Universele waarheid -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘universele waarheid’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘universele waarheid’.

11.000 pagina’s waarheid?

In de boeken van Jozef Rulof spreekt men over een universele waarheid:
„Inderdaad, mijn broeders, dit alles is Universele waarheid!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Voor Jozef is er geen ‘maar’ meer, geen twijfel meer aan deze waarheid, omdat hij de werkelijkheid kan beleven:
Ik zeg honderdduizendmaal: ‘Er is geen maar, als u de werkelijkheid kunt beleven.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Voor zijn toehoorders kan er natuurlijk wel een ‘maar’ komen:
(Meneer in de zaal): ‘Meneer Rulof, u zegt net: er zijn geen maren, maar ik mag toch niet verwachten dat de mensen op gezag iets aannemen?
Ze moeten het toch zelf aanvoelen dat het waar is?’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef stelt voor dat we eerst zijn boeken gaan lezen, als we iets van zijn kosmologie willen leren:
Ziet u, als u begint om dit te leren ...
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Dan gaat u daar eerst lezen.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De toehoorder geeft aan dat het louter lezen van de boeken nog geen ‘zeker weten’ geeft:
(Meneer in de zaal): ‘Ja, natuurlijk, maar kijk, er zijn altijd dingen waar men zelf over denkt en die dan niet direct juist aanvoelt, dus dan komt er al een maar.’
Ja.
(Meneer in de zaal): ‘Dan kan u nou wel zeggen: ‘Er is geen maar, geloof dat nou maar zo’, maar dat is niet overtuigend.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef begrijpt hieruit dat de toehoorder er ‘de rest’ ook bij wil hebben.
Die rest is het beleven zelf van die werkelijkheid, door het uittreden:
Jaja, dus u wilde de rest er ook nog bij hebben.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Vervolgens geeft Jozef aan dat er ‘maren’ weggaan voor de lezers die de boeken kunnen aanvaarden omdat ze de inhoud ervan als waar aanvoelen:
U gaat eerst door al die boeken.
En die beginnen met het eerste fundament: hellen, hemelen, leven achter de kist.
Dat ‘maar’ is toch wel weg, en dat is een kosmisch ‘maar’.
Heel de mensheid, bijna, vraagt nu nog: ‘Is er leven achter de kist?’
En dat ‘maar’ is weg.
(Meneer in de zaal): ‘Ja ...’
Als u dat – nee, meneer, ik kom tot u terug – als u dat aanvaarden kunt.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Na het lezen van al die boeken, kan de lezer uit die tijd zijn overgebleven vraag aan Jozef zelf stellen op een contactavond:
En nu gaat u door.
En nu gaat u hier beginnen.
En nu komt u naar die ‘Vraag-en-antwoord-(avonden)’.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef heeft ervaren dat heel wat mensen toch met een ‘maar’ blijven zitten, zelfs al heeft hij voor zijn gevoel de verklaring zo omvattend mogelijk toegelicht:
Nu kunt u de vraag stellen die in u leeft, precies op afstemming naar uw gevoelsleven en bewustzijn.
En als ik u die verklaar, meneer, nu komt het gekke, en ik zeg: zo en zo, en zo en zo; dan komt er in u: ‘Nou, ja, zou hij het dan alleen weten?’
Daar staan we.
Dat is het uiteindelijke ervan.
‘Máár, maar’, komt er weer.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De toehoorder werpt tegen dat dit toch geen gezagskwestie is:
(Meneer in de zaal): ‘Dan kon ik in de katholieke kerk ook blijven zitten; daar moet je ook op gezag alles aannemen.
Dat is hetzelfde.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef geeft aan dat alle toehoorders voor het ‘maar’ staan:
Nu staat daar: Er is geen dood.
Nu moet u dat van mij weer op gezag aannemen want de wetenschap die weet het nog niet.
U ziet toch wel: die mensen moeten allemaal in dat ‘maar’, ‘maar’ ...
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef bevestigt het belang van het gevoel van de lezer dat zegt: ‘Ja, dit is het.’
