Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘sterven als overgaan’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘sterven als overgaan’.
Loslaten van het lichaam
Het filmpje bij het artikel ‘sterven als overgaan’ is gemaakt op basis van het hoofdstuk ‘Het overgaan’ uit het boek van Jozef Rulof ‘Een Blik in het Hiernamaals’.
Dit hoofdstuk beschrijft het overgaan van een vrouw die veel liefde in zich draagt:
Lichamelijke schoonheid bezat zij niet, maar men hield van haar om haar mooi karakter, omdat zij altijd trachtte, de mensen op te beuren en te helpen; te geven, zoveel zij kon.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Haar mooie karakter wordt in het begin van het filmpje geïllustreerd door de liefde die ze geeft en ontvangt op haar verjaardagsfeestje.
Door haar mooie karakter kan ze overgaan op de wijze zoals in het filmpje getoond wordt.
Zij beleeft geen doodsstrijd, omdat ze haar stoffelijk lichaam rustig kan loslaten:
Wanneer echter het ogenblik daar is, waarop God hem roept en de zogenaamde dood intreedt, dan moet de mens slechts zijn stofkleed afleggen, zoals hij zo dikwijls een al of niet versleten kledingstuk aflegt.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Dat loslaten van het lichaam heeft veel verwantschap met het uittreden uit het lichaam zoals Jozef Rulof dat bewust ervaren heeft.
Doordat Jozef tijdens een uittreding het loskomen van het geesteslichaam uit het stoffelijke lichaam bewust mocht beleven, kon hij de mens vertellen hoe het sterven is:
Wat maakten velen zich het heengaan ontzettend moeilijk.
Dikwijls had hij aan een sterfbed gestaan en een mens zien lijden, dat hem het hart pijn deed.
Als hij het loskomen van het geesteslichaam bewust mocht beleven, zou het voor velen een steun kunnen zijn en zouden zij zich aan hen, die hen kwamen halen, rustig kunnen overgeven.
Er zou dan geen doodsangst meer zijn, daar hij de mensen kon vertellen, dat het sterven niets anders is dan het afleggen van het stofkleed, dat hen al die jaren heeft gediend.
Hij voelde reeds hoe geruststellend dat voor vele mensen zou zijn, want welk een verschrikking was vaak een overgaan naar die wereld.
Dagenlang soms zweefden zij tussen twee werelden.
Zij konden zich niet losmaken, omdat zij nergens van afwisten.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Vele mensen kunnen zich tijdens het sterven niet losmaken van hun aardse bezit.
Dat bezit kan niet mee naar het geestelijke voortleven, alleen ons gevoelsleven en geestelijke bewustzijn gaat over:
Wat wilt ge daar met uw bioscoop, met uw toneel, met alles dat gij bezit hier, wat wilt ge daarmee beginnen?
Alleen uw leven is er nog, en dat is een levensgraad.
U hebt bewustzijn gekregen voor die en die ruimte, voor uw ziel, voor uw geest.
Uw kunsten en wetenschappen die hangen hier, die blijven hier en zullen hier blijven.
Nu hakt het ene leven op het ander voor een Rembrandt.
Jazeker, machtig, heb eerbied voor die kunst.
Maar de aarde zal sterven, en de Rembrandts zijn hier, u kunt ze niet meenemen achter de kist, en daar hebt u ze ook niet nodig, allemaal tijdelijk bezit.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Wanneer de ziel haar voedende levenskrachten niet langer op de instandhouding van het aardse lichaam instelt, verzwakt dat lichaam.
In het boek ‘Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven’ beschrijft Theo het sterfbed van zijn vader, die zich hierdoor heel moe gaat voelen:
Vader voelt zich ziek en z’n moeheid is zo groot geworden, dat hij het bed niet meer verlaten kan.
Ik dring erop aan de dokter te laten komen en eindelijk stemt vader toe.
De geneesheer verklaart met zekerheid na z’n onderzoek, dat vader weer gauw er bovenop zal zijn.
Maar vader zelf verzekert, dat de dokter zich vergist, hij zal van dit bed niet meer opstaan, beweert hij.
Hij heeft een stem vernomen, die hem heel vertrouwd in de oren klonk en hem zei, dat hij spoedig het leven na de dood zou binnentreden.
Vaders moeheid wordt steeds groter en ondanks de optimistische uitspraak van de dokter verslechtert zijn toestand.
Nu ga ik de betekenis van die moeheid waarnemen.
Vaders lichaam verzwakt, doordat hij z’n krachten niet langer op de instandhouding ervan instelt.
Z’n ziel is bezig aan een nieuwe taak, zij maakt zich gereed om naar het andere leven over te gaan.
Vanzelfsprekend moet het lichaam die krachten missen en treedt er moeheid op.
Had vader ziekten, kwalen in zich gehad, dan zouden deze verergerd zijn en hadden zij de dood veroorzaakt.
Nu voelt het bezielende leven niets dan moeheid.
Er is niets anders te voelen.
Dit is zijn ziekte, die dadelijk z’n hartslag zal stilleggen.
Vader weet dit al en geeft zich geheel aan die moeheid over.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Aura uit het lichaam terugtrekken
De ziel trekt haar voedende aura uit het stoffelijke lichaam terug en gaat in de geestelijke wereld zien en voelen:
De dagen verlopen en vaders einde nadert meer en meer.
Hij wordt steeds gevoeliger.
Naarmate zijn gevoeligheid stijgt, wordt zijn lichaam zwakker en lost zijn aura meer op.
Zij bouwt zich echter weer op in de wereld van de geest, de wereld waarin ik nu sta en dat alles mag ik waarnemen.
Het is de schim, die ik zostraks waarnam.
Vader gaat in deze wereld zien en voelen.
Zijn innerlijke krachten maken dit proces mogelijk.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
In het boek ‘Een Blik in het Hiernamaals’ wordt de harmonische overgang beschreven van ‘tante’.
Jozef Rulof neemt helderziend waar hoe ze overgaat.
Hijzelf wordt in dit boek ‘André’ genoemd.
André ziet hoe zich rond het bed van tante een waas vormt:
Duidelijk zag hij, rondom haar bed, een grijs waas, dat al witter en witter werd.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Links en rechts van haar stonden de anderen en hij zag duidelijk, dat het witte waas zich naar haar hoofd verplaatste.
Daar vermengde het zich en bleef als een grote massa hangen.
„De geest, die aanstonds heengaat, zal van dit waas gebruik maken; het is voor de eerste dagen van haar leven in de sferen bestemd.
Voor tante is het mogelijk, er gebruik van te maken, omdat zij hoog staat in haar geestelijke toestand, maar zij, die ongelukkig zijn, missen deze geestelijke kracht, omdat zij niet bereid zijn, om te sterven.
En zij missen en voelen dat, omdat het het eerste voedsel is, waarvan zij in de sferen moeten bestaan.”
Langzaam trok de witte wolk omhoog, maar André kon daaruit nog niets duidelijk onderscheiden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Boven in de wolk begon zich nu een beeld te vormen, dat op een hoofd geleek en daarna, het was duidelijk te zien, zag hij twee handen de ogen bedekken, alsof zij deze tegen het kijken in al te schitterend licht wilden beschermen.
