Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘Zelanus’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘Zelanus’.
Een lichtende gestalte
Meester Zelanus beschrijft hoe Jozef Rulof (André) hem helderziend waarneemt als een jongeling van zevenentwintig jaar:
André denkt, hij maakt zich gereed voor de sferen van licht.
Ik voel dat hij mij volgt.
Wij zijn sinds zijn geboorte één geweest.
Hij ziet mij nu als een jongeling van zevenentwintig jaar, aan het licht in mijn ogen herkent hij mijn bewustzijn.
Hij kent mij, door het boek ‘De Kringloop der Ziel’, ook die wetten heeft hij leren kennen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Op een contactavond vraagt een toehoordster aan Jozef Rulof hoe meester Zelanus eruit ziet:
Mevrouw H. de Jong-Cafourek vraagt: „Toen meester Zelanus zich zondag – na de lezing – terugtrok uit uw lichaam, verduisterde het voor mij.
Nu wil ik vragen: kan ik dat gezien hebben of was het maar verbeelding?
Dan verzoek ik u – en dat doe ik met een bang hart – te vertellen, hoe meester Zelanus eruit ziet.
Mag dat?”
Jozef: „Zeker dame, mag dat.
Ik zal u iets van zijn machtige persoonlijkheid vertellen.
In de eerste plaats, die verduistering hebt u goed gezien en dat hoor ik liever, dan wanneer de mens het heeft over „gouden licht” en over scharlaken mantels en zo al meer.
Dit is waarlijk prachtig.
U hebt hem zien gaan, hij trok zich toen uit mij terug en wat vanzelfsprekend is, óók al zijn licht, want hij is een lichtende gestalte.
Mooi is dit, dame, mijn compliment, omdat u zo in alle eenvoud vertelt, wat u waarnam!
Meester Zelanus ziet er ongeveer uit als bijvoorbeeld een u bekende filmspeler.
Hebt u van Leslie Howard gehoord?
Ja, welnu, meester Zelanus is donker, heeft flitsende ogen en een groot bewustzijn, hij is thans de eerste adept van de hoogste meesters en de spreektrompet voor dit Universum, en van de Universiteit van Christus!
Hij is iets groter dan ik ben en slank.
U kent hem uit de ‘Kringloop der Ziel’, doch nu is hij natuurlijk heel anders en ge zoudt hem niet herkennen.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Zie ook het artikel ‘geest en geestelijk lichaam’.
Ondervinding door liefde
Hij heeft alle bestaande wetten leren kennen en met het behalen van zijn kosmische graad ontving hij de geestelijke naam Zelanus, dat is: „Ondervinding door liefde”.”
De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien, 1941
Meester Zelanus heeft zijn ondervinding opgedaan door te dienen in de duistere sferen en op aarde:
Het hoogste bewustzijn, meneer, dat gaat naar de onbewuste, dat daalt af in duistere sferen en tracht daar de mens te bereiken, onder het werk, daardoor heeft meester Zelanus zich klaargemaakt als de spreektrompet voor de Universiteit van Christus.
Die zat negen eeuwen lang in de duisternis, hij had lak aan lichtende sferen.
Want in zich, onder het wandelen, onder dat denken en voelen en handelen ontwaakte en verruimde zich zijn wereld.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Met zijn geestelijke leider maakte hij reizen om het ontstaan van al het leven te leren kennen:
Wij hadden een reis gemaakt, die honderdvijftig jaar duurde.
Nu begreep ik de mens en zijn ontstaan en wist ik, waar ik geboren was en ik begreep Gods schepping.
Ik had miljoenen stoffelijke en geestelijke wonderen leren kennen.
Toch moest ik dit alles overdenken en trok ik mij daarvoor terug.
Er volgden maanden van meditatie.
De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien, 1941
Spreektrompet
Meester Zelanus heeft zich door zijn langdurige en intense studie klaargemaakt om alle levensvragen te kunnen beantwoorden:
Ik heb veel orchideeën ontvangen door, alleen, de boeken te mogen schrijven voor de meesters.
En dat heb ik verdiend.
En er waren miljoenen ook gereed, maar ik was er net voor.
