Overspannen en slapeloosheid -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘overspannen en slapeloosheid’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘overspannen en slapeloosheid’.

Overspannen zenuwstelsel

In het tweede deel van het boek ‘Het Ontstaan van het Heelal’ maakt André (Jozef Rulof) zich klaar voor een nieuwe uittreding:
Na de laatste uittreding, die André met zijn leider Alcar had mogen maken, waren er enige weken voorbijgegaan.
Hij had alles, wat hij op die reis had ontvangen, innerlijk moeten verwerken en was opnieuw gereed geestelijk voedsel te kunnen ontvangen.
Alcar had hem meegedeeld, dat hij heden zou uittreden.
Hij zou thans het zieleleven leren kennen van het begin van de schepping af.
Hij was vroeg naar zijn kamer gegaan en wachtte af wat zou geschieden en dat Alcar hem van zijn stoflichaam zou vrijmaken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Om nieuwe kennis te kunnen opnemen had hij eerst alles moeten verwerken wat hij op zijn vorige geestelijke reizen had beleefd:
Hoe moeilijk was de laatste tijd voor hem geweest.
Hij had zich alles innerlijk eigen moeten maken.
Dag en nacht mediteerde hij en overdacht alles wat hij op die reis had beleefd.
De eerste dagen, zei Alcar, mocht hij aan niets anders dan aan zijn aardse leven denken.
Dit had hij gedaan, doch steeds kwamen al die geestelijke belevenissen in hem terug en dan wist hij geen raad hoe daarvan vrij te komen.
Toch moest hij er doorheen, want het lag in hem, zijn geest had het beleefd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Tijdens de vorige uittredingen had hij in korte tijd geestelijk heel veel beleefd.
Wanneer hij terug was in zijn aardse lichaam, moest hij in de aardse stof alles overdenken wat hij tijdens zijn uittreding had beleefd.
Aangezien die gevoelens door het zenuwstelsel stromen, werden zijn zenuwen zwaar belast.
Zijn innerlijke leven overheerste nu en hij moest nog beginnen om dit alles in zijn aardse lichaam te verwerken:
Zijn innerlijke en geestelijke leven overheerste nu en dat konden zijn zenuwen niet uithouden.
Er waren ogenblikken, dat hij het één van het ander niet meer kon onderscheiden en dan had hij het moeilijk.
Dan leefde hij in gevoel tussen twee werelden, waarvan het geestelijke leven overheerste en toch moest hij zichzelf blijven, hetgeen niet zo eenvoudig was.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De gespannenheid begon pas wanneer zijn geestelijke belevenissen in zijn gevoel bewust werden:
De eerste dagen nadat hij zijn uittreding had gemaakt, gingen normaal voorbij.
Hij voelde zich vrij van al die geestelijke wetten en belevenissen.
Toch keerden al die gevoelens bewust in hem terug en leefde hij in een onbegrijpelijke toestand.
Ver, heel ver voelde hij zich van de aarde verwijderd en toch was hij, als ieder ander mens, op aarde.
Diep in hem, daar lag al die kracht en toch moest hij beginnen om zich alles eigen te maken, wilde hij hetgeen hij had beleefd zijn eigen verkregen bezit kunnen noemen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Mediteren en alles overdenken

Om tot verwerking en ontspanning te komen, moest André mediteren:
Alcar zei hem te mediteren.
Aan Gene Zijde mediteerde iedereen.
Wanneer de mensen op aarde waren gestorven en het geestelijke leven waren binnengetreden en van dat leven werden overtuigd, dan zonderden zij zich daarna af om alles te overdenken.
Wanneer zij daarmee gereed waren, eerst dan was het hun bezit en stonden zij voor nieuw geestelijk voedsel open.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het was nu extra zwaar voor André, omdat hij in het heelal meer beleefd had dan op zijn vorige uittredingen:
Ook hij moest nu zo doen en hij begreep, waarom Alcar zei, dat het voor hem thans moeilijker zou zijn dan na al die andere uittredingen, die hij had beleefd.
De ontzaglijke kracht van alles wat hij had ontvangen en beleefd, drukte hem nu zwaar.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het mediteren bestaat eruit om alles te volgen wat hij beleefd had:
In de geest, wanneer hij aan Gene Zijde was, ging alles vanzelf.
Doch nu moest hij dit in zijn stoffelijke leven op aarde verwerken.
En hoe moeilijk het ook voor hem was, toch was dit een mooie tijd, want hij beleefde alles opnieuw.
Toen hij er eenmaal mee was begonnen, liet hij geen seconde onbenut en zo vlogen de dagen voorbij.
