Wedergeboren voor een taak -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘wedergeboren voor een taak’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘wedergeboren voor een taak’.

Wijsheid en snel reïncarneren

Op een contactavond zegt Jozef Rulof dat een ziel na een leven op aarde soms snel weer reïncarneert.
Een toehoorder begrijpt niet dat dit zo snel kan gaan:
(Meneer in de zaal): ‘Ja meneer Rulof, een kleine definitie, een hele kleine, over de snelle geboorte, van het sterven en weer geboren worden binnen de zeven maanden al’, ja, ‘of binnen die zeven maanden dat is voor mij niet ...’
Dat kunt u niet aanvaarden?
(Meneer in de zaal): ‘Nee, het is mij niet duidelijk.’
Niet duidelijk, waarom niet?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, omdat ik het niet begrijp.’
Meneer, hebt u ‘Het Ontstaan van het Heelal’ en ‘Zij die terugkeerden uit de dood’, ‘De Kringloop der Ziel’ van mij gelezen?
Ziet u, daar komt u die wetten tegen.
‘Geestelijke Gaven’.
Maar de geboorte, hier in Europa hebt u dat niet zo spoedig, vroeger had je dat meer.
Bijvoorbeeld, laatst in (Brits-)Indië, dat is gebeurd voor drieëntwintig, vierentwintig jaar terug.
Die hogepriesters die hebben het veel meegemaakt.
Er komt hier iemand bij me, die zegt: ‘Ik heb het zelf beleefd, meneer, ik neem onmiddellijk aan wat u daar schrijft.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Wanneer een ziel snel weer geboren wordt, dan is het voor een taak:
Ik zeg: ‘Het is mogelijk, maar dan is het een taak.’
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Voor de meeste zielen is dat niet mogelijk, omdat ze zich door geweld in vorige levens verwijderd hebben van de harmonische tijd van reïncarnatie:
Want wij mensen leven allemaal in disharmonie.
Wij zijn niet in harmonie met de kosmos en de astrale wereld, dat kan toch immers niet?
Dus wij hebben daardoor al ons normale, goddelijke op-tijd-geboren-worden versnipperd, doordat wij maar raak gingen leven.
En daar is zelfmoord, moord, diefstal en al die dingen meer, men praat over hartstocht en geweld.
Meneer, dat zegt allemaal nog niets, als het maar niet om moord gaat, want moord schakelt u uit de normale, reële, harmonische geboorte.
En dan moeten we terugkeren.
En nu hebben we vaderschap, hebben we moederschap.
Dus wij zijn als het ware aan duizenden wetten gebonden.
En die zijn allemaal harmonisch en het gaat allemaal vanzelf, op tijd, op de seconde.
En dan was er ...
Tussen leven en dood, dat noemen de meesters de wereld van het onbewuste, dat wil zeggen: de mens komt daar in slaap en wordt embryo.
Kunt u aanvaarden, dat u en wij allemaal, dat we straks ...
Wij komen nou uit de ‘kist’.
Moet u terug naar de aarde, dan lost u volkomen op.
Heb ik gezien, ik praat uit hetgeen wat ik heb gezien, meneer.
Ik treed uit en ik heb die wetten gezien en mogen volgen met die meesters, anders weet ik het ook niet.
Dus ik vertel u uit de waarheid.
Dan lost u volkomen op en komt terug tot embryo, tot zó’n vonkje, en zo wordt u aangetrokken door vader en moeder, want dat is ook weer embryonaal.
Dat klopt dus, nietwaar?
Nu hebben wij die wetten overschreden.
Waren wíj!
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Als we volledig in harmonie zouden zijn met de wetten voor de reïncarnatie, dan kunnen we zelfs na zeven uren weer op aarde geboren worden:
Maar dan is het een taak, zeg ik u, en dan kom ik direct terug – dat het mogelijk is en kan – dan is het een taak, dan zouden wij in korte tijd, in zeven maanden, zelfs in zeven uur zou u aangetrokken kunnen worden en weer op aarde geboren worden.
Maar dan zijn wij ook kosmisch volkomen in evenwicht met al de goddelijke wetten.
Wie is dat?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Jozef geeft een voorbeeld van een snelle reïncarnatie:
Maar in (Brits-)Indië is het verleden geweest, er was een hogepriester en die ging dood, hij ging over, en hij zei: ‘Ik kom in de morgen alweer terug, want aan mij is het gegeven om mijn taak voort te zetten.’
En die knaap kwam terug.
Hij zegt: ‘U zult vroeg van mij horen, ik ben weer in de buurt hier.’
