Zelfkennis -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘zelfkennis’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘zelfkennis’.

Zelf aan het werk

Op een contactavond vraagt een toehoorder wat de toenmalige schrijver Paul Brunton had te bieden om onszelf te leren kennen:
De heer Reitsma vraagt: „Hoe leer ik mijzelf kennen?
Ziedaar de vraag, die ons voortdurend bezighoudt.
Paul Brunton, die dicht naast u staat, heeft hieromtrent een nieuw boekwerk geschreven, getiteld: ‘De Geheime Weg’, waarin hij een praktische methode ontsluiert, speciaal geschikt voor de westerse mens, om zichzelf te leren kennen.
Dit proces noemt hij „transfiguratie”.
Paul Brunton wil dit bereiken door:
a) zelfanalyse
b) een dagelijkse tien minuten concentratie
c) een ademtechniek en lichaamsyoga, zoals fakirs, magiërs en yogi’s dit beoefenen
Wel moet de toegewijde leerling zijn gedachten en gevoelens onder controle brengen, wat volgens Paul Brunton, door een sterke wil en de dagelijkse tien minuten concentratie, in enige jaren is te bereiken.
Daarna treedt, volgens hem, de intuïtie naar voren, die voor de leerling de weg baant naar z’n goddelijke „ego”.
Nu is mijn vraag: Is dit volgens u in één leven te bereiken?”
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Jozef antwoordt dat we een massa kennis over de mens tot onze beschikking hebben door zijn 27 boeken:
Jozef zegt: „Hoe gij uzelf leert kennen, leest u in de boeken en dan bent u er reeds aan begonnen!!
Wat weet u nu al niet van uw leven af?
Een massa!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Die kennis gaat veel verder dan Paul Brunton, omdat die geen direct contact met geestelijke meesters had:
En dit heeft Paul Brunton nog niet bereikt; althans hij kent onze wetten niet en bezit ook geen geestelijk contact.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
De meesters ontleden voor ons de mens en het leven volkomen:
Er zijn geen geheimen voor de kosmos, de meesters kunnen ons thans het leven ontleden en daardoor leert gij uzelf kennen!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Jozef geeft aan dat men met tien minuten concentratie per dag niet ver geraakt:
Wat wilt ge met al die methoden, mijnheer Reitsma, met dat geconcentreer tien minuten op een dag, bereiken?
Niets, als uw concentratie niet steeds doorgaat, uw leven niet is ingesteld op de boeken.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Wie de kennis over leven en dood op eigen kracht wil bemachtigen, geraakt niet verder dan de eigen gevoelsgraad:
Gij hebt het veel en duizendmaal gemakkelijker dan hij en al die yogi’s en fakirs, omdat wij steeds weer het contact bezitten en zij niet.
Ze moeten dit nu op eigen kracht proberen en komen niet verder dan zij aan eigen gevoel en bewustzijn bezitten!
Dit leest u alweer in de boeken ‘Geestelijke Gaven’.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Jozef geeft aan dat we vooruit komen door goed te doen, door lief te hebben:
Zelfanalyse?
Doe goed en ge gaat verder, en heb lief, wat gij lief kunt hebben en de sferen van licht staan voor uw leven open.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
De lezingen van zijn geestelijke meester Zelanus geven ons een vergezicht, maar wij staan eerst voor het eigen maken van geestelijk gevoel:
Door de lezingen van meester Zelanus komt ge reeds in het „Al”, doch wilt ge u nu reeds dat „Albewustzijn” eigen maken?
Maak u eerst geestelijk gevoel eigen, dat is voldoende voor dit leven; hierna het ruimtelijke, doch dat kent u ook, wij hadden het daar al over; die moeilijkheid kent u dus!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Om de kennis over het leven na de dood op eigen kracht te bereiken, zijn er dertig levens nodig:
Om te bereiken, waarover Paul Brunton het heeft, vraagt dertig levens.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Geestelijke verruiming komt niet door een ademhalingstechniek:
En wat wilt ge door een ademhalingssysteem bereiken?
Soms geestelijke verruiming?
Geestelijke ontwaking, een hogere liefde?
Kom, laat me niet lachen, dat is allemaal goed voor het Oosten, niet voor ons leven, omdat wij weten, dat wij er door hard werken en het dienen moeten komen en door niets anders.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950