Van tijd was hij zich in deze toestand niet meer bewust, steeds toefde hij in gedachten aan Gene Zijde.
Hij volgde alles waar hij met zijn leider Alcar was geweest en op deze wijze kwam hij schrede voor schrede verder.
Voelde hij, dat het hem te machtig werd, dan hield hij op en wachtte af totdat hij nieuwe krachten had opgedaan.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Slapeloosheid en slaapmiddelen

Maar zijn innerlijke belevenissen waren groter dan wat het lichamelijke zenuwstelsel aankon:
Enige dagen was hij reeds bezig, maar toen voelde hij, dat hij niet meer verder kon, zijn zenuwen konden dit ontzaglijke niet verwerken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Door zijn overspannen zenuwstelsel kon hij niet meer in slaap komen:
Van het begin van zijn verbinding met Alcar af, had zijn leider steeds gezorgd, dat hij kon slapen.
Een nacht slaap was voor hem alles, geen uur kon hij daarvan missen.
Zijn aardse leven was te intens, want hij leefde een dubbel leven: dat van de geest en dat als mens op aarde.
En daarvoor was innerlijke rust nodig en die rust werd hem steeds in de slaap gegeven.
Doch thans kon hij niet meer slapen en dat maakte hem angstig.
Hij was reeds vroeg naar bed gegaan, doch hij kon niet in slaap komen.
Hij concentreerde zich op de slaap, doch hij kreeg zijn stoflichaam niet onder controle, wat hem toch steeds gelukte.
Hij was zich van dit gevaar bewust.
Nu stond hij voor een machtig probleem.
Hij overzag alles, wikte en woog welke krachten te moeten toepassen, doch hij faalde, want zijn innerlijke leven overheerste.
Mijn God, dacht hij, als dat maar goed gaat, hoe kom ik hier doorheen.
Nooit hadden al die problemen hem uit zijn evenwicht gebracht.
Steeds was hij zichzelf en hij lette op alles, want in zijn stoflichaam mochten geen stoornissen zijn.
Dat toch zijn zenuwen al die geestelijke wijsheid konden verdragen, was hem vaak een raadsel, doch hij wist, dat er één waakte en dat was zijn leider Alcar.
Nu echter bevond hij zich in een disharmonische toestand.
Al die geestelijke graden, afstemmingen, sterren en planeten, al die dieren-toestanden en dat wat hij in de tempel der ziel had beleefd, dwarrelden in zijn brein, zodat hij het één van het ander niet meer kon onderscheiden en dit alles de slaap stoorde.
Zijn hoofd en zenuwen konden dit niet meer aan en hij vreesde, hierin zichzelf te zullen verliezen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wat hij ook deed, de slaap wou niet komen:
Hij lag reeds enige uren wakker en kon maar steeds niet slapen.
Hij rolde zich van de ene zijde op de andere, concentreerde zich op de slaap, maar wat hem anders steeds gelukte, kon hij nu niet bereiken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Zijn leider Alcar begreep zijn probleem:
Hij stelde zich op zijn leider Alcar in en na enige tijd ging hij waarnemen.
Daar was Alcar, nu zou hij spoedig slapen en was hij morgen weer fris, om opnieuw te mediteren en zich alles eigen te maken.
Hoe gelukkig was hij toen hij zijn leider hoorde zeggen: „Kun je niet slapen, André?”
„Neen,” zei hij, „ik kan niet in slaap komen, dat wat in mij is houdt mij wakker.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het is nu beter te mediteren dan met alle macht proberen in slaap te komen:
Het is beter, dat je thans mediteert, dus alles overdenkt en blijft denken, totdat de slaap je overvalt.
De dag is thans te kort voor je innerlijke leven en wij zullen tezamen trachten weer in harmonie te komen.
Voel je wat ik bedoel, André?”
„Ja, Alcar, het is mij heel duidelijk.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar voorkomt dat André zenuwziek wordt:
Als de mensen op aarde dit wisten, dan waren er niet zoveel zenuwzieken.
Het geestelijke leven overheerst nu het stoffelijke organisme.
Wanneer dit geschiedt, denken de mensen te moeten slapen, maar wanneer zij juist al de problemen, al de zorgen, kortom alles wat hen bezighoudt, gingen beleven, dit door meditatie zouden doen en zo lang zouden doorgaan, tot zij hun problemen hadden doordacht, dan zou er een andere toestand intreden en keerden zij in hun normale leven terug.
Dat is dan het evenwicht tussen geestelijk en stoffelijk lichaam en dan ontspant zich het zenuwgestel.
