Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘uittreding’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘Uittreding’.
Uittreding tijdens een operatie
Ook tijdens een operatie kunnen mensen een uittreding ervaren:
Vele mensen, die een operatie ondergingen, traden uit en werden in de geest geholpen.
Daarvan wist men op aarde weinig af.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Jozef Rulof geeft aan dat deze mensen door hun eigen ervaringen het verschijnsel van uittredingen kunnen onderschrijven:
Vraag van de heer Reitsma: „Kan de narcotische slaap, dus tijdens de operatie, nadelig op de geest, de ziel, werken?”
Jozef zegt: „Neen, mijnheer, dat kan niet.
Toch is er van beïnvloeding even sprake, doch die lost op; hierin kan de dokter geen stoornissen opwekken.”
Vraag: „Kan de ziel nu uittreden?”
Jozef antwoordt: „Jazeker.
Vele mensen treden uit tijdens de narcose.
Een vrouw beleefde dit en zei in haar slaap tegen de dokter, toen deze haar blindedarm wegnam (tussen haakjes in eerste druk: de vrouw heeft het mij zélf verteld): ‘Dokter, kijk, die oude man op straat ligt bijna onder de tram.
O, help, help, daar gebeurt een ongeluk!’
De dokter keek uit het raam ... en ja, de oude man lag bijna onder de tram.
Deze vrouw was, als geestelijke persoonlijkheid, buiten haar organisme door de narcose, en nóg weten de geleerden niet, of de mens een ziel heeft.
Een bewuste ziel dan, als mens achter de kist.
En deze vrouw zag en beleefde dit reeds, waardoor zij, door mijn boeken die waarheid zélf onderging en ervoor instond.
Dit gebeurt vaker en is waarheid!
Echter alleen dán, wanneer u die sensitiviteit bezit, of gij ondergaat alléén uw narcose, deze opgelegde slaap.”
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Onbewuste uittreding als troost
Tal van mensen dromen, dat ze tijdens hun slaap met hun geliefden hebben gesproken.
Dat is mogelijk en geschiedt tussen de vierde en vijfde graad van slaap.
Hierin treden ze uit hun lichamen, doch blijven onbewust, ze weten niet hoe het wonder geschiedt.
Hun geliefden maken hen nu tijdens de slaap wakker, zorgen echter voor het doorslapen van het organisme en brengen hen terug naar het lichaam.
Heel veel mensen hebben hierin hun steun voor het aardse leven beleefd.
Een moeder verliest haar enig kind en lijdt daaronder zó, dat de krankzinnigheid haar wacht.
Ze bezwijkt dus door haar verdriet.
Dan grijpt haar eigen moeder, door een meester geholpen, in en nu beleeft de aardse moeder de eenheid met haar kind.
Voor haar is God tot haar gekomen die nacht.
God maakte haar wakker en zei:
„Zie eens, mijn kind, wie hier is?”
De moeder vliegt op haar kind af en drukt het in haar armen.
In de morgen weet zij alles, maar denkt toch dat ze gedroomd heeft.
Toch herstelt zij erdoor, deze genade gaf haar de weerstand terug.
Duizenden mensen beleven iets anders, maar allen beleven het tijdelijke loskomen van het organisme tijdens de slaap en treden tussen de vierde en vijfde graad het astrale leven binnen.
Ze moeten echter door een astrale persoonlijkheid worden bijgestaan, anders is het weer niet mogelijk.
Geestelijke Gaven, 1943
Jozef Rulof wordt in zijn boeken ‘André’ genoemd.
De geestelijke leider van Jozef Rulof, meester Alcar, legt aan André uit dat de mens zich de onbewuste uittredingen beter zou herinneren, als hij zich bij het wakker worden zou kunnen concentreren op wat uit zijn onderbewustzijn opstijgt:
Maar alle dromen zijn geen fantasieën, zoals je bemerkt.
Wanneer de mens dit weet en hij is ’s morgens geheel vervuld van gedachten aan degenen, die hij verloren heeft, dan zal zijn diepe smart aanmerkelijk verzacht worden en kan hij er zeker van zijn, dat hij ’s nachts in de sferen geweest is.
Zijn zielepijn zal dan in een stil verlangen veranderen.
Wat zijn geest in het Hiernamaals bewust doorleefde, draagt hij, na zijn terugkomst op aarde, steeds met zich mee en hij is dan van veel leed bevrijd door het bovenaardse geluk, dat hem geschonken werd, al is hij zich – in de meeste gevallen – daarvan niet bewust.
Daarom zal hij deze heilige waarheid niet gemakkelijk aanvaarden.
De stoffelijke mens kan zich moeilijk in geestelijke toestanden verplaatsen.
Voel je wat ik bedoel, André?
Wanneer hij zijn gedachten concentreerde op de dingen, welke hem ’s morgens bezighouden, dus bewust tot hem doordringen, uit zijn onderbewustzijnsvoorraad opstijgen, dan zal hij zich veel herinneren en zich van het onderbewuste bewust worden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Wanneer André uit zijn stofkleed (lichaam) is getreden, ziet hij nog meer uitgetreden mensen in het hiernamaals.
Die mensen ontmoeten hun overleden geliefden, waardoor hun diepe droefheid om het gemis verzacht wordt:
Wie zou hem kunnen geloven?
Geen mens, want dit was nu eenmaal te machtig, te ongelooflijk voor aardse mensen.
Toch beleefde hij dit alles, hij was uitgetreden en had zijn stofkleed verlaten.
Hij zag nog meer aardse mensen die hier waren, maar zij zouden zich straks niet meer bewust zijn, dat zij hier waren geweest.
Toch hadden zij in hun slaap, zoals zij zeiden, mooie muziek gehoord en hoe vreemd het ook was, met hun vader en moeder gesproken die reeds lang over waren.
Toch was dit werkelijkheid en zij zullen dat ééns zien.
Wanneer zij hier binnentreden en voorgoed en eeuwig hier blijven, zullen zij zien dat zij meermalen hier zijn geweest.
Hij herkende hen duidelijk die nog op aarde leefden.
Groot was hun geluk.
Zie, hoe zij straalden!
Ook daarvan wist de mens niets meer als hij ’s morgens ontwaakte.
Neen, dat aardse leven drong alles terug, daarin loste alles op en verdoezelde dit beeld.
Prachtig was het, hen zo te zien.
Daar waren vaders en moeders bijeen, een moeder die haar kind bezocht.
En ook dit was een genade, een heel grote genade.
Dan konden zij het leven weer aan en was ’s morgens die diepe droefheid verminderd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In een diepe graad van slaap
Uittredingen vinden plaats in een diepe graad van slaap.
Om het uittreden te kunnen begrijpen geeft meester Alcar uitleg over de graden van slaap:
In een slaap liggen, zoals zo-even gezegd, zeven graden.
De eerste, tweede en derde graad zijn de menselijke rusttoestand, waarin de mens het gevoelsbewustzijn aan de stof onttrekt en waarin dus het gevoel in de geest overgaat.
Dan is de concentratie in de geest overgegaan, wat de halfwakende afstemming is.
Deze slaap is niet diep, doch evenredig naar de toestand van het stoflichaam.
Wanneer het stoflichaam geen normale gezondheid geniet, schrikt de mens spoedig wakker, omdat hij in zijn slaap door ziekte van zenuwen en andere organen wordt gestoord.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Pas in de vierde graad van slaap komt ons gevoel losser van ons stoffelijke lichaam en kan het geestelijke gevoelslichaam uittreden:
In de vierde graad van slaap onttrekt de geest zich aan de stof en is het stoflichaam van alle storende factoren verlost.
Zij, die zich in deze afstemming bevinden, zullen rustig slapen en niet spoedig wakker schrikken, omdat het halfwakend bewustzijn is overschreden.
In deze afstemming realiseert zich de mens zijn beleefd leven, al naar de gezondheid van het stoflichaam, omdat het stofkleed niet zal toelaten, dat het gevoelslichaam zich verwijdert.
Maar ook hierin liggen duizenden afstemmingen, die ervan afhankelijk zijn, hoe zich de mens in de geest heeft ontwikkeld en afstemming vindt.
Het is dus duidelijk, dat het zenuwlichaam op het gevoelslichaam reageert, ook, wanneer zich de mens in een onbewuste toestand bevindt, wat de slaap is.
Het geesteslichaam blijft en is zoals het in de stof leeft en voelt.
Wanneer dus het stoflichaam onder het peil van normale gezondheid verkeert, keert de concentratie in de stof terug en overschrijdt het gevoelslichaam de derde, tweede en eerste graad van slaap, om daarna in de bewustwakende levenstoestand terug te keren en in bewustzijn over te gaan.
Dit is het wakker worden, waardoor de stoffelijke organen hun werking hervatten.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Voor het uittreden is daarom een gezond aards lichaam nodig:
Is een medium nu niet in de normale slaap, zijn er stoffelijke stoornissen, u voelt het zeker, dan kan de meester dit leven niet eens van het organisme losmaken, er is nu disharmonie tussen ziel en stof.
De grote mediums moeten daarom steeds goed slapen, of ze zouden zichzelf kapotbreken en wij kunnen niet beginnen.
Zijn er lichamelijke kwalen aanwezig, de nietigste zelfs, het sluit ons af en van verdere ontwikkeling kan geen sprake zijn.
Geestelijke Gaven, 1943
De meeste mensen komen tijdens hun aardse leven niet dieper dan de vierde graad van slaap.
En het is pas in de overgang naar de vijfde graad van slaap dat de deur tot een mogelijke uittreding op een kier komt te staan:
De vijfde (graad) is die afstemming, waarin zich de splitsing tussen geest en stoflichaam voltrekt en het gevoel in de geest overgaat, wat het uittreden mogelijk maakt.
Dan eerst kan zich het geesteslichaam van de stof verwijderen en kan het gaan waarheen het wil.
Het geesteslichaam is dan het halfwakend bewustzijn overschreden en de geest is het bewust geestelijke binnengetreden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
De zesde en zevende graad van slaap hebben voor de uittreding geen meerwaarde.
Meester Alcar verklaart dat een enkeling die deze graden van slaap door concentratie bereikt, toch niet kan uittreden wanneer zo’n persoon in gevoel niet is ingesteld op het geestelijke leven.
Als die persoon hoofdzakelijk op het stoffelijke lichaam is ingesteld, zal de stof hem aantrekken, waardoor hij zich geen geestelijke schatten eigen kan maken.
