Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘balseming’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘balseming’.
Verbinding met het lichaam
Jozef Rulof verklaart wat men aan Gene Zijde mist door de balseming:
Als u zich hier en daar en overal door het leven, door het lichaam laat balsemen, dan mist u iets van een aura.
Daar ligt iets, ook al is dat een mummie, maar daar ligt leven.
Dat is onbewust leven en houdt door wettelijke medicijnen – u kent de balseming, wat er allemaal voor nodig is weet ik ook niet precies, maar goed – houdt u iets tot stand, en dat mist u volkomen aan Gene Zijde, dat mist uw geestelijke persoonlijkheid aan aura.
Want u neemt aan dat de persoonlijkheid het gevoel is met kennis, maar het leven aan Gene Zijde is het astrale gevoelsleven.
Voelt u, waarheen ik wil?
Dus u mist telkens iets van uw eigen leven, u gaat uw leven versnipperen.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Door de balseming blijft er levensenergie in het lichaam vastzitten die de ziel nodig heeft voor haar verdergaan:
Ook de balseming is universeel verkeerd, het is het in leven houden (van) dat (wat) toch, volgens de ruimtelijke wetten móét sterven, wil de ziel álles van zichzelf beleven voor het opnieuw verdergaan.
Nu mist zij iets door die vervloekte wijsheid van de mens en staat stil voor haar evolutie!
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
De ziel zit geestelijk vast aan het lichaam zolang dat lichaam niet oplost:
Goed, maar haar geest lijdt en zit vast áán dat lichaam.
Er zijn geestelijke persoonlijkheden die duizenden en duizenden jaren aan één punt vast blijven zitten, omdat de mens aan balseming is begonnen, etc. meer.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Versnipperd gevoelsleven
Jozef Rulof krijgt op een contactavond de vraag of een ziel kan reïncarneren, wanneer die ziel nog vastzit aan haar gebalsemd lichaam van een vorig leven:
Ik heb hier: ‘De mens die zich in de Egyptische tijd liet balsemen, dus als mummie duizenden jaren in de grond bleef liggen, moet deze persoonlijkheid op zijn eerste reïncarnatie wachten totdat zijn ijle lijk is opgelost?
Gaat deze incarnatie toch door?
Ik was de mening toegedaan dat hij moest wachten.
Mijn vriend gaf te kennen dat het niet nodig was.
Wilt u deze vraag voor ons uiteenzetten, wie daarin gelijk heeft?’
Van wie is dat?
(Meneer in de zaal:) ‘Ja.’
Uw vriend zei dat die geest, die persoonlijkheid niet hoefde te wachten?
(Meneer in de zaal zegt iets.)
Wat zegt u?
(Meneer in de zaal): ‘Dat zei hij, dat hij niet hoefde te wachten en dat die reïncarnatie direct doorging.’
En wie is die vriend van u?
Komt hij ook hier?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, maar hij is hier niet aanwezig.’
Maar dat is knap gevoeld, want die reïncarnatie gaat door.
Wij hebben hier meermalen over balseming gesproken.
Wat gebeurt er nu wanneer u zich in Egypte, in Frankrijk, in Engeland, en overal waar u maar op de wereld komt, dus honderden levens, laat balsemen?
Wat gebeurt er uiteindelijk doordat er een lichaam ligt van u, en daar en hier en daar en daar?
Wat gebeurt er nu met uw persoonlijkheid als u zich overal laat balsemen, uiteindelijk?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef verklaart dat het vastzitten aan verschillende mummies leidt tot een psychopathische toestand:
En uiteindelijk, als u zich overal zou laten balsemen, is dat een psychopathische toestand.
U bent nog niet ziekelijk psychopathisch, maar u bent lichamelijk zwak, onbewust, want het leven ... u hebt misschien maar vijfendertig of veertig procent van de honderd procent aan kracht, aan leven, dat u eigenlijk in een nieuw leven krijgt en bezit.
Is dat duidelijk?
Wist u dat het zover gaat met balsemen?
Zover gaat dat.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De persoonlijkheid van deze mensen lost op:
Ik heb u op een avond verklaard, toen werd die vraag gesteld, wanneer de mens zich laat balsemen in het ene en het andere leven uit, u krijgt dertig, veertig, vijftig, honderd levens; op den duur zit u aan al die mummies, die lichamen vast, en lost vanzelfsprekend uw persoonlijkheid daardoor op.
U versnippert nu uw gevoelsleven.
En later loopt u in een wereld, u bent er en u bent er niet, totdat die lichamen oplossen.
Balsemen is onherroepelijk verkeerd.
Crematie is verkeerd, maar balsemen nog erger.
U blijft aan die wereld, aan dat lichaam vastzitten.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Een geestelijke leraar van Jozef Rulof, meester Zelanus, legt uit dat het dagbewustzijn van de mens in zijn nieuwe incarnatie niet volledig opgebouwd kan worden door het gemis aan gevoelsbewustzijn dat nog aan die mummies vastzit.
