het wezen van onze ziel
Onze ziel stuwt ons tot evolutie door twee basiskrachten die we gemeenschappelijk hebben met al het leven in de kosmos.
Benamingen
De twee basiskrachten krijgen in de boeken van Jozef Rulof verschillende namen, om verschillende aspecten van deze krachten te belichten.
De schrijvers van deze boeken, de meesters, noemen de eerste basiskracht baring, uitdijing of moederschap.
De tweede basiskracht noemen ze schepping, verdichting of vaderschap.
Het samenspel van de twee basiskrachten noemen ze ‘baring en schepping’, ‘uitdijing en verdichting’ of ook wel ‘moederschap en vaderschap’.
Door de werking van deze twee krachten komt het leven tot vorm en tot evolutie.
Basiskrachten van de Alziel
Het artikel ‘Alziel en Albron’ licht toe dat we als ziel een zelfstandig deel van de Alziel zijn.
De meesters hebben kunnen volgen hoe die Alziel met haar basiskrachten de kosmos heeft gevormd.
Hierdoor leerden ze de fundamentele eigenschappen van al het leven kennen, omdat de Alziel met ‘baring en schepping’ al de levensvormen tot evolutie brengt.
De meesters zien deze basiskrachten in alle evolutiegraden terug, te beginnen met de eerste nevelverschijnselen die in de kosmos optraden.
Later vormden die krachten de macrokosmische levensvormen die wij planeten en zonnen noemen, en de microkosmische levensvormen die wij mens, dier en natuur genoemd hebben.
De eerste baringen van de Alziel
Toen de Alziel haar gevoel de ruimte inzond om tot evolutie te komen, bracht dat eerst trillingen voort.
Uit deze trillingen ontstonden zwakke dampverschijnselen, zoals de mist in de morgen op aarde voordat de zon opkomt.
Deze zwakke nevelen verdampten daarna zodat er weer duisternis kwam.
Toch waren die nevelen niet helemaal weg, ze bleven in de ruimte aanwezig als energetisch plasma.
Door een tweede en een derde reeks nevelen werd de ruimte met nog meer plasma gevuld.
De meesters vergelijken deze ijle nevelen met zwakke gedachten.
Wanneer we als mens ons gevoel vanuit onze zonnevlecht de ruimte van ons lichaam inzenden, krijgen we eerst vluchtige gedachten.
Als ons gevoel blijft stromen, komen we tot afzonderlijke woorden die welgevormde gedachten en betekenisvolle zinnen vormen.
Moederschap
De eerste basiskracht van de ziel is het vermogen om uit het gevoel nieuw leven te baren.
Op aarde wordt dit vertegenwoordigd door het moederschap.
Als een vrouw gaat verlangen naar een kindje, dan stemt zij zich af op dezelfde kracht als toen de Alziel het gevoel kreeg om te baren.
Ook op menselijk vlak zorgt de moeder door een kind te baren dat er nieuw leven gestalte krijgt.
De Alziel heeft al het leven gebaard en tot zelfstandigheid gebracht.
Elke individuele ziel zal dit baren vele malen beleven om het leven tot evolutie te voeren.
Hierdoor worden we ons bewust van deze fundamentele kracht in onszelf.
Uitdijing
Een andere benaming voor de eerste basiskracht van de ziel is uitdijing of verruiming.
De nevelen dijden uit en namen meer ruimte in.
De volgende reeksen nevelen namen telkens meer ruimte in, en konden later in die ruimte blijven bestaan als zelfstandige vormen.
Uiteindelijk verstoffelijkten ze zich tot het uitdijende heelal.
Deze uitdijing is een kenmerk van het leven zelf.
Elke levensvorm heeft deze basiskracht in zich.
Een bloemzaadje in de grond dijt uit tot steel, blad en bloempje.
Een menselijk lichaam is de uitdijing van een bevruchte eicel.
Van een minieme cel groeien we in negen maanden uit tot baby, en achttien jaar later is het lichaam al volwassen.
Deze uitdijende kracht heeft zelfs een heelal gevormd dat vandaag de dag nog steeds meer ruimte inneemt.
Door deze eerste basiskracht van de Alziel zijn uit het niets nevelen ontstaan, en daarna planeten en sterren en de hele kosmos.
Het uitdijende heelal in de mens
Het moederschap geeft de ziel de mogelijkheid om die uitdijende kracht in zichzelf te voelen.
Wanneer het kind in de moederschoot groeit, beleeft de moeder de verruiming aan den lijve.
Ook wanneer we als kind opgroeien, ervaren we de uitdijing van ons lichaam en onze persoonlijkheid.
Als we volwassen zijn, kan de uitdijing innerlijk doorgaan.
De meesters stellen ons de vraag: dijt u elke dag uit?
Geeft u aan uw liefde en vriendschap uitdijing?
Door ons voelen en denken, ons doen en laten, kunnen we onze persoonlijkheid uitbouwen tot een sterker karakter.
Deze uitdijing blijft niet beperkt tot één leven.
Ons gevoelsleven groeit leven na leven, als ziel kunnen we ons leven door reïncarnatie eeuwig laten uitdijen.
Onze persoonlijkheid zal hierdoor ontwaken, en dat wordt ons verkregen bewustzijn.
Dankzij de uitdijende kracht van onze ziel beleven we stoffelijk en innerlijk een kosmische evolutie.
Verdichting als tweede basiskracht
Als de Alziel alleen maar nevelen had gebaard die daarna uitdijden en verdampten, dan zou er geen stoffelijk heelal gevormd zijn.