Hierover zegt meester Alcar tegen André:
De zesde graad bezitten maar weinigen op aarde.
Dit is een verhoogd geestelijk concentratievermogen, dat door langdurige studie is te bereiken.
De mens, die deze krachten bezit en de stof kan dwingen naar zijn wil en concentratie, kan in één uur meer slapen, dan anderen in de normale tijd, die op acht uren berekend is.
Deze toestand overschrijdt die van het uittreden.
Toch zullen zij niet kunnen uittreden, wanneer zij de geestelijke afstemming ervoor niet innerlijk bezitten.
Wanneer zij stoffelijk zijn, zullen zij door stof worden aangetrokken en is het dus niet mogelijk in de geest.
Zo zij voelen en willen, zullen zij zich afstemmen.
Het is dus een geestelijke wet, wat hun innerlijke afstemming is op geestelijk leven.
Zij zijn door concentratie zover gekomen, maar kunnen zich de schatten des geestes niet eigen maken, wat jij kunt, omdat je gevoel in de geest afstemming vindt.
Jouw afstemming is echter de vijfde en grenst aan de zesde.
Deze proeven hebben we reeds samen genomen en je kent de prachtige uitwerking ervan.
Het zal je dus duidelijk zijn, dat de mens alleen dan bewust kan uittreden, wanneer hij zich in de geest afstemt, en deze afstemming bezit.
De zevende graad van slaap is de schijndood.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Over schijndood kunt u meer lezen in een apart artikel.
Onze slaap blijkt dieper te zijn dan we dachten:
Ik zou alleen over slaap en droom boekdelen kunnen vullen, om iedere gevoelsovergang te ontleden en te analyseren.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Bewuste uittreding: van begin tot einde
De uittredingen van Jozef Rulof werden mogelijk gemaakt door zijn geestelijke leider Alcar.
Jozef kon eerst alleen maar het begin van een uittreding bewust beleven:
Nadat hij zich te bed gelegd had, begon al spoedig die vreemde gewaarwording weer over hem te komen.
Wanneer hij uittrad, werd hij altijd koud vanaf de onderkant van zijn voeten.
Daarin kreeg hij dan een gevoel, alsof het leven eruit verdwenen was.
Op seances gebeurde het zo vaak, dat zijn geest naast zijn lichaam stond en wanneer hij dan later uit de trancetoestand ontwaakte, kon hij zich alles herinneren en wist precies, wat hij gezien had.
Als geest had hij zichzelf zien zitten en ook zag hij, welk licht hij uitstraalde.
Wanneer hij was uitgetreden, was dit voor hem wel het grootste bewijs, dat het leven een voortbestaan heeft.
Hij kon alles zien; alleen was het licht anders dan dat, hetwelk hij met zijn stoffelijke ogen waarnam.
Later zou Alcar hem uitleggen, wat de betekenis daarvan was en hoe van „Gene Zijde” de verbinding met de mensen tot stand gebracht werd.
Wanneer deze gevoelloosheid tot boven de knieën gevorderd was, kon men hem prikken en knijpen, zonder dat hij daar iets van voelde; daarna overviel hem een gevoel van slaap.
Dit was voor hem het teken, dat zijn geest het lichaam ging verlaten.
Langzaamaan trok deze zich omhoog en wanneer hij voor de helft het lichaam verlaten had, begonnen zijn gedachten minder helder te worden, totdat hij zich ten slotte geheel vrijgemaakt had.
Alcar zei, dat dit langzaam kon geschieden, maar ook gelijk een flits.
Zo zakte hij ook nu dieper en dieper weg.
Het rumoer op straat kon hij nog maar even horen; het was, alsof het op verre afstand aan hem voorbijging.
Tot zover wist hij alles.
Daarna werd het stil om hem heen en kon hij niet meer denken.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Later kon Alcar hem het volledige loskomen bewust laten beleven:
Hij was zich bewust van alles, wat er om hem heen gebeurde.
Duidelijk zag hij in zijn kamer een blauw waas hangen, dat al dichter en dichter werd.
Het zweefde boven zijn hoofd en bleef daar hangen.
In zijn voeten voelde hij iets eigenaardigs, waardoor hij begreep, dat Alcar hem van zijn stoflichaam ging bevrijden.
Eerst was het prikkelend en daarna kreeg hij een gewaarwording of er uit zijn lichaam iets verwijderd werd.
Hij voelde langzaam iets in zich opkomen en omhoog trekken, daarna ging zijn hart sneller kloppen en de bloedsomloop versnelde zich.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Alcar vraagt André niets te vergeten van deze uittreding:
Nu hoorde hij Alcar, die hem verzocht te luisteren.
„Je volledige concentratie is gewenst, André”, werd hem gezegd.
„Luister goed en vergeet niets van wat je thans zult beleven.
Wanneer je alles, wat je zult ervaren, straks aan de mensen meedeelt, zal het velen gemakkelijker vallen het aardse leven te verlaten.
Ik wil, dat je alle gevoelstoestanden en overgangen, tevens deze uittreding, bewust zult beleven en meemaken.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Zo leert André de belangrijke rol van zijn zonnevlecht kennen:
André’s hart ging steeds sneller kloppen.
Ook voelde hij, dat zijn geesteslichaam steeds meer optrok, waardoor hij zijn kloppend hart op verre afstand hoorde.
Het was een vreemde en hoogst merkwaardige gewaarwording voor hem.
Dadelijk hoorde hij Alcar spreken, die zijn gedachten daarover had opgevangen.
„Dit komt, mijn zoon, omdat de scheiding van geestes- en stoflichaam een aanvang heeft genomen.
Zolang de mens in zijn stofkleed leeft, voelt hij aan op de plaats, die wij het levenscentrum noemen: de zonnevlecht.
Nu echter is het geesteslichaam dit punt overschreden.
Het versneld kloppende hart, op verre afstand te horen, is het gevolg daarvan, dat het geesteslichaam het bewustwakend levenscentrum is overschreden.
En vanaf dit ogenblik gaat de gevoelskracht over in de geest.
Is je dat duidelijk?”
André begreep alles, omdat hij voelde, hoorde en zag.
Alcar vervolgde: „Alleen zij kunnen op deze wijze uittreden, die de nodige sensitiviteit ervoor bezitten.
Dan is er nog afstemming nodig op de geestelijke toestanden.
Dit alles zal het uittreden vergemakkelijken en bespoedigen.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
André leert zijn geestelijke zintuigen kennen, die door het gevoel gevormd worden:
Weer voelde André, dat hij omhoog ging.
Alcar vervolgde: „Wij zijn nu op die hoogte gekomen, dat wij uit het stoffelijke het geestelijke kunnen binnentreden; je zult echter nog even in deze toestand blijven, omdat ik je het een en ander duidelijk wil maken.
Je zult hebben opgemerkt, dat het gevoel het essentiële in de mens als wezen is.
Het gevoel is leven en het leven is liefde, waardoor de mens één kan zijn met God en daardoor goddelijk is.
Van dit ogenblik af, mijn zoon, zie om je heen, gaat je gevoel over in de geest.
Je zult nu alleen kunnen waarnemen door de kracht en de uitstraling van de liefde, omdat liefde licht is aan deze zijde.
Liefde is dus gevoel en daardoor zal de mens licht en geluk bezitten, zoals hij innerlijk voelt en afstemming heeft.
Nu zweef je tussen twee werelden; je geesteslichaam is nog met de stof verbonden, maar voelt en leeft reeds in de geest.
Daardoor hoor je nog op verre afstand je hart kloppen, dat zijn slagen als een echo in de geest laat horen.
Dit is een machtig gebeuren, André, wat maar weinigen, die nog op aarde zijn, beleven.
Tracht nu te zien, dan zul je waarnemen, dat de stof in een dicht waas gehuld ligt.
Alles is anders dan wanneer je het in normale toestand ziet.
Dat komt omdat je zintuigen bij het stoflichaam behoren, wat echter in de geest geen belemmering zal zijn.
Aan deze zijde bevat het gevoel alle zintuigen!
Het gehoor, het gezicht, de reuk, de smaak, kortom in het leven van de geest is alles één en dat éne is het gevoel.
Het gevoelslichaam is daarom het essentiële.
Dat heeft de mens te ontwikkelen om in een hogere bestaanstoestand over te gaan.
Alle stof ligt nu in een grijs waas gehuld.
Dit zal je het beste kunnen waarnemen, wanneer je de muren, de schilderijen en alle andere voorwerpen bekijkt.
Zij zijn van een grove geestelijke substantie, waar je nog niet doorheen kunt zien, omdat je bewustwordingsgevoel half geestelijk half stoffelijk is.
Het veranderen van alle stof komt dus, omdat je tussen twee werelden zweeft, waardoor de stof zich in een halfbewuste levenstoestand bevindt en je waarnemingskracht in de stof is verzwakt.
Door mijn concentratie en ook mede door je eigen kracht en afstemming is het mij gelukt, je op deze hoogte te houden.
Wij zullen nu het ontwakingspunt in de geest overschrijden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Alcar laat André de tegenwerkende kracht ervaren van het fluïdekoord, de gevoelsverbinding tussen het stoffelijke en geestelijke lichaam:
Let nu goed op, André, je komt nu weer in een andere toestand.”
André kreeg het gevoel, dat zijn geesteslichaam hoger werd geschoven, maar tevens, dat er iets was, dat het hoger gaan belette.
Duidelijk voelde hij dat en vond het zeer merkwaardig.
„Wat je thans voelt, mijn zoon, is de tegenwerkende kracht voor dit gebeuren.
Het is de aantrekkingskracht van je stoflichaam, hetgeen veroorzaakt wordt door het fluïdekoord, dat beide lichamen verbindt.
Het is tevens duidelijk, dat je gevoel meer stoffelijk is dan geestelijk en dan is er nog deze moeilijkheid, dat je nog op aarde leeft.
Dit zijn factoren, die tegenwerken, om als aards mens dit overgangspunt, dus van de stof in de geest, te kunnen overschrijden.
Het fluïdekoord bezit die kracht, naarmate het gevoel afstemming vindt in de geest.
Dus, zo als de mens voelt, zo gaat hij over.
Ieder wezen heeft zijn eigen afstemming en daarom zullen ook alle overgangen verschillend zijn.
Is je dat duidelijk?
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
We zullen thans in een andere toestand overgaan.
Daarin zal het je duidelijk worden, dat het fluïdekoord de tegenwerkende kracht is bij dit gebeuren.