Maar ze nemen het omdat hun gevoel zegt: ‘Ja, dit is het.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef geeft aan dat je door het lezen fundamenten in je denken kunt bouwen:
Want ik heb het tot de mens die aan zichzelf wil gaan werken en zegt: ‘Ja, zo is het.’
En als u bij de eerste fundamenten begint dan krijgt u langzaamaan de hele ruimte, want we hebben drie boeken over het ontstaan van het heelal.
En dan krijgt u fundamenten.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Maar voor veel van wat er in zijn boeken geschreven staat, geeft het lezen nog geen zeker weten:
En uiteindelijk moet u nog zeggen: ‘Achter de kist, Jozef Rulof, zal ik zien of je gelijk hebt.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Maar als dit de lezer tegenhoudt om wat geschreven staat verder te onderzoeken, dan houdt zijn ‘maar’ de verdere verruiming van zijn waarheid tegen:
Maar wanneer u hier blijft ‘maren’, komt u toch nooit verder, daar gaat het ons om.
Als u hier zegt: ‘Maar, maar, maar, maar’, dan hoeven wij geen twintig boeken meer te schrijven, en u hoeft er geen tien meer te gaan lezen, want hier breekt ge reeds uw innerlijke nek; hier staat uw dode punt, want de eerste ‘maar’ houdt u voor de andere verruiming tegen, er is geen brug meer.
Is dat zo?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Daarnaast kan ook de geestelijke kennis die men niet zelf kan onderzoeken uitermate interessant zijn, omdat het de lezer bijvoorbeeld kan vrijwaren van de pijnlijke gevolgen van ‘zelfmoord’:
‘Maar’, zeggen de mensen, ‘het wordt makkelijker door dit te weten.
Ik pleeg nu geen zelfmoord meer, nu ik weet hoe die Lantos Dumonché daar een rotting onderging.
Ik schrei niet meer om degene die van mij heengaat, die sterft, die zie ik aanstonds terug.
Duizenden en duizenden wetenschappen, problemen werden nu voor mij openbaringen.’
Ja?
Voor u niet?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef weet welk geluk het voor de lezer wordt als die zijn persoonlijkheid verruimt:
En ik wil u graag de voldoening geven die uit mij komt.
Ik wil duizend jaar praten om het u te geven, want ik weet welk geluk het wordt voor straks.
U bent ruimer.
U doet die dingen anders.
Hier in de maatschappij gaat u anders handelen.
Wat u gisteren niet kon, doet u vandaag, dat geeft u een kleurtje, dat geeft u bezieling.
Uw toon, kunstenaars, uw klank op de piano die wordt lichter.
Uw kleurtjes als kunstschilder worden anders.
U ontwaakt in alles.
Uw persoonlijkheid verruimt.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951

Dat bestaat niet

Er zijn mensen die door hun verlangens hun hiernamaals met hun aardse geliefden bevolken:
Ze zijn aan gene zijde van het graf en weten het niet.
Ze leven daardoor in een onwerkelijke wereld.
In het leven van de geest voeren ze hun aardse kleding mee, hun sieraden.
Ik zei u al: in dit leven schépt uw verlangen.
Hierdoor zijn ze zelfs in staat hun sfeer te bevolken met wezens, die nog op aarde leven!
Ze praten en zien hun verwanten, hun vrienden, die ze op aarde achterlieten, en niemand zou hun in dit stadium kunnen overtuigen, dat deze hier níet aanwezig zijn ...
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Waarheid geeft rust:
Als u dan in huis neerzit, dan bent u waar en die waarheid – wil u zeggen – dat is rust.
Waarheid is hartelijkheid.
Waarheid is begrijpen.
Lezingen Deel 2, 1951
Maar niet iedereen is tevreden met die rust:
Maar wanneer u te hoog grijpt, wanneer u meer wilt bezitten dan u kunt, dan u hebt aan gevoel, aan bewustzijn hebt, dan wordt het leugen en bedrog.