Maar dat zit in handen van meesters, ziet u?
En die man die zet daar een school voort, dat is de wijsheid, oosterse wijsheid, en die scholen zijn nog bezig.
Dat wil zeggen, die zijn aan de mystieke ruimte (verbonden).
De Universiteit van Christus bezit mystieke ruimten, mystieke leraren ook, voor dat en dat en dat en dat, om dat op te bouwen en dat houden ze vast, want Egypte, China, Japan, het Oosten heeft de mystiek opgebouwd.
Nietwaar?
Nu is die man geboren.
Ze wisten niet waar.
Hij zegt: ‘U hoort spoedig van mij.’
Zes jaar later, drie jaar begon het al.
Toen het kind begon te praten: ‘Mama, ik blijf hier niet want ik ga naar de tempel.
Daarginds is een tempel, nietwaar?’
‘Ja.’
Hoe kwam het kind erbij?
Niet gezien.
Toen hij zes jaar was, toen zegt hij: ‘Mama, ik ga weg, want ik wil ook mijn hond hebben, want mijn hond is ook daarginds.’
Toen zegt hij: ‘U bent mijn moeder wel, maar u bent het niet, want daarginds woont mijn andere moeder en daar is mijn hond ook.’
En daar ging hij naartoe.
En daar waren ook de ouders van zes, zoveel, korte tijd, na zeven maanden ... die ouders die waren er nog, die dachten hun kind kwijt te zijn.
En hij begon dadelijk in het vorige bewustzijn te praten, dus de reïncarnatie die was absoluut bewust, dat hadden meesters in handen, want anders zakt het in zijn bewustzijn weg.
En heb je daar een studie van gemaakt, dan is het ook doodeenvoudig dat hij in dat gevoelsleven, in dit en dat geboren-worden, en misschien enkele dingen meer, voor studie, is hij ook volkomen bewust gebleven; want die man deed en wilde niets anders.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Deze ziel was in harmonie met al het leven:
Want de mens, die priester die was natuurlijk in harmonie met dat en dat en dat.
En hij vertelde zelf, hij kon geen kip kwaad doen, laat staan een mens.
Dus hij was in harmonie en bracht dit, zijn eigen wijsheid zette hij voort.
En toen liep hij bij zijn eerste ouders weg, ‘Schreit u maar niet, vader en moeder’, zegt hij.
‘En u ook niet, vader en moeder, en ik heb nog meer vaders en moeders.
Want u bent me aanstonds toch kwijt want ik ga terug, ik ben het hoofd van de tempel.’
En hij ging weg, toen was hij acht jaar en toen stond hij daar met dezelfde wijsheid.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Er komen duizenden zielen terug voor een taak, geen miljoenen:
Maar wij mensen, en niet alleen die man, maar duizenden mensen, niet miljoenen, duizenden, die dus door hun taak een spoedige geboorte krijgen om de mens maar weer te bewijzen: Hoe bestaat het?
Ik was dat, reïncarnatie, ik heb mijn volle bewustzijn.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951

Combinatie taak en goedmaken

André (Jozef Rulof) ziet in de sferen van licht geestelijke wezens doorschijnend worden:
Daar voor hem waren geestelijke wezens.
Allen wandelden en waren in gedachten.
Sommigen, zag hij, waren in een dicht waas gehuld, anderen waren meer doorschijnend.
„Wat betekent dit, Alcar?”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar legt uit dat het doorschijnend worden betekent dat men gaat reïncarneren:
„Dit betekent dat zij met hun geliefden hier zijn en straks zullen afdalen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar verklaart dat André op dat moment tweelingzielen ziet, die eeuwig verbonden zijn, zelfs al reïncarneert één van hen:
„Weten zij dan daarvan?”
„Ja, André, zij weten dat zij spoedig zullen vertrekken, maar zij zijn eeuwig verbonden en zullen dat blijven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ziel die in de sferen blijft, wordt de geestelijke gids voor de ziel die reïncarneert:
Eén van hen daalt in de wereld van het onbewuste af en de ander blijft aan deze zijde en wordt de controle voor deze mens op aarde.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ziel die reïncarneert komt voor een taak:
„Voelt u dan dat deze een geestelijke zending te volbrengen heeft?”
„Ja, dat voel en zie ik.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André merkt op dat de tweelingzielen voor die aardse levenstijd gescheiden zullen worden.
Alcar weerspreekt dit, de zielen blijven in hun diepste gevoel één:
„Zijn zij dan voor dat leven op aarde gescheiden?”
