerste instantie verhalen van een ander, waarvan men de volledige waarheid niet zeker weet.
Zie het artikel ‘gedachten van een ander’.
Ook Jozef Rulof is zich daarvan bewust.
Maar hij raadt ons aan nu al te beginnen om onze waarheid te verruimen, omdat we anders na dit leven nog niet kunnen zien of hij gelijk heeft.
Wat bedoelt hij hiermee?
Dat bestaat niet
Volgens Jozef verandert er maar weinig door het sterven en blijft onze persoonlijkheid dezelfde.
Het enige wat we kwijt zijn is ons stoffelijke lichaam, maar we blijven voelen en denken als voorheen.
Hierdoor zijn er volgens hem veel mensen die na hun dood niet geloven dat ze gestorven zijn, omdat ze op aarde niet geloofden dat er een leven na de dood was.
Ze kunnen nog voelen en denken, dus voor hun begrip zijn ze toch niet dood?
Meer hierover kunt u lezen in de bronnen bij het artikel ‘de dood’.
Een groot probleem voor hen is dat hun geestelijke wereld zich vormt naar hun voelen en denken.
Ze denken nog steeds op aarde te leven, en hierdoor creëren ze onbewust hun aardse omgeving in de geest.
Het kan zelfs zo ver gaan dat ze hun aardse geliefden in hun geestelijke omgeving zien rondlopen, zonder te weten dat ze die geestelijke gestalten zelf gecreëerd hebben door hun voelen en denken, net zoals in een droom.
Als dat allemaal waar is, dan is er inderdaad weinig veranderd ten opzichte van hun aardse leven: ze scheppen nog steeds onbewust hun eigen waarheid.
Ook op aarde zien we dat vele mensen die een bepaalde leer als waarheid hebben aanvaard, nog moeilijk buiten die leer kunnen gaan denken.
Zo geeft Jozef het voorbeeld van Elise van Calcar (1822-1904).
Deze vrouw ijverde voor het verspreiden van kennis over het leven na de dood.
Ze werd in de spiritualistische wereld door velen als een autoriteit gezien.
En wat was haar idee over reïncarnatie?
Volgens haar bestond er geen wedergeboorte en leefde de ziel als mens slechts eenmaal op aarde om daarna naar het hiernamaals te gaan.
Jozef Rulof daarentegen brengt reïncarnatie naar voren als dé mogelijkheid voor ál het leven om te evolueren.
Maar wanneer hij met zijn bevindingen kwam, wilden de aanhangers van Elise van Calcar hier niets van weten, want hun ‘presidente’ had dit verworpen.
Haar aanhangers hadden haar gedachten aanvaard als waarheid, waardoor ze afgesloten waren voor wat Jozef hierover te zeggen had.
Deze houding van Elise van Calcar was des te frappanter als we beschouwen dat ze haar mening als waarheid poneerde zonder enige ervaring van de werkelijkheid ter zake.
Dat is zoals een wetenschapper die zegt dat er geen leven na de dood is, omdat zijn technische meetinstrumenten dat leven niet kunnen waarnemen.
Alsof het niet waarnemen van iets zou bewijzen dat iets niet bestaat.
Uiteraard is ook wat Jozef zegt over reïncarnatie voor ons in eerste instantie een ‘waarheid van een ander’.
Maar bestaat er wel een mogelijkheid om die waarheid te controleren?
Controle door ons gevoel
Jozef zegt dat ons gevoelsleven het resultaat is van al onze ervaringen in dit leven en in onze vorige levens.
Hij verklaart hierdoor niet alleen de ‘herinneringen aan vorige levens’, maar ook aanleg, fobie en angst, wonderkinderen, voorkeuren en afkeuren, onderbewustzijn en ons volledige gevoelsleven.
Hij geeft ons de raad om aandachtig te kijken naar onze gevoelens, motieven, gedachten en handelingen, waardoor we zijn bevindingen over het reïncarnerend gevoelsleven in onszelf kunnen controleren.
Waarom voelen een aantal lezers de boeken van Jozef Rulof onmiddellijk als waarheid aan?
Volgens Jozef komt dit omdat ze de werkelijkheid van wat hij beschrijft, in hun vorige levens zelf beleefd hebben, en hierdoor vanuit hun gevoel de levenswetten herkennen die in zijn boeken beschreven worden.
Dit geldt slechts voor een deel van de inhoud van deze boeken.
Het grootste gedeelte is nieuw, wat wil zeggen dat de controle door het gevoel hier niets oplevert.
Maar door de herkenning van datgene wat wel gevoeld wordt, kan men openstaan voor datgene wat men nog niet ervaren heeft.
En juist door die openheid kan men zijn eigen waarheid verruimen door het nieuwe te onderzoeken.
Zo wordt in het artikel ‘wat weten we zeker’ beschreven hoe Jozef zelf door eigen beleving de waarheid onderzocht van de gedachte ‘heb uw vijand lief’, voordat hij die gedachte als waarheid aanvaardde.