Lezingen Deel 2, 1951
Jozef Rulof geeft een voorbeeld van iemand die haar mening voor waarheid verkocht:
Daar, in de hoek van de zaal hangt een foto van Elise van Calcar, een vrouw, die veel voor het spiritualisme heeft gedaan, maar zij zei: ‘Er bestaat geen reïncarnatie.’
En dat woord van deze vrouw, die dacht iets te weten en een goed verstand had, wordt letterlijk aanvaard.
Maar ik kan thans de woorden van Elise van Calcar weer rechtzetten, ík kan zwoegen om de reïncarnatie erdoor te krijgen.
Want dit is de mogelijkheid voor ál het Leven van God, om te evolueren.
Er is niets anders!
Ik kan nu tegen al die gelovigen – spiritisten – vechten op leven en dood, voor hun eigen vooruitgang, want ze staan op een dood punt.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Doordat spiritualisten hun eigen mening als waarheid poneerden, werd het contact met de geestelijke wereld bezoedeld, want die mening kwam niet uit de geestelijke wereld.
Daarnaast heeft die bezoedeling ook geestelijke gevolgen.
Jozef Rulof heeft met zijn meester Alcar in uitgetreden toestand Elise van Calcar in haar hiernamaals bezocht.
Hij zag dat haar geestelijke lichaam oud bleef omdat zij zich geestelijk niet kon verruimen.
Haar volgelingen op aarde hielden haar verruiming tegen, omdat ze haar onwaarheid in zichzelf herhaalden, en zij kon als veroorzaker deze onwaarheid niet meer terugnemen en ongedaan maken.
Hierdoor bleef zij in de geestelijke onwerkelijkheid leven die ze zelf gecreëerd had, omdat die onwerkelijkheid door anderen gevoed werd.
Deze toestand zal pas oplossen als niemand meer haar onwaarheid vasthoudt en uitdraagt:
En nu en nu en nu? ... Is dit ganse universele, mooie, machtige, geestelijke contact bezoedeld door de spiritualiste, Elise van Calcar.
Is dat niet jammer?
Val ik haar soms aan?
Nee meneer, nee mevrouw, aan Gene Zijde wilt u de waarheid.
Ik heb ze gezien, ik zeg: ‘Meester Alcar’, ik heb, jarenlang heb ik dat moeten horen, ‘waar leeft zij?
Leeft zij reeds aan Gene Zijde?’
Hij zegt: ‘Ja, wij kennen haar.’
Elkeen die maar één woord uitspreekt voor Christus, kent men aan Gene Zijde.
En toen ging ik naar dat oudje.
Ze bleef oud.
Een mooi mens.
Mooie persoonlijkheid.
En meneer, ze bleef oud.
Ik zeg: ‘Meester Alcar, wat is die ouderdom hierzo?’
Hij zei: ‘Omdat ze vastzit aan onwaarheid.
De mens draagt dat door (de mens geeft die onwaarheid aan andere mensen).
Ze kan nu niet ontwikkelen.
Ze blijft oud, ze blijft aards.’
Die vervloekte gedachten die zij ruimte gaf hier op aarde in onze spiritualistische, geestelijke maatschappij, die houden haar tot de aarde gedrukt, ze kan niet uitstijgen boven haar innerlijk.
Die onwaarheid die ze aan de mens heeft gegeven houdt haar nu buiten de eerste sfeer gevangen, mevrouw, want met zo’n narigheid en zo’n naslomp kunt u de eerste sfeer, die werkelijkheid is, niet betreden.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Het verkopen van haar mening voor waarheid was hoogmoedswaanzin:
En dan sta je weer, dan sta je voor Elise van Calcar, die al twintig jaar over is, zitten we nog met Elise van Calcar hier in onze maag.
En nu is zij daar geestelijk bewust, in de eerste sfeer?
Zou ze wel willen!
Ik vroeg haar: ‘Bent u gelukkig?
Tranen?
Hier in de sferen nog tranen?
Schreien van armoede?’