Ik zal mijn concentratie van je af wenden, waardoor je in de vorige toestand zult terugkeren.
Let goed op, André.”
André voelde, dat hij in zijn vorige toestand terugkeerde.
Hij hoorde zijn hart duidelijk kloppen en alle stoffelijke voorwerpen werden zichtbaar voor hem.
Tevens kon hij zijn geestelijke waarnemingen van de stoffelijke onderscheiden.
Als hem ooit iets zou overtuigen, dat het leven eeuwig is, dan was het dit.
Als één beeld hem het intellect denken na de dood toonde, dan was het dit gebeuren.
Groots was het.
Nu eerst voelde hij, hoe groot geestelijke krachten zijn.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
André kan nu door de aardse stof heenzien:
Ik zal nu mijn concentratie weer instellen, waardoor je in een hogere toestand zult komen.”
André voelde, dat hij omhoog ging en dat er een ander gevoel in hem kwam.
„We zijn thans het punt genaderd, waar de scheiding een aanvang neemt en je stoffelijk bewustzijn in de geest overgaat.
Je zult het duidelijk kunnen voelen.
Toch is je geest met je stoflichaam verbonden; doch zie nu naar alle stof!
Alles wat de aarde toebehoort, is doorzichtig.
Door alles kun je nu heenzien, het grijze waas is opgetrokken.
Dit komt, omdat, zoals ik je zo-even zei, je gevoel in de geest is overgegaan.
Wij staan dus op het punt, om het stoflichaam te verlaten.
Je neemt waar naar de liefdekracht, die in je is, omdat liefde, zoals je weet, licht is aan deze zijde.
Voor hen zal alles duisternis zijn, die geen liefde in de geest voelen of bezitten.
Ik hoop, mijn zoon, dat je alles hebt begrepen.
Voor mij is het niet mogelijk je deze toestanden op andere wijze duidelijk te maken dan je nu hebt beleefd.
Doch je zult alles begrijpen, omdat je het ziet, hoort en voelt.
En dit beleven is maar aan enkelen op aarde gegeven.
Ik vraag je daarom dringend, mijn jongen, niets van alles, wat ik je nog zal tonen, te vergeten.
Je beleeft het voor duizenden.
De mens op aarde wil ik op deze wijze trachten te bereiken.
Ik wil hem duidelijk maken, dat het overgaan naar deze wereld niets anders is dan geluk, wanneer hij zich in de geest ontwikkelt.
Hij zelf heeft het in handen.
Aan hem zelf ligt het, of hij in dit leven geluk en liefde zal vinden, of wel diepe duisternis.
Aan deze zijde kennen wij slechts één wet, één spreuk, die is: „Veel liefde te bezitten, is wijsheid in de geest.”
Dit is ook voor jou, André!
Wanneer je deze kracht niet zou bezitten, was het niet mogelijk voor mij, je dit alles te tonen.
Liefde is weten, niets dan geluk in het leven na de dood.
Geen wezen zal een hogere sfeer kunnen binnentreden, dat geen liefde kent, wat ik je op deze tocht zal leren en laten beleven.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
En dan maakt Alcar André volledig vrij:
Ik zal je nu geheel vrijmaken.”
André voelde, dat hij van zijn lichaam werd verlost.
Hij zweefde nu boven zijn eigen kleed.
Bewust had hij het lichaam verlaten, meer wijsheid in de geest had hij ontvangen en het leven leren kennen.
Hoe machtig was liefde.
Alleen door liefde was dit mogelijk.
Zijn stoflichaam lag daar, als was hij reeds gestorven.
Toch leefde het.
Het fluïdekoord hield beide lichamen bijeen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Voortaan hoeft André geen seconde het bewustzijn te verliezen bij een uittreding:
Het bewuste uittreden was het wonderbaarlijkste bezit van al de gaven, die zijn leider hem liet beleven, want dan leefde André bewust in het leven na de dood.
Vroeger bracht Alcar hem van tevoren reeds in trance, maar nu was hij zover ontwikkeld, dat hij zijn eigen bewustzijn behield, zodat hij nu tevens alles van zijn eigen leven en dat van de sferen kon volgen.
Geen seconde verloor hij het bewustzijn en hij trad in deze toestand het geestelijke leven binnen.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Hoewel het bewustzijn geen seconde verloren wordt, is er wel sprake van een verhoogd geestelijk-astraal bewustzijn.
Nu beleefde hij twee verschillende toestanden.
Wanneer hij normaal en bewust was in het aardse leven – Alcar noemde dat het dagbewustzijn – trad hij vanuit dat bewustzijn het geestelijke binnen, waarvan hij reeds vele wetten had leren kennen.
Doch ook in het andere, geestelijke leven bezat hij een eigen bewustzijn, gelijk aan dat van de aarde, doch nu volkomen los van het stoffelijke.
Twee verschillende werelden beleefde hij thans in één toestand.
In beide werelden was hij bewust, maar het verhoogde astrale bewustzijn kreeg hij door zijn meester.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Hoe meer gevoel aan het stoffelijke lichaam onttrokken kan worden, hoe bewuster Jozef kan waarnemen en denken in het astrale bewustzijn.
Daarnaast moet er altijd een bepaalde hoeveelheid gevoel in het stoffelijke lichaam blijven, om over het lichaam te waken:
Toen ze waren uitgetreden?
(Meneer in de zaal): ‘Ja.’
En hun daar sliepen?
Meneer, er treden zoveel mensen uit, die ... dan dromen ze wel, maar er gebeurt ook iets.
En die zijn uit het lichaam geweest in de nacht tijdens de slaap, die hebben iets anders beleefd daar natuurlijk, onder controle.
Dat wordt gecontroleerd.
De geest zelf, het gevoelsleven van de mens tijdens het dromen ...
En wat er ook gebeurt tijdens de slaap, is het toch nog altijd zoveel procent in die toestand, in dat lichaam, dat over iets waakt, over veel waakt.
Wat is dat nu?
Als u slaapt, dames en heren, en u bent erg aan het dromen en u maakt reizen ...
In het oude Egypte ...
Ik heb dat ook meegemaakt, als ik uit mijn lichaam ging, dan bleef er toch nog altijd iets – dat hebt u allemaal gelezen, hoor – iets in dat, bleef waken.
Wij hadden wel hulp nodig omdat wij bewust de wetten gingen aantikken.
Wij gingen naar de maan, naar het hiernamaals, dus dan ga je bewust denken, en dan moet er nog meer gevoel van dat lichaam weg – ik zeg het u al – om dat in de sferen te kunnen beleven ... want kom je daar op vijf procent dan zie je niks, dan heb je de ogen nog dicht.
En hoe meer ...
Ga je over de vijftig heen dan gaan de ogen wakker, open.
Dus het leven in elke cel van uw lichaam, hart, bloed, hersens, dat zorgt en waakt over het kasteeltje, dat kasteel, dat lichaam.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Alcar beschrijft het einde van de eerste astrale reis:
Dit is het einde van je eerste reis, bij uittreding naar de sferen gedaan.
Wees sterk; we zullen vaker gaan, meerdere reizen gaan doen en hopen, dat ze alle slagen zullen.
Voordat je nu in je lichaam terugkeert, ontdoe ik je weer van mijn fluïde en mijn sterke wil, want wanneer ik dit zou vergeten, dan zou zich morgen een vreemd verschijnsel bij je voordoen.
Wanneer ik je niet bevrijdde van mijn fluïde, dan zou dit doordringen tot in je stoflichaam, hetgeen je sterk (zou) voelen en je in je aardse werk belemmeren zou.
Dit moet ik natuurlijk voorkomen en zorgen, dat je rustig zult ontwaken na deze eerste reis.
Het neerdalen in je lichaam zal een geringe schok veroorzaken, die niet voorkomen kan worden, hoe ik ook mijn voorzorgsmaatregelen zal toepassen.
Na je ontwaken zal alles, wat je in de sferen gehoord en aanschouwd hebt, langzaamaan weer in je herinnering terugkomen.”
Nu voelde André zich vreselijk moe worden.
„Wat betekent dat, Alcar?”
„Dit betekent, dat ik je heb vrijgemaakt van mijn fluïde en mijn sterke wil.
Je was op de sferen afgestemd en nu is je geesteslichaam weer bereid in het stoflichaam neer te dalen.”
Daarna werd hij huiverig; toen was alle moeheid verdwenen.
„Ziezo, André.
Ik heb je nu gedemagnetiseerd, wat ik bij ons heengaan eveneens heb gedaan.
En nu vaarwel!
Hier is je kleed, je stoffelijk omhulsel.”
Nog eenmaal knielde André voor zijn geestelijke vriend neer, hem dankende voor alles, wat hem was geschonken.
Plotseling werd het donker voor hem en zag hij zijn leider niet meer.
Weer voelde hij, dat hij omhoog ging; het was precies alsof hij werd opgetild.
Daarna was het alsof hij daalde.
Toen kon hij zich niets meer herinneren.
Met een schok werd hij wakker, sprong overeind en zag, dat het pas zeven uur in de morgen was.
„O”, dacht hij, „dan heb ik nog even de tijd.”
Zijn lichaam voelde klam aan en zweetdruppels stonden op zijn voorhoofd.
Hij meende vast geslapen te hebben, want zijn ogen waren zwaar; ook voelde hij een band om het hoofd.
Doch weldra was hij weer in diepe rust verzonken.
Later kwam moeder hem wekken en met een uitgerust lichaam ging hij naar beneden.
De gehele morgen ging stil voorbij.
Niets hoorde hij; alles was rustig om hem heen; maar in de middag, toen hij wat zat te mijmeren, zag hij plotseling Alcar naast zich staan.
„André”, hoorde hij hem zeggen, „ben je moe?
Luister, ik heb je iets te zeggen.
Je weet zeker, dat je vannacht met mij in de sferen bent geweest.
Vandaar voel je die band om het hoofd, welke nu spoedig verdwijnen zal.
Morgen zal je je alles weer herinneren.
Dan zal je je beter kunnen concentreren en begrijpen, wat wij samen hebben gezien.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Geestelijk lichaam van de ziel
Welk deel van de mens verlaat het stoffelijke lichaam bij een uittreding?
Uit welke ‘delen’ bestaat de mens eigenlijk?
In het artikeldeel ‘Bewuste uittreding: van begin tot einde’ wordt uitvoerig beschreven hoe het geestelijke lichaam uit het stoffelijke lichaam oprijst.
