Sferen in het hiernamaals -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘sferen in het hiernamaals’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘Sferen in het hiernamaals’.

Zo binnen zo buiten

Door zijn uittredingen kon Jozef Rulof de geestelijke wetten die gelden ‘achter de doodskist’ verklaren, zoals dit in het volgend citaat uit het boek ‘De Kosmologie van Jozef Rulof’ over hem geschreven wordt:
Hij kan een geleerde deze wetten verklaren, want hij heeft ze gezien doordat hij de gave voor het uittreden bezit.
Wie ben je achter de kist?
Daar ben je als op aarde, je gaat naar een wereld die afstemming heeft op je innerlijk bewustzijn en leeft verder.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
Jozef heeft op zijn uittredingen gezien dat we na het sterven overgaan naar de sfeer die overeenkomt met ons gevoelsleven:
En dan komen we in een sfeer naar dat wij voelen.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Op die wijze bepalen we zelf waar we terecht komen, onze plaats wordt niet toegewezen door iemand anders.
Dit gegeven wordt beschreven in de eerste trilogie van Jozef Rulof ‘Een Blik in het Hiernamaals’:
U hebt geleerd door ‘Een Blik in het Hiernamaals’, dat de mens zich daar zélf heeft neergezet.
Lezingen Deel 2, 1951
In deze trilogie worden de sferen van het hiernamaals op een dergelijke wijze beschreven dat we kunnen voelen waar we zelf afstemming op hebben.
Als we luisteren naar de woorden waarmee we ons gevoel vertolken, kunnen we onze eigen sfeer daaruit opmaken:
‘Een Blik in het Hiernamaals’, de drie delen, deze machtige trilogie stemt uzelf af op een ruimte en een sfeer.
En nu kunt u, wanneer het woord over uw lippen komt direct zelf vanuit uw gevoelsleven bepalen tot welke wereld gij behoort.
Lezingen Deel 3, 1952
Mensen die nog geen harmonie en licht uitstralen, kunnen in het schemerland terechtkomen.
Daar is geen aardse zon meer die warmte geeft.
Daar zijn geen hartelijke mensen meer met wie je kunt praten.
Daar mag men al blij zijn als men een grassprietje ziet:
U kunt daarin, als u die boeken goed leest, dame, meneer, dan weet u precies waar u daar terechtkomt.
Onfeilbaar ligt daarin uw sfeer, uw gevoel, uw karakter.
Als u tegen de draad ingaat, bent u heus niet in dat lichtje, in die sfeer van harmonie en bewustzijn.
Want dan zit u wel tot hier aan de keel in het schemerland.
En dat is heus niet zo leuk, hoor.
Want, weet u, hier heb je vermaak, hier hebt u mensen, licht, zon.
Maar die zon is weg.
De mensen zijn weg.
Hier heb je hartelijke mensen.
U kunt uw eigen soort nog zoeken?
Nee, u hebt nu andere soorten.
U hebt hier nog harmonie, u ontmoet mensen waar u mee praten kunt; daar niet meer.
U hebt daar uw eigen soort, uw eigen denken en voelen.
En daarin stik je.
Dat is een gekerm daar, dat is vreselijk.
Omdat ze het bewustzijn hebben: dat had ik niet moeten doen, en ik moet het zó doen.
En ze kunnen het niet.
En daar zitten ze.
Geen grassprietje, meneer, een kale dorre vlakte.
Want leven is er nog niet.
Ja, die en die, die zegt daar tegen de een – ik heb die mensen daar gevolgd, boeken zijn weer zo groot – hij zegt: ‘Daar staat gras.’
Ik denk: Dat is een Hollander.
Je hoort daar Frans, Duits, Spaans en alles hoor je daar, alle talen en alle dialecten nog van de wereld, daar in die sferen.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Pas in de eerste lichtsfeer maken de aardse talen plaats voor een universele telepathie:
De geestelijke taal, dat is de eerste sfeer, dat is universeel, macrokosmisch, voelen, telepathie.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
De tweedeling in het hiernamaals bestaat uit lichtsferen en duistere sferen:
Eenieder komt naar hier, zoals hij innerlijk is en komt dan in de sfeer, waarin hij geestelijk thuisbehoort.
Volgens de wet van oorzaak en gevolg zal men oogsten wat men gezaaid heeft.
Zeer velen komen in ongelukkige toestand naar hier en moeten dan dikwijls lange tijd in de duistere, kille sferen vertoeven, voordat zij geestelijk verder kunnen komen en een hoger gebied bereiken.
Anderen echter, die reeds gedurende het stoffelijke bestaan begrepen, dat het Gods bedoeling is, dit leven ten nutte van anderen te besteden en daarnaar handelen, zullen zich, na hun overgang, reeds dadelijk thuis voelen en gelukkig zijn in een sfeer, welke met hun innerlijk overeenkomt.
Ik kom hier nog eenmaal op terug, omdat het van onnoemelijk veel belang is.
De mensen moeten weten, dat zij, die hun leven goed hebben volbracht, in de sferen van licht en liefde zullen wonen, maar dat degenen, die zichzelf hebben vergeten, in de sferen van koude en duisternis hun woonplaats zullen vinden.
Zeg hun, André, dat ze hier alles zó zullen aantreffen, als dit met hun innerlijk leven op aarde overeenkomt.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936