Het dagbewustzijn is ons aardse bewustzijn dat we bezitten als we wakker zijn.
(Mevrouw in de zaal): ‘Meester Zelanus, gaat dat zover, dat als die mummies, ik zal maar zeggen, als die mummies dan vernietigd zouden worden ...’
Lost dat op.
(Mevrouw in de zaal): ‘ ...zou dat beter zijn voor die persoonlijkheid?’
Dat verkoolde, verdroogde weefsel móét oplossen.
Er is niet zoveel levensaura ...
Kijk, naarmate die weefsels ...
Die zijn nog altijd in leven; alles wat leeft, wat u ziet, is in leven.
Nu krijgen we bewuste geestelijke aura en onbewuste aura.
En deze is reeds onbewust, dat wil zeggen, de weefsels hebben geen levensvatbaarheid meer en zijn verdroogd.
Maar uw gevoelsleven ligt aan dat wezen vast, en dat eist vijf, zeven, tot tien procent gevoelskracht, dus levende aura, bewust.
Nog niet, nog niet eens levende aura, dus bewuste kracht, maar uw gevoelsleven.
Dus dit gaat regelrecht naar het dagbewustzijn, niet voor de mens, maar voor de wedergeboorte, voor de kosmos, voor de reïncarnatie.
U ligt daar, en u ligt daar, en daar, en u versnippert.
(Mevrouw in de zaal): ‘Dan is het eigenlijk een weldaad om al die mummies te vernietigen.’
Dat is een weldaad, jazeker.
De wereld heeft nog veel te leren, de mensheid althans, want van mystieke, geestelijke ...
Dit zijn geen mystieke wetten.
U weet, wij spreken vanuit geestelijke wetenschap.
We leven in die bron.
En dit is één verkeerd fundament voor heel deze mensheid.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Met dit ‘één verkeerd fundament’ bedoelt meester Zelanus de balseming.
In het vervolg van dit citaat noemt hij een tweede verkeerd fundament: de crematie.
Wanneer men het lichaam ‘op het vuur’ legt, ontneemt men de mens net als bij balseming de reine natuurwet ‘sterven en uitdijen’.
Zie ook artikel ‘crematie of begraven’.
Miljoenen mensen laten zich balsemen, en in het Oosten daar doen ze weer verkeerde dingen, daar legt men het kind al op het vuur, en nog gekkere dingen; alles waanzin ten opzichte van de reine natuurwet ‘sterven en uitdijen’.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Het boek ‘Maskers en Mensen’ spreekt in dit opzicht over de ergste psychopaten die er zijn, omdat de ziel in geen eeuwen tot bewustwording komt.
Hiermee worden niet de ziekelijke criminele bewuste psychopaten bedoeld die een gevaar voor andere mensen zijn, en die voor de veiligheid van de medemens als ergste psychopaten beschouwd kunnen worden.
Wij lieten ons balsemen.
Nóg liggen er van ons in het oude Egypte onder de grond, die zich lieten doden en balsemen, maar die roken een vreselijke pijp.
Dat sigaartje brandt eeuwigdurend door.
Al die balsemingen scheppen eeuwigdurende invloed.
Je voelt wel, die lichamen kunnen niet oplossen, de ziel zit eraan vast en komt niet los.
Toch krijgt zo’n ziel een ander leven.
Maar hoe is dan het bewustzijn?
Dit zijn je allerslimste gekken?
Néé, de ergste psychopaten die er zijn.
Die zielen hebben hun vol bewustzijn niet.
Daarom kennen wij bewuste en onbewuste psychopathie.
Dat zijn zielen, die te ver gingen.
Dat gebalsem van al die lijken houdt de ontwikkeling van de ziel tegen.
De ziel legt zichzelf aan die lijken vast.
Zij komt in geen eeuwen tot bewustwording, omdat zij eeuwigdurend iets achter zich aansleept!
Maskers en Mensen, 1948
Alleen het verbranden van de mummies kan deze mensen helpen:
Wil je die zielen helpen, dan moet je dat hele gedoe verbranden.
Die gebalsemde lichamen, ook wij hier hebben er genoeg, vreten aan het bewustzijn van de ziel.
Die lichamen houden iets in stand dat sterven, oplossen moet.
Wil je vrij zijn, verder kunnen gaan om je levens af te maken, dan kan dat alléén als je geen ballast mee te dragen hebt.
Nu kom je in een leven terug, je mist iets, je weet niet wat het is, dokters willen je een spuitje geven en maken je nog onbewuster.
Je voelt het en je draagt het met je mee.
Je ontkomt er niet aan, maar je bent onder de levenden.
Iets trekt je als je bewust bent geworden naar ergens.
Maar waar ligt, waar leeft het?
En nu al de duizenden problemen nog waarvoor je leeft!
Voel je, dat de menselijke ziel van zichzelf een chaos heeft gemaakt?
Zij heeft de natuurlijke wetten verkracht.
Zij heeft geen normaal bestaan meer, het is ’n lijdensgeschiedenis.
