Zomerland - Vierde lichtsfeer -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘Zomerland - Vierde lichtsfeer’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘Zomerland - Vierde lichtsfeer’.

Geestelijk bewustzijn

De vierde lichtsfeer wordt ook de eerste geestelijke sfeer genoemd, omdat de ziel hier haar geestelijke gevoelsgraad heeft bereikt.
In het boek ‘De Kringloop der Ziel’ wordt aan Lantos een beeld getoond van dit ‘Zomerland’:
Het eerste dat mij opviel, was de paarsachtige gloed die uit het heelal neerdaalde.
Stiller, schoner en grootser was alles wat ik waarnam.
De mens straalde als een zon!
Hoeveel geluk wachtte mij nog.
Het was niet te geloven en toch speelde zich dit voor mij af, was ik daarmee verbonden.
Op aarde werd ik met mijn verleden verbonden, thans met mijn toekomst.
Ik zag een ontzaglijk vergezicht en over alles lag een zijdeachtige gloed, die de uitstraling was van het leven, dat daar leefde.
„De vierde sfeer,” hoorde ik de meester zeggen, „het Zomerland en wel de eerste gelukkige geestelijke sfeer.
Daar heeft de mens zijn aardse gevoelens afgelegd.
Eerst daar is hij het geestelijke leven binnengetreden.
Daar is het waar hij zich voelt als opnieuw geboren.
Dit gevoel bezit de mens reeds in de eerste sfeer, doch het wordt sterker en bewuster, ja machtiger, totdat hij daar binnengaat.”
De Kringloop der Ziel, 1938
De vierde sfeer kan niet direct na het sterven betreden worden:
Wij weten, dat geen leven vanaf de aarde in de eerste geestelijke sfeer, dat de vierde sfeer is, kan binnentreden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Zomerland wil zeggen: bewustzijn.
Dit is het geestelijke bewustzijn waar het leven op aarde naar op weg is:
En nu worden we aangetrokken en zien wij – dat wij ... dat beleven we aanstonds – en stellen we vast dat we in de vierde sfeer, dat is het Zomerland en Zomerland wil weer zeggen: bewustzijn.
Een zomermorgen is een lieflijk gevoelsleven aan kracht, aan groei, aan bloei, aan openbaring.
Lezingen Deel 1, 1950

Liefde en harmonie

De afbeelding in het begin van dit artikel is een mediamiek ontvangen schilderij van Jozef Rulof.
Meester Alcar vertelt Jozef (André) dat dit schilderij het Zomerland als levenstuin uitbeeldt:
De natuur zingt hier haar lied en alles ademt rust en vrede.
Hier voelt men, hoe lief God de mens heeft en hoe oneindig goed Hij voor hem is.
Hier is de mens één met Hem in Zijn Levenstuin.
Zeg ik soms te veel, mijn zoon?
Is het niet een levenstuin?
Ik heb je er een kleine uitbeelding van gegeven; het stuk met al de bloemen in eeuwige pracht.
De mens, die na een welbesteed leven hier aankomt en dit heiligdom betreedt, zal onuitsprekelijk gelukkig zijn.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Tijdens een uittreding neemt Alcar André mee naar het Zomerland, waar liefde, harmonie en geluk heersen:
André zag een schitterend landschap voor zich, met bomen, water, prachtig gekleurde vogels en bloemen – zoals hij ze op de aarde nog nooit gezien had – in onnoemelijke tinten.
Het uitspansel had een lichte, paars-blauwe kleur en schitterde soms in goudgele glans.
Voor al deze pracht kon hij geen woorden vinden.
Wanneer hij haar met iets zou willen vergelijken, dan zou een stralende, vroege zomermorgen, wanneer de mens de natuur tot zijn gemoed voelt spreken, haar nog het dichtst nabij komen.
Maar zelfs al was dit een van de heerlijkste ochtenden, welke men ooit beleefde, dan zou het nog maar een zeer gebrekkige vergelijking zijn, want Gods heilig Licht en de stralende warmte, welke in het Zomerland heerst, zijn niet te beschrijven.
„In het Zomerland heersen liefde, harmonie en geluk, mijn zoon.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In de tempel der ziel in deze sfeer zal aan André later verklaard worden waarom de ene mens verder geëvolueerd is dan de andere:
Hier, in de vierde sfeer, was iedereen gelukkig.
Alles had een eigen uitstraling en hier bezat men die grote, reine en zuivere liefde, die eenieder verwarmde.
De mensen, die hij waarnam, straalden een licht uit, dat men op aarde niet kon beleven.
Hier omstraalde het innerlijke wezen het uiterlijke, dat men kon waarnemen.
De vogels zongen hun lied voor de zusters en broeders, die hier leefden en eens op aarde hadden geleefd.
Nu waren zij gelukkig, heel gelukkig.
Hij moest aan al dat geluk niet denken, want nog was hij op aarde.
Hij had zich vele malen afgevraagd, waarom de één zover was en de ander nog in leed verkeerde.
In duizend dingen waren de mensen verongelukt.
Dit zou nu allemaal voor hem opgelost worden en zou hij begrijpen waarom al deze wezens zover waren.
Zie deze schoonheid en hoe rein al deze mensen zijn.
Zie hun gewaden!
Het lag los om de schouders en dit was hun bezit.
Het was niet mogelijk hun dit kleed, dit schone gewaad te ontnemen, want de geest had zich dit eigen gemaakt.
Wonderlijke kleuren zag hij, niet te beschrijven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
„Zie,” hoorde hij zijn leider zeggen, „de vierde sfeer.
Daarginds zie je de tempel der ziel waarin wij aanstonds binnentreden.”
Hoog en verheven, boven alles uit, stond de tempel der ziel.
Uit sneeuwwit marmer was dit gebouw opgetrokken en het geheel straalde licht uit, dat hij reeds van verre kon waarnemen.
Daar zou hem een groot wonder worden getoond.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De verklaring wordt uitgewerkt in het artikel ‘Tempel der Ziel’.