Zo trok het geesteslichaam langzaam omhoog.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Tijdens het sterven treedt het geesteslichaam uit het stoffelijke lichaam:
Thans was zij tot boven de knieën zichtbaar geworden en het uittreden kreeg een enigszins sneller verloop.
Daar werden haar voeten zichtbaar; tante had haar stoffelijk lichaam geheel verlaten.
Het waas dat om het lichaam lag, sloot zich en tante was vrijgekomen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Tijdens het overgaan is het de bedoeling om alle aura aan het stoffelijke lichaam te onttrekken:
Zij die overgaan, onttrekken alles aan de stof, omdat zij dat leven gaan verlaten.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In ‘Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven’ beschrijft Theo hoe de aura van zijn vader geleidelijk overgaat naar de geestelijke wereld.
Wanneer het gevoel voor vijftig procent overgebracht is, kan zijn vader scherper gaan waarnemen in de geestelijke wereld:
Voor ieder mens is het weer anders, al naar de wetten, die hij beleven moet en die hij zélf heeft wakker geroepen.
Er zal voor vader geen plotseling einde komen.
Langzaam zal hij van het aardse in het eeuwige leven overgaan.
Zelfs geen schok zal hij hoeven te voelen.
Voor hem heeft de dood dus alle betekenis verloren, hij bestáát niet voor hem!
Toen mijn vader voor vijftig procent was gestorven, ging het andere leven overheersen.
Zijn aura zag ik in die wereld zich meer en meer verdichten.
Vaders zien en voelen in het leven van de geest werd voortdurend scherper.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
De vijftig procent worden zeventig procent.
Aan het stoflichaam is het te zien, het valt steeds meer in.
Nu spreekt hij weinig meer.
In alle stilte bereidt hij zich op z’n heengaan voor.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Het stervensproces gaat verder.
Volgens de dokter móet het nu elk ogenblik afgelopen zijn.
Maar hij vergist zich weer.
Nog is vaders einde niet daar.
Aan zijn aura is dit te zien.
Zij is nog te dicht en moet eerst doorschijnend worden, vooraleer de ziel uit het stoflichaam trekt.
Vader verliest zijn aandacht voor z’n omgeving.
De ogen houdt hij gesloten, hij slaapt echter niet, hij denkt.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
De dag maakt vader wakker en hij komt terug in het bewustzijn, dat nog de aarde toebehoort.
Straks, als de nacht zich over de stad legt en het rumoer doet zwijgen, zal hij weer in z’n onbewuste leven terugzinken, in dat leven, waarin zijn geest dan juist hevig werkzaam is.
Vaders laatste nacht op aarde breekt aan.
Zijn aura, zie ik, wordt nu doorschijnend.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Aan deze zijde zie ik, hoe zijn astraal lichaam zich verdicht en vormen aanneemt.
Het duurt nog even voor vaders ziel geheel vrij is.
Nog bindt een zilver koord lichaam en ziel.
Maar ook dat verwaast, het wordt ijler en ijler.
Dan is vader vrij, hij slaat in het Eeuwige Leven zijn ogen op en ziet haar, die hem toebehoort.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Naarmate de ziel haar levenskrachten uit het stoffelijke lichaam terugtrekt, valt dit lichaam steeds meer in.
Na het sterven versnelt dit proces en gaat het lichaam ontbinden.
Door deze ontbinding komt de laatste levensaura vrij die door de ziel opgezogen wordt om haar geestelijke bestaan op te bouwen.
Voor het terugtrekken van de lichamelijke levensaura is het belangrijk dat de ontbinding van het lichaam in de aarde plaatsvindt, en niet in het water zoals bij een zeemansgraf.
Hierover stelde een dame op een contactavond een vraag aan Jozef Rulof.
Jozef benadrukt dat de ziel die lichamelijke levensaura nodig heeft om haar nieuwe geestelijke astrale bestaan op te bouwen:
Welnu, dame, in die zee is het slecht voor uw astrale leven, want wij krijgen nu geen lichamelijke levensaura door de ontbinding tot ons in de sferen, dus geen krachten, die grofstoffelijk en dus toch geestelijk zijn, die daar deel uitmaken van de stof, die ons in de astrale wereld als de „bodem”, waarop wij lopen, moeten dienen.
Die missen wij nu en daarom is die ontbinding anders dan die de Aarde ons kan geven.
Met andere woorden: wij leven op aarde en niet in de wateren en dit heeft ruimtelijke en geestelijke betekenis voor al de wetten van ons organisme en geestelijk verdergaan!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Het wordt nog veel erger wanneer er geen natuurlijke ontbinding van het lichaam plaatsvindt door crematie, orgaandonatie of balseming, omdat de lichamelijke levensaura dan niet vrijkomt, of juist veel te snel.
Het geestelijke lichaam
Na het sterven kan de ziel zich in haar geestelijke wereld voortbewegen met haar geestelijke lichaam.
Het geestelijke lichaam lijkt meestal op het stoffelijke lichaam, omdat het gevoel van de ziel de geestelijke vorm boetseert.
Hierdoor kan het geestelijke lichaam er ook jonger uitzien, zoals beschreven bij ‘tante’ in het boek ‘Een Blik in het Hiernamaals’:
Tante had reeds voor de grootste helft haar lichaam verlaten en hij zag nu duidelijk haar gelaat, omdat haar handen het niet meer bedekten.
Wat was zij mooi en verjongd!
Zeker wel dertig jaar jonger was zij geworden en geleek nu een vrouw van vijfendertig jaren.
Haar geesteslichaam straalde verschillende kleuren uit, die haar geheel omringden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Meer informatie hierover vindt u in het artikel ‘geest en geestelijk lichaam’.
Het licht dat het geestelijke lichaam na het sterven uitstraalt, is hetzelfde licht dat André (Jozef Rulof) reeds tijdens het aardse leven bij de mens ziet: het is de aura van licht die de kleuren ontvangt van het innerlijke leven van de mens.
De kleuren, welke je zag, duiden tantes geestelijke kracht aan.
Zij straalt dit licht, deze kleuren uit; het is de weerspiegeling van haar zieletoestand, haar eigen bezit, haar geluk.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Hier stond hun iets moois te wachten; zij zouden dan dadelijk licht ontvangen en gelukkig zijn.
Tante bezat dit licht; schoon, helder-wit licht, dat haar zelf verlichtte en alle anderen, die haar kwamen halen.
Wat moest zij innerlijk een grote kracht gedragen hebben.
Voor André was thans alles duidelijk en begrijpelijk.
Hij had haar immers op aarde steeds in ditzelfde licht gezien.
Dit licht was haar eigen uitstraling.
Op deze wijze kon hij alle mensen kennen.
Aan hun uitstraling kon hij zien, hoe ze innerlijk waren en hij wist nu beter dan ooit, wat dit kleurenlicht betekende.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
De verbinding kan breken
De gevoelsverbinding tussen het stoffelijke en geestelijke lichaam wordt in de boeken van Jozef Rulof het fluïdekoord genoemd.