Of zij hadden door hun eigen studie ...
Ziet u wel: geen genade.
Maar door hun leven in de tempels te hebben beleefd, gevolgd, hebben zij zich gereedgemaakt voor een taak, de massa op te trekken, de mens te overtuigen, totdat er ...
Er worden nu vijfhonderd miljoen vragen gesteld.
U bent nog niet eens aan de duizendste vraag in al die jaren.
Maar voordat wij, voordat ge die taak krijgt, worden u vijf miljoen vragen gesteld, tien miljoen, biljoenen vragen, en op hetzelfde ogenblik moet u het antwoord hebben; kunt u, mag u geen twee seconden mee wachten.
Maar nu zijn we zover dat de meesters kunnen vragen wat ze willen, en gij kunt hier vragen wat u wilt – die vraag die was heel diep daar – en dan voelt u, hij is nog niet uitgesproken, of de wet spreekt reeds in mij.
En dat is kosmisch éénzijn; en dat zijn orchideeën.
En dan kunt u zeggen: die man kletst, of, die man praat, maar een aards wezen is er niet toe in staat om die vraag en enkele andere te beantwoorden.
U krijgt hier reeds kosmische vragen.
Vind ik heel goed.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Hij beantwoordt de vragen die ingesteld staan op de waarheid.
Zo vertelt hij op een lezing hoe hij zich niet kan laten zien aan een mens die aan Gene Zijde naar hem vraagt, omdat die mens ingesteld stond op de persoon meester Zelanus in plaats van op de geestelijke waarheid:
Als ik die honderd procent verlangen zie, ingesteld niet op de persoon meester Zelanus, maar op de waarheid, op het dorsten, ben ik er direct; en nu kan ik niet komen, ik kan me niet laten zien.
Ik zei het u, ik stond naast dit leven.
Hij vraagt: ‘En waar is nu meester Zelanus, en ik heb al die lezingen meegemaakt en nu is meester Zelanus er niet.
Kent u meester Zelanus?’
‘Ja’, zegt iemand, ‘dat is de spreektrompet voor deze ruimte.
Wie kent hem niet hier?
Iedereen heeft het over meester Zelanus.
Er is maar één Universiteit van Christus op aarde.’
‘Waar is dan meester Zelanus?’
U dorst niet genoeg.
U verlangt nog niet.
Lezingen Deel 2, 1951
Meester Zelanus is degene die alle vragen ontleedt, niet Jozef Rulof.
Hij beschrijft hoe elk mens een goddelijke kern in zich heeft, maar de meeste mensen representeren die kern nog niet met hun persoonlijkheid:
Ga nu maar weer naar uw stad en zeg: ‘Há, mijn goden.’
Ga maar naar een bokspartij en vraag: ‘Há, mijn godheid, wat slaat u heerlijk.’
Het is toch de waarheid?
Want ik moet die dingen ontleden voor u.
Niet Rulof.
Ik ontleed die dingen, ik móét me met uw stof verbinden.
Gaat u maar naar de maatschappij, gaat u maar naar die boksavond: ‘Há, godheid, wat hebt u een liefde om dat kind daar neer te knallen.’
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Door zijn enorme kennis kon hij voor de geestelijke leider van Jozef Rulof, meester Alcar, werken:
Hij leert mij nu kennen als de eerste adept van meester Alcar.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Meester Alcar is afgestemd op de vijfde lichtsfeer en is te ijl geworden om op aarde regelmatig lezingen te geven door Jozef Rulof.
Daarom laat hij die taak over aan zijn hoogste leerling, meester Zelanus:
Meester Alcar benijdt me waarlijk dat hij het niet kan zijn die spreekt.
Hij is nu te ver weg.
Ik heb nog afstemming op de aarde, hij niet meer.
Wie buiten de vierde sfeer is, die komt niet meer terug om te spreken, want die mensen zijn te ijl en vergeestelijkt.
Die kunnen in de menselijke narigheid, de afbraak en de bezoedeling, in die aura die nu op mij afkomt, niet afdalen want die aura stinkt.
Ik heb het niet tegen u, anders loopt u weer met een druk vandaag.