Weide

In het boek ‘Een Blik in het Hiernamaals’ wordt ook nog over een ander Zomerland gesproken.
Het betreft hier een verbindingssfeer met de aarde, waar de mens van de aarde in uitgetreden toestand zijn overgegane geliefden kan bezoeken, wat hem sterkt in zijn aardse leven.
In andere boeken wordt deze verbindingssfeer de ‘weide’ genoemd.
In het artikel ‘weide’ vindt u meer informatie over deze verbindingssfeer.

Geestelijke studie

Pas in de vierde sfeer van licht kan men zich ten volle bekwamen in een geestelijke studie.
Zo heeft meester Alcar een uitvoerige studie gemaakt van het ontstaan van al het leven, om zo in staat te zijn het boek ‘Het Ontstaan van het Heelal’ te schrijven:
„Heeft u daarvan een studie gemaakt, Alcar?”
„Ja, André.”
„Is dat voor eenieder mogelijk?”
„Eenieder die de sferen van licht heeft bereikt, kan zich aan deze zijde voor de een of andere studie bekwamen.”
„Zij, die in de duisternis leven, kunnen zij dat ook?”
„Neen, want zij kennen zichzelf niet eens, weten van lichtende sferen niets af en zijn levende doden.
Die wezens, je weet dit reeds lang, weten niet eens dat zij op aarde zijn gestorven en zij die het wel weten, zijn arme mensenkinderen die voor zichzelf geen raad weten en het dierlijke leven opzoeken.
Van al deze natuurwetten weten zij niets af, zij leven in een duisternis, kennen geen liefde en staren zich blind op hun eigen ellende.
Eerst moeten zij dat duistere leven afleggen.
Eerst in de vierde sfeer aan deze zijde kunnen wij ons voor een geestelijke studie bekwamen, want eerst daar hebben wij al het abnormale, dat bij de aarde behoort, afgelegd en zijn dus het normale leven binnengetreden.
Zij, die daar leven, hebben het gevoel, zijn zover op de geestelijke weg gekomen en begrijpen wat het leven na de dood betekent.
Zij weten dat zij steeds hoger zullen en kunnen gaan, zij weten dat zij op aarde kunnen terugkeren en vooral, zij begrijpen de schepping.
Voordien is het niet mogelijk daarvan een studie te maken.”
„Hoelang duurt zo’n studie, Alcar?”
„Een dergelijke studie duurt honderden jaren.
Vergeet niet, dat al deze wezens met het universum zijn verbonden en dat zij zich al die natuurwetten eigen moeten maken.
Het duurt alleen reeds tientallen van jaren, voordat zij het probleem geboren worden en sterven en de vele natuurwetten die daaraan vastliggen, leren kennen en in de ware betekenis voelen.
Het is hier in dit leven niet leren en berekenen wat men ons leert, doch wij moeten dit kunnen voelen, kunnen beleven, of het dringt niet tot ons door en het heeft geen nut je daaraan te wijden.”
„De mensen moeten dus zelf zover zijn, Alcar?”
„Ja, André, zo is het.
Zij moeten het gevoel innerlijk dragen, dus bezitten, of geen leermeester kan hen helpen noch onderwijzen.
Doch hier zien wij wie het innerlijke licht daarvoor bezitten en deze kunnen zich voor de ene of andere studie bekwamen.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939