Ik zeg: ‘Mevrouw, schrei om uw eigen hoogmoedswaanzin, om de bluf die u hebt gekend, die u aan de mensheid gaf.
Maar u wist het niet.’
Dat was bluf.
Dat was hoogmoedswaanzin.
U moet eerst dan iets zeggen, dame en meneer, als u het weet.
Dan mag je zeggen: ‘Het bestaat niet.’
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
In de geestelijke wereld kan men alleen naar het licht als elke gedachte in harmonie is met de waarheid, met de werkelijkheid, met het leven zoals het gevormd is.
Dan is een gedachte waar, en is die gedachte één met de werkelijkheid.
Het denken van die gedachte geeft dan een harmonisch éénzijn met het werkelijke leven:
Want naar uw gevoel, bewustzijn, handelen, denken, is dat uw licht, uw leven, uw wereld.
Uw wereld, uw ruimte.
En denk je maar even verkeerd, dan kun je absoluut niet in het harmonische licht zijn, in die ruimtelijke rechtvaardigheid, wetgevende machten en krachten, denken en leven; want u bent niet in het harmonische éénzijn voor die gedachte.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952

Controle door ons gevoel

Wanneer we naar de waarheid zoeken, kunnen we onze persoonlijkheid verruimen en nieuwe waarheid beleven:
Dat wil zeggen, meneer: we moeten naar de waarheid zoeken.
En de waarheid beleven.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
We kunnen onze kennis verruimen als we vrij onderzoeken, onbevooroordeeld:
Vrij, wij onderzoeken.
(Meneer in de zaal): ‘Het gaat toch om de waarheid?’
Daar gaat het om.
En u test mij zoveel als u wilt.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
De waarheid liefhebben:
Lief te hebben alles wat leeft, de waarheid lief te hebben en dat wat verkeerd is naast u neer te leggen, te luisteren naar het hogere, het uitdijende, het werkelijke, de waarachtige eerste voetstap als fundament in de geest, leeft u daar nu niet voor?
Lezingen Deel 3, 1952

Vervorming

De eerste stap om de vervorming door de persoonlijkheid te minderen is te kijken wat er waar is in ons denken:
Ik heb het verleden verteld, als we een school hadden, als ik de school mocht opzetten met geestelijke ontwikkeling, dit is universele ontwikkeling, maar de geestelijke ontwikkeling, dan begonnen wij bij het eerste, en dat doet de meester aan Gene Zijde, bij dat allereerste: Wat is waar in mijn denken en wat is onwaar?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
En deze vraag was niet alleen voor de apostel Petrus bestemd:
Nu staan wij reeds voor dit geval: wat is de waarheid van uzélf?
Hoe diep bent u in uw woord?
Heeft uw woord geestelijke betekenis, dus reeds geestelijk fundament gekregen?
Kunnen wij, kan God, kan Christus, daarop rekenen?
Nietwaar soms, dame ... Petrus, die naast Christus wandelde, liet de haan kraaien!
Ook voor ons kraait diezelfde haan.
Ja, dame, soms voor heel ons karakter en nu weet u meteen, wat ik bedoel en wat wij voor onszelf te doen hebben.
Voor hoeveel honderden gedachten en gezegden moet nu die Jeruzalemse haan nog kraaien voor ons, in deze maatschappij, voor Christus en ons geestelijk leven?
Wat blijft er van onszelf over, dame, wanneer wij voor die werkelijkheid komen te staan?
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Jozef Rulof heeft zich vrij en leeg gedacht, door al zijn gedachten te beleven en af te maken:
Maar hoe leer ik denken?
Nu kunnen we menselijk, lichamelijk, maatschappelijk leren denken.
We kunnen geestelijk gaan denken.
Miljoenen, biljoenen processen, die bedenk ik, bevoel ik, en heb ik van a tot z voor de kosmos, voor de ziel, voor het leven, voor het gevoelsleven, voor krankzinnigheid, psychopathie, voor de planeten en sterren, allemaal beleefd, beleefd, beleefd, verruimd, afgemaakt.