Dat geestelijke lichaam wordt ook het gevoelslichaam genoemd, omdat het gevormd wordt door ons gevoel.
Wanneer André zijn eerste uittredingen beleeft, is zijn geestelijke lichaam nog niet sterk.
Daarom legt meester Alcar zijn eigen sterkere geestelijke kracht als een bescherming rondom het geestelijke lichaam van André:
Te grote ontroering zou niet goed voor je geweest zijn, zoals ik je zo-even zei; die zou het stoffelijk kleed, dat je nu hebt verlaten, een schok gegeven hebben en als een flits zoudt ge in je lichaam terug hebben moeten keren en de een of andere storing hebben gevoeld.
Doch dit heb ik voorkomen.
Nu zal je tegen elke emotie kunnen, daar ik je bestraald en omringd heb met mijn geestelijke kracht, wat mijn fluïde is.
In deze uitstraling kan je het Hiernamaals betreden.
Zonder deze zou je geestelijk lichaam niet tegen alles bestand zijn.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Het geestelijke lichaam van de uitgetreden mens heeft een eigen uitstraling.
Wanneer het wordt omwikkeld met het fluïde van de geestelijke beschermer krijgt het een dubbele uitstraling:
„Ziezo, André, nu zal je eerder dan vele andere broeders en zusters het Hiernamaals aanschouwen.
Denk evenwel niet, dat je de enige bezoeker bent, want wanneer wij in de sferen zijn, zal je bemerken, dat er meerdere van de aarde zullen komen.
Bij hen allen zal je dan kunnen zien, dat ze aardbewoners zijn.
Dit is te zien aan de dubbele uitstraling, zoals je eigen dubbel-licht nu om je heen ligt.
Deze kracht is doorschijnend; daarom is je geestelijk lichaam door mijn uitstraling heen te zien.
En hieraan zult ge hen herkennen, die, evenals gij, door hun beschermers begeleid, de sferen bezoeken.
Ik maak je dit duidelijk, omdat niemand vanaf de aarde het Hiernamaals kan betreden zonder die geestelijke omstraling.
Van die dubbele uitstraling is de ene helderder dan de andere.
De minst heldere is die van het geesteslichaam van de stoffelijke mens.
Zo zal je dus straks velen zien die, zoals jij, worden meegenomen naar de sferen, terwijl ze nog op aarde leven.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Meer informatie vindt u in het artikel ‘geest en geestelijk lichaam’.
De ziel is onze eeuwige kern, ons diepste wezen.
Jozef Rulof noemt onze ziel in het volgende citaat ‘het goddelijke deeltje’.
Jozef noemt het geestelijke lichaam ook wel de ‘geestelijke afsluiting’ van de ziel.
Zoals een jas ons lichaam afsluit, zo kunnen we ook het geestelijke lichaam als afsluiting of omsluiting van de ziel zien.
Uittreden gebeurt dus net zoals het sterven met het geestelijke lichaam en met de ziel.
Daarom kunnen we in sommige citaten lezen dat de ziel uit het lichaam treedt, in andere citaten staat dan weer dat de geest of het geestelijke lichaam uittreedt.
Dit woordgebruik is naargelang de schrijver op dat moment de ziel of het geestelijke lichaam in de focus heeft.
Maar in beide gevallen gaat het om hetzelfde proces: de ziel omkleed met het geestelijke lichaam treedt uit het stoffelijke lichaam.
De ziel is het goddelijke deeltje.
De geest is nu de geestelijke afsluiting van de ziel.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
In het hiernamaals leven we als ziel met een geestelijk jasje aan, ons geestelijke lichaam.
In het volgend citaat wordt met ‘organisme’ ons stoffelijke aardse lichaam bedoeld.
En de astrale wereld is hetzelfde als de geestelijke wereld en hetzelfde als het hiernamaals.
Astraal is hier dus hetzelfde als geestelijk, en staat in tegenstelling tot het stoffelijke leven op aarde.
Ja, het organisme hier omsluit de geest en de ziel, maar de geest omsluit de ziel voor de astrale wereld, en deze wereld is dus ons geestelijk leven!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Op aarde maakt de ziel gebruik van haar geest (of anders gezegd: haar geestelijke lichaam) om het aardse lichaam in beweging te brengen:
God schiep dit wonderbaarlijke stofkleed voor de ziel – en de geest, die de verpersoonlijking van de ziel als mens is, brengt het organisme waarmee het met duizenden banden verbonden is, in beweging.
Het lichaam is een tempel voor de ziel, waarin deze tijdens het stoffelijke bestaan leven moet.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Verbinding met het stoffelijke lichaam
Tijdens de uittreding blijft het geestelijke lichaam in gevoel verbonden met het stoffelijke lichaam door het fluïdekoord.
Ik wil je laten zien, hoe je toch, tijdens onze afwezigheid, verbonden blijft met je lichaam.
Kijk, de dunne lichtstraal, welke je uit je linkerzijde ziet komen, is het fluïdekoord, dat je geest met het stoffelijk lichaam verbindt.
Dit is de levensdraad, welke haast niet te zien is en toch is hij te onderscheiden van het licht, dat je lichaam uitstraalt.
Wanneer dit koord verbroken werd, zou je niet meer in je lichaam kunnen terugkeren.
Maar al gaan wij nu nog zo ver hier vandaan, dan zal je toch verbonden blijven, ook al is dit niet meer te zien.
Toch is dit onzichtbare koord de levensdraad van de stoffelijke mens.
Ook noemen wij het, het leven, omdat het één is met de stof.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Het stoffelijke lichaam is in een zeer diepe slaap, en ziet er tijdens de uittreding bleek uit:
André was nu aan het hoofdeinde van zijn bed gaan staan en zag zichzelf daarin liggen; het was alsof hij dood was.
Hij zag zeer bleek, maar toch ging zijn borst rustig op en neer.
Vanaf aardse zijde zou zeer moeilijk te constateren zijn, dat hier alleen een stoffelijk lichaam lag, terwijl de geest was uitgetreden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Bij een uittreding gaat niet al het gevoel uit het lichaam:
Als ik uittreed, ligt mijn lichaam daar, voor vijfentwintig procent gevoel is er nog in, als schijndood, het is volkomen leeg, en toch vol, er is vijfentwintig procent gevoel voor de bloedsomloop, u voelt wel, of het hart stond stil, en bleef stilstaan, en dan was je, op slag was je werkelijk uit deze wereld.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Het vijfentwintig procent gevoel dat nog in het lichaam is achtergebleven, is in het begin van het mediumschap niet voldoende om het lichaam te laten reageren op externe gebeurtenissen.
Als Jozefs vrouw, die in het volgende citaat de Wienerin wordt genoemd, het stoffelijke lichaam van Jeus (Jozef) zou aanraken tijdens een uittreding, zouden er ongelukken gebeuren, omdat het stoffelijke lichaam tijdens een uittreding niet voldoende bezieling heeft om die aanraking op te vangen.
Het lichaam zou dan om meer gevoel vragen om te kunnen handelen, het zou daarom de uitgetreden geest bruusk terugroepen, wat tot stoornissen in het lichaam kan leiden.
Daarom waakt een geestelijke leerling van Alcar bij het stoffelijke lichaam van Jeus wanneer die uittreedt.
Maar kijk nu, je leeft in de geestelijke wereld en ook jij bent een „Astrale Persoonlijkheid”!
Kom nu, Jeus, wij gaan tot Crisje.
De Wienerin kan je niet storen, mijn leerling blijft hier achter en waakt over je organisme.
Maar indien de Wienerin wakker zou worden en je dan iets zou zeggen, je bijvoorbeeld aanraakte in deze toestand, gebeurden er ongelukken, traden er stoornissen voor de dag en dat hebben wij nu voorkomen.
Ook mijn leerling zul je straks leren kennen.”
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Als Jeus later zal uittreden tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn er wel tien astrale helpers nodig om te zorgen dat de Wienerin niet wakker wordt van het gehuil van de overvliegende bommen:
Tien minuten later ligt hij neer, geen V2’s en geen V1’s kunnen hem nog bereiken en tien astrale persoonlijkheden waken over de Wienerin, z’n vrouwtje, opdat zij die nacht rustig zal slapen en hem niet zal aanraken, of het bloed vliegt alweer over zijn lippen.
Lezingen Deel 3, 1952
Meester Zelanus, een geestelijke leerling van meester Alcar, licht toe dat het grootste gevaar echter niet uit de aardse wereld komt, maar vanuit de duistere astrale wereld:
Ik blijf bij zijn organisme om over dit kostbare instrument te waken.
Ik let op, dat geen andere krachten, astrale wezens, tijdens zijn afwezigheid de rust van dit leven storen, want duisterlingen loeren op Jeus, zij breken af wat door het goede opgebouwd werd en meester Alcar dertig jaar aan gewerkt heeft.
Dat gebeurt wel niet zo spoedig, omdat Jeus alleen voor het goede openstaat, maar het organisme heeft afstemming op de aarde.
Jeus bezit die concentratie nog niet om over álles van hemzelf te waken, doch ook dát komt en eerst dan ga ik mee op reis, maar dan staan wij voor de Kosmologie!
Jeus immers, heeft de strijd aangebonden tegen het kwaad en hij moet kapot, het kwaad loert op zijn leven, waardoor ook Rudolf Steiner en Pythagoras hun prachtige Tempels verloren en het oude Egypte het verkeerde van heeft gekend!
Omdat er nog steeds mensen voor het verkeerde, voor de afbraak openstaan, hebben wij daar rekening mee te houden.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Meester Alcar verklaart dat deze duistere intelligenties het fluïdekoord willen breken om het medium te beroven van zijn kostbare aardse lichaam:
Mijn helpers moeten het meest waken tegen het gevaar van onze zijde; dat zijn de intelligenties, die deze mensen, welke uitgetreden zijn, willen beroven; dat wil zeggen, dat zij het fluïdekoord willen breken.
Maar mijn vrienden zullen voor alles zorgen en ons zo spoedig mogelijk waarschuwen.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Daarnaast zijn er ook duistere geesten of demonen die uit zijn op het bezit van een aards lichaam.
Wanneer het medium één karaktertrek heeft die op de duisternis is afgestemd, kan een duistere geest contact krijgen met het uitgetreden medium en kan er bezetenheid volgen:
Als er eigenschappen in het leven aanwezig zijn, die afstemming hebben op de duistere sferen, dan reeds staan we machteloos, want wij kunnen die niet overwinnen.
