Ziel -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘ziel’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘ziel’.

Al onze gevoelens

In het boek ‘Tussen Leven en Dood’ ziet de tempelpriester Venry zijn vorige leven als Vader Taiti terug.
Hij constateert dat al de herinneringen en gevoelens van vorige levens deel uit blijven maken van zijn ziel:
Wat ik vroeger gedragen had en bij dat leven behoorde, was ook nu in mijn bezit.
Daardoor leefde ik in de werkelijkheid, omdat alle gebeurtenissen, gevoelens en eigenschappen, die geleerd zijn, in ons blijven en van de ziel deel blijven uitmaken.
In al die eeuwen was er niets veranderd, alléén in mijzelf, dat nu het gevoel, mijn streven voor het goede betekende.
In dat leven ging ik ten onder.
Hetgeen ik nu beleefde, vond ik wonderbaarlijk.
Op deze wijze was het voor mij mogelijk, om vele levens terug te zien.
Al die levens waren nodig geweest om te ontwaken.
Tussen Leven en Dood, 1940
In een volgend leven als Alonzo vraagt hij zich af waarom hij is zoals hij is.
Zijn geestelijke gids legt hem uit dat de stuwing om te zoeken vanuit zijn ziel komt:
„Het gevoel dat in u ligt, dat gij zelf zijt, dat de ziel zich eigen maakte en als gevoel wordt gevoeld, raakt dit bewustzijn, dat zich in uw zoeken en verlangen openbaart.
Als u dit duidelijk is, Alonzo, dan voelt gij, dat de ziel zich al deze gevoelens eigen moet maken en daarvoor zijn levens nodig.
In één kort aards leven is dat niet te bereiken.
Tussen Leven en Dood, 1940
Onze ziel herkent de mensen die deel gaan uitmaken van ons leven.
In het boek ‘Maskers en Mensen’ wordt aan Karel verklaard waarom Marja wist hoe ze haar geluk zou vinden:
Marja wist innerlijk, dat, wanneer zij die man tot zich trok, zij haar geluk zou beleven.
Als kind, je zult dat later van haar horen, wist zij dat al.
Zo goed (als) bij mij het vorige ontwaakte, keerde in haar leven die wetenschap terug.
Elk leven eist de vorige bewustwording op.
Wanneer je dus geboren wordt komt dát verleden boven.
Niets kun je eraan veranderen, die gevoelskrachten dwingen je ze te aanvaarden.
Je bent niet anders, je handelt niet anders.
Dit is ons ongelooflijk onderbewustzijn.
Dit is het, waarover de geleerden zich zo druk maken en waarop zij nooit een afdoende antwoord kunnen vinden, omdat zij de wedergeboorte niet aanvaarden.
Het is dus duidelijk, dat wanneer de ziel ontwaakt, je reeds in je verleden, het vorige leven, leeft.
Dát is niet te omzeilen, Karel!
Al die gevoelens van één leven, zoveel gevoel is het van je onmetelijke onderbewustzijn, vormen nu de persoonlijkheid.
Maskers en Mensen, 1948

De bezieling van ons lichaam

De ziel is het leven dat het stoffelijke lichaam tot bezieling brengt.
Om te reïncarneren gaat de ziel eerst naar een wereld die verbinding heeft met het embryo:
Het is de verbindingswereld waarin de mens, de ziel leeft, die op aarde zal terugkeren.
Van hieruit dus keert de ziel in het stoffelijke lichaam en is „het leven” wat de stof tot bezieling brengt.
Dat is het geboren worden op aarde.
De Kringloop der Ziel, 1938
Hierdoor wordt het embryo bezield:
Ik zou ook deze sfeer de wereld van het embryo kunnen noemen, want van hieruit wordt het embryo bezield.
De Kringloop der Ziel, 1938
De wereld van het embryo wordt ook de wereld van het onbewuste genoemd.
Van daaruit begint de ziel aan haar nieuwe leven, waarvoor zij een nieuw stoffelijk organisme nodig heeft:
Wat dus daar in de wereld van het onbewuste in slaap is gevallen, zal ontwaken wanneer het leven opnieuw wordt geboren en dit is die bezieling voor de totstandkoming van het stoffelijke organisme.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ziel voedt het lichaam totdat haar levensplan voltooid is.
In het artikel ‘euthanasie en zelfmoord’ wordt dit thema verder uitgewerkt.
In het artikel ‘sterven als overgaan’ wordt beschreven hoe de ziel van de mens de dood overwint:
Wat doodgaan lijkt, is het vrijkomen van de ziel en zij gaat verder!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Het is niet ons stoffelijke lichaam dat leeft, onze ziel is het leven dat ons lichaam bezielt:
De meesten hier op aarde denken waarlijk dat zij stoffelijk leven, maar u komt slechts los van het lichaam, en aanstonds betreedt ge de wereld voor uw ziel, de wereld voor uw geest en zijt ge een astrale persoonlijkheid.
Lezingen Deel 1, 1950

