Zon -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘zon’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘zon’.

Ruimtelijk vaderschap

De zon stelt een planeet in staat om haar ruimtelijke moederschap te beleven:
Voor het Universum is de baring uitdijing, door de stralen van de Zon als de scheppende kracht baart de moeder, waardoor al deze wetten zijn ontstaan.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
De zon is mannelijk:
Want de zon is híj.
Uitstralend licht is scheppend.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Zoals de zon als vader door zijn levend licht een planeet tot moederschap kan brengen, zo kan een man door zijn zaadcellen als verdicht licht het moederschap dienen:
Thans is het vaderlijke gezag van de ruimte tot eenheid gekomen met het moederschap en zal later menselijk verdicht worden, waardoor de mens als vader, als schepper aan de moeder zijn levenslicht zal schenken, in embryonale toestand, mijn meester, want die is er.
En betreden wij, niet alleen voor deze ruimten, maar betreden wij op aarde het kosmische goddelijke geluk van twee mensen, man en vrouw, en wordt er een kind geboren.
Lezingen Deel 3, 1952
Het woord sperma verhult de lichtende oorsprong van deze scheppende kracht:
U hebt verdichtende schepping: beenderstelsel.
Nu krijgt u halfwakend moederschap: dan komt u al tot de slijmvliezen.
En dat heet in de schepping, voor God heet dat geen bloed en geen zenuwen en geen sperma, maar dat is scheppende kracht in die en die graad.
En dan heeft de man ... dan krijgt ...
Dan maakt meester Alcar, en meester Zelanus, die maken hele andere woorden.
Een nieuw woordenboek komt er, ontstaat er want nu heet dat sperma heel anders.
Want nu krijgt u daarvan de voortvliedende krachten en dat is niet meer dan de zeven graden vanuit het Al naar de stoffelijke wet sperma; en nú is het sperma en toen was het licht.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Ook de man moet zich stoffelijk splitsen om zijn scheppende kracht aan zijn vrouw te kunnen geven:
In de eerste plaats zie ik de moeder op Aarde, naast haar de scheppende kracht, de man als vaderlijk bewustzijn.
Op het ogenblik van splitsing, mijn meester, ontvangt de moeder de scheppende afscheiding, doch daardoor zouden duizenden kinderen geboren kunnen worden.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
De zon zou tot de mens op aarde kunnen zeggen:
Gij kent uw zonnebloem op aarde, nietwaar?
Dat is mijn persoonlijkheid.
De steel is de „Albron”, de kern mijn innerlijk lichaam, de bladeren vertegenwoordigen mijn uitstralende kracht, als licht, leven en bewustzijn.
Hoe vindt u dat gouden licht?
Heb ik iets abnormaals geschapen?
Is dat mijn beeld niet?
Het zaad is mijn voortplanting, is baring en schepping.
Waarom hebt u mij daar zo duidelijk genoemd en begrepen?
Waarom mijn vaderschap nu niet vertolkt en wij waren dichter bij elkaar geweest.
Nu spreekt mijn leven en bewustzijn tot uw persoonlijkheid.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944