Tijdens de uittreding komen de demonen eropaf en hebben hierdoor met het aardse leven verbinding en wij staan machteloos en kunnen niets doen.
Die afstemming is dus tussen leven en dood niet te beleven.
Wie één slechte daad doet, is voor het hoogste mediumschap niet eens meer geschikt, die daad stemt het medium af op de gevaren in astrale toestand.
Ik zeg u nogmaals – één op miljoenen, die volkomen loskomt van het stoffelijke leven, want het bezit van de Grote Vleugelen is een Goddelijk geschenk.
Geestelijke Gaven, 1943
Met de ‘Grote Vleugelen’ wordt de gave van uittreden bedoeld.
Meester Alcar laat André ervaren dat André tijdens een uittreding meer controle over zijn eigen stoffelijke lichaam heeft dan hij zou denken:
Op een avond ontving hij bezoek van een dokter, die zijn hulp kwam inroepen.
Een familielid, dat tijdelijk werd verpleegd, had in stilte de inrichting verlaten, waarover hij zich zeer ongerust maakte.
Als „invloed” had hij een paspoort bij zich, waardoor André zou moeten trachten haar op te zoeken.
Hij maakte zich gereed en wachtte op de dingen die zouden komen.
Al spoedig voelde hij, dat Alcar hem van zijn stoflichaam bevrijdde en hoorde hij zijn leider tot hem spreken.
„Let goed op alles, mijn zoon, wat ik je in deze toestand zal duidelijk maken.
Wij beleven thans een dergelijke toestand als die, toen wij hem terugvonden, die zich van het leven beroofde, doch in deze toestand zul je beleven, dat je op verre afstand kunt waarnemen, maar dat je tevens met je stoflichaam blijft verbonden en je waarnemingen toch aan het stoflichaam kunt doorgeven.
Toen ik je het gebeuren met Franciscus duidelijk maakte, heb ik je daarvan verteld.
Dit is een zeer machtig gebeuren, André en de geleerde zal, ofschoon hij aanwezig is, er niets van voelen, zien, noch horen, om de eenvoudige reden, dat hij deze wetten niet kent.
Ik vraag daarom je volle aandacht en concentratie op je eigen toestand.
Ik blijf in mijn eigen afstemming, opdat niets je zal afleiden.
Je zult iets schoons beleven, dat alleen voor jou zichtbaar en hoorbaar zal zijn, omdat je in het leven van de geest leeft als uitgetreden geest.
Je voelt je thans van je stofkleed bevrijd en kunt waarnemen aan deze zijde.
Maar niet alleen zie je, het is tevens mogelijk, om toch, nu je het stoflichaam hebt verlaten, door je stemorganen te spreken.
En dit spreken is zeer wonderlijk.”
André keek naar de plaats, waar hij zijn leider hoorde spreken en vroeg zich af, hoe dit toch mogelijk kon zijn.
De kracht, waardoor het menselijk lichaam wordt bestuurd, was op dat ogenblik uitgetreden.
Had hij Alcar wel duidelijk genoeg verstaan?
Onmiddellijk hoorde hij zijn leider.
„Zeer duidelijk heb ik gesproken, mijn jongen, het is mij heilige ernst, hoe ongelofelijk je het ook zult vinden.
Concentreer je op je stem-organen en tracht hem iets te zeggen.”
André wilde spreken, maar kon geen woord uitbrengen.
Duizend gedachten dwarrelden door zijn hoofd.
Hij was toch uit zijn lichaam, de stof zat daar alleen, het geesteslichaam leidde de stof.
Weer hoorde hij Alcar spreken: „Nog getwijfeld, André?
Ik heb je toch duidelijk verteld, dat het ook voor jou wonderlijk zal zijn.
Tracht je te concentreren.”
André dacht erover na, wat hij de dokter zou zeggen.
„Luister,” zei hij, maar door het woord „luister” schrok hij zo vreselijk van zichzelf, dat hij er niet meer aan dacht om verder te spreken.
Hoe wonderlijk was het; hij hoorde zijn eigen lichaam spreken, terwijl hij naast het stoflichaam stond.
Het intellect had het verlaten, maar kon buiten het stoflichaam toch spreken.
Zijn stem, het geluid, dat hij voortbracht, was iets zachter, maar toch duidelijk te verstaan.
Hij voelde, dat de dokter geen klankverschil hoorde.
Op het woord „luister”, dat hij had opgevangen, vroeg de dokter: „Ziet u al iets?”
André verstond ieder uitgesproken woord en ging onmiddellijk verder.
Zijn gedachten waren nu op één punt ingesteld en hij antwoordde: „Ik zie reeds verbinding”.
Dadelijk viel de dokter hem in de rede: „Tracht in vredesnaam iets van haar te ontdekken.
Span al uw krachten in, u doet mij een zeer groot genoegen.”
Thans ging het als vanzelf en André liet erop volgen, dat hij zijn best zou doen iets van haar te weten te komen.
Hij was intens gelukkig dit wonder te mogen beleven.
Welk een macht van wijsheid leerde hij en hoe groot waren geestelijke krachten.
Daar voor hem rustte zijn stoflichaam en het geesteslichaam voerde een gesprek met de stof, had dat stoflichaam in zijn macht, door concentratie en sterke wil.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Als Jozef is uitgetreden, kan meester Zelanus het aardse lichaam van Jozef gebruiken om boeken te schrijven of lezingen te geven.
Het overnemen van het aardse lichaam kan dan via de zonnevlecht plaatsvinden, maar ook op andere wijzen:
Dit is de kosmos in u, dat is de zonnevlecht.
En nu kunt u, met de uittreding kan ik er zó ingaan; ’s zondagmorgens – u ziet het natuurlijk niet – maar als we op de bühne komen, dan komt meester Zelanus wel eens links in mij en dan ga ik achteruit en dan neemt hij me zo over; hij stapt erin en hij staat erin, hij heeft me.
En dan gaat hij weer als hij zo staat, even, hij kan met één voetstap ...
U moet hem maar eens vragen of hij het doen wil, in Amsterdam doet hij het weleens.
Hij zegt: ‘Let nu op’, zegt hij, ‘nu ga ik weg.
Nu zal ik mijn voet verzetten’, hij zegt, ‘en dan neemt André hem over’, en dan komt hij op de grond en ik ga gelijk door, ik ga direct ...
Dat is een diepe wereld, maar die diepe wereld die is tezamen gebracht als het ware door een flits van denken, concentratie.
Dus op een miljoenste seconde gaat die enorme wil van de mens, die neemt dat lichaam over, want dat is wat.
Dat is nog honderdmaal erger als dat u vijfduizend stoomtreinen en elektrische treinen bij elkaar ... die zijn niet zo sterk dan de wil van de mens.
Als die geestelijk aan het werk is, dat kunt u haast niet bepeilen, maar later zullen ze nog weleens instrumenten hebben – over duizend jaar, of vijfhonderd jaar, misschien wel honderd jaar – en dan staat daar een instrument, en dan gaat de mens denken en dan laat die mens, door denken laat die daarginds duizenden en duizenden huizen bijvoorbeeld ineens, rotsblokken, zomaar uit elkaar spatten.
Zo sterk is de mens met zijn wil.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Bij het overlaten of overnemen van het stoffelijke lichaam is het enorm belangrijk dat de bezieling van de stoffelijke organen elke seconde op volle kracht blijft:
En dan neem ik dat onmiddellijk over en dan ga ik direct denken, eerst op het lichamelijke, handen en benen en ogen, dan kom ik langzaamaan terug en dan laat ik het licht terugkomen en dan ga ik zien, en dan ga ik weg.
Maar dan gebeurt er ontzettend veel.
En die wil, dat uittreden dat kunt u door de knieën heen en door de benen heen, door de voeten heen, door het hoofd heen, maar de makkelijkste, de universele mystieke manier is: vooruit achteruit links rechts, dat is net het kruis zo, u gaat er zo uit.
Maar dan moet u al, die geestelijke persoonlijkheid die moet u al op alle stelsels hebben, of u blijft zo hangen natuurlijk.
Alles moet hij overnemen, denken, ooglicht, het gevoel.
Mijn oogvlies kan ineens uitsterven door één trance, dan komt er een stoornis.
Bijvoorbeeld, als u ergens aan edele organen het licht even ontneemt, dan voelt u wel, dat sterft onmiddellijk af; en is een stoornis, dat is net een bloeduitstorting.
Dat wil zeggen: er zijn organen, als ik hier mijn leven onttrek ... die vinger, dat is het uiteindelijke al, maar hersendelen, het licht in de ogen, als u dat even ontdoen kunt van het leven, van u, dan voelt u wel, dat valt in elkaar, en dat zakt in elkaar, dat verdroogt als het ware op de seconde, en u hebt een stoornis, u hebt een uitstorting, of uw licht is ineens verzwakt.
Dat kan allemaal, met dat leuke gepraat in Diligentia (zaal in Den Haag waar Jozef in trance sprak) kan dat allemaal gebeuren, met schilderen, met genezen, met schrijven en met alles.
Honderd miljoen gevaren.
Ik had, ik begrijp het zelf nog niet, ik had al gek kunnen zijn; dat kan niet want het bewustzijn was er, dan had ik als kind al kierewiet geweest.
Maar dat kan niet.
Maar stoornissen, lichamelijke stoornissen, dat is doodeenvoudig, als die meester dat niet allemaal kan, dan breekt hij u lichamelijk en geestelijk.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Gevecht van Jozef Rulof tegen de slaap
Jozef krijgt het uittreden niet cadeau.
Vóór hij uittreedt, moet hij reeds gevoel naar het geestelijke leven overbrengen.
Maar in de dagen vóór een uittreding moet hij ook voor zijn aardse leven blijven denken, want anders lost zijn aardse bewustzijn op:
André kreeg van meester Alcar het bericht, dat hij nu zou uittreden.
Hij had zich op deze grote gebeurtenis voorbereid en voelde zich gereed voor dit wonderlijke gebeuren.
Dat voorbereiden was echter niet zo eenvoudig, want hij moest zich op het geestelijke leven instellen en dat kon hij alleen bereiken door te mediteren.
Hij dacht nu dag en nacht aan zijn meester en aan alles wat met het leven na de dood had te maken.
Voortdurend concentreerde hij zich op rust en intussen voelde hij, dat hij zich van de stoffelijke wereld verwijderde.
Maar in deze toestand gekomen was het aardse leven voor hem moeilijker geworden.