Als Jozef door zijn meester Alcar uit zijn lichaam treedt, zorgt deze gevoelsverbinding dat zijn stoffelijke lichaam de noodzakelijke levenskrachten blijft ontvangen, zodat het niet sterft tijdens de uittreding.
Wanneer een liefdevol iemand sterft, kan dit fluïdekoord breken:
Zij die op aarde heengaan, voor hen houden deze krachten op te bestaan, omdat het fluïdekoord bij hun overgang breekt.
Allen zullen deze gevoelstoestanden overschrijden, doch zijn zich van alles onbewust.
Voor de een zal het strijd betekenen, voor de ander niets dan liefde en geluk.
Alles voltrekt zich naar hun innerlijke afstemming.
Begrijp je nu alles?
Het levenskoord verbindt beide lichamen en houdt de geest in myriaden draden omwikkeld.
Het is een zacht fluïdum, waarin het geesteslichaam leeft.
Het is alleen voor ons waar te nemen.
Het is te ontwikkelen door het gevoel in de geest af te stemmen.
Dus hoe hoger de mens verbinding heeft, hoe mooier en gemakkelijker zal ook het overgaan voor hem zijn.
Alles is dus eenvoudig.
Anderen echter, die zich in het leven op aarde hebben vergeten, komen bewusteloos hier aan.
Lang duurt het voor zij ontwaken.
Hun gevoelsafstemming is op de donkere sferen en daardoor zal hun overgang een schok veroorzaken.
Over al deze toestanden zou ik veel kunnen vertellen, omdat de mens op de Kosmos afstemming heeft.
Doch men moet kosmisch georiënteerd zijn, wil men zich kunnen verbinden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
André neemt helderziend waar dat een dokter uit de geestelijke wereld de stervende helpt door het fluïdekoord op het juiste moment te verbreken.
Bij ‘tante’ kan dit koord verbroken worden, omdat zij reeds tijdens haar aardse leven haar gevoel naar het geestelijke niveau heeft opgetild:
Nadat alle anderen van het bed vandaan waren gegaan, begon een van de laatst aangekomenen lange passen (magnetische strijkbewegingen) over tantes lichaam te maken, vanaf de benen naar het hoofd.
André vertelde aan de zuster, hoe het gebeurde; zij vond dit zeer vreemd.
Nadat deze handeling ongeveer een kwartier geduurd had, hoorde hij Alcar zeggen: „André, heb je die geest gezien?”
„Ja, Alcar”, antwoordde hij.
„Let op alles, wat hij doet, want hij is het, die voor het overgaan van tante moet zorgen; het is een geestelijke dokter, die dit werk zal verrichten.
Hij weet hoe stervenden gehaald en van hun stoffelijk lichaam verlost moeten worden.
Voor tante maakt hij deze passen driemaal, doch soms is het nodig, dat hij dit meerdere malen doet.
Dat ligt aan de geestelijke toestand van degene, die overgaat.
Velen zijn niet gemakkelijk te verlossen; dat houdt verband met hun geestelijk leven en de wijze, waarop zij God hebben liefgehad.
Voor hen, die in sterke mate de materie liefhadden, die naar het stoffelijke hunkerden en dit niet los konden laten, zal de strijd, welke men doodsstrijd noemt, vreselijk zwaar zijn, omdat zij God in hun aardse leven niet hebben willen vinden.
Voor hen zullen deze passen misschien wel tien à twintig malen herhaald moeten worden.
Het is een vreselijke toestand, wanneer de geestelijke dokter zijn werk bij zulk een ziel moet verrichten.
Bij tante zal het driemaal gebeuren, André, een teken dat haar overgaan geen strijd zal kosten.
Nu is hij even heengegaan, want niet alleen tante, maar meerderen zullen deze nacht overgaan.
Zo heeft eenieder in het Hiernamaals een taak te verrichten, welke hij vol liefde volbrengen wil.
Deze geestelijke dokter weet meer dan zijn aardse collega’s, want hier komt hij voor vele gevallen te staan, die hij met zijn geestelijke kracht zuiver moet aanvoelen en vaststellen, om de mens, die overkomt, te kunnen helpen.
Hij gaat nu naar andere stervenden.
Het is zijn werk om de schok, welke de geest bij het verlaten van het lichaam krijgt, te verzachten en de nieuwgeborenen steun te geven, vóór zij het Eeuwige Leven binnentreden.
Denk niet, dat het zo eenvoudig is, een geest voorgoed in de sferen binnen te halen.
De dokter moet voor alles zorg dragen; in de eerste plaats voor het doorbreken van het fluïdekoord.
Wanneer dat op de juiste wijze gedaan wordt, dan zal de geest bij aankomst geen nadelige gevolgen ondervinden.
Alles moet op tijd gebeuren, niet te vroeg en niet te laat.
Daarvan moet de geestelijke dokter geheel op de hoogte zijn.
Hij maakt zijn berekeningen volgens de uitstraling van de stervende, waarin diens geestestoestand zich afspiegelt.
Daaraan kan hij precies zien, wat hij doen moet en hoeveel malen hij de passen dient te herhalen.
Deze dokter leefde eens op aarde en wanneer hij daar terug zou komen, dan zou de aarde gezegend zijn, omdat hij aan „Gene Zijde” zo onnoemelijk veel heeft geleerd.
Je kunt nu nagaan, hoe vreselijk het is, wanneer de geest plotseling uit het lichaam wordt gerukt, bijvoorbeeld door een ongeluk.
Dat gaat dan veel te snel en de schok is veel te zwaar.
Velen, die op deze wijze hier aankomen, zijn lange tijd bewusteloos.
Dit houdt ook weer verband met hun geestelijke toestand op het moment, dat zij overkomen.
Aan al deze mogelijkheden wordt op aarde niet gedacht.
Het overgaan is de geboorte van de geest in de sferen, zoals het kind op aarde geboren wordt.
Maar de geest heeft bij zijn geboorte meer hulp nodig dan het kind.
De geestelijke dokter heeft al zijn krachten daarbij nodig en gebruikt tevens die van anderen om de stervenden te halen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Het fluïdekoord is verbonden met onze zonnevlecht:
De geestelijke dokter was weer teruggekomen en maakte, evenals de eerste keer, magnetische passen over haar.
Na deze behandeling bekeek hij geruime tijd de bovenkant van haar maag.
Alcar zei: „dat dit de plaats is, waar de geest, ontbonden van het stoffelijke lichaam, losgemaakt wordt.
Wij noemen dit de levenscel en het koord, waarmee de geest aan het stoffelijk lichaam verbonden is, de levensdraad, zoals ik je reeds eerder vertelde.
Die plek wordt op aarde de zonnevlecht genoemd.
Daar begint de scheiding.
Deze plaats onderzoekt de dokter en naarmate het levenslicht verzwakt, stelt hij vast, hoelang het nog kan duren.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Jozef Rulof vertelt op een contactavond hoe hij eens aan een aardse dokter vroeg op welke manier de ziel het lichaam verlaat bij het sterven.
De dokter heeft al dertig mensen zien sterven, maar hij heeft nog nooit de ziel zien vertrekken.
De dokter denkt dat de ziel wel uit de mond zal vertrekken:
En (de dokter) zegt: ‘Nu heb ik ... nou zie ik hem sterven, al twintig, dertig, en nou heb ik nog niet gezien waar die ziel vandaan komt.’