De tweede basiskracht

Meester Zelanus beschrijft hoe Jozef Rulof (Jeus) het eerste baringsproces van de Albron waarnam.
Om haar leven tot evolutie te brengen, zette de Albron haar twee basiskrachten in, die ‘uitdijing en verdichting’ genoemd kunnen worden, of ‘baring en schepping’, of ‘moederschap en vaderschap’.
Toen de eerste nevelen lichtend werden, was dat door de werking van de scheppende basiskracht:
Jeus ziet nu, dat deze ruimte door uitstralend plasma wordt gevuld en dat is het „Barings”-proces van de „Almoeder”!
De „ALBRON” stuurt dus dit leven door deze ruimte.
Het is levend plasma, iets anders is het niet en (dat) stellen wij vast.
En die aura evolueert, wij zullen aanstonds de volgende stadia beleven en ook kunnen zien.
Hierdoor komt er licht in deze ruimte en is de geestelijke „Schepping” begonnen!
Door dit „Baren” beleven wij straks het „Scheppen” ... en kunnen wij begrijpen.
Nu reeds leren wij God allereerst als „Moeder” kennen en hierna als „Vader”!
Door dit baren zal het scheppen naar voren treden en is duidelijk, omdat wij die wetten op aarde hebben leren kennen.
Leg uw zaadje in de grond en gij kunt nu op het scheppen wachten, dat onherroepelijk zo is, omdat gij hierdoor die evolutie voor u ziet.
Maar híér zien wij dat voor de „ALBRON” ... de „ALMOEDER” ís het!
Doordat dus het leven een eigen evolutieproces heeft te aanvaarden, kreeg het verruiming, en hierna door de verkregen eigen zelfstandigheid ... het vader- en moederschap in handen!
Dat heeft hier, waarin wij nu leven, biljoenen tijdperken geduurd, voordat de verstoffelijking plaatsvond.
Wij zijn reeds in staat om die berekening te maken en ook Jeus kan dit proces volgen, omdat wij zien, dat dit plasma zich verdicht.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Na de kosmische splitsing kreeg de zon een zelfstandigheid als scheppende basiskracht van het vaderschap door de omgevende verdichte energie in te zuigen tot een astraal-geestelijk hemellichaam:
Het vaderschap heeft zelfstandigheid, die oerbron als vader stuwt door.
De zon heeft zich opgezogen, heeft zich afgesloten reeds, die kracht gaat uit.
Dat is ook astraal, een astraal lichaam, maar zal zich verstoffelijken als licht, ziet u?
En deze warmte is reeds te voelen.
Lezingen Deel 1, 1950
In het niets was er al vermogen aanwezig om te baren en te scheppen:
We waren in het niets en toch waren we in de Alkracht, het Alvermogen om te baren en te scheppen.
Lezingen Deel 1, 1950

Verdichting

Toen de nevelen van de Almoeder lichtend werden, was dat door de verdichtende werking van de tweede basiskracht als ‘vaderschap’:
De „Almoeder” baarde.
Dit licht is dus „Levensaura” vanuit dit baringsproces ontstaan en verdicht.
De „Almoeder” baarde, doch hierdoor betreden wij het volgende evolutieproces en nu heeft die bron geschapen, zodat het „vaderlijke gevoelsleven” naar voren treedt.
Dit licht is dus scheppend, waardoor wij de eerste levensgraad zien en beleven, een graad van leven voor God, maar bovendien een eigenschap, een deeltje van Zijn Persoonlijkheid en Zijn vader- en moederschap.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Op aarde spreken we over de zon, maar in het kosmische woordenboek is het uitstralend vaderschap dat zorgt voor verdichting van het omringende leven:
‘De zon schiep nu nieuw leven, omdat al die vonken zich konden verdichten door de centrale bron als het verdichte vaderschap.’
Dus de zon is geen zon, maar verdicht uitstralend vaderschap.
Lezingen Deel 3, 1952
De zon zal in eerste instantie meewerken aan de verdichting van de maan:
Het Universum heeft zich gesplitst, doch voor het vader- en het moederschap.
Bezie thans de Zon als lichtgevende kracht, waardoor de Maan tot verdichting overging en kunnen wij aanvaarden.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Later zal die verdichting tot verstoffelijking leiden:
Het vaderschap blijft bezielen, dat licht wordt sterker, dat evolueert; dit is dus reeds een verstoffelijking.
Lezingen Deel 1, 1950
Het beleven van de twee basiskrachten geeft aan de planeten verdichting, en aan onze ziel persoonlijkheid:
Voor het universum is dit evolueren niet anders, al deze macrokos­mische vonken beleven echter dezelfde wetten.
Voor de ziel als mens worden dit de eigenschappen, waardoor de menselijke persoonlijkheid naar voren treedt.
Voor ons werden het eigenschappen, voor de planeten verdichtingswetten.
Kunt gij dat volgen?
Door het vader- en moederschap hebben wij die verdichtingswetten beleefd, doch kregen hierdoor gevoel en dat verruimde ons innerlijk leven.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
De tweede basiskracht zorgt dat de uitdijing verdicht en verstoffelijkt wordt:
Jazeker, wij beleven de scheppende krachten voor het moederschap.
Wij gaan beginnen aan de baring en het uitdijen; de verdichtingen, de verstoffelijking van die wet wordt vaderschap.
Lezingen Deel 2, 1951
De scheppende verdichting beleven we ook in de woorden die we uit ons gevoel scheppen:
Dus dat is nog baring, ik ben nu aan het baren.
Weet u wat ik nu zeg?
En nu ga ik scheppen.
Als het woord – dat is voor de persoonlijkheid – als het woord innerlijk is gevoeld, dat zijn gevoelens, die zetten we om in stof, woorden, dat is scheppen.
En dat is voor de nacht baring, een wet.
En voor de dag de zon, ook een wet.
De nacht is moederschap en daglicht is vaderschap.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951