Ik ben zo zwaar kosmisch geladen, meneer, er is niet één verkeerd gedachtetje in mij dat mij zou kunnen storen.
Ik ben zo leeg als wat.
Ik ben volkomen leeg, leeg.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Vele mensen kunnen niet goed denken omdat ze vol onafgemaakte gedachten zitten:
(Mevrouw in de zaal): ‘Hoe kunt u dan denken als u leeg bent?’
Hoe kunt u dan denken als u leeg bent?
Mevrouw, u zit allemaal vol.
U bent duizendmaal vol van iets dat u niet af hebt gemaakt.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Jeus (Jozef Rulof) wordt al van kindsaf geleerd om al zijn gedachten af te maken, zodat hij later door geen berg onuitgewerkte gedachten gestoord kan worden:
Zie je, Jeus, daarvoor moet je thans denken.
Elk ding moet je volkomen afmaken of er komen strubbelingen, je gedachten hopen zich op, je komt voor een berg te staan van onuitgewerkte gedachten.
Jij gaat dan verder, met gedachten die om beleving vragen en dat doe je niet, doch vroeg of laat staan wij op een dood punt.”
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Meester Alcar heeft voorkomen dat Jeus op school maatschappelijke denkbeelden zou opnemen:
De meester wilde, dat hij als kind niets zou leren, een school was voor hem niet nodig, het zou hem voor het mediumschap ongeschikt maken.
En dat heeft meester Alcar voorkomen.
Hij wist waar het kind geboren zou worden, de hoogste meesters van deze zijde konden het waarnemen en voerden hem naar dit zieleleven, dat zich onder al die miljoenen op aarde bevond.
Voor de meester was dit een openbaring.
Hij ziet een dorpje voor zich, een lieflijke natuur, en weet nu, dat hij alles voor het instrument zal kunnen doen.
Geestelijke Gaven, 1943

Het oude Egypte

In de tempels in het oude Egypte wist men dat alleen natuurbegaafden kans maakten om tot een machtig priester ontwikkeld te worden, omdat zij de noodzakelijke krachten daarvoor al in vorige levens hadden opgebouwd:
Alleen natuurbegaafden bezitten deze krachten en eigenschappen en je kan ze niet leren.
Tussen Leven en Dood, 1940
Priester Dectar sloot met een geestelijke concentratie het verleden van zijn leerling Venry af, zodat Venry volledig leeg kon beginnen aan zijn opleiding.
Alles wat Venry voor zijn binnentreden in de tempel had beleefd, moest hij tijdelijk vergeten, zodat hij in niets gestoord zou worden:
Maar vooral, omdat wij geheel leeg moeten beginnen en niet daar, waar het volop licht in je is.
Dat zijn dus al de gebeurtenissen, die je hebt beleefd?
Al die jaren moet ik óf afbreken, óf afsluiten.
Maar nu ik weet, wat je wacht en je leven is geweest, sluit ik nu al die belevenissen tijdelijk af en gaan wij beginnen, toen je tot mij kwam.
Van dat ogenblik af heeft dan ook je ontwikkeling een aanvang genomen.
Al dat andere, Venry, zal je dus tijdelijk vergeten, omdat er niets in je moet zijn, dat je nieuwe leven stoort.
Vanuit een duisternis, die je als een leegte voelt, gaan wij nu verder.
Alléén die gedachten en gevoelens kunnen nu in je zijn en je voelt zeker wel, dat dit alleen door onze hulp mogelijk is.
Tussen Leven en Dood, 1940
De priester werd geleerd om een wild dier onder controle te krijgen door een gevoelsverbinding.
Die controle moest zo ver opgevoerd worden dat de priester een wild dier tijdens zijn aanval kon stoppen:
Heb je de panter niet in zijn gevaarlijke sprong tegengehouden, toen hij zijn prooi, een jong kind, wilde bespringen?
Heb je het gevecht van de leeuw en de tijger niet voorkomen, door je wil en je macht?