Méér nog in het onzichtbare als in dat wat je kent als ziekten of andere ellendige zaken.
Maskers en Mensen, 1948
In dit geval is het verbranden van het gemummificeerde lijk nodig, omdat alleen op die wijze de aura vrijkomt en de ziel in een veel later stadium uiteindelijk die aura weer kan gebruiken voor haar geestelijke bewustzijn.
De ziel moet dan wel de langdurige gevolgen van een crematie ondergaan, maar bij een gemummificeerd lichaam is er geen andere weg.
De langdurige gevolgen van een crematie ontstaan doordat de verbranding alle aura in een korte tijd laat vrijkomen, waardoor de ziel niet de gelegenheid heeft om die aura op een natuurlijke wijze te verwerken en te integreren.
Meer informatie hoe de crematie het geestelijke voortleven van de ziel in ernstige mate belemmert, is te vinden in de bronnen van het artikel ‘crematie of begraven’.
Waarom is dit niet bekend?
Aan meester Zelanus wordt de vraag gesteld waarom de tempelpriester Venry uit het boek ‘Tussen Leven en Dood’ in het oude Egypte deze kennis over balsemen nog niet kon ontvangen:
(Mevrouw in de zaal): ‘Ik ga terug naar ‘Tussen Leven en Dood.’
Ja.
(Mevrouw in de zaal): ‘Uit de boeken en van meester Zelanus hebben wij geleerd dat balsemen niet mag.’
Moet u weten.
(Mevrouw in de zaal): ‘Ja, dat moeten wij weten.
Maar nu, Venry wordt opgeleid of was een Groot Gevleugelde.’
Ja.
(Mevrouw in de zaal): ‘De opperpriester sterft.’
Ja.
(Mevrouw in de zaal): ‘Nu wordt Venry ...’
Iets duidelijker.
(Mevrouw in de zaal): ‘Nu wordt Venry met alle problemen op de hoogte gebracht, dat wil zeggen, alles wat de dood betreft.
Maar we lezen toch, dat de volgende dag, dat de opperpriester gebalsemd moet worden.
Had men Venry dat nu ook niet duidelijk moeten maken dat dat niet mocht?’
Kan ik hier u allen, kan ik de maatschappij, kan ik uw Amsterdam, uw Rotterdam, uw wereld overtuigen van de wetten na en achter ‘de kist’?
Kan ik datgene brengen wat de kosmos, de kosmos u biedt, u gaf, God, Christus, de ruimte, de Albron verstoffelijkte, kan ik dat aan uw universiteit kwijt?
Nee?
(Mevrouw in de zaal): ‘Nee ...’
Dat was voor Egypte.
(Mevrouw in de zaal): ‘Ja.’
Dat boek leefde ook in Egypte.
Die Venry die wist niet zóveel.
U vergelijkt dat boek, die tijd, met het nu.
Maar u blijft in uw tijd en u denkt vanuit het nu terug naar Egypte.
En dan neemt u ‘De Volkeren der aarde’, dan neemt u ‘Geestelijke Gaven’, u neemt ‘Een Blik in het Hiernamaals’.
(Mevrouw in de zaal): ‘Maar wat voor nu geldt, gold voor vroeger ook?’
Wat zegt u?
(Mevrouw in de zaal): ‘Wat voor het heden geldt, gold toch ook voor ...’
Ja, ja, mijn kind, maar die men ...
Voelt u dan niet waar ik heen wil?
(Mevrouw in de zaal): ‘Jawel.’
Die mensen konden dat nog niet begrijpen.
Isis had bewustzijn, Ra, de tempel van Ra, de tempel van Ré, Luxor, die hadden het bewustzijn dat een stuk steen, een boom, een water, een bloem, een vogel, de god van de nacht goden waren.
Maar wij hebben maar één God.
Dus dat bewustzijn was nog niet zover.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Nu is deze kennis via Jozef Rulof op aarde gebracht, maar die wordt nog niet aanvaard door het bewustzijn van de huidige mensheid.
Daarom liggen er nog duizenden te wachten op verlossing:
En daar was het, dat deze wetten tevoorschijn traden.
Het oude Egypte heeft ze nooit gekend, zij waren nog niet zover.
En jij weet beter dan ik, dat daar gebalsemd is als nergens anders is geschied.
Ik zeg je, er liggen er nog duizenden in prachtige ingegraven kerkers te wachten op verlossing.
Maskers en Mensen, 1948
Maar die verlossing komt er wellicht pas met het directe-stemapparaat:
En wat gebeurt er nu met u?
Men heeft u hier heerlijk opgebaard.
U staat daar.
Ze houden u in leven.
En dat organisme moet sterven, want u hebt uw aura nodig.
Maar dan is het zover, dan zegt Gene Zijde door het directe-stemapparaat – u gelooft toch wel, als u ‘De Volkeren der Aarde’ aanvaardt, hoe machtig mooi dat wordt, een technisch wonder – dan spreken de meesters, dan zeggen de meesters: ‘Weg met die lijken.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951