Van gevoel tot gedachte -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘van gevoel tot gedachte’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘van gevoel tot gedachte’.

Wat was er eerst?

Door het benoemen van gevoelens in woorden kon de mens gaan denken:
En nu gaan we eens even met ons eigen ik bovenop het woordenboek staan van de wereld, bovenop de Bijbel.
En dan zult ge onder uw voetzolen voelen wat waar en wat onwaarheid is; want wat onwaarheid is, dat trekt u naar beneden en wat waar is, stuwt u omhoog.
En nu uw woordenboek: ik ben waarheid, ik ben altijd waar geweest, ik heb me nog nooit ... ik heb nog nooit een mens bedrogen, ik ben niet afgunstig, ik ben niet jaloers.
Al mijn eigenschappen, alles wat u maar bedenken kunt dat is gevóél, ziet u.
Omdat de mens jaloersheid, het woord jaloersheid en haat heeft opgebouwd, heeft de mens zich leren kennen.
U weet nu wat jaloersheid is, maar vroeger in het oerwoud wist u dat niet.
Ja, toen zag u het aan het gelaat, het geeft de haat die zich manifesteerde, die was te zien, die kon u opnemen.
Nu staat u voor een maatschappelijk woord.
Lezingen Deel 1, 1950

Voelend denken

We kunnen denken vanuit onze bron als gevoel:
Als ik ga denken – ik ben nu aan het praten, en ik heb het over u, en ik heb het over mezelf, of ik heb het over iets anders – dan put ik dat uit mijn bron als gevoel, door de miljoenen levens die ik heb gehad als man en vrouw.
En dat is nu mijn persoonlijkheid.
U hebt een eigen persoonlijkheid.
En die persoonlijkheid laat zich zien door uw gevoel, dat je dat niet bezit, en dit niet, en dat niet, en zus niet.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952

Voorzichtigheid

In het boek ‘Zielsziekten van Gene Zijde bezien’ volgt meester Alcar een ziel die in een vorig leven ten onder is gegaan aan het beleven van hartstocht:
De laaiende hartstocht voert ons door al de graden heen en dan volgt vanzelf ook het lichamelijke en geestelijke instorten.
De liefde houdt geen stand en is afbrekend, omdat de hartstocht wordt beleefd!”
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
De vraag is of deze ziel in haar volgende leven geleerd zal hebben van deze ervaring:
Staat de persoonlijkheid in het volgende leven niet voor dezelfde wetten?”
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Alcar legt uit aan André (Jozef Rulof) dat de ziel in het nieuwe leven zal waken om niet hetzelfde mee te maken:
De eigen voorzichtigheid, de eigen bescherming ontwaakt, André.
De persoonlijkheid heeft dit lijden niet vergeten en heeft al deze ellende nimmer kunnen afleggen.
Ook die ellende moet thans weer ontwaken.
Dit is nu de eigen bescherming en het bewustzijn voor dit leven.
Nu waakt de persoonlijkheid over zichzelf en over het bewuste stadium waarin hij leeft.
Wij zinken geen tienmaal in hetzelfde terug, dat wil zeggen in één en dezelfde toestand want dergelijke ellende slaat diepe wonden in het menselijke zieleleven.
Weliswaar zullen wij in het nieuwe leven bezwijken.
De ziel als de persoonlijkheid is dus voorbereid en waakt thans over iedere voetstap die gezet wordt in het leven op aarde.
Voor de liefde schrikt dit leven nu terug.
Waarom, wanneer wij de karakters kosmisch willen ontleden, leven er zoveel schuchtere mensen op aarde?
Er zijn mensen die zich hun leven lang niet kunnen geven.
Maar dacht je, André, dat ook dit geen betekenis had?
Niet één gedachte ontstaat buiten de schepping om of is buiten al de wetten in de ruimte om te bedenken, want iedere gedachte raakt een wet en is een wet, omdat de persoonlijkheid die wetten vertegenwoordigt.
Dat wil zeggen, dat wat wij ook zijn en hoe wij ook mogen handelen, dat dit alles eens is beleefd en voor de persoonlijkheid geestelijke betekenis heeft.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945

Denken als verstoffelijking van gevoel

Zo komen we tot de zeven graden van één gedachte:
Iedere gedachte komt uit ons gevoelsleven, heeft daarop afstemming en ermee te maken of die gedachte zou nog tot het niets behoren.
Maar dat kan niet, want wij zijn er, wij hebben deze gedachte geschapen en alles wat wij als mens scheppen heeft bestaansmogelijkheid en is een eigen wereld.
Ook hierin komen wij tot de zeven graden van één gedachte.
Elke gedachte móét een eigen wereld vertegenwoordigen en die gedachte maakt deel uit van onze persoonlijkheid.
Het staat dus vast en het is een wet, dat de persoonlijkheid in het volgende leven zorgzaam zal leven, voorzichtig zal zijn, omdat dit leven in het vorige bestaan te gronde werd gericht.
Dat zal het leven nu ten koste van alles voorkomen.
Dat verklaart het fundament waarop dit leven staat en dat door leed en smart werd verworven.
De ellende is thans bewust en fungeert nu als bescherming voor dit leven.”
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Gevoel kan verstoffelijkt worden in gedachten, maar ook in pianospelen of schilderen:
U denkt niet, u voelt.
Er is geen denken.
Wat u noemt, wat u zegt, wat u noemt ‘denken’, dat bestaat er niet: er is alleen voelen.
Maar wanneer het hier komt, en uw mond gaat open, wordt het denkende stoffelijke wet.
U gaat vanuit uw gevoelsleven iets bedenken, iets bevoelen, dat noemt u denken maar dat is bevoelen, u verstoffelijkt het – een ander leven gaat pianospelen en schildert of schrijft, doet iets, u hebt een aardse taak – nu wordt het stoffelijk gevoel, het innerlijke gevoelsleven verstoffelijkt.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Gevoel is het ijle geestelijke lichaam dat door denken tot stof komt in het dagbewustzijn:
‘Wat is denken?
Wat is een gedachte?
En waar ligt de bron?’
Dat bent u zelf.
U bent de bron.
Uw gevoelsleven is het geestelijke lichaam voor uw stof, uw dagbewustzijn, uw persoonlijkheid.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952