„Heb ik je niet vele malen gezegd, dat wij nooit kunnen worden gescheiden?
Zij zijn voor eeuwig één en zullen dat blijven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ziel die reïncarneert wil tevens iets goedmaken:
Zij, deze ziel brengt iets op aarde en heeft daar tevens iets goed te maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ook Alcar heeft zijn taak en het goedmaken gecombineerd in zijn leven als Anthony van Dyck:
Ook ik had toen ik op aarde was iets goed te maken en allen met mij die daar werden geboren.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Voor André lijkt het in eerste instantie maar niks om met iemand anders een relatie aan te moeten gaan:
Deze mens echter is de inspiratie voor haar en voert haar op aarde op tot grote hoogte.”
„Wat is dat moeilijk, Alcar.
Hoe oud moet zij daar worden?”
„Zij zal ongeveer tussen de zestig en zeventig jaar worden.”
„En dat andere wezen is al die tijd alleen, moet toezien dat men haar bespot en sart, want ook zij zal toch haar leed en smart en vele andere dingen ontvangen en beleven?”
„Dat heb je goed gevoeld, André.
Op aarde zal zij iemand ontmoeten en aan dat wezen zal zij goedmaken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar legt uit dat de ziel zich door het goedmaken kan bevrijden van wat haar ontwikkeling in de sferen van licht tegenhoudt:
Tevens brengt zij iets en ook dat is om in die tijd vrij te komen van dát, wat haar hier tegenhoudt en haar ontwikkeling belet.”
Een nieuw wonder, dacht André.
„Hoe verschrikkelijk lijkt mij dat, Alcar.”
„Zou je denken dat je dit niet tot stand zou kunnen brengen, nu je dit alles weet, of dat je dit niet zou kunnen?”
„Ik weet het niet, maar het lijkt mij zo moeilijk.
Als zij die andere zal ontmoeten dan voel ik nu reeds dat hij haar, als zij in het moederlichaam zal afdalen, niet zal begrijpen.
En dat is vreselijk, want dat leven is dan zo moeilijk.
Och, wat een diepte en wat een opoffering.”
„Diep is dit wonder, André, doch het is geen opoffering.
Je hoorde toch wat ik zei, dat zij tevens zal goedmaken?
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar verklaart waarom het kunnen goedmaken dan als genade gezien kan worden:
Als het wezen op aarde is waaraan wij goed te maken hebben en wij reeds aan deze zijde zijn, is dat dan niet beter, dan jaren en jaren af te wachten voordat wij aan deze zijde verder kunnen gaan?
Het houdt ons onherroepelijk tegen, het belemmert onze ontwikkeling, omdat wij niet verder kunnen en die mens op aarde leeft.
Voel je het grote wonder van deze toestand en dat het een grote genade is, als dit geschiedt?
Dan bereikt men in dat leven heel veel en als dan het einde komt, is alle leed voorbij en zijn zij eeuwig verbonden.
Dan zijn zij zusters en broeders in de geest en gaan zij aan deze zijde verder.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André voelt dit niet zo:
„Ik vind het verschrikkelijk, Alcar.
Hoe moet deze geest, die aan deze zijde blijft, lijden.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar verwijst naar het leven van Lantos in het boek ‘De Kringloop der Ziel’.
Lantos bracht zijn eigen tweelingziel op aarde in contact met de man Roni waaraan zij had goed te maken:
„Heb je Lantos’ leven goed begrepen?
Wat deed hij toen die tijd eenmaal kwam?
Hij bracht zijn eigen (tweeling)ziel met Roni in verbinding en zag toe dat zij aan handen en voeten werd gebonden.
En toch is dit duizendmaal beter, dan hier te moeten afwachten en niet verder te kunnen.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André vraagt zich af of anderen dat niet kunnen doen:
„Dus als ik u goed heb begrepen dan bedoelt u het volgende.
Wanneer ik op aarde iemand iets heb aangedaan en ik ben in de sferen teruggekeerd, maar diegene gaat weer naar de aarde terug, dan moet ik toch wachten totdat ik dat heb goedgemaakt?
Kunnen dat anderen niet voor mij doen?”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar legt uit dat de ziel verbonden blijft met de mensen aan wie leed is aangedaan:
„Neen, alleen zij hebben met je leven te maken, zij ondergingen dat leed en niet die anderen.
Veel kun je voor anderen doen en toch, deze wezens zal je opnieuw ontmoeten, want zij zijn het die onze ontwikkeling tegenhouden.
Dat is de wet van oorzaak en gevolg.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Voor André is dat nieuw, want ze bevinden zich al in de eerste sfeer van licht:
„Maar dit zijn toch zeker geen grote fouten, Alcar?”