Lezingen Deel 2, 1951
Om het voor Jozef mogelijk te maken het schrijvend en sprekend mediumschap bewust te ontvangen, moest meester Zelanus zich volkomen op het leven van Jozef instellen:
Ik moest de boeken schrijven, en ik moest met hem leren spelen, als kind.
Ik heb het dialect moeten leren, want er is geen gedachte – geen eten, geen drinken; dat liet ik aan hem over – maar er is niets voor zijn ontwaken of ik was in hem.
En anders is dit spreken niet mogelijk.
Dus ik moest onherroepelijk zíjn leven beleven.
Dít leven moest ík ondergaan en optrekken, dat was mijn taak.
En meester Alcar stond daarbuiten.
Die had dat in handen.
Voor dit armoedige woord, zal ik maar zeggen, wat u al jaren, jaren hebt beleefd, voor dit woord van de ruimte, vanuit de ruimte, is zoveel gedaan.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Meester Zelanus volgt Jozef Rulof al vanaf de kindertijd in de Achterhoek, een streek in het oosten van Nederland aan de Duitse grens.
Daar werd Jozef ‘Jeus’ genoemd.
Meester Zelanus heeft zelfs het plaatselijke dialect geleerd, zodat hij de biografie van Jozef Rulof ‘Jeus van Moeder Crisje’ kon schrijven.
Hij was de geestelijke speelkameraad van de kleine Jeus die hem als ‘José’ leerde kennen.
En wanneer Jozef later ‘André-Dectar’ genoemd wordt, geeft meester Zelanus door hem geestelijke lezingen:
Ja, ik heb die boeken geschreven.
Ik zit ...
Ik ben nu geen persoon uit Frankrijk, geen beeldhouwer meer, geen Italiaan, ik kom nu uit de Achterhoek.
Want ik heb het leven van Jeus moeten volgen.
Anders had ik die boeken voor u niet kunnen schrijven.
Ik was de José uit zijn jeugd.
En nu spreken we weer met elkaar.
We spelen vanavond met elkaar, laten u glimlachen, geven u wijsheid, kosmisch geluk en de liefde; weer Jeus en José.
Maar nu André-Dectar en Lantos Dumonché-Zelanus.
Is het niet eenvoudig?
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Op aarde worden meester Zelanus en meester Alcar vertegenwoordigd door Jozef Rulof, maar meester Zelanus moet steeds het antwoord klaar hebben:
André vertegenwoordigt ons, nietwaar?
Ik weet alles van uw maatschappij af.
Wat u gisteren heeft uitgedacht, en het komt tot André, weten wij het ook.
Want ik moet het weten, omdat ik hem dat alles moet verklaren als het nodig is.
Hij geeft zich voor onze wereld, krijgt alles, en wij moeten, wij moeten, ik moet uw wereld – meester Alcar heeft dat niet meer nodig – maar ik moet uw wereld kennen en aanvaarden.
Anders zou ik u geen antwoord kunnen geven op ziekten en op niets.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Op die wijze heeft meester Alcar zowel voor de aarde als voor de geestelijke werelden een kosmisch instrument opgebouwd waardoor hij zijn denken en datgene wat hij ontvangt van zijn meesters, kan doorgeven:
Als meester Zelanus ben ik de eerste adept van meester Alcar voor de geestelijke wereld.
Mijn meester Alcar is mijn meester; ik ben de adept van hem, de eerste – maar hij heeft er honderd miljoenen – en daarom spreek ik.
Zo heeft meester Alcar – u krijgt het nu – een contact opgebouwd voor de astrale geestelijke ruimten en op aarde, waardoor de meester door mij en direct op André zijn denken en zijn contact, die hij weer bezit met de meester Cesarino, Ubronus, Damascus en de Halve Maan, kan doorgeven; en zo werd er een kosmisch instrument opgebouwd, waarvoor hij moest beginnen toen het kind Jeus van moeder Crisje in Gelderland geboren werd.
Lezingen Deel 3, 1952
Dat kosmisch instrument is opgebouwd voor de Universiteit van Christus:
Ik heb het u gezegd, omdat ik de spreektrompet ben, het orgaan van de Universiteit van Christus.
Lezingen Deel 2, 1951