Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘wetenschap’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘wetenschap’.
Kennis van de stof
Want wij gaan van de veronderstelling uit, voor de maatschappij eerst: wat is waarheid?
Dat is wetenschap.
Dus de wetenschap legt fundamenten door waarachtige wetten te beleven en te ontleden.
En nu gaan we vooruit.
Dat is de opbouw, dat is het eerste fundament voor wijsgerige stelsels, en voor iedere faculteit.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De universitaire wetenschap geeft het denkvermogen weer van de huidige mensheid:
De universiteit ... wat is maatschappij?
Dat is het denkvermogen, de gevoelskracht, de persoonlijkheid van uw universiteiten.
De universiteiten – heb ik u verteld – geven het beeld aan zoals deze mensheid nú denkt en voelt.
Lezingen Deel 1, 1950
Dat denkniveau is stoffelijk bewust:
U moet hierdoor kunnen aanvoelen dat de maatschappij, dat uw universiteit nog stoffelijk, maatschappelijk is ... bewust is en wil zeggen: men weet van ziel, geest en leven nog niets, niets, niets, niets, niets!
Lezingen Deel 1, 1950
Geleerdheid
Wanneer Jozef Rulof (André) in 1939 aan zijn meester Alcar vertelt dat hij met geleerden gesproken heeft die de reïncarnatie een bekrompen idee vinden, herinnert Alcar er hem aan dat op dat moment nog heel wat geleerde theologen van mening zijn dat de mens na zijn dood eeuwig kan branden:
„Ik heb zelfs met geleerden gesproken, Alcar, en die vonden de reïncarnatie zó iets verschrikkelijks, de grootste domheid die een intellectueel mens kon uitspreken.
Dat telkens als kind op aarde te moeten beginnen, al die jaren, die voor niets voorbijgingen, voordat de volwassen leeftijd is bereikt, vonden zij bekrompen.
Wat heeft het voor nut, zo zeiden zij, die korte tijd die zij dan nog op aarde leefden?
Velen gingen zelfs, wanneer ze volwassen zijn, over.
En wat dan?
Weer terug naar de aarde en weer opnieuw als kind?
Zo bekrompen stelden zij zich God niet voor.”
„En wat heb je geantwoord, André?”
„Niets, Alcar, niets heb ik gezegd, ik kon hen niet antwoorden.
En dat waren geleerden, mensen die een graad hebben behaald.
Als zij het niet voelen, wie dan?”
„Deze mensen zijn niet zo ver, André.
Vooral onder de geleerden zien wij deze mensen.
De eenvoudigste mensen voelen en begrijpen meer van al deze wetten dan de geleerden op aarde.
De theologen spreken van verdoemenis en eeuwig branden en ook zij zijn geleerd, hebben hiervan een studie gemaakt.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In het boek ‘Het Ontstaan van het Heelal’ wordt beschreven hoe Jozef een mens ziet ontwaken in het hiernamaals.
De geleerdheid van deze mens brak hem zuur op, omdat hij zijn ziel als reïncarnerend gevoelsleven totaal had verwaarloosd.
Doordat hij op het einde van zijn leven zijn stoffelijk bezit gebruikt had om het welzijn van anderen te vergroten, heerste er geen duisternis in de sfeer waar hij ontwaakte:
Voor zich zag hij de sferen en een mens en hij hoorde deze mens zeggen: „Ik was ziek, doch thans voel ik mij veel beter, er is dus toch beterschap gekomen.
Hé, daar komt iemand tot mij.
Is het de zuster?
Ja, het is de zuster.
Ach, zuster, ik voel mij zo goed, nu ga ik maar naar huis.”
„Weet u dat u dood bent, dat u op aarde bent gestorven?”
„Wat zegt u, dat ik dood ben?
Toe, spreek niet zo’n onzin en spot niet met mijn ziekte.”
De zuster keek hem aan en zei: „Waarlijk, u bent gestorven.”
Toen keek de man als een krankzinnige rond en viel in zwijm.
Daarna zag André, dat hij weer wakker werd.
Hij vroeg zich af waar men hem had gebracht.
Opnieuw kwam de zuster naar hem toe en hoorde hij haar zeggen: „Weet u dat u op aarde gestorven bent?”
„Ga weg,” hoorde André hem roepen, „scheer u weg en roep de dokter.
Ik heb u niet meer nodig, ik duld dit niet langer.”
De zuster bleef naar hem kijken met een medelijdende blik.
Dan zei zij: „En toch moet u zich hierop voorbereiden.”
„Mijn God, gij krankzinnige, mijn kamer uit!”
En vlug sprong hij van zijn rustplaats op en wees naar de deur.
