kerstmis 1946
Artikel in het veertiendaags tijdschrift Evolutie van Stichting De Eeuw van Christus editie kerstmis 1946.
‘Het Kerstfeest in de Hemelen’ is de kerstlezing die door meester Alcar via Jozef Rulof in trance uitgesproken werd in 1945.
U kunt deze lezing hieronder lezen, of downloaden als
of als
Het Kerstfeest in de Hemelen
Vrede zij u allen, in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest!
Ik groet u uit de naam van hen, die overgingen naar de sferen van licht en niet ophouden met u te beminnen, te begrijpen en te leiden!
Gij op aarde viert thans het kerstfeest, de gezegende dag, waarop Jezus Christus, Gods volmaakte Kind, opnieuw in de stof werd geboren om in opdracht van Zijn en onze Vader liefde en bewustzijn aan uw aarde te schenken.
Voor velen is de herdenking van deze dag niet anders dan een werelds feest, een stonde van louter vermaak, die de grauwheid van het jaargetijde aangenaam onderbreekt en veel te snel weer voorbij is.
Zo viert elke mens al naar gevoel en bewustzijn zijn eigen Kerstmis.
In ons leven is dat heel anders.
In de hemelen is het kerstfeest een machtig en heilig beleven, dat door allen zonder onderscheid wordt meegevierd op een kracht, die gij van de aarde niet ondergaan kunt zonder te bezwijken.
Door u ermee te verbinden, hoop ik evenwel te bereiken, dat ook gij ons beleven benadert, opdat ge althans iets van ons geluk in u voelt.
Er is een chaos op uw wereld, de mensheid zoekt zich nog te herstellen van de wonden, die zij opliep, en tracht temidden van alle naoorlogse problemen een nieuw, vreedzamer bestaan op te bouwen.
Meer dan op andere dagen zijn uw kerkgebouwen gevuld met knielende mensen, die het Kind van Bethlehem raad en troost vragen.
Wie scherp luistert en zich instelt op Gods volmaakte Zoon, wie Zijn leven en woorden overdenkt, niet als een smekeling, maar als een naar weten en werken verlangende ziel, hoort Christus’ stem boven het rumoer van de wereld uit.
Zijn stem, die belevend en bezielend zegt: „Laat de kleinen tot Mij komen, want hun behoort het rijk der hemelen!”
De mens, die deemoedig zijn hoofd buigt en zichzelf wil bevechten en verliezen, zal God en Christus winnen.
Hij daalt diep af in de ernst en de heiligheid van het leven en weet wat hem te doen staat.
Zie, zó beleven wij, hemelingen, de dag van Christus’ wedergeboorte, die nu ook voor ons de nieuwe en wel geestelijke geboorte betekent.
Ik vraag u nu met mij op reis te gaan.
Tracht u op mij in te stellen, maak u daartoe los van uw eigen voelen en denken.
Pas dan is het mogelijk, dat ge loskomt van uw eigen wereld en die van Christus betreedt.
Ik voer u naar sferen van licht, naar óns kerstfeest.
Wij vieren dat niet op uw tijd, want deze stemt niet met de werkelijkheid overeen: de Messias werd op een vroegere datum geboren dan u aanneemt.
Wij stellen ons met de biljoenen zielen hier in op het heilige ogenblik, dat Christus van het Goddelijke Al uit naar de aarde afdaalde.
Neergeknield, overweldigd door het onmetelijke gebeuren, schouwen wij in het Al en beleven, hoe Christus Zich voor Zijn afdaling gereedmaakt.
Hoe veel schoner, hoe veel natuurlijker was dit dan gij op uw aarde gelooft.
Tracht mij aan te voelen, blijft dicht bij mij, wellicht kunt ook gij dan met uw innerlijke ogen die heiligheid waarnemen.
Weet dan eens en voorgoed dat Christus’ afdaling in Zijn Moeder op dezelfde natuurlijke wijze geschiedde als bij elk van Gods Kinderen het geval is.