Hij denkt: die komt uit de mond, hè.
Die mond die heeft heel veel te zeggen voor de mens; en daar moet die ziel uit, uit dit kleine mondje daar moet de ziel uit, die grote ziel.
Hij denkt: maar dat is maar zo’n klein kijkgaatje, daar kruipt die ziel wel uit.
Ik zeg: ‘Dokter, waaruit vertrekt de ziel als de mens sterft?’
‘Ja, dat weet ik niet.
Uit de mond tuurlijk.’
‘Nee dokter.’
Weet u het?
Waar vertrekt u?
Hoe vertrekt u als u uit dit lichaam gaat en sterft.
Hoe, uit de mond?
(Meneer in de zaal): ‘Uit alle geledingen van het lichaam ...’
Ja, dat is eenvoudig.
Er is maar één plaats, meneer, één cel.
(Er wordt door elkaar gepraat, de zonnevlecht wordt verschillende keren genoemd.)
De zonnevlecht is de tempel voor leven en dood.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Bij het sterven wordt het gevoel via het fluïdekoord teruggetrokken uit het aardse lichaam.
Als het gevoel volledig is teruggetrokken, kan het fluïdekoord verbroken worden.
Wanneer de mens echter zijn gevoel uit zijn aardse lichaam niet kan terugtrekken omdat hij met heel zijn voelen en denken in die aardse stof verstrengeld zit, kan het fluïdekoord niet verbroken worden bij het sterven.
In dit geval blijft de mens door zijn gevoel en fluïdekoord met zijn afgestorven lichaam verbonden.
De mogelijke gevolgen hiervan worden onder meer beschreven in het artikel ‘crematie of begraven’.
Afhalen door geliefden
Jozef Rulof neemt helderziend waar dat een stervende afgehaald kan worden door overleden geliefden:
„Nu moet u opletten, zuster, zo aanstonds zal tante wel weer onrustig worden, want ik zie haar moeder aan het voeteneinde van haar bed staan.
Zij concentreert zich sterk op de stervende, en tante zal haar gedachten voelen en in zich opnemen.
Dit gebeurt veel bij hen, die overgaan.
Ik vertel u dit van tevoren, omdat ik vermoed wat er gebeuren zal.
Velen die sterven gaan, roepen de familieleden aan, die vóór hen heengingen.
Men denkt dan, dat zij ijlen, maar dat doen zij geenszins; zij zien met hun geestelijke ogen hun geliefden inderdaad voor zich staan.
Zie, tante wordt reeds onrustig en nu zie ik de andere geesten aan het hoofdeinde van haar bed staan.”
Op een gegeven ogenblik hoorde André en ook de zuster haar zacht roepen: „Moeder, moeder, o, help me”.
Onder het spreken had zij zich een weinig opgericht, maar daarna viel zij in de kussens terug.
„Ziet u, zuster, ik ben blij, dat ik u dit van tevoren heb kunnen vertellen, toen tante nog rustig was.
Zij heeft nu haar moeder gezien.
Ik vertelde u reeds, dat mijn grootmoeder probeerde, zich voor haar zichtbaar te maken, door het contact tussen haar en haar kind, wat haar dus gelukte.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Er is altijd iemand die de stervende afhaalt, want dat is het mooiste werk aan Gene Zijde dat er is.
Jozef Rulof zegt op een contactavond dat dit een gelukzaligheid kan zijn voor de mens die ‘achter zijn kist’ komt:
U behoeft zich niets eigen te maken, als u hiervan weet dan is het een gelukzaligheid achter de kist.
Als u straks één voor één daar komt, en dan komt iemand naar u toe.
Misschien is het een vriend, uw ouders, als ze ook zover zijn, de meesten hebben dat niet, want die ouders die zeggen, die willen dat niet of wat dan niet; dat zijn al kloven, werelden, verschillende werelden.
Maar als er een naast u komt, er komt onherroepelijk iemand bij u, haalt u af; u vindt de weg alleen niet.
Is dat ook niet leuk?
Als u sterft, dames en heren, u vindt de weg, nee, u hoeft de weg niet te kennen, want u gaat onfeilbaar naar uw geestelijke afstemming.
Onfeilbaar.
Maar er is altijd iemand bij u om u te halen, want dat is het mooiste werk dat er is.
U komt uit dat kistje, uit dat lichaampje, lekker oogjes dicht, u doet niets, de praatjes zijn weg.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De overgegane herkent niet altijd degene die hem afhaalt, omdat het ook een moeder of een vader uit een vorig leven kan zijn:
We hebben de stoffelijke goedheid, nietwaar?
Maar gij moet de geestelijke goedheid, harmonie, éénzijn bezitten; en dan komt er niet één verkeerde gedachte in u op, want die is er niet meer.
Uw gevoelsleven vindt thans afstemming op harmonie.
U vangt alles op in harmonie.
En dan kan de meester of de meesteres, uw zuster, die kan met u meegaan.
Dan kunt u eerst de reis naar de aarde maken, en dan door de ruimte, eerst uw sterven, en dan uw vorige levens.
En dan zal zij vertellen wie u bent en wie zij is, wellicht staat uw moeder, uw vader uit tien levens terug voor dit leven naast u.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Mensen die niet willen overgaan, kunnen ook zien wie hen afhaalt, maar dat geeft hen niet altijd de bedoelde rust.
Zo vertelt Gerhard uit het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ aan Jozef hoe hij onrustig werd van de ‘schimmen’ rond zijn sterfbed:
Slapen wilde ik niet al zou ik het hebben gekund, maar evenmin wilde ik sterven.
Ik haatte de dood en alles wat met hem te maken had.
Alles in mijn omgeving zag ik in een waas gehuld en in dat waas zag ik schimmen.
Toen ik die schimmen waarnam, wilde ik schreeuwen, doch kon het niet.
Ik lag daar als gebroken en kon mij niet verroeren.
Het was afschuwelijk, want mijn angst werd verschrikkelijk.
Die schimmen wandelden om mijn bed heen en weer en stoorden zich aan niets.
Heel duidelijk zag ik lippen, die tot mij praatten en die ik niet kon verstaan en ogen die mij aanzagen en verslonden, die vroegen en lachten tegelijk.
Daarna zag ik, dat die schimmen menselijke gedaanten waren, waarvan ik rilde.
Die gedaanten zweefden om mij heen, waren boven en onder mij, maar, hoe ik mij ook inspande, ik kreeg hen niet duidelijk te zien.
Het bleven schimmen in een waas gehuld en zij waren bezig mijn laatste uren op aarde te vergallen.
Tenminste dat dacht ik, want later in de sferen werd mij duidelijk gemaakt, dat het de broeders van Gene Zijde waren, die de stervenden komen halen.
Met al de krachten die in mij waren spande ik mij in, ik wilde kalm blijven en me nog niet angstiger laten maken.
Ieder mens, die tot het laatst bewust is, zal schimmen zien.
Dat zien en waarnemen is de verbinding met het leven aan Gene Zijde.
Het geestelijke leven gaat hij voelen, hij gaat erin over en langzaam maar zeker gaat zich dit proces voltrekken.
