Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘aura’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘aura’.
Uitstraling
Vele mensen denken bij het woord aura aan het uitstralende licht dat een helderziende om een mens heen waarneemt.
Jozef Rulof geeft aan dat die aura gevormd wordt door ons voelen en denken, waardoor ieder mens een verschillende aura heeft:
Meneer Reitsma, er is niet één aura precies dezelfde.
Al het leven bezit verschillende aura.
En al hebt u een sfeer bereikt, de eerste, tweede, derde sfeer, dan nog zijn de aura’s niet hetzelfde.
Wij hebben de wetten allemaal door ons eigen ik en voelen, denken beleefd.
De één heeft kunst, een ander weer niet.
En al die gedachten scheppen aura, kleur, uitstraling, licht.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Wanneer André (Jozef Rulof) in uitgetreden toestand samen met zijn geestelijke leider Alcar tussen de aardse mensen loopt, ziet hij veel verschillen in hun uitstraling:
Hij zag, (dat) de mensen verschillend licht om zich heen hadden en bemerkte, dat zij Alcar en hem niet zagen, wanneer zij tussen hen door liepen.
„Is het licht, dat om hen heen is, hun uitstraling, Alcar?
Ik zie het bij sommigen heel helder en bij anderen weer niet.”
„Ja, André, je hebt goed gezien, zij stralen in meerdere of mindere mate licht uit en sommigen hebben in het geheel geen licht om zich heen.
Dit hangt samen met de sterkte van hun geestelijke kracht.”
André zag vele arme mensen, maar ook velen, die kostbaar gekleed waren.
Hij wees naar een man, die vlak naast hem liep en zeer armoedig gekleed was.
„Kijk eens, Alcar, welk mooi licht die arme man om zich heen heeft.”
„Goed opgemerkt, mijn jongen, het is prachtig licht, dat die mens uitstraalt.
Zulk licht is niet te koop; anders zou het er voor arme mensen treurig uitzien.
Dit licht heeft hij zelf ontwikkeld; het is zijn eigen bezit.
Het is een groot geluk, dat we in de hogere wereld niet naar ons stoffelijk bezit beoordeeld worden; voor God zijn alle mensen gelijk.
Wanneer men dit maar wilde begrijpen, dan zou de aarde spoedig van al het lage en slechte verlost zijn.
Een bedelaar kan innerlijk zeer rijk zijn, terwijl de rijkaard geestelijk arm kan zijn en dan niets van dit mooie licht bezit.
Geestelijke rijkdom heeft veel meer waarde dan stoffelijke eigendom en voor de arme, die dit licht bezit, betekent dat veel meer dan geld, weelde en alle gemakken, welke men voor zijn aards geluk nodig meent te hebben.
Maar dat zien wij alleen.
Aan onze zijde zien wij de uitstraling van de mensen, welke zij zelf niet zien kunnen.
Zij weten niet, hoe hun uitstraling is; zij kennen hun eigen licht niet.
Toch zijn er onder de rijken gelukkig velen, die, goud om zich heen hebbende, toch ook goud in zich dragen; hiermee bedoel ik: innerlijk licht.
Dit houdt verband met de taak, welke zij op aarde te vervullen hebben en hoé zij deze vervullen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In het boek ‘Zij die terugkeerden uit de Dood’ vraagt Jozef aan Jeanne hoe zij als geest de aardse mens waarneemt:
„Zie je me duidelijk, Jeanne?”
„Heel duidelijk, Jozef, als op aarde, doch heel anders.
Je zit in een licht; in een waas zie ik je en dat waas is je uitstraling en daarin zie ik verschillende kleuren.
Het is wonderlijk en dat heeft ieder mens, een licht of een donker waas.
Ik zie dat je me aankijkt, Jozef; en ik zie in je ogen, zoals op aarde.
Wat is het machtig.
Je spreekt, voelt, hoort en ziet me en toch ben ik onzichtbaar voor hen, die deze gaven niet bezitten.