Onze Vader is rechtvaardig in al Zijn Werken: zo kón Hij geen afzonderlijke wetten maken voor een van Zijn Schepselen.
Christus was mens als wij, geen wet, geen graad werd Hem geschonken.
Maar hierover leest ge meer in het boek van meester Zelanus: „De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien”.
Maria en Jozef kwamen tot een normale, menselijke verbintenis, die door hun liefde jegens elkander geheiligd werd en bekroond door het aantrekken van Christus’ Ziel.
Alle hemelen stromen leeg, we dalen af naar de stal van Bethlehem en volgen daar het machtige gebeuren.
Wanneer de geboorte van Christus plaatsvindt, zingen de Engelen, die eens op aarde leefden en nu de volheid van hun astraal stemgeluid aanwenden om hun geluk, hun dankbaarheid in hemelse klanken te uiten.
Wij liggen neergeknield tussen de herders en de Drie Koningen en maken ons een met het moedergeluk van Maria.
Haar geheiligde staat voert ons terug naar onszelf en we mediteren over onze eigen levens en we vragen ons telkens af, hoe wij ons eens vergaten en deze, Gods heiligste wet in de ruimte, bezoedelden.
U leert hieruit, hoe wij hemelingen dit wonderbaarlijke gebeuren niet als een sensatie bezien, maar als een genade, die ons te leren heeft.
Aan deze Zijde leerden wij diep in een wet binnen te gaan en haar tot in de diepste graad af te tasten en eigen te maken!
Wij volgen de jeugd van Christus en zien Hem als klein kind, als een jongen van uw tijd spelend en ravottend en toch weer anders.
Onder het spel kan Hij plotseling ophouden en naar een stille plek gaan om er te mediteren, want van het ogenblik, dat Hij Zijn ogen opensloeg, stond de Goddelijke Bezieling op dit leven ingesteld en dit bleef zo tot Zijn laatste seconde op aarde.
De jaren gaan rustig voorbij.
Christus ontvangt Zijn scholing van Zijn vader en moeder en van anderen.
Er is niets onnatuurlijks of buitengewoons, wat we ervaren, Zijn leven is nog als van ieder ander kind.
Wel is er een bovennatuurlijke stilte in en om Zijn wezen.
Tracht u daar eens in te gaan, zoals wij dat doen, dan wordt u iets geopenbaard van de Goddelijkheid, die Zijn leven en bestaan vult.
Op twaalfjarige leeftijd treedt zijn bewustzijn aan de dag.
Overtuigd van Zijn krachten gaat Hij de tempel binnen en onderhoudt zich met de schriftgeleerden.
Hij verbluft hen met Zijn kennis, die nu al volledig op de wetten van Zijn en onze Vader is ingesteld.
Hij spreekt van Zijn intuïtie uit, Zijn gevoel, dat Hij in Zijn miljoenen levens eigen maakte en dat Alvermogend werd.
Dan komt de tijd dat het huisje en het dorp van zijn ouders Hem te klein worden.
Hij zwerft uit naar buiten en zoekt de natuur op.
Hij verbindt Zich met het leven van boom, plant en dier en volgt hun ontwaken en groei.
Hij beleeft de regen en de wind, het onweer en de bliksem, de maan en de zon, de nacht en de dag en dringt door tot hun kosmische diepte.
In die uren gaan we aanvoelen, hoe ernstig Christus Zich op Zijn taak voorbereidt en we zien ook, dat Hij daarin niet verder gaat, dan Hij op dat ogenblik verwerken kon, hetgeen voor u en voor ons een les is ook in óns beleven geen stap over te slaan.
Nu maakt Christus Zich los van de natuur en stelt Zich open voor het hogere leven op aarde: de mens.
Hij volgt hoe deze in de moeder groeit en gestalte krijgt.
Hij maakt zich één met het geboorteproces en beleeft de vorming van de persoonlijkheid.
