Wonderkind -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘wonderkind’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘wonderkind’.
De wonderkinderen hebben hun wonder in hun vorige levens opgebouwd:
Het wonderkind bezit het gevoel om kunst te scheppen.
Het rekengenie heeft dit eveneens ten opzichte van het rekenen en andere mensen bezitten dit weer voor tal van andere stoffelijke mogelijkheden, waardoor hun uitblinken naar voren treedt.
Dat is het eigen menselijke bezit.
De mens heeft zich dat gevoel in de levens die vooraf gingen eigen gemaakt.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Al doet men nog zoveel moeite en studeert men nog zo hard, de hoogte van het wonderkind is niet te evenaren in één leven:
Wie als mens het gevoel bezit om aan kunst te doen – ik kom hier thans op terug – wat men bij u het aangeboren talent noemt, zal de kunst volgen, maar men moet er zich voor bekwamen.
Indien het talent sterk ontwikkeld is, voelen deze mensen in hun jeugd meestal al voor kunst, want dan treden deze eigenschappen naar voren en kan vastgesteld worden of het een wonderkind geldt.
Die kinderen zijn zich bijzonder vroeg bewust van het kunstgevoel en kunnen iets bereiken.
Ook zijn er mensen, die eerst op latere leeftijd het gevoel voor kunst voelen ontwaken en dan moeite doen iets te bereiken.
Ze komen al spoedig tot het besef, dat ze het gevoel missen, dat anderen dat gevoel juist bezitten en ze zoeken ernaar, of werken dag en nacht, om tóch te moeten aanvaarden, dat ze die begeerde hoogte nimmer kunnen beleven.
De hoogte van het wonderkind lijkt hun bovennatuurlijk toe en toch zo dichtbij, want ze volgen eenzelfde weg; hun krijt of potlood is als dat van hen, maar ze missen één iets en dat is het gevóel om te tekenen en te schilderen.
En meteen staan we voor de menselijke gevoelsgraden.
Het gevoelsleven van het wonderkind is een eigen graad, die de andere kunstenaars nog moeten bereiken en zich eigen moeten maken.
De één bezit het gevoel voor kunst, de ander niets meer dan het grote verlangen om de kunst te mogen dienen.
En tussen deze twee van de zeven gevoelsgraden ligt een enorme kloof, die door het lagere-ik voor de kunst niet te overbruggen is en waardoor dat leven zich het geestelijke halt toegeroepen voelt.
Ook al studeert dit mensenkind nog zo hard, doet het nog zo zijn best, de hoogte van het wonderkind is niet te bereiken.
De gevoelsgraden voor kunst en wetenschappen, voor u als stoffelijk mens, hebben, doordat zij ermee in verbinding staan, te maken met de occulte wetten, waarom ik u hier dan ook de toestand van uw kunstenaar verklaar.
Wat voor de beeldende kunsten geldt, geldt ook voor wetenschap, muziek en andere kunsten.
Er zijn mensen, die, gestuwd door een groot talent, in korte tijd solist worden; anderen studeren net zo hard, maar blijven onbekend.
En waarom kunnen deze mensen die grote hoogte niet bereiken?
Geestelijke Gaven, 1943
Wat de ziel zich in vorige levens heeft opgebouwd, is in het onderbewustzijn beschikbaar:
Voor het Westen is het onderbewustzijn een diepte waarin alles van vorige levens verborgen ligt, en datgene wat opneemt alles wat tijdens het leven beleefd wordt en als ballast dient, of het zenuwstelsel zou al vroeg bezwijken.
En hieruit putten uw wonderkinderen, wanneer ze vroegtijdig bewust zijn van hun kunnen en aan kunst willen gaan doen.
Het onderbewustzijn bezit het gevoel ervoor én het verlangen, want door deze gevoelens is de persoonlijkheid in het dagbewustzijn beïnvloed.
Men noemt dit op aarde het aangeboren talent, wij zeggen u, in vorige levens is dit gevoel beleefd of ge zoudt het thans niet kunnen bezitten.
In het dagbewustzijn beleeft ge toch uw onderbewustzijn of het wonderkind was als de andere kinderen levend dood.
Het kind put uit het verleden, voor u op aarde het onderbewustzijn.
Daarin ligt alles, leeft het gevoel voor uw kunst en wetenschap, daarin leven al uw gedachten om iets te kunnen scheppen.
Geestelijke Gaven, 1943
De wonderkinderen die voor de aarde vooruitgang brachten in kunst en wetenschap, werden tevens geïnspireerd vanuit het hiernamaals:
De derde graad voor het gevoelsleven is het hoogste wat u als kunstenaar kunt beleven, hoger gaan kan niet.
Nu geeft u de volle honderd procent van uw eigen leven.
Deze graad bracht de genieën voort, de eerste graden hebben niets te brengen.
Beethoven, Bach, Mozart, Rembrandt, Van Dyck, Michelangelo, u kent al de meesters zeker, leefden in de derde graad van het gevoelsleven.
Zij alléén hadden iets aan de aarde te schenken, ze hebben zich het gevoel ervoor eigen gemaakt en vertegenwoordigen de hoogste bewustwording op aarde.
Die zielen waren gereed voor de kunst of voor de wetenschap.
Uw Joost van den Vondel (Nederlands dichter en schrijver 1587-1679) en Spinoza (Nederlands filosoof 1632-1677) en voor andere volken de eigen kunstenaars, leefden allen in de derde graad van het gevoelsleven en konden hierdoor scheppen.
Dit is het hoogste wat de derde graad kan bereiken.
Ik zei u reeds in een vorige verhandeling, dat de derde levensgraad door onze wereld geholpen kan worden en dit is alleen mogelijk door de inspiratie.
Geestelijke Gaven, 1943
Bij een wonderkind is het muziek of een andere kunst of wetenschap, bij Jozef Rulof zijn het geestelijke gaven:
Als kind reeds bezat hij geestelijke gaven en zag hij in de onzichtbare wereld.
Ook dat gebeuren lag vast, zoals alles vastlag wat tot het verleden behoorde.
Hij was met al zijn gaven op de wereld gekomen, in hem lagen deze geestelijke schatten.
Wat voor het wonderkind muziek of andere kunst was, betekende voor hem geestelijke gaven.
Nu begreep en voelde hij zichzelf.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het grootste wonderkind is meer dan tweeduizend jaar geleden geboren:
Er werd reeds gefluisterd van een wonderkind.
Ergens in dit land, bij heel eenvoudige mensen, was een wonderkind geboren.
Dat kind was het kind van een timmerman en nog geen acht jaren oud zijnde, ging reeds een roep, een gefluister van mens tot mens door het gehele land, van dit wonderkind uit.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939