Ik voel mij precies als toen ik nog op aarde leefde en ben in niets veranderd.
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Meester Zelanus verklaart dat in de aura duizenden kleuren kunnen leven:
Ja, de aura van de mens heeft dat ook.
U kent de kleuren, u kent uw aardse, stoffelijke kleuren, maar er zijn er in de mens een kleine, ongeveer een zevenduizend, tienduizend aanwezig, kleuren.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
De aura bestaat niet uit één kleur, maar een kleur kan wel overheersen:
De mens hier voor de aarde die een mooi wit gewaad draagt, die is mooi, maar aan Gene Zijde heeft wit geen betekenis.
Weet u dat?
Dat heeft immers geen uitstraling?
U krijgt in de kleur het leven.
Alle kleuren zijn in één kleur aanwezig.
Maar één kleur overheerst.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Eén kleur op zichzelf is hard:
En roze alleen is dood.
Het zegt niet veel.
Wit is ook dood.
Een kleur op zichzelf is hard.
U vindt aan Gene Zijde geen blauw, of dat blauw heeft ál de kleuren van de ruimte; maar dan is die uitstraling een violet-blauwachtig waas.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Theo uit het boek ‘Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven’ ontdekt bij het terugkijken op zijn aardse leven waarom zijn aura verschilt van die van zijn vader:
Naast vader staande in onze woning te Amsterdam ga ik meer en meer zien.
Ik neem plots mijn eigen aura waar.
Er liggen vele diepe kleurnuances in het licht, dat ik uitstraal.
In vaders aura liggen andere kleuren.
Nu ga ik ook de oorzaak van dit verschil kennen.
Die kleuren waren in vorige levens opgebouwd en daar ieder mens zijn leven op eigen wijze beleeft en inricht, zijn de kleuren in ieders uitstraling weer anders.
Een meester in de geest is in staat aan die kleuren de levens van een mens en zijn denken, voelen en handelen daarin vast te stellen.
Nieuwe beelden kwamen naar mij toe.
Mijn aura wees uit, dat ik in een van mijn levens een geleerde was, een kenner van de ziel, voor de aarde een psychiater.
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Elk leven straalt aura uit die het gevoelsleven laat zien:
Wij staan nu voor de levensfluïde.
En nu heeft elk ding, elke stof, elk zieltje, geest, leven heeft uitstraling naar zijn persoonlijkheid en naar de afstemming van het ding, het wezen, de graad van leven.
U krijgt dus, een vis die heeft ook uitstraling, en een hond en een kat ook, dan krijg je dierlijke uitstraling en voordierlijke; en dan heb je in die dierlijke weer graden.
Want je komt, van het hogere leven, een duif, een nachtegaal en een ander vogeltje, kom je tot krokodillen terecht, of tot roofdieren.
En naar uw gevoelsleven straalt het leven uit.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Door zijn daden en karakter kan de mens op aarde reeds zijn lichtsfeer opbouwen:
Want elke waarheid en karaktertrek die geestelijk is, straalt bewuste levende aura uit.
Is u dat duidelijk?
(Zaal): ‘Ja.’
Dus doe goed, heb lief, wees zacht, wees waar, en gij bouwt, gij straalt aura uit die regelrecht naar de eerste, de tweede, de derde sfeer gaat.
Denkt u aan iemand in een reine kern en in liefde, dat ... die voelt u onmiddellijk, waar die intelligentie, waar dat wezen ook is.
Dat is het universele contact door waarheid.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Genezende aura
Het geven van aura aan een zieke voor genezing noemt men magnetiseren of handoplegging.
Wanneer de magnetiseur hierbij geleid wordt door een meester in de geest is de zieke in goede handen:
De meester voedt de zieke organen door zijn aura en die van het medium en iets wat leeft kan niet ziek zijn, want dat wil hij bereiken.
