bron en stuwing van alles
Voordat we individuele zielen werden, waren we deel van de Alziel die al de levensvormen in de kosmos bezielt en tot evolutie brengt.
De diepte van onze ziel
Het artikel ‘verklaring op zielsniveau’ licht toe dat de eigenlijke boodschap van de schrijvers van de boeken van Jozef Rulof, de meesters, over onze ziel gaat.
Maar wat is onze ziel?
Is onze ziel geboren of geschapen, en waaruit en wanneer?
Toen de meesters zich dit afvroegen, stelden ze zich in op het verleden van hun eigen ziel.
Dit is voor hen mogelijk, omdat ze buiten tijd en ruimte leven.
Doordat ze na hun dood op aarde niet meer gebonden zijn aan de beperking van een aards lichaam, kunnen ze de ziel geestelijk-wetenschappelijk onderzoeken en tot in haar diepste kern leren kennen.
De meesters volgden eerst hun vorige levens op aarde, en daarna merkten ze dat de aarde niet de eerste planeet was waar hun ziel geleefd had.
Ze voelden dat hun ziel ouder was dan de aarde.
Op het moment dat ze als ziel naar de aarde kwamen, hadden ze elders reeds een verleden beleefd en een bewustzijn opgebouwd.
Toen de meesters zich dieper op dat verleden instelden, kwamen ze in een tijd dat er nog geen planeten of sterren geboren waren.
Er was zelfs nog geen enkele vorm in het heelal te bekennen.
De meesters konden terugkijken tot een toestand voordat het heelal gevormd was.
Alziel
In die toestand voelden ze dat ze zelf nog geen individuele zielen waren.
Ze maakten deel uit van een groter geheel wat ze Alziel zijn gaan noemen.
Begrippen zoals ‘mijn’ ziel, ‘ik’, ‘jij’ en ‘zij’ bestonden hier niet, want er was nog geen individualiteit, al het leven was nog één.
Toch voelden de meesters dat deze Alziel al een bewustzijn had.
Er was nog geen individueel bewustzijn van een deel apart, maar het grote geheel had reeds het besef van wat het was en wat het kon vormen.
De meesters voelden dat de Alziel al een stuwing had om te evolueren, om zichzelf een vorm te geven.
Ze beseften dat dit hun diepste kern was, dat de stuwing van de Alziel altijd aanwezig was geweest in hun innerlijk.
De meesters zagen dat deze stuwing om te evolueren in al het leven aanwezig is.
Albron
De meesters konden de Alziel bevoelen in de toestand toen die nog geen enkele vorm had geschapen.
Het was toen donkerder dan in de donkerste nacht op aarde, stiller dan in het diepst van de Stille Oceaan.
Er was nog ‘niets’, nog niets gevormd.
Toch is uit dit niets alles ontstaan, dit niets is de bron van alles wat in de kosmos tot leven is gekomen.
Daarom spreken de meesters ook over de Albron.
De meesters zagen dat deze bron altijd blijft stromen.
De Albron was niet klaar nadat zij al het leven tot geboorte had gebracht.
Ook in het menselijk lichaam op aarde voelen ze de stuwing van de Albron, via de zonnevlecht als het gevoelscentrum.
Van daaruit stuwt de Albron tot handelen, tot denken.
De meesters beseften dat het de Albron in hen is die voelt, beleeft, bezielt.
Ze ontdekten dat ze geen ‘mensen’ waren, maar een ontwikkelingsstadium van de Albron.
Aan de gevoelsgraad kunnen ze zien tot hoever een individueel deel van de Albron ontwikkeld is, hoeveel men al voelt van zichzelf en de diepte van het leven.
Aan het lichaam kunnen ze zien hoever de Albron zich voor dat leven al tot stoffelijke vorm heeft gebracht, en wat een lange weg er is afgelegd om vanuit het niets tot dit lichaam te evolueren.
Goddelijk leven
De meesters noemen onze ziel ook de ‘goddelijke levensvonk’.
Het woord ‘God’ vertegenwoordigt al het leven van de Albron.
Al dat leven kan goddelijk genoemd worden in de zin dat het uit God ontstaan is en door God geschapen is.
Bewustwording
De meesters zagen dat toen ze zich als individuele ziel van de Alziel hadden afgesplitst, ze een zelfstandig deeltje van de Alziel werden.
Hun essentie was hierdoor echter niet veranderd, de stuwende werking van de Alziel bleef in hen aanwezig.
Die stuwing had hun zelfs tot de verzelfstandiging gebracht, en tot alle volgende stappen in hun evolutie.
Toen de meesters hun hele evolutie konden overzien, beseften ze dat de Alziel als ziel al biljoenen tijdperken de stuwing in hen was.
Al die tijden waren ze zich daar niet persoonlijk van bewust geweest, omdat hun persoonlijkheid maar langzaamaan opgebouwd werd door alle ervaringen.
Pas nu ze konden terugkijken naar het allereerste begin, werden ze zich als persoonlijkheid bewust van wat ze in wezen zijn.