Tussen Leven en Dood, 1940
Dectar vertelt zijn leerling Venry dat ook de uitgetreden priester geestelijke onwerkelijkheden kan beleven door zijn verlangen naar de ‘Grote Vleugelen’, waarmee men het beleven van de universele waarheid bedoelde:
„Wij allen kunnen in de wateren afdalen, Venry, maar om al dat leven te verklaren, dat is niet zo eenvoudig.
Er was een priester, die heel veel kon verklaren, doch later bleek, dat het niet tot de werkelijkheid behoorde en alles had geen waarde meer.
Wij moeten dat kunnen vaststellen, Venry, en al die werelden kunnen volgen, of wij leren de wetten niet kennen.
Wat hij op de eerste zittingen had verklaard, wat voor de meesters wonderbaarlijk was, scheen later tot de onwerkelijkheid te behoren.
De farao was woedend en dat is niet goed voor Isis.
Andere Tempels zijn daardoor te gronde gericht.
Wat wij verzamelen moet grond van bestaan hebben, of wij komen niet verder.
Als je daar in de werkelijkheid kunt zien, zal dat Isis en ons allen groot maken, doch aan eigen gedachten heeft men hier niets.
Er waren priesters, die prachtige gaven hadden ontvangen, doch zij dachten al die werkingen te zien, maar in hun verbeelding.
Een later onderzoek bracht aan het licht, dat zij wartaal hadden gesproken en zij waren zich daarvan niet eens bewust.”
„Maar dat is toch te zien, Dectar?”
„Neen, beste vriend.
Zij zien het en beleven een wereld en al dat leven zien zij voor zich en toch is dat slechts schijn.
Hun ijdelheid en hebzucht en het verlangen naar het bezit van de Grote Vleugelen is daarvan schuld.
Allen hebben hun kastijding ontvangen en er zijn er, die men doodde.
Al dat voelen en zien hebben wij kunnen volgen, Venry.
Gaven te bezitten is de allergrootste schat, die de Goden ons mensen kunnen schenken, maar te denken ze te bezitten en in gedachten te leven zoals zij het willen zien en het zich voorstellen, dat is fataal, Venry.
Dan gaan wij allen te gronde.
De meesters zijn zeer volgzaam, maar wee hen, die denken te zien, wat toch niet tot de werkelijkheid behoort, zij vernietigen zichzelf.”
Tussen Leven en Dood, 1940
Als een priester het hoogste bereikte, werd hij geëerd als een godheid:
Hier hebben de groten der aarde naar verlangd.
Egypte deed er alles voor om deze Goddelijke éénheid te beleven en men is ook daar zover gekomen.
Zo’n priester, u weet dat zeker, was daar een godheid!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
De hogepriesters hadden zich tientallen levens toegelegd op het ontsluieren van de waarheid:
En tien gram sensitiviteit voor dit, daar kunt u dertig levens voor beleven, voordat u dat gevoel bezit.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951

Gevoelsgraad

In de eerste lichtsfeer begint de mens te voelen hoe belangrijk het is om zelf waar te zijn in alle gedachten en handelingen:
Aan Gene Zijde in de eerste sfeer, als u daar bent, dan hebt ge u maar te buigen voor alles.
Er zijn – ik heb u dat verklaard, ik heb u met die levens verbonden – geen verkeerde gedachten meer in de mens.
Eén verkeerde gedachte slaat u uit de eerste sfeer.
Neen, die sfeer lost reeds voor u op.
En wat doet u nu?
Kunt u buigen?
Brengt u harmonie met uw gevoelsleven?
Komt u bij vrienden en kennissen en brengt u daar de levenswijsheid en de waarlijke vreugde voor het wijsgerige stelsel, dat dus u zélf bent, dat u naar de liefde voert?
Wanneer beleeft ge de waarlijke liefde?
Gaat het vandaag in uw linkerhand en morgen in uw rechter over en dan maar weg?
Daar staat ge eerst voor het eerste fundament, en dat is – nu komen wij tot het woordenboek – en dat is: bent u waarachtig wáár?