Ons reïncarnerende gevoelsleven

De aardse geleerdheid kijkt nog niet achter de doodskist:
Jullie dokters ook.
Jullie kennen de ziel niet.
Jullie weten van haar oneindig leven niets.
Jullie blijven voor de „kist” staan en kijken er niet overheen.
Maar dáár leeft zij thans als een geestelijke persoonlijkheid.
Alsof God niets anders heeft geschapen dan zo’n stoffelijk mensje.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Máár de menselijke „wil” én de persoonlijkheid zijn één, is één leven, doch is bovendien gevoel.
En die machtige machine, Dr. Freud, Jung, Kant, Schopenhauer ... hebben jullie nimmer kunnen ontleden, jullie kennen dit uurwerk niet.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Bij het indalen in het embryonale leven past de ziel zich aan aan de kleine stoffelijke cel:
Maar het bezielende leven past zich aan dat stoffelijke kleed aan, dat in dit stadium het embryonale leven is.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Toch blijft heel het gevoelsleven van de ziel intact:
Zo nietig is de menselijke cel als embryo, maar toch met al het gevoelsleven en bewustzijn – en neemt u dat? – dat wij ons reeds eigen hebben gemaakt.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Het menselijke gevoelsleven is op dat moment ingeslapen om de tere vrucht niet te storen:
Ja, dame, daarin is de ziel teruggekeerd tot gelijke harmonie en dat wil zeggen: zij is ingeslapen, om zich af te stemmen op de geboorte.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Toch behoudt de ziel op dit moment alle eigenschappen die zij in haar vorige levens heeft ontwikkeld.
Die eigenschappen zullen ontwaken, naarmate het stoffelijke lichaam opgroeit:
Tot het embryonale leven keert het zieleleven terug.
Wij weten tevens, dat dit innerlijke leven reeds heeft geleefd en zich daar in dat leven verschillende eigenschappen eigen heeft gemaakt.
Toch, en dit is het wonder dat ik je duidelijk wil maken, behoudt het innerlijke leven al deze eigenschappen die het zich in al die eeuwen eigen maakte.
Al die eigenschappen zijn in het zieleleven aanwezig en zullen ontwaken, naarmate het stoffelijke organisme opgroeit.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Al onze eigenschappen kunnen we niet in één kort aards leven verworven hebben:
Wanneer nu de mens op aarde zich afvraagt, hoe kom ik aan al die eigenschappen, dan heeft het leven zich dat in vorige levens eigen gemaakt en dat alles heeft tot doel om geestelijk te ontwaken.
Wij weten, dat men zich alles eigen moet maken door het te beleven en het te leren en dat men tevens aanvaarden moet, dat al deze eigenschappen in een klein en kort aards leven niet te bemachtigen zijn.
Duizenden jaren heeft de ziel daarvoor nodig en wat zijn duizend jaren aan deze zijde?
De Kringloop der Ziel, 1938