Uitstralend licht

De Alziel werd zon om uit te stralen en licht te geven:
Dus dit licht is verstoffelijkt vanuit de geestelijke Alziel, de bron ... werd zon om uit te stralen en licht te geven.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
In het begin was de uitstraling nog zwak:
Wat wij nu nog zien is een zwak licht, een licht in ’n waas gehuld, maar dat niettemin Goddelijke bezieling is.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Toen het zwakke zonlicht kleur kreeg, was het rood-goud, zoals dat nu op aarde bij een ondergaande zon kan voorkomen:
Maar in het begin in dat en dat stadium was dat zonlicht nog rood, half rood-goud.
Lezingen Deel 2, 1951
De zon bouwt zich op in zeven tijdperken, zoals ook de Alziel heeft beleefd om haar geestelijke nevelen tot uitstralend licht te brengen:
En nu zien wij dat het vaderschap, het licht voor de ruimte, zich gaat veranderen en verdichten, verdichten, het waren tijdperken: eerst tot de reine, zuivere, bewuste bezieling en daarna weer het terugzinken, want ook de zon heeft zeven tijdperken te beleven.
Lezingen Deel 2, 1951
Het zonlicht vertegenwoordigt het bewustzijn van de ruimte:
Het licht van de zon is het bewustzijn van de ruimte.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Ook als mens kunnen wij bewust uitstralend zijn naar onze medemens:
Het ligt niet ver van uw leven vandaan, die maan die leeft onder uw hart, u bent het zélf.
Het is uw moederschap, het is uw vaderschap.
Wat voelt ge voor de moeder en hoe is uw gedachte?
Straalt uw leven uit, gelijk het vaderschap voor de ruimte, de zon, altijd en eeuwig doet?
Lezingen Deel 1, 1950
Jozef Rulof (André) ziet die bewuste uitstraling van de persoonlijkheid:
En als André in die tijd dit voelt, dan kan hij zeggen: ‘Ja, het lichtuitstralende gevoel van mijn persoonlijkheid geeft gestalte aan mijn karakter en dij ik uit.
Lezingen Deel 3, 1952
Maar nu zijn we nog maar voor het universum aan het denken, maar dat is ook voor de mens, voor uw karakter, want daar gaat het uiteindelijk om.
Lezingen Deel 3, 1952
Door de lichtende uitstraling zijn de lichtsferen in het hiernamaals ontstaan:
De Zon straalt licht uit, ook de mens straalt doordat hij de wetten van God in liefde beleeft, licht uit!
Hierdoor zijn de sferen van licht ontstaan.
Indien dus de mens liefde wil geven en in liefde wil dienen, verzekert hij zich van Goddelijk licht!
En dat licht zien wij in het leven achter de kist terug en dient het leven voor de geest!
Dat is dan zijn astrale persoonlijkheid.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
Wij zullen uiteindelijk lichtend worden zoals de zon, omdat deze tweede basiskracht in onze ziel verankerd is:
Wij weten, dat wij de Goddelijke eigenschappen bezitten.
Wij hebben God als licht en leven, als ziel en geest leren kennen.
Voordat de „Almoeder” dus aan haar leven begon, wij moeten dit thans aanvaarden, ook al was er van zichtbaar en bewust leven nog geen sprake, was tóch alles aanwezig en wist die „Albron” hóé het leven zou worden.
Voelt gij dit?
Het moet u dan duidelijk zijn, dat ook de vonk van God al die wetten en eigenschappen bezit.
Een cel als embryonaal leven is uit dat licht geboren.
En dat licht móét thans naar buiten treden; dat licht, waardoor de „ZON” verstoffelijking kreeg en zich splitste van het moederschap, wij hebben dat allemaal gevolgd en beleefd, zal de ziel als mens en al het dierlijke leven zich eigen maken.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944