„Scheer u weg, brutale heks!”
André zag, dat de zuster heenging.
Toch keerde zij terug, doch met een andere zuster.
Opnieuw hoorde hij zeggen: „Weet u dat u dood bent?”
Verontwaardigd en heel diep geschokt, zei de man: „Zijt gij beiden krankzinnig?”
De zuster van de sferen zag hem aan en zei: „Neen, mijn broeder van de aarde.
Uw geleerdheid heeft uw zieleleven vernietigd, gij zijt dood.
Op aarde gestorven en in dit leven geboren.
Gij leeft in het Hiernamaals, dit is uw eeuwige leven.
Wij hebben u verzorgd en gij zijt thans wakker en bewust.
Wanneer uw hart die liefde niet bezat, geloof mij, dan waart gij in de duisternis.
Gij offerde uw laatste bezit en dit bracht u naar deze sfeer waar gij thans zijt.
Nogmaals, u bent op aarde gestorven.”
Er kwam nu een weldadige stilte in hem.
Zijn hoofd viel voorover en voor de tweede maal viel hij in zwijm.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In hetzelfde boek kunnen we lezen hoe Jozef (André) op dat moment aan zijn meester Alcar vroeg of hij de geleerden op aarde niet zou kunnen bereiken met zijn kennis over het leven na de dood:
„Wat jammer toch, Alcar, het ligt zo dicht in hun bereik.”
„Dat is een grote waarheid die je uitspreekt, André.
Ja, heel dicht in hun bereik ligt dit alles.
Ik zou je op aarde in deze toestand kunnen optrekken en door jou kunnen spreken, om hun van dit leven te vertellen en hen te helpen.
Maar wat dacht je dat men daar zou doen?”
„Ik weet het niet, Alcar.”
„Men verklaarde je voor krankzinnig, een medium dat bezeten is, een zwakzinnige!
Anders ben je niet in hun ogen.
Maar dit wat ik te zeggen heb is ook niet voor hen.
Alleen voor hen die dorsten, voor hen doe ik dit werk en keerde ik tot de aarde terug.
Ja, André, zo is het.”
„U aanvaardt dit als een vaststaand feit.
Zou het toch niet mogelijk zijn dat u mij met een geleerde in verbinding brengt?”
„Dat is mogelijk, André, doch het resultaat is, wat ik je zo-even zei.
Zij kunnen dit niet aanvaarden, omdat zij zelf zo ver nog niet zijn.
Denk je hun toestand eens in, zij, die geleerden, zouden zich aan ons, aan jou, want jij bent het die mij op aarde vertegenwoordigt, kunnen overgeven?”
„Maar dat is toch niet nodig?”
„In zekere zin wel, of wij bereiken niets.
Wanneer zij erover denken, jaar in jaar uit, maar reeds miljoenen jaren denken zij, want geleerden zijn er steeds, zo oud als de aarde is, geweest, dan komen wij toch niet verder.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Meester Alcar vertelt André over een geleerde vriend die hij had leren kennen toen Alcar zijn laatste leven op aarde beleefde in Engeland.
Die geleerde wilde in zijn laatste leven op aarde verder komen in zijn studie, die hij in een vorig leven in Frankrijk al tot grote hoogte had opgevoerd.
Toch had die academische hoogte hem niet tevreden gemaakt, want hij voelde dat hij ondanks zijn geleerdheid niet achter de geheimen van het heelal kon komen.
Toen hij de ‘wereld van het onbewuste’ tussen twee levens binnentrad, bleef die ontevredenheid in hem.
In het volgende leven diende hij in het leger, en in het leven daarna in Engeland leerde Alcar hem kennen:
Hij echter, je weet, hij was eens een geleerde, wilde ook in zijn laatste leven zich een eigen toestand scheppen.
In Frankrijk behaalde hij die hoogte, maar trad in een ontevreden toestand in de wereld van het onbewuste binnen en zou opnieuw worden geboren.
Toen hij weer op aarde werd geboren diende hij in het leger om opnieuw weer in dit leven over te gaan.
In het leven dat hierop volgde, leerde ik hem kennen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In zijn leven in Engeland had de geleerde veel kunnen bereiken door zijn aanleg voor zijn studie en zijn ontwikkeld denken, maar hij verspilde zijn tijd.
Hij gaf niet meer om de eer die hij met zijn studie kon bereiken, omdat hij dat aanzien al volkomen beleefd had in Frankrijk:
Je weet reeds dat hij tot niets kwam.
In dat leven had hij, zoals in dat andere, veel kunnen bereiken, doch hij verknoeide zijn tijd en had voor niets interesse.
Ook dit had een diepe betekenis.