En dat wordt meestal bereikt of de meester begint er niet aan en zendt de zieke naar de dokter.
Door de levensaura herstellen zich de zieke weefsels, de organen zuigen zich vanzelf vol en komen dan langzaamaan weer op kracht.
Dit dierlijke magnetisme of menselijke fluïde is bezielend en versterkend en kan nimmer afbrekend werken, indien het u door het goede genezende medium wordt toegevoerd.
Nu trekt de meester de zieke in zijn eigen leven op, de aura herstelt de zieke organen en er komt verandering.
Geestelijke Gaven, 1943
De aura van een magnetiseur is echter niet vanzelfsprekend genezend:
Genezers moeten echter weten, dat ze door handoplegging hun eigen levensaura wegschenken en dat nog lang niet is bewezen of hun eigen aura genezend is.
Toch is de menselijke aura ervoor geschikt.
Juist de levensaura van de mens kan genezen, omdat dit teveel van kracht bezielend werkt op weefsels, die onbezield, zelfs levenloos een eigen taak in het organisme hebben te volbrengen en nu nieuw voedsel ontvangen.
Maar het is tevens mogelijk, deze weefsels volkomen af te breken en dan is het genezen van mens tot mens afbrekend!
Geestelijke Gaven, 1943
Een magnetiseur kan ook onbewust de levenskracht van een zieke ontnemen:
Indien ’n medium twijfelt aan zichzelf, krijgt de zieke geen aura, geen levenskracht, want de twijfel heeft geen bezieling en brengt het medium op een doodlopende weg.
Ophouden is dan noodzakelijk.
Het leven van het medium is niet in werking, kan niets geven, maar vráágt, het zuigt zelf op en dit is nu het afschuwelijke vermoeiende gevoel, dat de zieke soms na ’n behandeling heeft.
Nu is er niet ontvangen, maar genomen van het beetje leven, dat nog aanwezig is.
Voor de genezer heet het dan: „Wat ben ik weer geholpen, wat hebben ze mij een kracht gegeven.
Zo zie je, je geeft iets, maar je krijgt het van Gene Zijde terug”.
Hij is er evenwel onbewust van het feit, dat hij de levenskracht nam van het zieke, gemartelde organisme.
Het twijfelende gevoelsleven houdt de fluïde vast, heeft niets te geven, alléén het bewust ingestelde gevoelsleven kan iets schenken.
Dit is van grote betekenis voor het genezen.
Het is het waarachtige weten, en wie weet, is in zijn handelen zeker en doeltreffend.
Dit zijn de wetten voor een medium en een genezer op eigen kracht.
Geestelijke Gaven, 1943
Wanneer de genezer niet op eigen kracht werkt, maar geleid wordt door een meester van het licht, dan geeft de combinatie van hun stoffelijke en geestelijke krachten juist de genezende mogelijkheid.
Meester Alcar legt uit dat hij voor de genezing een aards medium als Jozef Rulof nodig heeft, omdat zijn eigen astraal-geestelijke aura te ijl is om door de zieke opgenomen te worden:
Jouw levensaura is stoffelijk geladen, bezit zwaartekracht, die van mij is astraal ijl.
Voel je dit, dan moet het je duidelijk zijn, dat wij door deze stoffelijke eigenschap de kloof tussen de zieke en ons leven overbruggen.
Door mijn zien en de kennis van de wetten komen wij tot deze eenheid.
Vanuit ons leven kunnen wij dit op eigen kracht niet bereiken en dit moet je dan ook aanvaarden.
Ons eigen contact lost op; door jouw krachten is ons éénzijn voor de aarde blijvend.
Onze verbinding met de aarde is door de „dood” afgesneden.
Door deze eenheid, die we thans beleven, leggen we de opbouwende fundamenten en dan komt de stoffelijke harmonie terug in deze levens.
Deze zieke zuigt jouw aura in haar lichaam op en het zenuwstelsel zorgt voor verdere behandeling.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945