Vervorming
Al staan we in gevoel maximaal open om de waarheid te leren kennen, onze waarneming van de geestelijke werkelijkheid wordt beperkt door onze persoonlijkheid.
Als we denken dat iets niet bestaat, zullen we de geestelijke werkelijkheid ervan niet waarnemen.
Als we denken dat iets wel bestaat, geeft dit het gevaar dat we dit geestelijk zelf creëren zonder dat we er ons van bewust zijn.
Voor onze waarneming speelt alles mee wat we tot dan toe geleerd, aanvaard, ervaren, gevoeld en gedacht hebben.
Ook het wereldbeeld dat aangeboden is door opvoeding en scholing heeft meegebouwd aan de eigen bril waardoor we naar de werkelijkheid kijken.
En meestal zien we de gekleurde bril van een ander beter dan die van onszelf.
Om zuiver waar te nemen zouden we vrij moeten zijn van die vervormende bril.
Maar wanneer we volwassen zijn, is die bril al zo gekleurd, dat we heel veel moeite moeten doen om het brillenglas te ontkleuren.
We kunnen alles wat we denken gaan onderzoeken, en proberen te scheiden wat we zeker weten, en wat we niet zeker weten omdat we het ergens onderweg hebben aangenomen zonder dat we het zelf beleefd hebben.
Maar hoe goed kunnen we dat nog scheiden en hoe leeg kunnen we nog worden?
In de biografie van Jozef Rulof wordt beschreven hoe ervoor gezorgd werd dat hij geen schoolse kennis opnam.
Anders zou ook zijn persoonlijkheid volgeladen zijn met maatschappelijke wereldbeelden, die de beleving van geestelijke werkelijkheden zou kunnen vervormen.
Dan had hij niet zoveel nieuwe inzichten op aarde kunnen brengen.
Het oude Egypte
In het boek ‘Tussen Leven en Dood’ wordt beschreven hoe men dit probleem van vervorming trachtte te voorkomen in de tempels van het oude Egypte.
In die tempels werden alleen jonge kinderen toegelaten voor een priesteropleiding.
En zelfs het jonge kind werd eerst het meeste afgeleerd wat het buiten de tempel al had aangeleerd.
Daarnaast werden alleen ‘natuurbegaafden’ uitgezocht, kinderen die al blijk gaven van een bijzondere beheersing van geestelijke krachten.
Wanneer een kind bijvoorbeeld al van jongs af aan zijn wil op kon leggen aan een wild dier, werd dat gezien als de voortzetting van een vorig leven als priester.
Elke priester werd immers geleerd om zich in gevoel te verbinden met een ander leven, om rechtstreeks te voelen wat dat andere leven beleeft.
Door die gevoelsverbinding wilden de priesters de werkelijkheid waarin een ander leven zich bevindt, rechtstreeks beleven, zodat de waarheid hiervan niet door een stoffelijke overdracht vervormd kon worden.
Men had in de tempels geconstateerd dat een priester in één leven van toegewijde studie nog niet veel van de geestelijke werkelijkheid te weten kon komen.
Daarom legde men zich toe op het ontwikkelen van geestelijke krachten over meerdere levens heen.
Leven na leven gingen de priesters verder om de waarheid over het leven na de dood en over reïncarnatie te ontsluieren.
Elke priester leerde uittreden, maar men constateerde dat zelfs in uitgetreden toestand de priester onwerkelijkheden kon waarnemen, doordat hij die onwerkelijkheden zelf creëerde door zijn eigen gedachten en wensen.
Alle priesters wensten zich immers deze gaven toe, omdat de priester die de geestelijke kennis van Egypte in hoge mate deed toenemen, als een godheid vereerd werd.
Toch bleven zelfs de hogepriesters van de tempels fundamenteel beperkt in hun beleving van de geestelijke werkelijkheid.
Zij begrepen niet waar die beperking vandaan kwam, want zij hadden zich immers tientallen levens lang toegelegd op het ontsluieren van de waarheid.
Aan Jozef Rulof werd uitgelegd dat hun beperking te wijten was aan hun ‘gevoelsgraad’.
Gevoelsgraad
In het artikel ‘gevoelsgraden’ is te lezen hoe het gevoel van de ziel leven na leven wordt opgebouwd, waardoor elk mens tot een bepaalde graad van gevoel is gekomen.
Die gevoelsgraad is de belangrijkste aangeboren bril die de beleving van de werkelijkheid bepaalt.
Twee mensen uit een verschillende gevoelsgraad kunnen bij hetzelfde gebeuren elk voor zichzelf een heel andere waarheid beleven.
Hogepriesters die ingesteld waren op macht, en hun sterk ontwikkelde wil aan andere mensen oplegden om hen te gebruiken voor het bevredigen van hun eigen hartstochten, konden alleen een geestelijke onwerkelijkheid beleven, die gevormd werd door hun overheersende willen en hun lage gevoelsgraad.
In het leven na de dood namen zij alleen de geestelijke werelden waar die overeenstemden met hun machtswellust.