Buigen

De contactavonden werden gehouden in de zaal ‘Ken U Zelven’:
Kent gij u als mens?
Hier staat: ‘Ken U Zelven’.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef maakt onderscheid tussen de kennis over de mens die we uit zijn boeken kunnen halen, en het zich eigen maken van die kennis:
U hebt daar twintig boeken, kunt u nu van mij lezen.
Maar u kunt er tweeduizend lezen, en dan bent u nog niet bewust, want u moet het zich eigen maken.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Dat eigen maken gaat niet door het lezen, dat vraagt een gevecht tegen de lagere eigenschappen in onszelf:
Als u zegt: ‘Ik twijfel nog aan mezelf, en ik wil wel, maar het gaat nog niet.’
Mijn lieve kind, al die mensen die zijn hier werkelijk een gevecht aan het voeren.
Maar dat gelooft u ook niet en ik geloof het ook niet.
Want er zijn er zat bij, en genoeg en voldoende, die zijn wel denkende, maar zij doen er nog niets voor.
Die lezen, mevrouw, en die vinden dat allemaal prachtig en staan te praten en weten ook al een hoop; en links en rechts trappen ze van zich af.
Links en rechts, trappen ze van zich af.
Ja.
En die zegt: ‘Ja, dat zijn die duiveltjes in mij.’
Als u weet dat die dingen er zijn, dat zijn de hatelijkheden die we elkaar geven, waarom hakken we die dingen ...
En dat gaat toch niet ineens.
Een klein karaktertrekje te overwinnen, mevrouw, is een gevecht op leven en dood.
Maar als u dat eenmaal onder de knie hebt ...
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Het is zichzelf binnenstebuiten keren om de afbrekende karaktertrekjes te overwinnen:
Begrijpt u het, mevrouw?
Ze zijn allemaal hier aan het kreunen.
Wie kreunt er niet?
Als u aan dit gevecht begint, bent u bezig om te kreunen, u haalt uzelf binnenstebuiten.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Jozef praat over het ‘buigen’ als noodzakelijke voorwaarde om onszelf te leren kennen en geestelijk te groeien.
Het buigen is het aanvaarden, en het tegenovergestelde van ‘in opstand zijn’.
Hoe leer ik mijzelf kennen?
Hoe leert de mens zichzelf buigen?
Buigen is alles.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Het buigen voor alles wat naar ons toekomt, krijgen we niet zomaar door het lezen van boeken:
Wat zijn nu de eerste fundamenten voor Socrates?
Hoe leer ik mijzelf kennen?
Meneer, wat is nu het eerste fundament voor dat?
Ja meneer Götte.
(Meneer in de zaal): ‘Weten wat je oorsprong is en waar je voor leeft.’
Nee, nee nee nee, u hoeft helemaal geen boeken te lezen.
Het gaat niet: waar de oorsprong leeft en wat je bent en hoe je bent; ik heb het net al verteld: eerst buigen voor elk ding, voor leed, voor smart.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Jozef bedoelt hier ook mee het aanvaarden van het sterven van een medemens.
Voor hem krijgt de overledene geestelijke ‘vleugelen’, de mens zweeft als een geestelijke persoonlijkheid uit dat stoffelijke lichaam vandaan:
U kunt wel zeggen, u staat hier nu, u zit hier lekker bij elkaar, u praat nog met elkaar, maar als u zich niet voor die dood, die Magere Hein kunt buigen ...
U weet dat allemaal, en u kent de wetten, en u bent al achter de kist geweest; jazeker, dat zou u wel willen.
Nu moet u aanstonds allemaal, één voor één, bewijzen wat u kunt, nu willen wij dat zien.
Ik ga heus niet met u aan het graf staan en schreien.
Voor mij krijgt de mens zijn geestelijke ‘vleugelen’; Grote Vleugelen heeft hij nog niet, want ze zijn onherroepelijk nog vleugellam.
De Grote Vleugelen en de geestelijke ‘vleugelen’ krijg je alleen hier indien je mij bewijst ... als dit spreekwoord van Socrates betekenis heeft en krijgen zal voor uw gevoelsleven en persoonlijkheid: hoe leer ik mijzelf kennen?
Daarvan is het eerste fundament: hoe leer ik mij voor alles buigen?
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Jozef heeft in de oorlog mensen ontmoet die de dood in de ogen keken en aanvaardden zonder in elkaar te zakken:
En dan heb ik mensen in de oorlog ontmoet die meer en duizendmaal meer hadden dan gij hier, en allen.
Ik weet niet hoe u straks moet handelen.
Maar van velen hebben we het reeds gekregen en gezien, die zakten niet in elkaar; en stonden voor het peloton en werden neergeknald.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
En anderzijds heeft hij mensen gekend die zijn boeken lazen, maar die in elkaar zakten wanneer ze zelf met het overlijden van een geliefde geconfronteerd werden:
En mensen hier lezen boeken, die maken zich iets eigen, en buigen zich voor niets, meneer.
Ze denken niet, ze denken er glad naast.
Ze gaan er zo heerlijk omheen.
Ach meneer, praten daar in de maatschappij, en dan hebben ze: ‘Ach meneer, ga toch weg.
Uw vrouw dood?
Ach meneer, ga toch door.’
Zíjn vrouw die leeft, hè?
‘Ja, uw vrouw leeft, meneer, zal ik u eens even wat vertellen?
Wilt u boeken lezen?’
Na vier maanden moeten ze het zelf bewijzen, meneer, en zakken ze in elkaar.
Bluf, meneer, daar op kantoor.
Als u, meneer, aan Gene Zijde komt en u staat daar en u wilt mensen overtuigen en u hebt het zelf nog niet bewezen; meneer, die sfeer is er niet eens.
U hebt niet eens een Gene Zijde, mevrouw en meneer, en geen houvast en geen bodem onder uw voeten, want u had dat hier, u hebt het daar en u hebt het overal eerst te bewijzen door het buigen.
Buigen.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Jozef geeft aan dat ook hij lichamelijke ziekten had te aanvaarden in plaats van een ander te gaan overbluffen:
En hoe dacht u nu dat ik leerde denken toen meester Alcar begon met mij?
Om de mens maar af te bluffen: ik weet alles, ik ben aan Gene Zijde geweest, ik schrijf boeken, ze schilderen, en ik mag uittreden, en ik vlieg door de ruimte?
Ach mevrouw, ik moet eerst nog een doodeenvoudige roodvonk kunnen beleven, een heerlijke longontsteking, om te bewijzen of ik me kan buigen voor een heerlijke klap midden in mijn gezicht, nu in de longetjes.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Er zijn toehoorders die vragen hoe ze in het Al zullen zijn, de uiteindelijke bestemming van onze ziel.
Maar ze vergeten dat het erom gaat of ze in hun dagelijks leven waarheid betrachten:
De mens vraagt hoe hij is in het Al en vergeet hier hoe hij in waarheid zal zijn.
Als u over kosmologie begint, we hebben het nu in Diligentia over de kosmologie, about the universe, over het universum ...
Mevrouw, elke gedachte is universeel diep, zegt meester Zelanus en zeggen de meesters, en is waarheid.
Bewijs eerst wat u kunt.
We kunnen wel bluffen en schreeuwen en drukte maken.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Er zijn mensen die alles voor niks willen, maar geen eigen karaktertrek kunnen overwinnen:
De mens wil mij na-apen door gaven te bezitten.
Ik wilde dat u het kon, en dat u het waarlijk kon; kreeg u alles van mij cadeau, als u het net zo doet.
Maar in één week bent u volkomen van de kaart, uit de maatschappij, dan verwacht Rosenburg u.
En Rosenburg hier in Den Haag kennen we allemaal, dat is een krankzinnigengesticht, een psychiatrische inrichting.
Maar de mens wil dit, en de mens doet dat, en de mens wil zus, en de mens wil alles; ja, van een ander!
Maar wanneer hij voor dat kistje, dat sterven van een karaktertrekje komt te staan ...
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952