Hij kwam nu met alles en iedereen in opstand, omdat de mensen hem nu niet meer begrepen.
Een overheersende gevoeligheid maakte zich van hem meester en toch moest hij trachten zich staande te houden of het leven op aarde zou ook hem op de vingers tikken en dan zou hij bezwijken.
Doch dat moest voorkomen worden, want anders zou hij voor dit werk niet geschikt zijn.
In alles moest hij zijn eigen leven en de geweldige toestanden van het leven na de dood kunnen verwerken.
Tijdens deze gevoeligheid stormden hartstocht en stoffelijk geweld op hem af.
Om hieraan weerstand te bieden was niet zo eenvoudig en niemand kon hem hierbij helpen.
Van géén mens kreeg hij steun; dit moest André alleen overwinnen.
Voortdurend moest hij zich op de sferen van licht instellen, of zijn meester kon hem niet bereiken.
En indien hij in opstand kwam was er van uittreden geen sprake.
In alles moest hij zichzelf zijn en blijven of hij sloot zich voor deze genade af en dat moest hij ten koste van alles voorkomen.
De eerste dagen waren steeds het moeilijkste voor hem.
Dan zweefde hij tussen twee werelden, tussen het aardse en het geestelijke in.
Doch toen hij eenmaal het geestelijke had bereikt, ging het vanzelf en had het aardse geen macht meer over hem.
Het wonderlijke was echter wel, dat hij dan toch zijn werk verrichtte, de mensen ontving en met hen praatte, maar dat geen van allen voelde, dat André hoogstens voor twintig procent aan levenskracht en persoonlijkheid op aarde was.
Hij sprak dan eigenlijk vanuit een andere wereld, de wereld van zijn meester.
Nu dat hij op de hogere sferen was afgestemd, zonk het dagbewustzijn in hem weg en kwam hij los van de stoffelijke en lichamelijke wetten.
Nu ging die andere toestand overheersen en hij zag door de stoffelijke wetten heen.
Hij was nu méér geest dan mens.
Voor korte tijd trad hij bewust het grote onbekende aan Gene Zijde binnen, maar leefde toch nog op aarde.
Hij leefde nu bewust in het hiernamaals en kon daarin schouwen.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Ook het geestelijke wakker blijven tijdens een uittreding heeft hij stap voor stap moeten opbouwen.
Het lichaam ligt immers in een diepe slaap.
Bij de eerste uittredingen bleef hij in de geest wakker door de concentratie en kracht van meester Alcar.
Maar dat wakker-zijn moet hij zelfstandig opbouwen, om zich geestelijk te kunnen ontwikkelen.
Die ontwikkeling vindt plaats tijdens uittredingen waarbij de geestelijke schilder Wolff en andere geestelijke schilders het stoffelijk lichaam van Jeus gebruiken om te schilderen.
Meester Alcar trekt zijn krachten en denken op Jeus terug, waarna Jeus de slaap overvalt.
Hij moet nu vechten en proberen om wakker te blijven.
Maar was Wolff nu een duistere persoonlijkheid, u voelt dit zeker ook, dan was er tevens een bende gevaar en Jeus bezeten door het verkeerde.
Dat is nu niet zo, dat weet hij, hij ziet het, zijn meester is licht, leven en liefde.
Zo gaat meester Alcar verder.
Door het schilderen bereikt hij, dat Jeus in zijn wereld wakker blijft.
Elke zitting geeft hem hoger bewustzijn.
Tegelijk ontvangt hij een schilderij.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Jeus (Jozef) heeft maanden nodig om het geestelijke bewustzijn op te bouwen dat hem in staat stelt tijdens een uittreding een uur wakker te blijven.
Om wakker te blijven tijdens een uittreding die een hele nacht duurt, heeft Jeus drie jaar moeten vechten tegen de slaap:
Maanden gaan er voorbij, in deze tijd komt hij zover, dat hij een uur wakker blijft in de astrale wereld.
Intussen verandert zijn persoonlijkheid, hij leert de wetten voor en van de menselijke slaap kennen en krijgt de levenswijsheid als geestelijke wetenschap in zijn bezit.
Jeus vecht om wakker te blijven en ondergaat op zo’n middag een ruimtelijke wereld, komt vrij van het organisme, máár, waar het om gaat, van Moeder Aarde, alles en al haar wetten!
In enkele maanden is meester Alcar zover.
De eigenlijke ontwikkeling duurt drie jaar voor Jeus en heeft hij straks te aanvaarden.
Géén gram bewustzijn krijgt hij cadeau!
Ontzagwekkend is het gevecht tegen de menselijke slaap, die nu overwonnen moet worden.
Wanneer hij doodmoe is van het vechten legt hij zich in de sfeer van zijn meester neer om in te slapen, doch even later gaat zijn meester verder.
Totdat Jeus eindelijk wakker blijft en kan hij het schilderen volgen.
Met Wolff geniet hij thans van dit gebeuren, hij kan zelfs met Erich Wolff praten, hoewel ook dat weer concentratie vraagt, maar mogelijk is.
Meester Alcar heeft Wolff en Jeus onder controle.
En dit nu wordt vijftigmaal beleefd, telkens opnieuw, elke uittreding legt bewustzijn vast en dat wordt een fundament voor de „Grote Vleugelen”, het uittreden voor Jeus, zoals ook Ramakrishna het heeft gekund, nú echter op eigen kracht, door eigen studie in het machtige Oosten!
Hierdoor leert Jeus de zeven graden van slaap kennen en die zal hij overwinnen!
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Wanneer het medium als instrument in de handen van de meesters dan eindelijk wakker kan blijven, begint zijn opleiding voor het geestelijke leven.
Dat is ook niet vanzelfsprekend, want hij heeft nog niet leren denken voor zijn geestelijke lichaam:
Het instrument leert nu het astrale lopen, het is los van de aarde, heeft de zwaartekracht afgelegd en zwaait naar links en naar rechts, omdat zijn instellen nog niet geestelijk is.
Het medium moet zich dus het concentreren eigen maken.
De meester houdt hem wakker, maar dat wakker zijn duurt slechts enkele seconden, dan reeds voelt het medium zich doodmoe en valt in slaap, omdat het organisme in slaap is.
Die kracht moet overwonnen worden, wil de meester het medium in zijn eigen wereld geestelijk voedsel kunnen schenken, dat door hem als wijsheid naar de aarde gebracht moet worden.
Geestelijke Gaven, 1943
Door de 27 boeken heen wordt de intensieve ontwikkeling van Jozef Rulof beschreven vanaf de eerste geestelijke aanraking tot het volbewuste langdurig wakker blijven tijdens een uittreding.
Doel van uittreden
Meester Alcar verklaart dat hij Jozef laat uittreden om de mensheid te overtuigen van een eeuwig voortleven:
Dan nog dit: alles wat je als uitgetreden geest zult beleven, strekt tot doel, de mensheid te overtuigen van ons voortleven.
Let op alles en onthoud wat je ziet, wat ik je in de geest zal tonen.
Bij terugkomst op aarde zul je het verspreiden.
Bedenk, dat je gave het bezit van anderen is, span dus al je krachten in, die daarvoor nodig zijn, want onze tijd is kostbaar.
Jouw leven daar, zul je nuttig gebruiken.
Laat geen uur onbenut voorbijgaan.
Laat anderen van het leven maken wat zij zelf willen en laat je niet meesleuren op hun duistere paden, waardoor hun leven is verknoeid.
Luister niet naar hun ingebeelde wijsheid, die zij uit boeken halen en waarnaar zij niet leven.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Dit doel is al eeuwenoud.
Reeds in de tempels van het oude Egypte gaven de meesters de priesters tijdens hun uittredingen geestelijke kennis om op aarde te verspreiden.
Meester Zelanus spreekt in het volgend citaat over ‘deze zijde’, omdat hij als geestelijke persoonlijkheid vanuit Gene Zijde spreekt:
Het bewuste uittreden is de allerschoonste gave, die u als mens van God kunt ontvangen.
De priesters van het oude Egypte hebben deze gave beleefd en tot grote hoogte opgevoerd, toch is dit goddelijke geschenk in handen gebleven van Gene Zijde.
Was de priester uitgetreden, dan leefde hij aan deze zijde en kon de astrale wijsheid ontvangen worden.
De meester aan deze zijde voerde de priester naar de wetten, verklaarde hem de goddelijke wijsheid en hij gaf deze weer door aan de aanzittenden.
Geestelijke Gaven, 1943
De allergrootste mediums uit het oude Egypte hebben dit mediumschap gekend en ontvangen, omdat ook zij dienden en een taak voor de mensheid hadden te volbrengen.
Ook zij traden door de meesters aan deze zijde uit hun stoffelijk kleed en brachten de geestelijke wijsheid naar de aarde.
Hun hiërogliefen tonen u aan hoever ze gekomen zijn.
Geestelijke Gaven, 1943
In het oude Egypte werd de ontvangen wijsheid nog gesymboliseerd.
In de huidige tijd kan de wijsheid in eenvoudige taal doorgegeven worden.
Ons medium is nu in slaap en toch weer bewust.
Voelt u dit?
Begrijpt u wat het zeggen wil?
Kunt ge het geweldige van deze toestand aanvoelen?
Is het niet het hoogste voor u als mens op aarde, het hoogste, wat God u kan schenken?
In het oude Egypte leefden de allergrootste mediums in zijn toestand en ook zij waren voor hun taak geboren.
Die mediums brachten wijsheid op aarde en ook nu is Gene Zijde bezig om u in het leven na de dood op te trekken.
Wij ontleden voor u de astrale en occulte wetten; de Egyptenaren konden dit niet eens verwerken, ook al hadden die priesters een enorme hoogte bereikt.
Wij gaan thans nog dieper!
In het oude Egypte symboliseerden de priesters het ontvangen schrift, wij maken het thans voor u kinderlijk eenvoudig, u vindt niet één geleerd woord in dit gehele boek.
Wij bestormen u niet met stoffelijke wijsheid, want iedere wet spreekt tot uw eigen gevoelsleven.
Nu zijn wij kinderlijk eenvoudig in taal en stijl, maar niettemin bovennatuurlijk gevoelig, het ontvangen schrift plaatst u voor de wetten van God!
Geestelijke Gaven, 1943
Niet lang terug belandde een medium voor het ontvangen van geestelijke wijsheid nog op de brandstapel:
Eindelijk is het zover, dat we aan u onze wijsheid kunnen doorgeven.
Niet lang terug werden onze mediums levend verbrand.