De ziel, die in het menselijke lichaam leeft, moet en wil trachten zich op aarde een maatschappelijke hoogte te scheppen.
Wij allen komen zo ver, iedereen zal dat bereiken daarvoor is alleen energie, wilskracht, doorzettingsvermogen, eerzucht en wat geweld nodig, dan reeds kunnen wij ons een eigen toestand scheppen.
Is de ziel eenmaal in een dergelijke gevoelswereld en toestand gekomen, dan gaat het vanzelf.
Dat wat wij willen bereiken, zullen wij bereiken, want de eigenschappen die wij daarvoor nodig hebben liggen in ons en zijn onze karaktereigenschappen, die ik zo-even noemde.
In al die vele, ja honderden levens hebben wij ons die eigenschappen eigen gemaakt en is dan dit leven in staat, bezitten de ouders bijvoorbeeld de middelen daarvoor, dan voel je wel, dat datgene reeds in ons bereik is wat wij ons voor ogen hebben gesteld.
Nu was hij in een andere wereld van gevoel en van aardse eerzucht en vele andere aardse eigenschappen reeds verlost.
Dit komt eens voor iedereen, omdat wij dan naar het geestelijke leven overgaan.
Dan zegt ons al die aardse eer niets en hebben wij daar geen moeite voor over, zelfs niet wanneer men ons alles voor niets wil schenken.
Die mensen leven op aarde en dat is toch niet zo vreemd.
Er zijn mensen die hun leven zouden willen geven voor een aardse titel.
Anderen echter willen zo’n titel nog niet voor niets hebben, omdat zij er niet om geven.
Maar dat is een wet, dat heeft een betekenis, want wanneer men die krachten niet bezit wil men dat wel, omdat het voor de aarde betekenis heeft.
Doch wanneer men daar niet meer om geeft, moet men dus innerlijk die krachten daarvoor bezitten.
Dat zegt tevens, dat zij die titels, of wat het ook is, eens moeten hebben gekend, anders zorgen zij er wel voor veel ervan te bezitten, want daarmee ligt de aarde en de mensheid aan hun voeten.
En hier gaat het mij nu om, dit wilde ik je duidelijk maken.
Dit nu beleefde hij, hij gaf om niets, om geen titel en wist daarvan de betekenis niet.
Wij echter weten thans, dat hij een geleerde is geweest.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wetenschappelijk bewijs metafysica
Om de eigen diepte van gevoel te leren kennen, moest een weg gebouwd worden om de wetenschap heen:
De metafysische leer gaat eromheen.
U hebt het oude Egypte leren kennen.
U hebt de tempels – op de aarde leven tempels – waarin mensen leven die zich hebben afgevraagd – dat hebt u weer door de boeken ‘Geestelijke gaven’ gezien, ‘Tussen Leven en Dood’ over het oude Egypte, de Tempel van Isis, van Ra, van Ré – waardoor de mens óm de wetenschap heen, de metafysische leer, zich een weg heeft gebaand, een fundament heeft opgebouwd, een tempel heeft opgetrokken, waardoor hij zichzelf leerde kennen.
Lezingen Deel 1, 1950
Maar ook vele geleerden beleven een bovennatuurlijke inspiratie, meestal zonder zich daarvan bewust te zijn:
En ook die geleerde wordt weer door onze zijde geholpen, omdat deze ziel voor de aarde iets te brengen heeft.
Ik zei reeds, al uw technische wonderen zijn door Gene Zijde ontstaan, waarbij de vindingen op het gebied van de geneeskunst komen, álles wat de mensheid doet ontwaken voor de hogere bewustwording is door onze zijde gekregen.
Deze geleerden beleven de geestelijke inspiratie.
Geestelijke Gaven, 1943
De ‘Universiteit van Christus’ inspireert kunstenaars en wetenschappers om de mensheid naar een hoger gevoelsniveau te brengen:
De mens krijgt ná Christus zijn grote kunsten en wetenschappen.
Er komen technische wonderen.
Wij zien de kunstenaars op Aarde komen.
De Schilders!
De Beeldhouwers!
De Muziek!
De Wetenschappen!
Galilei komt! ...
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De mensheid ontwaakt.
Bach.
Beethoven!
Mozart!
Wagner ...! en vele anderen komen op Aarde, Moeder Aarde schenkt haar kinderen wijsheid, doch élke gedachte voor kunsten en wetenschappen komt van Gene Zijde!
Daar is de Orde de „Universiteit van Christus” geschapen en opgetrokken en vanuit die Tempel, de „Tempel van Christus” wordt Moeder Aarde van kunsten en wetenschappen voorzien.
Het leven ontwaakt!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944