Karakter

helemaal van onszelf

Vanwaar komen de innerlijke gelijkenissen met ouders, als we al onze karaktereigenschappen zelf opgebouwd hebben in onze vorige levens?
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
‘In onze eeuwigheid kan niemand anders ons iets duurzaam geven of blijvend onthouden, de vrucht van al ons werken zal door onze eigen ziel geoogst worden.’

Innerlijke gelijkenissen met ouders

Het artikel ‘uiterlijke gelijkenis met onze ouders’ verklaart waarom het gelaat van een kind zo kan lijken op de ouders.
Maar de gelijkenis kan ook innerlijk zijn, in karaktereigenschappen die overeenstemmen.
Deze innerlijke gelijkenis wordt dikwijls oorzakelijk geïnterpreteerd, namelijk dat het kind karaktertrekken van de ouders heeft geërfd.
Het ene kind aardt dan naar haar moeder, het andere kind heeft meer weg van zijn vader, en sommige kinderen krijgen een mix.
Heeft een kind ook nog wat van zichzelf?
Volgens Jozef Rulof hebben we al onze karaktertrekken van onszelf, en hebben we geen enkele karaktereigenschap van onze ouders geërfd.
Ons hele karakter hebben we zelf opgebouwd in onze vorige levens, alle sterke en zwakke kanten van ons karakter hebben we helemaal aan onszelf te danken.
Maar hoe is dan de soms frappante gelijkenis met een karaktertrek van de ouders te verklaren?
Door de ouderlijke invloed!
Er zijn zelfs mensen die tot hun zeventigste jaar nog onder de invloed van hun ouders zitten, en niet de zelfstandigheid hebben om zich los te maken van hun ouders.
Daarnaast is er wel de verbinding met de ziel van het kind, vanuit een vorig leven.
Ouders trekken meestal kinderen aan van wie het gevoelsleven afstemming heeft op hun eigen gevoelsafstemming.
Hierdoor hebben ouders en hun kinderen dikwijls gelijkaardige karaktereigenschappen opgebouwd, elk in hun eigen vorige levens.

Reïncarneren van karaktertrekken

Leven na leven bouwen we verder aan ons karakter.
Waaraan we in het ene leven beginnen, maken we in het volgende leven sterker.
Dankzij de reïncarnatie van karaktertrekken hoeven we niet steeds opnieuw in elk leven van nul te beginnen, want anders zouden we nooit een sterk karakter gevormd krijgen.
Net als bij aanleg krijgen we veel gevoel voor kunst of geestelijk bezit, wanneer we vele levens aan dit bezit werken.
Hierdoor kunnen we zelf bepalen wat we van onze levens gaan maken.
Willen we vreugde bereiken?
Dat is mogelijk.
Willen we elke dag geestelijk bezit beleven?
Ook dat ligt in onze handen.
In onze eeuwigheid kan niemand anders ons iets duurzaam geven of blijvend onthouden, de vrucht van al ons werken zal door onze eigen ziel geoogst worden.

Het leven liefhebben

Op dat oogsten kunnen we beter maar geen tijd zetten, niet voor onszelf en al zeker niet voor een ander.
Want het menselijke karakter is dikwijls nog niet zo fraai.
En het verbeteren van het karakter kost veel inzet, volharding en tijd.
Maar we hoeven niet te kijken naar het karakter van een ander.
Als een ander bedriegt, hoeven wij dat niet te doen.
Als een ander te lui is om aan zichzelf te werken, dan hoeven wij onze geestelijke ontwikkeling daar niet vanaf te laten hangen.
Toen Jozef Rulof aan zijn meester Alcar vroeg hoe hij de karakters van al die mensen in de maatschappij kon opvangen, kreeg hij de gouden raad: Heb het leven lief, dan vang je alles op.
Als je het leven in de mens liefhebt, de ziel, dan hoef je je met het karakter van een ander niet bezig te houden, want dat is toch helemaal van en voor de mens zelf.

Bronnen en verdieping