Het is het afscheid van de aarde; het aardse leven valt van je af en je gaat in dat, waarin die schimmen leven, over.
Maar voor miljoenen mensen is het sterven verschillend, omdat ook al die mensen anders voelen en niet gelijk zijn.
Ieder mens heeft zijn eigen afstemming en afzonderlijke toestand en naar het gevoel en de liefde, die hij bezit, zal hij het overgaan naar deze wereld beleven.
Voor de één is dit geluk, licht, liefde en warmte, voor de ander een verschrikking.
Maar wat voor allen gelijk is – en allen zullen dit ondervinden en beleven – dat is, dat zij zullen leven en levend hier aankomen.
Toen mijn einde naderde, werden de schimmen duidelijker.
Ik zag, dat het mensen waren, mensen zoals jij en ik en duizend anderen.
Ik wilde het zo gaarne aan mijn familieleden zeggen, maar ik kon niet, mijn keel zat dicht en ik had geen macht meer over mijn stoflichaam.
Ik zag mijn vrouw en kind en hoorde hen schreien en dan te weten dat ik moest sterven!
Een ondragelijk gevoel overviel mij, want ik kon mij nog steeds niet verroeren, zodat ik dacht waanzinnig te worden.
Ik lag daar zo stil, maar mijn geest werkte en leed ontzettend.
Niets ontging mij en toch moest ik afscheid nemen van de aarde.
Het maakte mij razend, want ik wilde niet sterven; ik was nog zo jong.
Woest en wild werd ik, omdat ik niet kon spreken.
Toch moest het; ik wilde mij oprichten, maar ook dat kon ik niet.
Geen van allen, die om mij heen waren, voelde iets van mijn verschrikkelijke strijd.
Mijn borst kromp ineen en mijn hart bonkte in mijn keel, toch was ik mij van alles bewust en bleef dat tot aan de laatste seconde.
Kort voor mijn einde kon ik mij opeens oprichten.
Waar zo plotseling die krachten vandaan kwamen, begreep ik niet.
Doch ook daarvan werd ik aan deze zijde overtuigd en ik leerde hier de werking van het gevoelslichaam in die uren kennen.
Ik wilde hun zeggen, dat ik ging sterven en stootte enige geluiden uit, maar mijn woorden gingen verloren.
Zij hebben mij niet begrepen; zij verstonden mij niet.
In al die ellende kon ik nog denken.
Toen riep ik om jou, om jou alleen, want het raadsel werd voor mij opgelost en ik dacht te begrijpen.
Plotseling drong het tot mij door en wist ik, dat die schimmen door je tekenden, dat je schilderstukken door die schimmen ontving.
In een haastig tempo vlogen mij duizenden gedachten door het brein; ze waren niet tegen te houden.
Ik verzamelde al mijn wilskracht en wilde spreken, maar het was alsof mijn keel vaneen scheurde.
Ik dacht aan mijn aardse leven, aan familie en bekenden; ik wilde niet sterven en verzette mij ertegen.
Door alles heen voelde ik mijn einde naderen.
Had ik mijn ogen gesloten en mij rustig neergelegd, ik zou in stilte, in geestelijke rust zijn gestorven.
Maar ik zei je zo-even, ik wilde niet, ik haatte de dood.”
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Dan beleeft Gerhard de levensflits en wordt hij in de geestelijke wereld geboren:
Op dat ogenblik ben ik gestorven.
Ik voelde me wegzinken en dacht te vallen in een diepe afgrond.
Er scheen geen einde aan te komen en onder dit vallen dacht ik heel snel en ging mijn gehele aardse leven aan mij voorbij, tot aan het ogenblik van vallen en sterven.
Toen dacht ik uit elkander te worden getrokken, voelde een hevige schok; mijn geesteslichaam ging uit het stoflichaam en ik was vrij.
Ik schreeuwde om hulp, maar er kwam geen hulp.
Daarna voelde ik me duizelig worden en nog dieper wegzinken.
Toen wist ik nergens meer van en was ik voor de aarde dood.
Op aarde dood, maar in de geest geboren, in de geest leefde ik en dat betekende de eeuwigheid.”
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Ook Jeanne vertelt in ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ hoe haar gehele leven tijdens het sterven aan haar voorbij gaat:
Mijn gehele leven ging aan mij voorbij.
Daarna zag ik, dat een zilveren draad mij aan mijn stoflichaam geklonken hield en die draad eerst zou moeten breken; dan eerst zou ik op aarde gestorven zijn.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Het aan zich voorbij zien gaan van het hele leven komt aan bod in het artikel ‘bijnadoodervaring’.
Naar het eigen hiernamaals
Voor de mens met onbaatzuchtige liefde brengt het overgaan naar het hiernamaals het geluk van een lichtsfeer.
Voor iemand die zijn medemens haat, kan het sterven vreselijke ellende brengen wanneer die persoon overgaat naar een duistere sfeer in het hiernamaals, die het land van haat genoemd wordt.
Zo zijn er verschillende sterfbedden al naargelang de gevoelsgraad waartoe een mens behoort.
In het boek ‘De Kosmologie van Jozef Rulof’ zegt Jozef Rulof hierover tot zijn moeder Crisje:
Ja, mijn lieve Crisje, wij kennen zeven verschillende sterfbedden, dat zeven levensgraden zijn om vrij te komen van het organisme, dat voor de éne mens geluk betekent, voor de ander ellende, vreselijke ellende, omdat zij dan tot het land van haat behoren.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Door de dood zet de ziel de volgende stap in haar evolutie:
Door de dood én het daarachter levende verdergaan, krijgt de ziel haar volgende evolutie te zien.
En eerst dan kunt ge zien hoe diep uw leven is, ook God, nu kunt gij bewust verder.
En hebt ge uw dood lief, is er geen ellende, noch armoede en verlies te zien, dit is en blijft geluk!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
Door het hogere geluk dat ons in de sferen van licht wacht, zegt meester Alcar dat we gelukkig moeten zijn dat we mógen sterven:
Maar wij weten tevens, dat de mens op aarde, of het leven, dat daar leeft, gelukkig moet zijn dat het daar mag sterven.
Versta mij dus goed, mág sterven.
Dit klinkt als een donderslag in hun oren, maar wij weten, wat God voor het leven op aarde heeft weggelegd, niet alleen aards geluk, maar geestelijk, ja universeel geluk, om eens in het goddelijke binnen te treden.
Wat zou het een droevig bestaan voor het leven zijn, wanneer het eeuwig op aarde zou moeten blijven.
Nogmaals, mens verheug u, dat gij daar moogt sterven, er wacht u hoger geluk, hogere liefde en zaligheid, aan deze zijde!
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Daarom noemt meester Zelanus doodgaan evolutie:
Wanneer uw moeder moet sterven, of uw vader, of uw kind, doet u niets, staat u machteloos, dat is een eigen evolutie.
Het wordt mooi; een dood, doodgaan is evolutie.
De dood is het universum te beleven, is het éénzijn met de ruimte.
Een stervensproces is het allerhoogste wat er is, want dan kunt u zeggen: ‘Ik ga weer verder.’