Bent u waarheid in alles?
Bent u harmonisch voor miljoenen levenswetten?
Bent u rechtvaardig voor elke gedachte?
Kunt u een fout aanvaarden?
Of legt u daarbij reeds een ander visioen om het foutje te verdoezelen, te omsluieren?
Kunt ge waarlijk open en oprecht zeggen: ‘Ja, ik was verkeerd’?
Want dan kunt u verder.
Lezingen Deel 2, 1951
In de tempels op aarde kon een adept pas aan de geestelijke ontwikkeling beginnen, wanneer hij ophield met stoffelijk te denken:
Als u leert denken, als ik u college kon geven, als ik u kon aanvaarden als adepten, en u was elke dag bij mij, dan gingen we wandelen.
Hoe deed Socrates met zijn leerlingen?
Hoe heeft het oude Egypte, die cultuur, dat bewustzijn opgebouwd?
Hoe leeft Tibet?
Wat hebt u voor een gevoelsleven?
Hoe denkt u over een tempelleven, een tempelbestaan in Tibet, Brits-Indië, Indië (Indonesië)?
Dat men dag en nacht met u spreekt?
Jaren en jaren zwijgt men daar, en dan wacht men op u, wat u voelt.
En praat u weer stoffelijk dan laat men u weer twee jaar wachten.
Zo hebben mensen veertien en twintig jaar moeten wachten voordat zij het eerste woord ontvingen.
Het ligt aan uzelf, dat hebt u ...
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Om de waarheid te kunnen beleven, moet Jozef Rulof zich vrijmaken van al het stoffelijke denken:
Hij weet nu dat meester Alcar kosmisch bewust is en dat hij goddelijke waarheid zal beleven, want hij kan zich nu reeds oriënteren.
Hij kan, indien hij wil – en dat hoeft niet meer – vergelijkingen maken met de aarde want hij weet nu waarin hij leeft.
Hij kijkt en hij kijkt, en hij kent de kracht van dit licht.
Hij zíét licht omdat hij licht ís.
Indien in zijn leven er één verkeerde gedachte zou zijn dan stond meester Alcar machteloos en zou zeggen: ‘Wat moet ik met u beginnen?
Waarheen wij gaan bevindt zich de reine klaarte.
Daarin is alles liefde, dus gij moet u vrijmaken van al het stoffelijke denken.
Er kan alleen liefde in u zijn, willen dienen, baring en schepping.’
Bent u nu – u gaat vergelijkingen maken – bent u nu gereed om met meesters op te stijgen, boeken te schrijven, boeken te ontvangen indien u maar één leugentje wilt aanvaarden?
U ziet nu, u voelt nu reeds wat er van u als mens op aarde wordt verlangd indien gij dit zult beleven en ontvangen.
Dan hebt ge ook waarlijk contact.
Maar één verkeerd woord, ook al weet de mens dat zelf niet eens – en dat is natuurlijk veel erger, want gij zult thans bewust zijn in uw denken en uw voelen – indien ge weet dat ge verkeerd zijt en ge denkt dat een mens te kunnen schenken, zoals er toch op aarde gebeurt, stemt gij u af op een verschrikkelijke duisternis.
En ga nu eens na wat er op de wereld en in uw maatschappij alzo te koop is op dit gebied.
Lezingen Deel 3, 1952
De universele waarheid laat zich pas kennen in de vierde lichtsfeer:
‘Het is mijn doel’, zegt meester Alcar, ‘uw leven tot de ruimtelijke eenheid te brengen.
Wij zullen de goddelijke openbaringen beleven voor de astrale en stoffelijke kosmos.
Hierdoor ontvangt ge uw kosmisch bewustzijn.
Indien u deze fundamenten kunt leggen, hoe er ook op aarde tot uw leven en persoonlijkheid gesproken wordt, André, later kunt ge u bewust op een wet instellen en dan eerst spreekt de levenswet voor uw wezen en persoonlijkheid en bent u één met alles.’