Die geestelijke armoede heeft plaats moeten maken voor een hoger bewustzijn.
Voor dat bewustzijn geven wij natuurlijk en eenvoudig onze levenswijsheid aan u door.
Geestelijke Gaven, 1943
In het oude Egypte wilde men het uittreden zelf bezitten, maar dat werd hun ongeluk.
In opdracht van de geestelijke orde waarvoor meester Alcar dient, houden de meesters nu het uittreden in eigen hand:
Het Westerse medium heeft dan ook niets in eigen handen gekregen, want Gene Zijde heeft toentertijd geleerd.
Het Westerse medium beleeft ons leven, wij brengen onze wijsheid naar de aarde, maar zorgen voor alles.
Ons instrument weet, dat hij niets is, geen gaven bezit, want die heeft zijn meester in handen.
De Egyptenaren wilden zich de geestelijke gaven eigen maken en dat werd tevens hun ongeluk, is de ondergang geweest van het oude Egypte!
Op ons werk rust Gods zegen!
Doch de goden van het oude Egypte verwaasden.
Wij dienen de „Enige” God.
De Egyptenaren hadden duizenden Goden lief en waren ook hierin nog onbewust.
Op het allerlaatste ogenblik leerden ze daar uw God kennen, doch toen was het juist te laat.
Ons instrument zet zich neer en zinkt onmiddellijk in de psychische trance.
Die trance heeft zijn meester eerst moeten ontwikkelen, maar ook dit inslapen van het organisme en het uittreden heeft zijn meester in handen, het medium bezit alléén het gevoel!
Het Egyptische medium wilde het uittreden bezitten en zich eigen maken, hetgeen door tal van priesters is beleefd, maar ze zijn erdoor verongelukt.
Wij voorkomen nu al die ellende!
Het is zo klaar als uw bewustzijn is in eigen graad, dat we al die mogelijkheden in eigen handen hebben gehouden, want de grootste mediums van het oude Egypte verloren zichzelf.
Het is tevens waarachtig, dat er geen duizenden van deze mediums op aarde leven, was dit zo, dan ontketende (dat) een oorlog op geestelijk gebied en er ontstond een grote chaos.
Wij brengen evolutie en geen revolutie!
En dit zegt voldoende, dat deze mediums voor hun taak geboren zijn.
Deze mediums dienen voor een geestelijke orde in ons leven.
En de meesters maken uit wie ervoor geschikt is en voor deze taak op aarde geboren zal worden.
Geestelijke Gaven, 1943
Een toehoorder brengt op een contactavond het verschil naar voren tussen zijn eigen mogelijkheid om in de boeken van Jozef Rulof over de geestelijke en goddelijke wetten van het hiernamaals te lezen, en de mogelijkheid van Jozef Rulof om deze wetten door het uittreden zelf te beleven.
Jozef antwoordt dat wij de reizen in het hiernamaals kunnen meebeleven door ons te identificeren met André, zijn geestelijke naam in de boeken.
De toehoorder wijst erop dat het aanvaarden van die wetten door het lezen toch heel anders is:
‘ ... om de goddelijke wetten innerlijk te beleven, is toch geheel iets anders als dat wij mensen, toehoorders, die wetten aanvaarden?’
U zegt, kijk, u bedoelt hiermee, als u die boeken leest, dan beleeft u die wetten niet.
Nee, dat is ook logisch.
(Meneer in de zaal): ‘Ik kan alleen lezen.’
Kijk, ik heb ze beleefd.
Maar u kunt ze net zo beleven als ik, met dat verschil: u hoeft die reizen niet te maken, u maakt ze met ons.
U hoeft dat ook niet te verwerken.
Maar wat er staat, kunt u beleven.
U moet alleen proberen om niet occultisch te doen, want dan gaat u de krankzinnigheid in.
Als u nu wilt uittreden ...
Dat woord, die boeken die u daar krijgt, ‘Een Blik in het Hiernamaals’ – en u gaat dat volgen, die reizen – als u die pertinent leest, en er niets bijmaakt, meneer, dan maakt u die reis met de meesters mee.
En u kruipt maar in André.
Want ik ben achter de kist niet anders.
En er is ook niets anders gebeurd dan dat wij daar beleven en vertellen.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Gedachtenuittreding
Zonder Alcar zou André alleen een gedachtenuittreding kunnen maken:
Buiten mijn hulp zou je niet bewust kunnen uittreden, omdat je krachten daartoe niet toereikend zijn.
Het zou dus slechts bij een gedachtenuittreding blijven.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Een gedachtenuittreding kan teruggaan naar het eigen verleden:
Vraag van mevrouw H. Smits v.d. Wall-Perné: „Mijn man en ik bewonen een zit-slaapkamer.
Op een avond ging ik vroeg naar bed.
Mijn man wilde de krant nog even lezen.
Na een poosje keek ik de kamer rond en zag ik mezelf in mijn eigen stoel zitten.
Ik dacht wakker te zijn en ik zag alles duidelijk.
Hoe verklaart u dit?”
Jozef zegt hierover: „Mevrouw, dit is een gedachtenuittreding en niets anders!
Dit kan ik u bewijzen!
Ik kén al deze wetten.
Want, als u waarlijk was uitgetreden, dus uit uw organisme was geweest, wist u het zélf te verklaren.
Dit is niet zo en wil dus zeggen, dat u toch nog in uw organisme was en van daaruit, dus uit uw rust, uw bedje, dat hebt gezien, hetgeen een beeld is van uzelf; u stemde zich af op het verleden.
U zag zichzelf, jazeker, dat is mogelijk, doch dit gebeuren hebt u even daarvoor beleefd en daarheen gingen uw gedachten en zo zag u zichzelf daar ook terug.
Ik denk nu aan mijn jeugd en zie mij in de bossen lopen.
Ik loop daar nu en praat met mijn hond; wij rennen ook en toch ben ik hier nog, doch ik zie het heel scherp.
Is dit nu te zien?
Dit is een gedachtenuittreding, ofwel een verplaatsing van uw gedachten tot het gebeuren van toen en dit noemt de parapsycholoog: zien in tijd en ruimte!
Maar het is niets anders dan dit gebeuren; u keerde tot het verleden terug.
Het is dus geen helderziendheid.
En dit nu, dame, beleven al die kaartlegsters en is niets bijzonders.
Maar daar vragen zij hun geld voor en gij wordt bewust voor de gek gehouden.
Leest u de boeken ‘Geestelijke Gaven’ en gij krijgt uw antwoord!
Zo kunt gij uw gehele leven opnieuw beleven en kunt ge uzelf ook zien, maar het is van uzelf en niet van Gene Zijde.
Het is dus vanzelf ook geen geestelijk occult verschijnsel.
Tevreden, dame?”
„Ik dank u, ik aanvaard het, u hebt gelijk!”
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Het verlangen om te willen dienen is een noodzakelijke voorwaarde voor het werkelijke uittreden:
Wat is uittreden?
Wanneer treden aardse mensen buiten hun stoffelijk lichaam?
André had het leren kennen.
Ook nu stond hij weer voor dit geestelijke wonder.
In hem leefde het verlangen om te willen dienen en de mensheid van het eeuwige leven te overtuigen.
Dit was het heiligste bezit voor de stoffelijke mens dat God aan hem kon schenken.
Miljoenen mensen dachten die heiligheid nog niet nodig te hebben, maar zij die er zich bewust van werden, waren zijn meester dankbaar en zonden hem bloemen.
„Van dankbare zielen,” schreven de meesten van hen.
In André was een groot geloof en hij had een krachtig zelfvertrouwen gekregen.
Dit waren voor hem onmisbare karaktereigenschappen om te kunnen uittreden.
Groot was zijn verlangen om goed te doen.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Maar velen laten zich hun fantasieën niet afnemen:
Doordat hij zuiver wilde dienen, trok op zo’n moment de bewuste astrale wereld hem aan en dan kwam hij los van zijn organisme.
Hij gleed er vanzelf uit en in de andere wereld wachtte zijn meester hem op.
Tal van mensen zeiden hem, dat ze konden uittreden, doch hij kende hun innerlijke leven en nam waar, dat ze niet wisten wat ze zeiden.
Die wezens beleefden slechts een gefantaseerde uittreding.
Ze zouden het gaarne anders willen, maar hadden het gevoel er niet voor.
Ze droomden, hadden met hun geliefden gesproken, doch wanneer André hun vroeg hoe de astrale wetten waren, stonden ze met de mond vol tanden en konden geen woord spreken.
Die lieden traden niet uit, ze wisten niets van het leven na de dood af.
Zijn meester verzekerde hem, dat er miljoenen bewusten aan Gene Zijde zouden willen, dat deze mensen inderdaad zouden kunnen uittreden, want hoe meer er aan de aarde geschonken werd, des te beter dit voor de mensheid zou zijn.
Hierdoor zou het aardse leven veranderen.
In de jaren, waarin hij voor Gene Zijde diende, had hij honderden mensen gesproken die „uittraden”.
Niet één was er onder hen, die hem iets van de wetten aan Gene Zijde kon vertellen en toen wist hij voldoende.
Hoe gaarne had hij op de aarde mensen willen leren kennen die werkelijk de uittreding hadden beleefd.
Dan had hij immers met hen over al die machtige wetten kunnen spreken, maar telkens weer kon hij vaststellen, dat ze fantaseerden.
Hoe meer hij beleefde, des te begrijpelijker voor hem werden deze zogenaamde mediums, die geen mediums waren.
Deze mensen kenden het gevaar niet en toch spraken ze over al deze zaken alsof ze hun examen reeds achter de rug hadden.
In hun eigen leven heerste duisternis.
Ze verdwenen in hun onbewuste „ik”.
Ze verbeeldden zich, dat ze uittraden en voor een tijd aan Gene Zijde leefden.
Kletspraat was het, zowel voor hem als voor anderen!
Van deze zogenaamde mediums zou er niets meer overblijven, wanneer ze waarachtig eens die wetten zouden beleven.
Op hetzelfde ogenblik zouden ze krankzinnig worden.
En of André het hun ook vertelde en hun de occulte wetten verklaarde, ze lieten zich hun gefantaseerde wereld niet door hem afnemen.
Ga dan maar, dacht hij, leef gerust in uw eigen fantasie, droom in uw luchtkasteel verder, maar steel mijn tijd niet.
Stonden deze lieden té vlug buiten zijn deur, dan heette hij geen liefde te bezitten en dan heette het dat hij niet eens wist hoe het hoorde.