Onze eeuwige evolutie

Wat we in één leven beginnen, zetten we in een volgend leven voort:
Denk eens even dóór wat u hebt te doen, vandaag, morgen, overmorgen, over twee weken; over twee eeuwen bent u gereed.
U beleeft uzelf eeuwigdurend.
Lezingen Deel 1, 1950
De mens die niet hunkert naar rijkdom omdat hij innerlijk voelt dat het hem niet gelukkig zal maken, moet ooit die rijkdom beleefd hebben, anders kan hij dit innerlijk niet weten:
Dan een ander beeld: Een mens heeft op aarde bezit.
Hij is gelukkig, daar hij veel bezit.
Rijkdom op aarde is geluk voor velen.
Doch een mens, die geestelijk voelde, zei tot de rijke: „Ik heb meer aan mijn geestelijk weten, mijn geestelijke schatten hebben meer waarde dan al uw bezit.”
En deze krachten, waar het mij om gaat, hebben de mens, door veel stof te bezitten, zover gebracht, om van alles, wat de aarde toebehoort, afstand te kunnen doen.
Hij bezit het geluk in de geest en is arm aan stof.
Het zijn twee verschillende toestanden van geestelijke afstemming.
Beiden leven op aarde.
De één begrijpt niet, dat de ander niet hunkert naar rijkdom.
Weer een ander moordt, om stof en rijkdom te bezitten.
En deze toestanden zien wij bij duizenden.
Thans de kern van al deze toestanden: Het geestelijk wezen moet in een toestand hebben geleefd, om nu in het leven, waarin het vertoeft, afstand te kunnen doen van al deze rijkdom, om te weten, dat het hem niet gelukkig zal maken, doch niets dan zorgen geeft, waarom hij het niet wil.
Hij moet weten wat het zegt: veel stof op aarde te bezitten.
Dit kan hij alleen weten door het ééns te hebben beleefd, in al zijn toestanden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Door vele levens zullen we ons alles eigen maken wat er op aarde te leren valt:
Hij, die dus die wetenschap bezit en in deze gevoelskracht is gekomen, moet in een levenstoestand zover zijn gekomen en zich voor een hoger doel op aarde bevinden, wat weer andere toestanden zijn.
Zo verder zal dus de mens op aarde alles leren en daar tevens moeten afleggen, wat hij in een andere toestand wilde bezitten.
Wat de mens in zijn éne toestand vermoordt, legt hij af en maakt het goed in een ander aards leven.
Zo zou ik duizenden verschillende levenstoestanden kunnen verduidelijken, waarmee ik kan aantonen, dat alles, wat de mens leert en nog leren zal, op aarde is geleerd.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936

Ik bén ziel

Op aarde kijkt men nog altijd naar de mens als stof, als lichaam, men kijkt nog niet naar het innerlijke leven van de ziel:
Waar kijkt de mens nog altijd naar?
Naar de mens als stof.
Ik zal u thans bewijzen dat ge de innerlijke mens nog niet kent.
Lezingen Deel 2, 1951
Jozef Rulof geeft aan dat we reïncarneren in alle landen, en dat ons machtige onderbewustzijn uiteindelijk alle ervaringen zal bevatten uit onze vorige levens in die verschillende landen, volkeren en talen.
De huidskleur zegt niets over de ziel:
Ja mevrouw, Amerika, Frankrijk, Duitsland, het oerwoud en alle talen en alle volkeren der aarde die leven in ons hart, die maken deel uit van ons onderbewustzijn.
Meneer, scheld toch niet op een Fransman en een Rus; we waren het zelf.
Voelt u niet, vindt u dit niet allemaal rechtvaardig?
Ziet u?
Als u zegt dat u blank bent, meneer, kan het zijn dat de zwarte uitstraling u vooruit loopt, en we zeggen: ‘Ha, daar heb je een neger (zie artikel ‘Anti racisme en discriminatie’ op rulof.nl).’
Een zwarte witte neger.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
We putten nu uit onze vorige levens:
Ook in Amsterdam stelde men de meester deze vraag en hij zei: „U bent thans puttende uit uw vorige leven.
Dat, wat u zich nu eigen maakt, kunt u eerst ná dit leven gebruiken.
Dat wil zeggen, u moet zich dit leven nog eigen maken.
U put nú uit uw vorig leven, uw Frans, uw Duits of uw Russisch wellicht, u hebt talent, ook dat behoort erbij.
Want, als u op Aarde komt, weet u van dit leven nog niets.
Gij hebt het u dus eigen te maken!
Waar komen uw gravin-allures vandaan?
Zomaar gekregen?
Dit alles behoort tot uw vorig leven!
Kunsten en wetenschappen, dame, zien wij terug door ons gevoelsleven.
Al onze karaktereigenschappen hebben wij door vele levens opgebouwd.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Als de mens maar het goede wil:
De kern van alle godsdiensten is dezelfde.
Wanneer de mens maar het goede wil, wat doet het er dan toe, of hij jood, christen of moslim is?
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Uiteindelijk krijgen we door onze vele levens de hele mensheid als ervaring in ons gevoelsleven:
Heel de mensheid leeft in één mens.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952