Indien er liefde, harmonie, begrijpen in u leeft, of gij zult geen contact kunnen beleven.
Is dat niet zo?
‘Dan hoeft ge niet meer naar de goddelijke wetten te zoeken, neen, u slaat ze uit uw leven vandaan.
Maar indien gij gereed zijt, dan zal op hetzelfde ogenblik, waar gij ook zijt en u instelt, dan spreekt het leven tot u en vertelt u nu van de eigen verkregen geestelijke en stoffelijke evolutie.’
Dat doet een bloem, dat doet het water.
Dat deed een hond, dat deed een kat, dat deed de nacht, dat deed de zon, maan en sterren; alles gaat nu spreken en alleen omdat u in harmonie bent.
Is er nu leugen, is er bedrog, dan hebt u die ijlheid niet in u, want uw goddelijkheid is nu het fundament om die eenheid te ondergaan.
‘En dat’, zegt meester Alcar, ‘hebben wij ons eigen moeten maken en bezit elkeen in de sferen van licht, de vierde sfeer legt het eerst in uw handen.’
Als u in de vierde sfeer bent dan bent u een kosmisch bewuste, dan bent u een geestelijke eenheid, dan bent u waarachtig lief.
Lezingen Deel 3, 1952

Naar de aarde

Straks worden door het directe-stemapparaat de onwerkelijkheden opgeruimd waarin er miljoenen jaren is geleefd:
En dan betreden wij de geestelijke levensgraad voor de mens, voor het dier én de ruimte.
En dan is de zon anders, dan is de mens anders, dan weet men op aarde dat er leven achter de dood is.
Dan kent de psycholoog de geest en de persoonlijkheid, dan weet de mens hoe hij leven moet en dan ...?
Ja, dan eerst valt die eerste Adam en Eva omver, dan eerst kunt gij die voetstukken wegtrekken.
En dan ziet de mensheid en dan ziet de enkeling dat er miljoenen jaren is geleefd, is gedacht in een onzichtbare wereld, in een onwerkelijkheid en eerst nu de mogelijkheid, het uur van bewustzijn is gekomen om die nieuwe fundamenten voor zichzelf te leggen.
Lezingen Deel 2, 1951
Door de boeken van de meesters kunnen we de wijsheid van Jozef Rulof (Jeus van moeder Crisje) peilen:
Geloof het gerust!
U kunt het weten, doordat u de boeken werden geschonken.
Door deze wijsheid kunt gij Jeus van moeder Crisje peilen.
Maak gerust uw vergelijkingen, wij spreken straks tevens door Jeus en dan staat u voor de meesters van de ruimte en worden uw vragen, hoe die ook zullen zijn, Kosmisch Bewust ... beantwoord!
Zegt het u niets, dan is ook dit alles nog niet voor uw leven bestemd!!
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Die wijsheid kunnen we vergelijken met wat al de groten op aarde hebben gebracht:
Geloof je dit niet?
Ik zal je dat door wijsheid verklaren en bewijzen.
Als je toch voor jezelf vergelijkingen kunt maken, met de wijsheid van ál de groten die op Aarde hebben geleefd, dan kun je mij immers controleren?
Is dat nu niet eenvoudig?
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Ziet u, zo krijgt u gevoel, zo krijgt u ruimte, zo krijgt u ruimte.
En dan moet u nu de boeken eens vergelijken met de boeken die op de aarde door de mensen zijn geschreven op dit gebied.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Via het technische instrument zal de Universiteit van Christus straks de volledige universele waarheid op aarde kunnen brengen.
Dan spreken de meesters rechtstreeks tot de mensheid:
Nu spreken de meesters, nu spreekt de Universiteit van Christus, de universiteit van uw leven – ziet u? – die universiteit leeft in u, dat is de hartelijkheid, de welwillendheid.
Eindelijk gaat ge aan die waarachtige opbouw beginnen.
Ge wordt waarheid, rechtvaardigheid, harmonie en liefde.
Lezingen Deel 2, 1951