„Je bedoeling is, omdat zij in de eerste sfeer leven?”
„Ja, dat bedoel ik eigenlijk.”
„Zij, die de eerste sfeer hebben bereikt, kunnen in deze sfeer nog grote zonden en fouten moeten goedmaken en toch reeds hier binnentreden.”
„Maar daar hebt u mij nog nooit van verteld, Alcar.”
„Dit was ook niet mogelijk.
Deze geestelijke wetten kan ik eerst nu behandelen, je zou ze niet hebben begrepen.
Ik behandel nu deze wetten, omdat al deze toestanden met de wedergeboorte te maken hebben.
Wanneer wij vrij zijn van haat, hartstocht en geweld en reeds liefde bezitten, kunnen wij de eerste sfeer aan deze zijde binnengaan, om toch nog fouten en zonden te bezitten, die wij eerst nu goed kunnen maken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar legt uit dat men pas in de vierde sfeer van licht een geestelijke gevoelsgraad bereikt en men dan pas helemaal los is van aardse verbindingen en gevoelens:
„Vergeet niet, André, dat de eerste sfeer is als de aarde.
Er zijn nog twee sferen om de eerste geestelijke bestaanssfeer te bereiken.”
„Nu voel ik het, Alcar.
Hoe wonderlijk is ook dit.
Daaraan heb ik niet gedacht.”
„In de eerste sfeer, André, zal en moet alles oplossen, eerst dan kunnen wij verdergaan.”
„En daarvoor keren velen van hen naar de aarde terug?”
„Ja, André, om de zonden en fouten goed te maken en tevens te dienen.”
„Hoe zullen zij elkander dan vinden, Alcar?”
„Daar zorgen zij voor die aan deze zijde leven.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het blijft voor André moeilijk te begrijpen dat de ziel in het hiernamaals zijn tweelingziel op aarde zelf naar het goedmaken zal voeren:
„Dus deze geest zal haar, als het zover is, verbinden, terwijl het zijn eigen leven, zijn eigen ziel is?”
„Ja, André, zo geschiedt het.
Nogmaals vraag ik je, zou je dit niet kunnen en tevens op aarde iets brengen en dan goedmaken?
Is die dankbaarheid niet in je?
Wij allen hebben dit gekund, niet één uitgezonderd.
Velen vragen op aarde waarom toch God de mensen zo innig bij elkaar brengt, maar de één leert van de ander.
De één keert voor zijn innerlijke leven terug, een ander om aan de aarde en de mensheid iets te brengen.
Er zijn duizenden mogelijkheden waardoor wij weer naar de aarde terugkeren, maar voor een vast doel en dat doel wordt bereikt.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André denkt nog aan het stoffelijke gebeuren:
Deze beide wezens zijn dus, zoals ik je zei, innig verbonden en zullen dat blijven.”
„En zij gaat in andere handen over, Alcar?”
„Wat zijn handen, mijn zoon, wat is een stoffelijk lichaam?
Een prachtig kleed, maar wij denken daar anders over.
Wij vragen alleen naar het zieleleven en hebben aan deze zijde niets aan dat lichaam, het innerlijke leven, dat is ons geluk.
Op aarde doet men een moord voor dat kleed, maar wij hier gaan heen en wachten totdat het innerlijke leven gereed is.
Dat is de eeuwige waarheid, dat is het wat wij liefhebben en dat gaat eeuwig verder, André.
Wij zien en voelen dat anders, want het diepe zieleleven wordt niet geraakt, noch in trilling gebracht.
Hier ontwaakt het, hier leeft het, daar ligt het diep in ’s mensen zieleleven verborgen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het gaat om gevoel:
Aan deze zijde, André, is gevoel leven, is gevoel liefde en licht, warmte en geluk.
Het stoffelijke lichaam is maar tijdelijk en sterft.
Op aarde heeft men het lichaam lief, wij echter het innerlijke leven.
De diepte van dit zieleleven wordt dan ook niet aangeraakt, is niet in trilling te brengen, omdat hier het wezen leeft dat dit kan en eenzelfde afstemming heeft.
Dat is de zieleverbinding en is rein geluk als men het voelt.
Anders zegt het niets en heeft het geen waarde.
Neen, André, zij gaat en zal gaan en met haar duizenden anderen.
Straks lost zij op en dan gaat het mannelijke wezen aan zijn taak beginnen en wacht af totdat hij haar kan bereiken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Niets kan haar tegenhouden om zichzelf in harmonie te brengen:
Zij zal moeder worden en zal dit op aarde beleven.