Liefde voor het leven

We leren onszelf vooral kennen in het contact met onze medemens.
Als er dan een stoornis in onszelf naar boven komt die dreigt te verhinderen dat we onze medemens begrijpen en liefhebben, dan kunnen we aan het werk om die stoornis geen ruimte te geven:
Dames en heren, is het waar of niet, als je elkaar kunt begrijpen en je kunt met elkaar het hoofd buigen, en u waakt werkelijk om geen stoornissen te willen beleven, dan heb je een hemel als een paradijs.
En dan hoef je heus niet rijk te zijn, dan komt het er helemaal niet op aan of u geld hebt.
Maar dan is een wandeling in de natuur meer waard dan een schouwburg, dan een groot dinner, en een bioscoop, en een automobiel, mevrouw, want op eigen benen te staan in Moeder Natuur en het éénzijn, het zitje, en het gesprek, en de lach, en het gevoel van die fijne ziel naast je omdat je elkaar begrijpt ...
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
We kunnen alle mensen liefhebben als we iedereen als goddelijke ziel en leven tegemoet treden en afstand doen van het menselijke karakter:
Als u dat werkelijk kunt, dame, en u gaat ín die mens, je daalt af in die mens, u praat werkelijk met een godheid, een levende God en u doet afstand van die Herman, die Nico, of dat Pietje, en Klaasje, en Kees – en hoe noemen ze die mensen allemaal – en we hebben ons niet zelf bij ons hoofd, maar we zien ons altijd als leven, dan beleeft u het paradijs.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952