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Vele mensen beginnen immers pas achter hun kist te denken:
De mens die zich losmaakt van de stoffelijke stelsels – heb ik u meermalen aangetoond en mogen verklaren – begint eerst achter de kist te denken.
Lezingen Deel 1, 1950
U moet achter de kist ...
Er is geen ‘kist’, u leeft nu reeds in de eeuwigheid, maar aanstonds gaat ge dit leven, het stoffelijke-zijn verlaten, u hebt boeken gelezen, u hebt die lezingen allemaal meegemaakt, wat stelt u zich, hoe stelt u zich voor wat er met u gaat gebeuren?
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Door het sterven overwint men immers het tijdelijke aardse bestaan:
Door de dood kunnen wij zeggen, dit behoort mij toe, want hij is het, die ons tot de eigen zelfstandigheid heeft gebracht.
Het Universele stervensproces is nu overwinning van het tijdelijke.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
Dus door de dood naar het volgende bestaan en wil voor het kind van Moeder Aarde zeggen:
Waarom hebt u daar angst voor een dood, die ís er niet!
Door álles tot nu toe beleefd, mijn meester, kunnen wij het kind van Moeder Aarde dit Goddelijke geluk schenken, ér ís géén dood!
Doodgaan is évolutie!
Doodgaan ís en wil zeggen, aan een nieuw leven beginnen!
Doodgaan is het terugkeren tot God!
Doodgaan ís „Wedergeboorte”!
Wij hebben thans reeds vastgesteld, dat het innerlijk leven, als ziel en áls geest niet sterven kan!
Wat het kind van de aarde dus doodgaan noemt en als zodanig ziet is „Evolutie”!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Voelt ge, mijn broeders, dat het sterven en geboren worden één wet is?!
De wil is van het leven om verder te gaan!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
U valt even in slaap
Meester Zelanus vergelijkt het overgaan met het slapen.
Hij vraagt zijn toehoorders waarom ze niet aan hun eigen ontwaking beginnen te werken, omdat ze nu al op aarde in de eeuwigheid leven:
Waarom begint u er nú niet aan, want dit is uw eeuwigheid.
U valt even in slaap, u slaapt elke dag en dat is voor het organisme, maar deze slaap plaatst u onmiddellijk naast ‘de kist’, en u gaat verder, en u ontwaakt.
Er is geen ander gevoel in u, u bent nu en daar en hier precies hetzelfde.
Lezingen Deel 2, 1951
Ook tijdens de slaap trekken we ons gevoel terug uit het stoffelijke bestaan:
Ziet u, mijn zusters en broeders, begrijpt u thans dat de slaap – want wij komen straks tot die wijsgerige stelsels, houdt dit vast – dat uw slaap precies is: het uitgaan van de stof terug naar de geest?
Lezingen Deel 3, 1952
Het sterven is als een natuurlijk inslapen:
„Kijk, de ziel is vrij, mijn broeders.
Het lichaam is dood, jazeker, doch de ziel als de geestelijke mens leeft.
Voelt gij, dat zij in slaap gevallen is?
Dit natuurlijk inslapen is nu voor de mens het sterven, doch een dood is er niet te beleven.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Onze slaap kent zeven graden of diepten.
Het sterven vindt plaats tussen de vierde en de vijfde graad:
De mens, die dus het vrijkomen van de stoffelijke stelsels ondergaat, wat voor u het sterven is ... heeft de vier eerste graden van de slaap te volgen, maar tussen de vierde én de vijfde graad van slaap, leeft en ligt het loskomen van het lichaam en begint het sterven, nu verbreekt het fluïdekoord beide organismen, de ziel dus, als de geestelijke astrale persoonlijkheid gaat naar haar eigen innerlijke afstemming en heeft nu die wereld voor goed of kwaad te aanvaarden!
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Voor de meeste mensen op aarde is de vierde graad van slaap het diepste niveau dat men tijdens de slaap kan bereiken.
In die vierde graad laten we het aardse beleven tijdelijk los en bereiken de diepe ontspanning, zodat het lichaam ook weer op krachten kan komen.
Bij het sterven moeten we het aardse beleven definitief loslaten:
In de vijfde graad van slaap kunt u uittreden, deze graad heeft afstemming op ons leven, hij voert u in de astrale wetten.
De mens, die sterft, treedt tussen de vierde en vijfde graad het leven na de dood binnen, dan breekt het fluïdekoord.
Als de dood komt scheurt deze verbinding tussen ziel en stof en moet ge het aardse leven verlaten.
Tijdens het sterven is vast te stellen of mensen in hun leven slecht hebben geslapen, nu moet de ziel over de vierde graad de vijfde binnentreden, maar zij kan niet van het lichaam scheiden en dit is uw strijd op leven en dood, waarvan de laatste het zal winnen.
Rustig zal de ziel zich nu losmaken en haar ogen sluiten, om hen aan deze zijde weer te openen.
Geestelijke Gaven, 1943
De duurtijd voordat men de astrale ogen voorgoed kan openen hangt af van de innerlijke krachten.
Zo vertelt Jeanne in het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ dat zij zes dagen geslapen heeft om haar overgang naar het hiernamaals te verwerken:
Zes dagen volgens aardse tijd had ik geslapen.
Dat was niet lang, want velen doen er maanden over.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Gerhard had er drie weken voor nodig:
Drie weken, volgens aardse tijd, heb ik geslapen.
Toen ik wakker werd, dacht ik, dat ik nog op aarde leefde.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
In het boek ‘De Kringloop der Ziel’ wordt het overgaan van Lantos beschreven.
Zijn geestelijke leider legt uit dat Lantos nog veel langer geslapen heeft omdat hij door zijn zelfmoord zichzelf in disharmonie had gebracht met zijn eigen leven:
Toen gij dat proces had beleefd, zijt gij in slaap gevallen.
Die slaap kwam, doordat gij een einde aan uw leven maakte.
Maar iedereen die in ons leven vanaf de aarde binnentreedt, zal slapen.
Voor de één duurt die slaap lang, voor de ander kort, dat hangt van uw innerlijke leven af.
Zij, die een geestelijk leven hebben beleefd, zullen kort slapen, want zij zijn innerlijk wakker en dragen liefde.
Doch anderen die van dit leven niets af weten, vallen in slaap totdat zij tot zichzelf terugkeren en zij zullen steeds weer in slaap vallen, om eens de geestelijke sferen binnen te gaan.
Uw slaap was dáárom zo diep, omdat gij geen geloof, noch een God liefhad.
Dit alles moest gij leren.
Ik maak u dit duidelijk, omdat gij niet moet denken dat anderen u dit hebben opgelegd.
Uw slaap was dus een geestelijke slaap en betekent geestelijke armoede.
Gij bezat niets dat u kon wakker maken en hebt dit moeten beleven.
Daarom waart gij alleen, niemand kon u helpen.
Zij, die gij op uw tocht ontmoette, gij hebt dat reeds gevoeld en beleefd, die zelfmoordenares, was niet te helpen.
Ik liet u dat beleven, verbond u met haar waardoor u voelde hoe dit leven is en zo aanvaardde gij uw eigen leed en al uw strijd.