In de boeken van Jozef Rulof wordt de ‘duistere sfeer’ waarop hun gevoelsgraad was afgestemd, het ‘land van haat en hartstocht en geweld’ genoemd.
De ijlere geestelijke werelden van het hiernamaals waaruit Jozef Rulof zijn geestelijke kennis ontving, worden de lichtsferen genoemd.
Die geestelijke werkelijkheden kunnen pas beleefd worden als men het andere leven niet meer wil overheersen.
Alleen wanneer men in harmonie is gekomen met al het andere leven, wanneer men zich in liefde afstemt op de medemens, kan men de geestelijke werkelijkheid van die mens gaan aanvoelen.
Dan komt het eropaan om ook voor elke eigen gedachte waar te zijn, omdat elke gevoelde onwaarheid een onrust geeft in het gevoelsleven.
Het waar-zijn wordt dan de basis om in de eigen gevoelsgraad de waarheid te kunnen beleven.
De eerste drie lichtsferen dienen om al het gevoel los te laten dat we op de aardse materie en het aardse lichaam hebben ingesteld.
Dat stoffelijke voelen en denken werkt immers nog steeds als een vertroebelende bril die het beleven van de puur geestelijke werkelijkheid beperkt.
Zolang er in de persoonlijkheid nog stoffelijk voelen en denken aanwezig is, zal dat de zuivere waarneming van de geestelijke werkelijkheid vervormen.
Hierdoor kunnen zelfs de mensen die na hun aardse leven in de eerste drie lichtsferen vertoeven, de algehele geestelijke werkelijkheid nog niet volledig beleven.
Pas wanneer zij de vierde lichtsfeer in het hiernamaals hebben bereikt, kunnen zij het andere leven aanvoelen zonder enige vervorming door hun eigen persoonlijkheid.
Dan zijn zij volledig ‘meester’ over zichzelf geworden, omdat ze al het stoffelijke en egocentrische voelen en denken definitief hebben afgelegd.
Dan zijn zij helemaal open gekomen om al het andere leven te leren kennen zoals het is, zonder bril.
Dan pas leren zij de echte waarheid kennen door de werkelijkheid onvervormd te beleven.
Door een ongefilterde gevoelsverbinding kunnen zij dan de waarheid over alles beleven.
Voor meer informatie hierover, zie het artikel ‘gevoelsverbinding’.
De hoge geestelijke gevoelsgraad van een meester van het licht kan niet tijdens het leven op aarde bereikt worden, omdat het stoffelijke lichaam die gevoeligheid beperkt.
Daarom kan geen enkel mens op aarde de algehele universele waarheid over alles op eigen kracht verwerven.
De mens op aarde kan die waarheid alleen aanvoelen tot zo ver zijn eigen gevoelsgraad reikt.
Daarom heeft hier op aarde ieder mens zijn eigen waarheid, gevormd door zijn eigen persoonlijkheid en gevoelsgraad.
Daarom bestaan er op aarde zoveel waarheden naast elkaar over het leven na de dood en alle andere geestelijke werkelijkheden, omdat niemand de zuivere geestelijke waarheid en werkelijkheid kan waarnemen die buiten de eigen bril van persoonlijkheid en gevoelsgraad bestaat.
Naar de aarde
Voor de meester in het hiernamaals die uiteindelijk buiten de stof de universele geestelijke waarheid over alles heeft leren kennen, is het zeer moeilijk om zijn geestelijk-wetenschappelijke kennis onvervormd op aarde te krijgen.
Zie in dit verband ook het artikel ‘geestelijk-wetenschappelijk’.
Tot op heden is dat alleen mogelijk via een menselijk medium, maar daarbij ligt steeds het gevaar van een vervorming door de persoonlijkheid en de gevoelsgraad van het medium op de loer.
Daarom is ook de doorgekregen kennis via mediums geen algemeen aanvaarde waarheid voor de wereld geworden, omdat er te veel onbewust en bewust bedrog is ontstaan door het menselijke medium.
De wereld zal alleen zeker kunnen zijn van de waarheid van de doorgegeven kennis, als er direct contact gelegd kan worden met de meesters zonder dat dit via een menselijk medium bemiddeld moet worden.
In de boeken van Jozef Rulof wordt deze volgende stap beschreven.
Hierbij zal het directe contact gerealiseerd worden door een technisch instrument, zodat de beïnvloeding door de menselijke persoonlijkheid uitgesloten wordt.
Tot zolang is men aangewezen op het eigen gevoel om te bevoelen en te beoordelen of de boeken van Jozef Rulof en alle andere kennisbronnen waarheid bevatten.
Daarnaast kunnen we natuurlijk ook de boeken van Jozef Rulof vergelijken met andere kennisbronnen, zodat we de omvang en diepgang van deze geestelijk-wetenschappelijke kennis kunnen peilen.
De volledige universele waarheid over alles zal door de ‘Universiteit van Christus’ pas op aarde gebracht kunnen worden via het komende technische instrument.