De eerste reeksen nevelen waren heel ijl, men kon er als het ware makkelijk doorheen kijken.
Elke reeks nevelen kreeg een duidelijkere gestalte en de latere nevelen vormden een dicht, diep en strak geestelijk lichaam.
Deze latere nevelen waren meer verdicht.
De kracht waardoor de nevelen verdichtten, is een andere kracht dan waardoor de nevelen uitdijden.
De tweede basiskracht van het leven kunnen we verdichting noemen.
De huidige aarde is vele graden meer verdicht dan de ijle nevelen.
Op aarde kennen we zelfs stenen en diamanten, zo hard is het leven geworden, zo sterk heeft het leven zich kunnen verdichten en verharden.
Ook in ons menselijk lichaam zien we deze verdichting terug, want uit de zachte eicel hebben we na een paar jaar stevige tanden en beenderen gevormd.
Het uitdijen zorgt als eerste basiskracht voor het innemen en het beleven van ruimte.
Doordat ons menselijk lichaam uitgedijd is van een bevruchte eicel tot onze huidige rechtopstaande gestalte, hebben we ruimte ingenomen en kunnen we die ruimte ook beleven.
We voelen wat er met ons lichaam gebeurt, en we kunnen de aardse levensruimte verkennen en in bezit nemen.
De tweede basiskracht, het verdichten, zorgt voor het terugtrekken en samentrekken van hetgeen eerder was uitgedijd.
Nadat de nevelen waren uitgedijd zorgden de verdichtingsprocessen ervoor dat de nevelen dikker en dichter werden.
Daarnaast begrensden ze het uitdijingsproces.
Doordat die tweede kracht ook werkzaam is in ons menselijke lichaam, worden we geen drie meter hoog, op een bepaald moment wordt de uitdijing afgeremd en stopgezet.
De opeenvolging van uitdijing en verdichting maakt telkens een volgende stap in onze evolutie mogelijk.
Door beide basiskrachten van onze ziel kunnen we een ontwikkeling beginnen en consolideren.
Uitdijing en verdichting zijn elkaar opvolgende fasen die leiden tot de volgende graden in ons evolutieproces.
Graden van evolutie
Het vormen van de nevelen kende zeven tijdperken, zeven graden van evolutie.
In elke graad dijden de nevelen eerst uit, waarna ze verdichtten.
Door zevenmaal uit te dijen en te verdichten bereikten de nevelen een dicht en strak geestelijk lichaam.
Deze zeven graden van evolutie zien de meesters in de ontwikkelingsprocessen van al het leven terug.
Het leven was niet ineens af, de Alziel heeft miljoenen tijdperken gebouwd aan de verdichte schepping.
In elke volgende graad van evolutie maakt de ziel gebruik van wat zij geleerd heeft door de beleving van het uitdijen en verdichten van de vorige graad.
Onze geestelijke gestalte
Ook al hadden de nevelen uiteindelijk een strak lichaam gevormd, toch bestonden ze toen nog altijd uit een geestelijke substantie, een soort plasma.
Ze waren nog niet tot het verdichte niveau van de stof gekomen.
Het waren nog geen verstoffelijkte nevelen zoals bijvoorbeeld de spiraalnevelen die later in het heelal verdicht werden.
De geestelijke nevelen bestonden nog niet uit waterdamp, ze bevatten nog geen waterstofatomen.
Maar de Alziel had met deze nevelen al wel een geestelijk lichaam voor zichzelf gevormd.
Als individuele ziel zullen we later hetzelfde doen voor ons leven in het hiernamaals.
In de geestelijke werelden van het hiernamaals is onze geestelijke gestalte zichtbaar voor elke bewoner van dezelfde sfeer.
Ons geestelijke lichaam is een verdichting van onze ziel.
Als ziel hebben wij dezelfde eigenschappen als de Alziel, wij kunnen ons gevoel verdichten tot een geestelijke gestalte.
Licht en kleur
De latere nevelen straalden geestelijk licht uit.
Het licht nam toe naarmate de nevelen een hogere graad van evolutie bereikten.
De meesters zien dit verschijnsel terug in hun eigen geestelijke uitstraling.
Het geestelijke lichaam van de ziel gaat helder licht uitstralen als de persoonlijkheid een bepaalde gevoelsgraad heeft bereikt, een bepaald niveau van bewustzijn en liefde.
De eerste nevelen waren diepblauw van kleur.
Wanneer de nevelen een krachtig licht hadden bereikt, straalden ze een gouden gloed uit.
Toen het gouden licht verijlde, kregen de overgangen van blauw naar goud de kans om zich als zelfstandige kleuren te verdichten, zoals lichtblauw en zachtgroen.
Door het verdichtingsproces ontstonden er daarna meer kleurtinten.
De meesters zien deze vorming van kleuren terug in de menselijke aura.
Ze kunnen aan de kleuren van de geestelijke uitstraling zien welke karaktereigenschappen de mens zich heeft eigen gemaakt, en welke levens de ziel heeft beleefd.
Splitsing
Al het leven krijgt een vorm door de twee basiskrachten.
Op zielsniveau zijn we een eeuwige bron van uitdijing en verdichting.
Om tot voortplanting en evolutie te komen, is er echter nog een derde proces nodig, dat we ‘splitsing’ of ‘reïncarnatie’ kunnen noemen.
Dit wordt toegelicht in het artikel ‘kosmische splitsing’.