Evolutie

De Almoeder gebruikt haar beide basiskrachten om haar leven te laten evolueren, om zichzelf een lichaam te scheppen:
Want uit de baring, uit de moeder is dit licht ontstaan.
Dus de Almoeder heeft in zich baring en schepping!
De Almoeder ging baren, maar dat werd schéppen.
Want toen dat gevoel, dat plasma uit haar heenging, ging ook ... bezat dat licht, die aura dezelfde krachten die zij bezit: het gevoel om te scheppen en te baren, te veranderen, te evolueren.
Want achter en in dit alles leeft de gedachte, de wil: ik wil mij manifesteren, vergeestelijken en verstoffelijken voor mijn lichaam.
Mijn lichaam.
Lezingen Deel 1, 1950
De zon zet zijn baring om in scheppend licht.
Zoals al het leven kent de zon baring en schepping, de twee basiskrachten van het leven.
In het hart van de zon is het een en al baring, en zeven graden verder zendt hij pas stoffelijk licht uit:
En wanneer u nu in de zon, op de zeven lagen afdaalt, zeven graden, voordat u de kern krijgt, dan is het één baring.
En dan kijkt u in het hart van dit leven.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Meester Zelanus vergelijkt het maken van het licht door de zon met de Vesuvius:
En als het licht, als die erupties komen – u beleeft het nog op aarde, maar ze begrijpen het niet, dat beleeft u nog met een vesuvende berg, met de Vesuvius en andere vuurspuwende bergen – dan beleeft u dezelfde bron weer die de zon innerlijk te beleven heeft om licht te scheppen; maar dát is weer vanuit de stof naar de geest.
Want wanneer het licht uitgezonden wordt door de scheppende kracht van het universum, dan is het halfwakende stof; u kunt het wel zien maar u kunt het niet betasten.
Lezingen Deel 3, 1952
In wezen is het dezelfde inzet van de twee basiskrachten van het leven als de mens doet:
Maar in die ketel, in die bron gebeurt dat alles en is niets anders dan datgene wat u kunt.
U kunt baren, u kunt scheppen, dat heeft al het leven van Moeder Natuur.
Lezingen Deel 3, 1952
We hebben alles van de Albron in ons:
Als u daar zit als mensen, als moeders en vaders, hebt u alles wat wij tot nu hebben mogen volgen.
U bent vader, u bent moeder, u kunt baren en scheppen.
De uitdijingswetten zijn er, de verdichtingswetten zijn er, leven in u.
En die bron is de Albron in u.
De Alkracht, de Alwetendheid, de Alonfeilbaarheid, de Alrechtvaardigheid, de Alharmonie als leven, als liefde, is in u, u spreekt erdoor, u handelt er nu door.
U bent vaderlijke en moederlijke verruiming, verdichting en uitdijing.
Lezingen Deel 3, 1952