Gij nam uw kruis op, omdat gij wist dat gij het dragen moest.
Ik zei u reeds dat allen die hier binnentreden in slaap vallen.
Doch zij, die een einde aan hun leven maken, willen een natuurlijke wet verbreken, die echter niet te verbreken is, want die wet betekent het leven en het leven is niet te vernietigen, want het leven is God.
Die disharmonische trillingen verwekken deze slaap.
Zij die op normale wijze sterven, zullen ook slapen.
Geen wezen ontkomt hieraan, is zich zo sterk van dit leven bewust, dat het op hetzelfde ogenblik van zijn dood op aarde wakker is en wakker zal blijven.
Doch het geesteslichaam heeft dit overgaan te verwerken en dat zijt gij zelf.
Dat is de mens, dat is het leven.
De Kringloop der Ziel, 1938
Wat in het innerlijke aanwezig is, komt door die laatste slaap naar voren.
Er zijn geesteszieken die na hun overgang meer dan een jaar nodig hebben om in de geestelijke wereld wakker te worden:
Ja, dat komt eerst na veertien dagen, drie weken, misschien na vier maanden, zes maanden, want u kunt zes, zeven maanden, acht maanden, anderhalf jaar ligt u daar bewusteloos en dan ...
Net een zieke, hè?
Nu komt de zieke, de geesteszieke komt nu naar voren.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
En wanneer men dan eindelijk de astrale ogen voorgoed kan openen, is het eerste wat de bewuste ziel wil weten hoe de laatste slaap beleefd is:
En aan Gene Zijde begint het eeuwigdurende geestelijke mediteren.
Dan gaat u zeggen: waar mag ik aan beginnen?
Waar begint u aan aanstonds wanneer u bewustzijn krijgt achter de kist?
Waar verlangt u het meest naar?
Het is heel eenvoudig.
Wat wil geopenbaard zijn?
Wat wil verklaard worden?
Wat?
Hebt u het bewustzijn?
Bewustzijn in wat?
In sterven.
U bent dood, daar bent u dood, heet dat.
Nee, u hebt daar het lichaam losgemaakt, u hebt dat kasteeltje achtergelaten, dat gaat de grond in, maar u leeft nog.
Nu moet u toch het eerste weten: wat doet men met uw kasteeltje?
En daar gaan we naartoe.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Tijdstip van overgaan
Reeds in het oude Egypte waren de priesters in de tempels bezig met de vraag of we ‘op tijd sterven’.
In het boek ‘Tussen Leven en Dood’ vraagt leerling-priester Venry in een tempel aan zijn leermeester Dectar:
„Er is dus geen te vroeg sterven, noch een te laat heengaan, Dectar?”
„Kunnen de Goden met iets te vroeg, of te laat komen?
Gaat de zon te laat onder, of komt zij te vroeg op?
Ken je het „waarvoor en waarom” van tijd, Venry?
Je zult dat in deze Tempel leren kennen, want in je zijn deze krachten en wij zullen ze ontwikkelen.”
Tussen Leven en Dood, 1940
Het tijdstip van overgaan kan door vele factoren beïnvloed worden.
Die factoren worden belicht in het artikel ‘euthanasie en zelfmoord’, aangezien daarbij de vraag centraal staat of men dat tijdstip mag vervroegen.
Verdriet bemoeilijkt overgaan
In ‘Een Blik in het Hiernamaals’ zegt André dat het verdriet om een stervende, het overgaan kan bemoeilijken:
„Kom, moeder, wees sterk, bedwing uw tranen toch.
Wat betekent dat nu?
Toe, wees flink; waarom weent u?
Het is niet goed, dat u schreit en verdrietig bent.
Heeft zij niet lang genoeg ziek gelegen?
Zou u wensen, dat zij nog hier bleef?
Is ze niet jarenlang aan haar bed gekluisterd geweest?
O, moeder, u weet niet, wat ge doet.
U weet niet, wat de dood betekent.
Nu hebt ge al zoveel meegemaakt, gehoord en gezien, en toch is u terneergeslagen en moet men u helpen.
Wees beiden sterk en help haar.
Maak het haar niet moeilijker, want een mens, die overgaat, is zeer gevoelig, zeer sensitief.
Die gevoeligheid staat in verband met het sterven.
Dan is hij vaak in een toestand van halve bewusteloosheid.
In deze toestand is de geest ontvankelijk voor alle trillingen, die op hem afgestuurd worden; dus, moeder, wat gebeurt er nu?
Omdat u schreit maakt ge haar door uw grote smart het scheiden moeilijker.
Daarom vraag ik u nogmaals: maak u niet van streek en maak haar het heengaan niet moeilijk.
Geloof me, moeder, het sterven is heerlijk.
O, als u kon zien, wat ik zie, als voor u de sluier maar even werd opgelicht, wat zou u dan met mij gelukkig zijn; dan was u overtuigd.
Maar ik weet, dat het niet gemakkelijk voor u is, omdat u niet kunt zien.
Zij gaat naar het Hiernamaals en daar zal zij gelukkig zijn voor eeuwig.
Alcar heeft het mij deze morgen gezegd.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ beschrijft Jeanne hoe haar overgang bemoeilijkt werd door het verdriet van haar zuster:
Toen ik daar zo neerlag en mijn zuster hoorde snikken, wilde ik met haar spreken, maar ik had geen macht meer over mijn stoflichaam en stemorganen.
Dat was een vreselijk ogenblik voor mij.
Ik voelde mij zo onmachtig, want ik leefde reeds buiten mijn stoflichaam en bevond mij op de grens van twee werelden, tussen het aardse en het geestelijke leven.
Dat gesnik van mijn zuster maakte mij droevig.
O, laten de mensen zich toch aan een sterfbed beheersen, want het is voor hen, die heengaan, zo moeilijk.
Velen voelen het en daarom is het een verschrikking.
Je zou hen, die achterblijven, willen helpen, maar je kunt het niet.
Toch voel je hen in je nabijheid, zij trekken je terug en terugkeren is niet meer mogelijk.
Voel je de betekenis van dit alles, Jozef?
Het is een ontzaglijke strijd, een onrust, wat toch niet nodig is.
Wisten de mensen maar, dat doodgaan leven betekent.
Het is het binnentreden in het eeuwige leven, waar licht en geluk is, waar familieleden je opwachten.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Jeanne ervaart verder dat niet alleen het overgaan bemoeilijkt wordt door het verdriet van anderen, maar dat ook de overgegane daar nog last van kan hebben.
Tijdens haar leven op aarde was de beste vriendin van Jeanne, Greetje, overgegaan door een ongeluk.
Door haar verdriet om haar beste vriendin trok Jeanne Greetje terug naar de aarde.
Om dit terugtrekken tegen te gaan liet Greetje zich aan Jeanne zien in de slaap:
Het was dus Greetje?”
„Ja, niemand anders.”
„Zij moet zich reeds lange tijd van tevoren, men kan wel zeggen van het ogenblik af dat het ongeluk geschiedde, met jou hebben verbonden.
Wanneer wij overgaan, zullen wij het eerst aan hen denken, die wij het innigst liefhebben.
Liefdebanden verbinden ons en die geestelijke krachten zullen wij eerst in dát leven leren kennen.