Op aarde wacht iemand en zij zullen elkander op die grote aarde ontmoeten.
Als zij dit heeft beleefd, want niets kan dit tegengaan, dan keert zij naar de sferen terug en gaat aan deze zijde verder.
Dan is alles volbracht en beleefd en tevens geleden en goedgemaakt.
Zij zal dit machtige, dat men op aarde niet begrijpt, bewust beleven, in haar diepe innerlijk ligt dit alles.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

De Universiteit van Christus

Alcar geeft aan dat er door reïncarnatie vooruitgang op aarde gebracht wordt voor wetenschap en doktoren:
Ik ken vele geleerden die op aarde zijn en alleen daar werden geboren voor een uitvinding ten goede voor de mensheid.
Nog eerst kort geleden zijn hier twee genieën aangekomen, die beiden naar de aarde terugkeerden, om aan de aarde en de wetenschap iets te brengen, waardoor men duizenden mensen van hun verschrikkelijke ziekten kon verlossen.
Waren deze wezens niet op aarde geïncarneerd en waren er tevens geen wezens aan deze zijde die hen inspireerden, dan hadden zij daar niets bereikt.
Maar dit was van tevoren beleefd en tot stand gebracht en daarvoor keerden zij naar de aarde terug.
Ook voor andere wetenschappen is dit mogelijk.
Als de doktoren van deze zijde af niet naar de aarde terugkeerden, om iets voor de mensheid daar achter te laten, dan kwam men nooit verder.
Maar zij werden opnieuw geboren en keerden na hun gedane taak terug en zagen dat zij daar niet voor niets waren geweest.
Op aarde wisten zij er niets van, hier echter gingen zij in het verleden over en waren gelukkig dat het was bereikt.
Dit is reeds zo oud als de aarde een plaats in het universum inneemt.
Ik heb je dat duidelijk gemaakt.
Van het ogenblik af dat de hel en de sferen van licht een aanvang namen, keerden reeds geestelijke wezens in een stoffelijk organisme terug en brachten hun innerlijke kennis op aarde.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op alle hoeken van de aarde wordt er geestelijk voedsel gebracht:
Hier, André, vraagt men niet wat moeten wij beleven, hier wil men beleven, want wij allen dienen.
Wij willen goedmaken en voelen dit als een genade.
Dat doet elkeen en allen gaan daarin over en eens zijn zij zover.
Die wezens zijn niet tegen te houden.
Zie hen gaan en voel de ontzaglijke bezieling.
Zij banen zich een eigen weg en van deze zijde wordt die weg geëffend.
Hier waken wezens en die wezens zijn controles, de beschermengelen van hen op aarde.
Zij zijn innig met elkander verbonden en hebben allen een taak om datgene te bereiken waarvoor zij dienen.
Duizenden wezens hebben aan deze zijde een taak en die taak wordt volbracht, dat werk is niet te vernietigen, het zal en het moet geschieden hoe zij ook worden tegengewerkt, want zij allen willen.
Een heilige drang om te scheppen, is in hen.
Dat is geestelijk vuur, mijn zoon, heilig vuur dat opvlamt en anderen verwarmt.
Hoeveel geestelijke wezens zijn er niet op aarde voor ons werk?
Hoeveel geestelijke leiders zijn er niet aan deze zijde die hen op aarde helpen?
Op alle hoeken van de aarde leven zij thans, want nu is het de eeuw van geestelijk voedsel.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ook voor de kunst reïncarneren zielen:
Voor de kunst, de beeldende en schilderkunst, keerden mensen van deze zijde terug en brachten daar wat zij zouden brengen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De zielen uit de eerste sfeer kunnen ook voor wetenschap of techniek komen:
Diegenen die nu naar de aarde terugkeren, brengen geestelijk voedsel, of wetenschap, of techniek.
Beiden volgen één weg, en zullen het beoogde doel bereiken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ook vanuit de hogere lichtsferen kunnen zielen voor een taak naar de aarde komen:
In alle sferen kan ik je deze toestand duidelijk maken, zelfs in de hoogste sferen, doch dan is die taak een bijzondere taak en heeft steeds met een groot gebeuren op aarde te maken.
En dit alles dient alleen voor de ontwikkeling van de mensheid, want die hogere wezens zouden op aarde niets anders kunnen brengen.
Dat is dan een zending van de hoogste orde en diegene is dan een grote persoonlijkheid op aarde.
Zij brengen wijsheid en geluk en dit heeft een kosmische betekenis.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939