Het doel van de sferen

Een sfeer kan men zien als een geestelijke wereld, maar ook als een graad van bewustzijn en gevoel:
Dus dan moet u even voelen wat die sfeer betekent.
Er staat duidelijk in alle boeken: een sfeer is een wereld, is ook een graad van bewustzijn, een deel van God, een ruimte, gevoel.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Men kan zich een sfeer ook als een heelal voorstellen:
„Wanneer ik u duidelijk heb gevoeld, stel ik mij iedere sfeer als het heelal voor; is dit een goede vergelijking?”
„Zeer juist gevoeld.
Een sfeer is als het heelal.
Uw woning, de sfeer waarin u leeft en u zelf, hebben een kosmische afstemming.”
De Kringloop der Ziel, 1938
Binnen een sfeer kan een bewoner oneindig ver reizen, maar toch komt er ooit een einde aan:
U komt door die werelden.
Het zijn werelden, oneindigheden, maar met een einde.
Want u gaat plotseling die daad weer, die gevoelens weer anders beleven.
U zet zich er anders voor in.
En langzaamaan legt u fundament na fundament.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Het einde van een sfeer komt in zicht wanneer de bewoner zich klaar heeft gemaakt om naar een hogere sfeer over te gaan.
De zeven duistere sferen zijn overgangsstadia om de eerste lichtsfeer te bereiken:
Zeven overgangsstadia heeft de mens als de astrale persoonlijkheid te overwinnen, voordat hij de eerste lichtende sfeer betreden kan.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
In de lichtsferen maakt de ziel zich klaar om naar de volgende planeet te reïncarneren.
Het stadium van de aardse evolutie wordt in de boeken van Jozef Rulof de ‘Derde Kosmische Graad’ genoemd.
Dit impliceert dat de ziel al twee kosmische graden beleefd heeft voordat zij naar de aarde incarneert.
De aarde is ook niet het eindpunt van haar eeuwige evolutie.
De sferen van licht dienen om zich klaar te maken voor de volgende stap in haar evolutie, de ‘Vierde Kosmische Graad’.
En dan volgen er zeven sferen van licht en geluk en liefde, om zich gereed te maken voor de „Vierde Kosmische Graad”.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De ‘Vierde Kosmische Levensgraad’ is een ijler zonnestelsel waar de ziel opnieuw een stoffelijk leven zal krijgen, maar met een verhoogde afstemming:
De geestelijke sferen zijn dan ook alleen geschapen, omdat de mens de sprong van de aarde af tot de Vierde Kosmische Levensgraad niet ineens kan maken, zij heeft zich daarvoor te verruimen, te vergeestelijken, wil zij afstemming vinden op dat hogere bewustzijn.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Deze en de volgende sferen zijn om ons gereed te maken voor de vierde kosmische levensgraad.
Ook dat is weer een stoffelijke planeet, een wereld, waar zij leven, die eens op Aarde hun kringloop volbrachten en daarna de zeven hemelen doorliepen om nu op de vierde kosmische graad Gods wetten te beleven gelijk eenmaal op Aarde, maar thans geestelijk.
De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien, 1941

Gevoelsgraden

Het hiernamaals wordt in de boeken van Jozef Rulof ook wel de astrale wereld genoemd.
De astrale sferen weerspiegelen de gevoelsgraden van de bewoners.
Bij het binnentreden van de astrale wereld blijkt op welke gevoelsgraad de persoonlijkheid afstemming heeft:
Thans spreekt uw geestelijke afstemming en treedt uw persoonlijkheid naar voren.
Nu blijkt, of u afstemming heeft op een van de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijke, stoffelijke of geestelijke levensgraden.
Deze, uw geestelijke graad, stelt vast hoe gij op aarde hebt geleefd en hoe voorlopig uw astrale wereld zal zijn!
Geestelijke Gaven, 1943
De vier graden van het gevoelsleven die de mens op aarde kan beleven, worden in de boeken van Jozef Rulof opeenvolgend benoemd als voordierlijk, dierlijk, grofstoffelijk en (fijn)stoffelijk:
En door deze wereld, aan zijn geestelijke afstemming, herkennen wij nu de innerlijke persoonlijkheid, de levensafstemming voor de ziel voor het geestelijke leven.
Daarvoor heeft de ziel zeven diepten als werelden te beleven én te overwinnen, wil zij de sferen van licht betreden.
Ook hier zien wij dus de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijk en de stoffelijke levensgraden terug.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Wanneer Gerhard in het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ wakker wordt in zijn schemerachtige sfeer, hoort hij tot welke afstemming hij behoort:
U bevindt zich nu in een toestand, die de grofstoffelijke afstemming is.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Hij kan dan beginnen om zich op te werken naar de stoffelijke en geestelijke afstemming:
De wezens nu, die de stoffelijke afstemming hebben bereikt, leven in de eerste, tweede en derde sfeer, om daarna de vierde sfeer binnen te treden, die de eerste gelukkige geestelijke afstemming is.
Dan eerst zijn zij van aardse gedachten bevrijd.
Ik wil u dus duidelijk maken, dat gij u tussen al die afstemmingen in bevindt en bezig bent u de eerste bestaanssfeer eigen te maken.
Na de vierde sfeer volgt de vijfde, zesde en zevende, en al die sferen bezitten één kosmische graad en wel de derde, welke de universele afstemming is.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937