„Prachtig is dat,” zei dan meester Alcar, „laat hen schelden en schreeuwen, André.
Aan deze zijde zullen we hun aantonen, dat ze onwaarheid hebben beleefd.
Doch hiervoor moeten ze eerst sterven!”
Al die mensen waren niet bewust van zichzelf en braken meer af, dan dat ze opbouwden.
Dit waren de sensatie-mensen, belust op de gaven, maar vooral erop belust om iets te zijn.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Vele mensen willen graag geestelijke gaven bezitten:
Alcar vertelde hem in het begin van zijn ontwikkeling reeds, dat een medium, dat waarachtig uittrad een geestelijke taak zou volbrengen en bij al die mensen was hiervan niets te zien.
Wie uittrad moest al de fysische en psychische gaven bezitten, door welke krachten Gene Zijde kon werken.
Bij al die mensen echter was niets van deze gaven te zien.
En daarbij kwam nog, dat ze door een aards magnetiseur of helderziende waren ontwikkeld.
Voor André waren ze dan al verloren, want géén aards mens kon aan iemand deze geestelijke rijkdom schenken.
Het uittreden was wel voor de Oosterling mogelijk, maar al deze mensen leefden in het nuchtere Westen en kenden zichzelf niet eens.
Toch beweerden deze magnetiseurs en helderzienden deze geestelijke gaven te bezitten, maar ook die mensen ontmaskerde André op hetzelfde ogenblik, omdat hij wist, dat dit niet mogelijk was!
Die ontwikkeling bleef in handen van Gene Zijde.
Ook hij kon niet eens uittreden, indien zijn meester het niet wilde; hij was en bleef slechts instrument.
Al die mediums bedrogen uiteindelijk zichzelf!
Ze wilden deze gaven bezitten, doch kregen ze niet in hun bezit, want ze wisten niets van deze wetten af.
Alcar had hem reeds lang geleden gezegd, dat hij straks een van zijn helpers – zijn hoogste leerling aan Gene Zijde – zou opdragen een boek over alle geestelijke gaven te schrijven.
Dan zouden deze mensen zichzelf leren kennen en dan was het meteen afgelopen met hun gefantaseer.
Ze konden zich dan niet langer verbergen, want elkeen zou dan door hen heen zien.
Die mensen wisten niets van de dood af en toch hadden ze hem door hun uittreden moeten leren kennen, want zij gingen immers door de dood naar het eeuwige leven!
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Het in het vorige citaat genoemde boek is geschreven door meester Zelanus via Jozef Rulof, en het heeft als titel: Geestelijke Gaven.
Waarom mislukken mijn uittredingen?
Jozef Rulof beantwoordt een geschreven vraag op een contactavond:
U vraagt nog: „Waarom mislukken mijn uittredingen?”
Jozef antwoordt nu: „U wilt uittreden, mijnheer?
Bewust, dus zélf uittreden?
Ja, dan waarschuw ik u!
Ik zeg u, indien u mij niet wilt en niet kunt aanvaarden, Rosenburg (psychiatrische inrichting in Den Haag) staat voor uw leven open.
En Rosenburg hier in Den Haag, dat weet u zeker, is een gekkenhuis!
En ik zeg u nu: gij kunt dat niet!
U denkt nu: dat wil ik wel eens zien, u haalt eigenlijk uw schouders op, want gij wilt dat beleven, bezitten; nogmaals, u wordt gek!
Ik krijg straks gelijk.
Als u niet wilt luisteren, ga dan uw gang maar!
Niet één mens in Europa treedt bewust uit.
Ik kan dat ook niet; die machtigste van alle gaven heeft mijn meester in handen, zoals trouwens al de andere gaven, ik ben slechts instrument!
Al die mediums, die in trance zijn, treden uit!?
Maar zij komen niet van hun organisme los, omdat zij die gaven, het gevoel, niet bezitten!
En toch zeggen ze, dat zij eruit zijn, er komt immers een geestelijke persoonlijkheid tot hun leven!?
Maar die weet niets van al deze wetten af en moet dus een onbewuste zijn.
Eigen gedachten zijn het en niets anders!
En u wilt op eigen kracht uit uw organisme, leven en dood overwinnen door te denken?
U maakt uw zenuwstelsel kapot, mijnheer, en bereikt niets; hiervoor is een occulte school nodig en die is er niet in Europa.
Gij hebt er dertig levens voor nodig om zover te komen.
Zeker is, dat er mensen in Europa leven, die occult begaafd zijn, doch nu is het „bezit” uit het vorige leven.
En als u dus niet die gevoelens en die kennis bezit, mijnheer, bént u het ook niet, of ... uw gevoelsleven zou het zelf zeggen!
Dus u bent het niet, omdat u mij vraagt: waarom niet?
Als u uittreden kunt, weet gij het reeds!
Ramakrishna had het, magiërs niet eens, ook geen fakirs.
Leest u de boeken en ga over de wereld, indien ge mij niet kunt geloven en ge leert die waarheid kennen!
Ik zeg u nogmaals, indien gij dit doorzet, gaan uw zenuwen kapot en gij komt in een gekkenhuis, omdat gij ál die miljoenen werelden nu niet kunt beleven, daarvoor hebt ge levens nodig!
Lees die boeken en gij komt tot het hoofd buigen, omdat de wet „gaven” het u zal zeggen en dan begrijpt ge ook dat ik gelijk heb.
Ik neem u niets af, ik schenk u iets!
Het is levensgevaarlijk om achter de kist te willen zien.
Ik heb dit zélf niet en nooit gewild en begreep ook nooit, dat het zo moeilijk is.
En de moeilijkheid zit hierin, dat de mens, die uittreedt, het leven van Gene Zijde met die miljoenen levenswetten, in het stoffelijke organisme moet verwerken en dit is de splitsing van persoonlijkheid.
Nu moet je hier alles kunnen verwerken, analyseren en staande blijven, geen fouten maken, niet gebroken worden, innerlijk sterk zijn, overheersend gevoelig en toch bewust alles kunnen dragen.
U leeft in hellen en hemelen tegelijk, al naargelang gij daar zult beleven.
Eenmaal vrij van het organisme, kunt ge niet meer terug en dit werd talrijke yogi’s, fakirs, en magiërs noodlottig.
Het werd hun val, dus het sterven hier, of zij werden gek of psychopathisch – geestelijk ziek dus – omdat zij de macht over hun organisme hadden verloren.
Ze werden door duizenden astrale persoonlijkheden aangevallen!
Wie kan dit allemaal verwerken, indien er geen meester is, die u opvangt en door al die geestelijke werelden brengt?
Mijn meester zei mij: ‘Al de gaven krijg je niet in handen, die moet ik behouden en je zult nooit op eigen kracht uittreden, want dat is het bezwijken.’
Indien de meesters niet willen, dat wij uittreden, gebeurt er ook niets.
En toch hebben wij de ruimten overwonnen.
Maar de strijd gaat voort, geen seconde mag je de ontwikkelde concentratie verzwakken, of je bent verloren.
Hoe schoon alles ook wordt of kan zijn, mijnheer, indien u achter de kist wilt kijken, dit aardse leven gaat kapot, omdat gij die gaven niet hebt gekregen en dus nu voor uw eigen strijd komt te staan.
Ik buig me voor de meesters en zeg u uit de grond van mijn hart: ik ben niets op eigen kracht en raad ú aan te wachten.
Komt er niemand, die u vrijmaakt, tracht het dan zelf nooit te bereiken, want u bezwijkt!
De grote Ramakrishna bezweek vele malen, hij liep de „Ganges” in en wilde zich één maken met Moeder Water: water is moederschap en indien zijn eerste adept Vivekananda hem er niet had uitgehaald, hem niet bijtijds had gered, was Ramakrishna verdronken, niet bewust, doch onbewust, want hij wist niet meer, dat hij nog op aarde leefde.
Zo gaat het mij ook, altijd is er gevaar voor dit leven!
Je lost op hier, niets is er meer van je eigen leven en persoonlijkheid, het karakter, dat nog afstemming vindt op de Aarde.
Al die gevoelens hebben moeten plaatsmaken voor de astrale wetten en dit is het oplossen, het vrijkomen van de stoffelijke wetten.
Doch je leeft nog hier en je hebt voor dit leven te handelen, doch dit handelen heb je dan verloren, want heel het innerlijk is geestelijk ingesteld.
Als Ramakrishna een reis had gemaakt, kon hij soms in weken niet praten door zijn ontroering, het geestelijke leven had hem volkomen overrompeld en toen hij wilde praten, liep het bloed hem over de lippen.
Een heksenketel wordt het, als al die miljoenen gedachten niet overwonnen kunnen worden.
Dit heb ook ik moeten bewijzen, anders stond de meester stil!
Mij werd van tevoren gezegd, dat ik voor de Kosmologie zou bezwijken en dit was te begrijpen.
Nóg ben ik hier, ik mocht me staande houden.
Het ergste is voorbij en omdat ik er ben doorgekomen, is het nú mogelijk om al uw vragen te beantwoorden.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Wat is nu helderziendheid?
Wat is voelen en denken?
Wat is wijsheid, wat is uittreden, en wat is alles?
Ik ben met al die gaven tot de universele graad gekomen.
En ik heb geen gaven, dames en heren, want ik heb nog altijd niets in handen, alleen dat wat ik heb geleerd.
En dat geef ik u.
Meester Alcar die heeft de gaven in handen.
Die ziet.
Die hoort.
Die schildert.
Die schrijft.
Die treedt uit.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Tot slot
Jozef Rulof beschouwt het uittreden als de hoogste gave:
Ik ben helder-ziend en helder-horend, schilderend, genezend en schrijvend medium, maar te mogen uittreden, dat is wel het schoonste van alle gaven.
Dáár te mogen vertoeven en hun leven te zien, o, dat is zo heerlijk!
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Hierdoor kan hij uit eigen ervaring over de geestelijke wereld vertellen:
Is het niet heerlijk om de mensen over een eeuwig voortleven te vertellen, zoals je het zelf hebt beleefd?
Zij die terugkeerden uit de Dood, 1937
Tot slot: dit artikel geeft slechts een inleiding tot het begrip uittreding.
De 27 boeken van Jozef Rulof geven een beschrijving van wat Jozef op zijn uittredingen heeft gezien, gehoord en gevoeld, waardoor we een machtig beeld ontvangen van ons geestelijke en kosmische leven.