Weken en maanden lang peilt Hij de mensen om Hem heen en volgt Hij al die graden en bewustzijnstoestanden, totdat Hij boordevol is.
Eindelijk keert Hij terug naar Zijn heilige moeder, die dag in dag uit bezorgd en beangst naar Hem heeft uitgezien en niet te troosten was door het woord van vader Jozef.
Als Hij kalm en ernstig de kleine woning betreedt, vraagt zij schreiend: „Mijn Kind, waar bent Ge zo lang geweest?”
En Hij antwoordt haar met een gezegde, dat voor elke ziel in de ruimte van betekenis is: „Maar, Moeder, waar kon Ik anders zijn dan bij het leven van Mijn Vader?”
Nu begrijpt moeder Maria haar eigen Kind niet meer.
Christus gaat voorbij aan haar geschrei, eens zal zij Hem en Zijn Goddelijke taak hier begrijpen.
Medelijden kent Hij als Albewuste niet.
Hij gaat naar Zijn kamertje en sluit Zich af voor het rumoer van de aarde om verder te gaan in Zijn kosmische meditatie.
Wij bevinden ons nu met Hem in deze kleine ruimte en zien daarin thans het Goddelijke heelal.
Er brandt een klein licht, het is avond en een machtige stilte omvat ons allen.
Hierin leren wij beter dan ooit de eenvoud van Gods volmaakte Kind kennen en voelen aan wat het zeggen wil, goddelijk bewust te zijn en toch alles van de aarde, zelfs de laagste instincten daarvan, lief te hebben.
Ook dit moeten wij nu ervaren: dat we Christus slechts kunnen volgen tot de graad van denken en voelen, die we ons tot nu toe hebben eigen gemaakt.
Wij moeten aanvaarden, dat wanneer Christus Zich opsloot en in gevoel loskwam van de aarde en de hemelen, Hij direct met Zijn Vader verbonden was, onze bezieling, onze kennis, onze liefde niet toereikend is.
Nóg niet, weten we ook, want naast dit besef ligt direct het weten, ons door Christus Zelf geschonken, dat we door aan onze eigenschappen te werken, meer nog dan tevoren ons zelf in te zetten, eens wél zo ver zullen komen.
Dit toch is de machtige, bezielende betekenis van Christus’ leven, dat wij als elke andere ziel, zelfs al werkt ze voor het kwaad, eens Zijn Goddelijke staat zullen bezitten!
Wij wachten rustig af, tot het leven van Christus ons naar een andere toestand voert.
Nu beleven we hoe Hij, volkomen gereed, in het openbaar treedt.
Hij trekt de mannen aan, die Hem en de wereld als Zijn apostelen zullen dienen.
We zien Hem in Zijn sneeuwwit gewaad door de velden gaan en Zijn Heilig Evangelie verkondigen.
Hij geneest die in Hem en Zijn Vader geloven kunnen naar lichaam en ziel.
Hij ontmoet liefde en begrip, maar ook woede, hoon en gemeenheid.
Maar Hij blijft onder alle omstandigheden Zichzelve gelijk.
Hij, als Goddelijk-Bewuste, kent beter dan wie ook in de ruimte de afstemmingen van de mensen, tot wie Hij zich richt.
Hij weet ook, dat dit Zijn uur is en dat Zijn Woord eens zal worden aanvaard en nagevolgd.
Hij spreekt niet alleen voor de mensen van Zijn tijd, Hij getuigt voor alle eeuwen.
Er ligt een alvermogende zekerheid in Hem en elke stap, die Hij doet, is berekend.
Nimmer is er zwakte, aarzeling of twijfel in Hem, ook niet als Hij denkt aan wat Hem wacht: Zijn Kruisdood.
Hij Zelf begeert deze smadelijke behandeling, of zij zou Hem niet geschieden.
Al voor Hij naar de aarde afdaalde om de mensheid naar een hoger leven op te trekken, wist Hij, dat Zijn stoffelijk Leven op de Calvariënberg zou eindigen.