Nu al achter de kist

Op aarde spreekt men over het hiernamaals als over het eeuwige leven dat ons wacht:
Mens der Aarde, het Eeuwige Leven wacht u!
De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien, 1941
Hier op aarde leven we al ‘achter de doodskist’:
Ik zeg u nogmaals, dames en heren, híér leeft u achter de kist, en niet wanneer u voor dat gebeuren staat dat heet: u zult sterven.
Want een dood-zijn is er niet.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
In het artikel ‘sterven als overgaan’ komt de gelijkenis tussen het sterven en het inslapen naar voren.
Tijdens onze slaap op aarde kunnen we al aan Gene Zijde in het hiernamaals vertoeven:
U moet allemaal eerst Gene Zijde goed beleven en zien en dan eerst vallen de maskers, meneer en mevrouw.
U leeft nog te erg op aarde.
U wílt hier nog zijn, u wilt u niet losmaken, niet pertinent die gedachte aanvaarden: ik leef nu reeds achter de kist.
Want als je sterft, als je slaapt, dan ga je eruit; je gaat naar de grens – u hebt de boeken alweer – waar u toe behoort, u stapt in een wereld die de uwe is, met uw maskers, uw haat, uw afbraak, uw vernietiging.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Ons astrale bewustzijn is niet afhankelijk van ons lichaam:
En dan is er geen angst meer, geen onbewustzijn meer, nu wordt het leven mooi, want ge maakt van al uw gedachten ruimte.
Nietwaar?
Achter de kist leeft ge door.
Dit is reeds achter de kist-zijn.
Voelt u wel?
Dat lichaam heeft immers geen betekenis.
U bent alleen hier menselijk stoffelijk; achter de kist, innerlijk, spreek ik.
Dit stoffelijk organisme valt, rot weg, en de geest staat ernaast en heeft vleugelen.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
In het volgend citaat vraagt een mevrouw aan Jozef Rulof of een gelukkige geest ook leed kan hebben.
Jozef wijst erop dat we in het hiernamaals gevoelsmatig in niets veranderd zijn.
Dat wat we op aarde voelen is ‘achter de stof’ precies hetzelfde.
In die zin kunnen we zeggen dat we reeds op aarde ‘geest’ zijn, omdat ons geestelijke gevoelsleven door het sterven niet verandert:
Ik heb hier: ‘‘Een Blik in het Hiernamaals’, deel II, pagina 106.
Een moeder daalde uit de sferen neer om haar ernstig ziek kind te bezoeken.’
Dat is mooi, hè?
‘Zij, de gelukkige, leed, omdat haar kind zich had vergeten.’
Mevrouw, en dat zien wat moeders.
‘Ze zag namelijk dat haar kind ging sterven, en naar de donkere sferen zou gaan, en dus lang gescheiden zou zijn.’
Dat is het ergste wat er is.
‘Vraag: Heeft men als gelukkige geest nu evenzeer leed als de aardse mens?’
Mevrouw, u bent geest.
Uw gevoelsleven is achter de stof precies hetzelfde.
U bent moeder.
En nu komt u aan Gene Zijde ...
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
We zijn aanstonds innerlijk in niets veranderd:
Ik heb het tot mensen die beginnen iets van zichzelf te maken, om iets voor zichzelf op te bouwen, voor direct, voor nu, het leven achter de kist.
Wat een vals gedoe is het eigenlijk, wat een vals gepraat: ‘het leven achter de kist’.
Híér is het leven achter de kist, híér, nú, u leeft erin.
U bent in niets aanstonds veranderd.
Lezingen Deel 2, 1951
Reeds op aarde leven we in onze eigen sfeer:
Die sfeer bent u zelf.
Die sfeer die leeft hier, nietwaar?
Dat is uw licht, dat is uw voelen, dat is uw denken, dat is uw liefde, dat is uw harmonie.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951

Vlaamse commentaarstem bij filmpje