Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘wereld van het onbewuste’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘wereld van het onbewuste’.
Gezonde slaap
De wereld van het onbewuste is de verbindingswereld waar de mens als ziel naartoe gaat om terug op aarde geboren te worden.
Deze wereld wordt ‘van het onbewuste’ genoemd, omdat de bewuste herinneringen aan het vorige leven hier inslapen:
Daarom is deze de wereld van het onbewuste.
De ziel die op aarde terugkeert, is zich van zijn vorig leven niet bewust.
De Kringloop der Ziel, 1938
De wereld van het onbewuste kan beschouwd worden als een diepe slaap:
Hij kreeg een nieuw stoflichaam, maar zijn zieleleven was niets veranderd, dit had gedurende al die tijd in de wereld van het onbewuste geslapen.
De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien, 1941
Van herinnering naar gevoel
Alle belevenissen van het vorige leven zakken weg in het diepe innerlijk van de ziel:
Het zieleleven kwam echter tot rust en zo zakte al dat leven en de belevenissen tot in het diepe innerlijk terug, om eerst daarna te worden aangetrokken.
Dat verklaart dan ook het lange wachten op een nieuwe geboorte.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De belevenissen worden gevoel:
Ook daar, nu het bewustzijn is ontwikkeld, ik bedoel thans de mens op aarde, heeft het zieleleven die lange slaap nodig en lost dat op, wat het heeft beleefd, doch de innerlijke verrijking blijft en is het gevoelsleven.
Dit verklaart tevens, dat de mens van zijn vorige levens niets weet te herinneren en het maar aan enkelen op aarde gegeven is dit toch te kunnen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Meester Alcar laat André (Jozef Rulof) ervaren hoe het voelt om even in de wereld van het onbewuste te vertoeven:
Je zult het nu voelen, André, let goed op en stel je op mij in.
Zet je neer, André.”
André deed wat Alcar wilde.
Hij zette zich neer en voelde dat een slaap hem overviel.
Nu keek hij naar zijn leider en Alcar zei: „Voel je dat de slaap je overvalt?”
„Ja, Alcar, heel duidelijk.”
„Ik heb je met deze wereld verbonden en dat kan ik, omdat ik dit heb beleefd.
Is je dit duidelijk?”
„Ja, volkomen.”
„Welnu, dan ga ik je geheel verbinden en zul je voelen wat deze wereld eigenlijk is en betekent.”
André voelde zich nog dieper wegzinken, zodat hij van niets meer afwist.
Daarna voelde hij zich weer tot bewustzijn komen, maar deze geheimzinnige kracht hield hem toch gevangen.
Hij hoorde als van verre tot hem zeggen: „Hoor je mij, André?”
Wat was dat?
Hij hoorde zijn naam fluisteren, maar wist niet wat dit te betekenen had.
Weer hoorde hij: „André, hoor je mij spreken?
Ik ben het, je leider en ...”, toen hoorde hij niets meer.
Hoelang het had geduurd wist hij niet, maar toen hij ontwaakte en zijn ogen opsloeg, zag hij Alcar.
„Waar zijn wij, Alcar?
Wat heb ik geslapen!”
„Wij zijn nog steeds op dezelfde plaats en zijn dus niet weggeweest.
Wat heb je gevoeld, André?”
„Slaap en toch weer niet.
Het is of je bewusteloos raakt, zoiets moet het zijn, Alcar.”
„Heb je mij horen spreken?”
„Ja, doch niet duidelijk, het was heel zacht.
Als van verre kwam het tot mij.”
„Weet je nu wat deze wereld betekent?
Je wist niet eens meer waar we waren en hoorde mij niet duidelijk spreken en toch sprak ik heel hard.”
„Ik wilde luisteren en ’t was net of u afbrak, maar toen zakte ik weg.
Kan dat, Alcar?”
„Ja, zo was het en nu ben je maar enkele seconden in deze wereld geweest, dan enige eeuwen, of voor anderen nog langer in een bewusteloze toestand.
Eindelijk wordt dan de ziel aangetrokken en zal op aarde worden geboren.
Een zalige stilte ligt in dit zieleleven, van niets weet dit leven meer af.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Zacht stuwend
Het is heel belangrijk dat de ziel volkomen tot rust komt, om vanuit die stilte het nieuwe embryo te kunnen bezielen:
Toch is die rust nodig, want wanneer dit zieleleven bewust zou zijn, ik heb je daarvan verteld, smoorde het ’t embryo waarin het neerdaalt en werd de vrucht vernietigd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Daarvoor moet het volwassen bewustzijn van het vorige leven inslapen:
Als volwassen bewustzijn kan de ziel niet in het moederlichaam afdalen, omdat de ziel de vrucht dooddrukt, daar er thans té veel bezieling is.
Geestelijke Gaven, 1943
De ziel mag op dat moment alleen ingesteld staan op de kleine cel:
Voelt u, dat is het bewustzijn afleggen, het volkomen afleggen, het vrij zijn, het vrij worden, het bedenken en bevoelen van één wet: de geboorte.
En we werden toen vonk, een kleine nietige cel.
Lezingen Deel 2, 1951
Hiervoor moeten we het menselijke denken afleggen en terugkeren tot het eerste stadium van denken.
Tijdens ons leven op aarde denken we aan een heleboel zaken, maar niet voor een nieuwe geboorte, dat is een heel ander soort denken:
Als de mens in een wereld komt om weer te worden aangetrokken, dan bent u in het eerste stadium van het denken, voor wat?
Mevrouw, u denkt nu menselijk.
Maar u denkt niet voor de geboorte.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
De persoonlijkheid van de ziel denkt in de wereld van het onbewuste alleen voor de geboorte, en dat op honderd procent:
Die persoonlijkheid denkt op honderd procent, als embryo, voor de geboorte.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
De ziel is het leven waardoor de vrucht gaat groeien.
Zelfs in de wereld van het onbewuste zijn we niet zonder gevoel, als ziel zijn we eeuwigdurende werking:
Anders zou de vrucht afvloeien en kreeg u een bloeding.
Als dat leven niet meer denkt, mevrouw, dan vloeit het leven zo weg.
Maar er is nooit stilstand.
Nooit is de mens zonder gevoel.
Wij zijn eeuwigdurende werking.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Men kan het ook ‘de wereld voor de wedergeboorte’ noemen:
Moet u terug naar de aarde, dan komt u in de wereld voor de wedergeboorte; dat noemen wij in de boeken de wereld van het onbewuste, de wereld voor opnieuw terug naar de aarde.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Vanaf het begin van de schepping reïncarneert de ziel vanuit de wereld van het onbewuste.
Naarmate het nieuwe lichaam opgroeit, zal het bewustzijn weer ontwaken dat hoort bij de ontwikkelingsfase van het lichaam:
Maar voel je ook dat dit van het begin van de schepping af zo is geweest en dat daarom de mensen niets meer van al die levens kunnen weten?
Dat tevens het zieleleven in het moederlichaam zal ontwaken en alleen dáárin kan ontwaken, naarmate het kind bij de moeder opgroeit?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939