Toen Greetje in dat leven ontwaakte, zal zij zeer zeker hebben gevoeld dat je treurde.
Doordat zij het voelde, trok je haar naar de aarde terug.”
„Ik?”
„Ja, jij.”
„Hoe is dat mogelijk?”
„Je ziet, hoe innig gedachtekrachten kunnen zijn, je zult het later beleven, wanneer ook wij dat leven binnentreden.
Je stoorde haar geluk, omdat je treurde en met haar was verbonden.
Dit is een grote belemmering voor hen, wanneer zij daar aankomen.
Greetje keerde terug, maar zag dat je haar niet waarnam; toch trachtte zij je droefheid in geluk te veranderen en wel op een wijze, die je reeds bekend is.
Toen zij zich dus liet zien, loste al die narigheid op en je keerde terug in je eigen afstemming.”
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Harmonisch sterven
Meester Zelanus geeft aan dat mensen die zoals moeder Crisje geen angst meer voor de dood hebben, het overgaan geestelijk kunnen beleven:
U kunt de geestelijke dood ... dat is geen dood, maar het geestelijke evolueren kunt u beleven.
En dat is dan langzaam ...
U weet van tevoren ...
U voelt ...
U legt zich neer en u slaapt in.
En dan kan men, uw lichaam kan men wegbrengen.
Maar u hebt de geestelijke dood en het sterven beleefd.
Er zijn enkele mensen, zeer zeker.
Crisje ...
Als u het derde deel leest straks van ‘Jeus III’, dan zult u de geestelijke dood van Crisje beleven.
Ik heb hem reeds beschreven in ‘De kosmologie.’
Zij wist twee dagen van tevoren ...
En toen ging ze neerliggen, en ze stond weer op.
En ze ging de mensen nog goedendag zeggen.
Ook in haar ...
Ze trad al uit.
U treedt eruit, u beleeft geestelijke wonderen.
Die eigenschappen, die u leest in ‘Geestelijke Gaven’ ...
U bent geestelijk bewust.
Dus die, dat lichaam heeft niets meer te betekenen, u beleeft uw loskomen zelf.
Is dat niet mooi?
Het sterven is het machtigste wat u hebt.
Bent u nu hatelijk, bent u trappend, bent u snauwend, bent u grauwend, bent u klein, bent u zielloos, hebt u geen liefde, dan remt dat alles de geestelijke overgang.
U moet maar eens een mens ...
U moet nu maar eens met mensen beleven, gaat u maar eens de dood beleven, dan leert u veel, indien u die wetten kent.
Het mooiste dat meester Alcar André heeft laten beleven tijdens zijn genezen was, de verschillende overgangen van de mens.
Wat heb ik weer geleerd, zegt André.
Had u nu maar geen haat, en had u maar niet dat bezit bij u, en had u dit maar niet, en dat maar niet, dan zult ge geestelijk verantwoord, harmonisch met Moeder Natuur en de ruimte uw overgang, de nieuwe evolutie beleven.
En hoe sterft de mens?
Angst voor de dood.
Angst voor de dood is er niet, moet niet in u zijn.
De dood is geen angst, de dood is er niet.
Er is alleen evolutie.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Altijd is de dood nu nog narigheid.
U aanvaardt die evolutie niet.
Welke mens kan blijmoedig zeggen: ‘En vanavond, morgenavond ga ik sterven.
Heerlijk’?
Dat is het.
‘Ik heb zondag feest.
U moet al de vrienden en de mensen en de maatschappij uitnodigen op champagne’, want gij gaat ‘de kist’ in.
Dat doen wij.
Dat doet André aanstonds.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Maar onder de eerste lichtsfeer is er geen harmonisch overgaan te beleven:
Waar u ook komt, hoe wil de mens dat alles beleven indien er duisternis in hem is?
Alles nu onder de eerste sfeer beleeft een disharmonische dood.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Ook als de mens aan een ziekte overlijdt, wat meester Zelanus in het volgende citaat de ziekelijke dood noemt, kan men harmonisch sterven, want het stoffelijke lichaam heeft geen betekenis meer.
Mensen die haten daarentegen, zien een geestelijk disharmonisch sterven tegemoet:
Nu moet u eens teruggaan naar elk mens; alles dus wat afbreekt, dat haat, wat niet in har(monie), wat geen ...
De mens die geen liefde bezit, kan geen geestelijk sterven beleven.
Is dat niet rechtvaardig?
Dus u hebt uzelf in handen.
Nu sterft u een ziekelijke dood, een geestelijke disharmonische dood.
Die is veel erger dan de ziekelijke.
Wist u dat?
Want de mens is disharmonisch ingesteld voor Gene Zijde.
Dus geestelijk moet u de dood beleven.
Stoffelijk heeft het lichaam geen betekenis meer.
Dus alles krijgt u geestelijk op uw dak.
En dat is veel.
Blijmoedig sterven nu, blijmoedig vertrekken van elkaar en zeggen: tot aanstonds.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Moeder Crisje voorvoelde dat ze ging overgaan en benutte de resterende tijd om afscheid te nemen van alles:
Ze weet nu, dat zij haar uren tellen kan.
En die kracht zegt haar ook nog, dat zij afscheid moet nemen van alles.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Daarna kon ze alles loslaten, en kon ze in gedachten tegen haar overleden man Hendrik zeggen dat ze aan niets meer hoefde te denken:
„Néén, er is niets meer waaraan ik nog denken moet.
Schuld hebben wij niet, Hendrik, géén mens krijgt een cent van mij.
Ik heb nog nooit één mens tekortgedaan.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Ik heb mijn hele leven hard gewerkt, Hendrik.
Ik heb heel mijn leven niet één mens bedrogen, Hendrik.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944
Moeder Crisje kan afgehaald worden door de vader van Jozef Rulof en door zijn overleden zus Miets.
Meester Zelanus noemt haar overgaan een ‘harmonisch sterven’:
Crisje daalt in haar organisme af, zij leeft nu weer in haar gewaad, waarvan André haar nu kan geven, dat hij al deze wetten kent.
Vader en Miets blijven waken.
Hij hoort nu, dat zij hem roept, blijft roepen, doch dan werkt zijn vader op haar leven in en valt zij in diepe slaap.
Er zullen nog uren voorbijgaan dat zij heeft geslapen.
Toch voelt zij zich jonger worden, haar ziel bezit reeds de Geestelijke Vleugelen.
André ziet, het uitdovende leven ontspant zich, het organisme geeft de strijd over.
De ziel laat thans de stelsels vrij, het zenuwstelsel reageert nu op de gevoeligheid van haar persoonlijkheid, angst en beven is er niet, géén doodstrijd kan de ziel het vrij uitgaan tegenhouden.
Dit is harmonisch sterven!
Zó heeft God het gewild!
Wie zó sterven kan, voelt en beleeft geluk!
In haar slaap voelt zij zich gelukkig.
Lichtend zijn haar gedachten, haar man waakt en haar dochter waakt.
De ziel krijgt die gedachten en krachten toegezonden en zuigt dat als liefde in zich op.
Dit is weten!
Dit is éénzijn met de dood!
Dit is overgave!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944