Daar toch, op die schandeplek, zou Hij de gelegenheid krijgen om Zijn Woord te bewijzen, dat Goddelijke woord, dat voor de hele mensheid, op welke graad zij ook leeft, van universele betekenis zou zijn:
„Gij, mens, zult de Goddelijke Volmaaktheid bezitten, wanneer ge in staat bent uw liefde, uw willen met uw leven te betalen.
Pas dan bewijst ge op volle kracht, dat ge kunt wat uw Vader vermocht, en zal Hij leven in u en gij in Hem!”
We zijn naast Christus in de hof van Gethsemane en later op Golgotha.
Om ons heen klinkt wild en wreed het gejoel van de onbewuste menigte.
Wij ondergaan de haat, die zij op Hem afzenden, we voelen al naar onze graad de pijnen, die zij Hem opleggen, en menigeen onder ons zinkt bewusteloos door deze smarten ineen.
Maar keer op keer herstellen zij zich en zetten zij zich opnieuw in om de pijnen van hun Goddelijke Zaligmaker aan den lijve te ondergaan om daardoor te bewijzen, dat zij leven en dienen willen als Hij.
En boven ons zingen weer de hoogste Engelen.
De Engelen en verdere werelden staan open en hun licht verbindt zich en straalt neer op de lijdende, stervende Messias.
Christus hoort de stemmen en ziet het licht en Hij glimlacht.
Nu breekt ook het hart van de sterksten onder ons.
Wij smeken God om kracht in ons verlangen om ook de laatste seconde volbewust te mogen beleven.
We bidden onze God om strijd en beproeving, om loutering, want eenieder van ons wil hoger gaan, dieper in Zijn leven komen om het groter straling, dieper inhoud te geven.
Dan maakt Christus’ Ziel zich los van Zijn gemarteld lichaam en de Zijnen uit het Al vangen Haar op en voeren Haar omhoog, begeleid door het gezang van de miljoenen engelen.
Op aarde verduistert een wijle het daglicht, een ogenblik houdt al het leven daar als het ware de adem in, als verbijsterd door de macht van dit gebeuren, maar dan breekt de hel weer los.
Uit dit beleven van Christus’ wandeling over de aarde bestaat óns kerstfeest.
Mijn broeders en zusters van de aarde, ik vraag van u, wat wij en André (Jozef Rulof) deden: tracht tot eenheid te komen met het leven van Christus, put daaruit in deze kerstdagen en later, volg Hem in Zijn gedachten en daden en pas alles op uw eigen leven toe, ge zult dan geheiligd en gezuiverd naar de mensen terugkeren om wat u won in hun midden naar de letter toe te passen.
Maak u los van uw beperkte-ik, breek af in u wat verkeerd is, offer en geef het schoonste van uzelf en ge beleeft uw eigen Golgotha.
Smart en wanbegrip zult ge te verduren krijgen, zoals uw Messias, maar als Hij zult ge in dat ernstige, smadelijke uur het gezang van de hemelen horen.
En dit zal voor u het teken zijn, dat ge groeiend zijt en op weg om een hogere en gelukkiger levensgraad te bereiken.
Ik bad Christus tijdens ons kerstfeest hier om een licht te zijn in de duisternis op aarde.
En daar dit, mijn verlangen op volle kracht naar Hem uitgezonden werd, beloonde Hij mij door mij een taak te schenken, een taak, die ik ook door dit woord help volbrengen.
Laat dit gebed ook het uwe zijn in deze dagen en wanneer gij er met uw volle persoonlijkheid, met gans uw wil achterstaat, zult ook gij in Zijn Naam mogen arbeiden.
God en Hij zegenen u dan en zeggen u: „Goed zo, Mijn Kind.
Wij zijn bij u en volgen u!”
Ik ga nu heen en dank u allen voor de liefde, die gij mij toedraagt.
Ik ben ontroerd door alles, wat gij mij door Christus schenkt.
God, mijn God, ik wil U en Uw leven dienen!
Meester Alcar