Dan, een wandeling in de natuur en vooral langs de zee is een kracht, die wonderen verricht.
Doch de mens is niet op de natuur ingesteld, neemt liever medicijnen, doch die verlammen de vitale organen, die het zenuwgestel vormen.
Je zenuwgestel is nu overspannen en je geesteslichaam, dat het gevoelsleven is, overheerst, maar aan enige uren slaap heb je nu voldoende.
Wat thans overheerst, vraagt je volle aandacht en concentratie.
Doch je wilt slapen, de tijd daarvoor dwingt je te gaan rusten en toch is dit verkeerd.
Wanneer je met mij een wandeling zou gaan maken en wij eerst in de morgen zouden thuiskomen, dan zou je meer rust hebben ontvangen, dan dat je dagenlang zou rusten en in je bed neerliggen.
Doch dat is niet mogelijk, want je omgeving maakt zich ongerust en zo zullen wij dit op onze wijze moeten doen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André heeft nu meer te verwerken gekregen, dan wanneer hij zijn uittredingen in het hiernamaals beleefde:
Je voelt duidelijk, dat je geest overheerst.
Dat komt door al die problemen, die ik je heb laten beleven en al dat geestelijke voedsel, dat je aan deze zijde hebt ontvangen.
Ik heb je het allerlaatste gegeven en laten beleven, André, dat je als ons instrument kunt ontvangen en dat wij aan de mensheid zullen bekendmaken.
Voor enige jaren was dit nog niet mogelijk, je zou eronder zijn bezweken, doch voorzichtig ging ik te werk en bracht je van de ene geestelijke toestand in de andere.
Daardoor ontwaakte je, André.
Van de ene sfeer gingen wij in de andere over.
Op de eerste reis naar de duisternis, je weet het, overviel ons leven je en konden wij naar de aarde terugkeren.
Toch moest je daar doorheen wilde ik je alles van ons leven duidelijk kunnen maken, zodat de mensheid een beeld kon ontvangen, van wat haar aan deze zijde wacht.
Tien-, neen twintigmaal viel je in zwijm, omdat die duistere invloeden je innerlijk overheersten.
Wie de duisternis, dat aan deze zijde de hel is, niet kent, kan zich daarvan geen denkbeeld vormen.
Doch iedereen, die op aarde sterft en hier binnentreedt, zal dit beleven en eerst dan zullen zij zich afvragen, hoe het voor jou mogelijk is geweest, dat reeds op aarde te kunnen verwerken en beleven, zodat je aardse leven in niets werd gestoord en vooral je stoflichaam niet werd ondermijnd.
Ook daar ben je doorheen gekomen, omdat je ernstig wilt en voor ons wilt dienen.
Je geloof in en je liefde voor ons werk gaven je die kracht en stelden je open voor onze hulp.
Dan nog dit.
Wanneer je je gaven niet rein en zuiver had gehouden, was je onherroepelijk te gronde gegaan en in de één of andere inrichting terechtgekomen, omdat je dan in de handen van het kwaad was overgegaan.
Doch steeds kon ik je bereiken en daar ben ik je dankbaar voor, zodat ik je ons leven duidelijk heb kunnen maken.
Maar ik ging steeds verder en dieper en ik wist reeds vele jaren van tevoren, dat deze tijd zou komen, waarin ik je het allerlaatste van ons leven mocht geven.
Je weet, André, niets voor niets: ook dit, al deze geestelijke wijsheid, zul je met je eigen innerlijke krachten moeten betalen.
Doch ik ben bij je en zal je in alles helpen en zo zullen wij ook hier doorheen komen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André kan nu de diepe slaap niet bereiken waarin het lichaam nieuwe krachten kan opdoen:
Wanneer je mij goed hebt begrepen dan voel je, dat de dag te kort is om geestelijk en lichamelijk in harmonie te zijn en in de slaap te kunnen overgaan.
De zeven graden van slaap heb ik je reeds vroeger duidelijk gemaakt.
De vierde graad kun je thans niet bereiken, omdat het geesteslichaam dit in geen geval toestaat en het overwicht te groot is, dat in je zieleleven aanwezig is.
Door te denken, wakker te blijven en te mediteren lost deze spanning op en keert de natuurlijke harmonie tussen geestelijk en stoffelijk leven weer terug.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ontspanning is te bereiken door het rustig herbeleven van alle belevenissen die tot de slaapstoornis of de overbelasting hebben geleid:
Maar de mens die dit niet weet, wringt zich in duizend bochten en wil slapen.
Toch zal hij niet in slaap vallen en wanneer hij er middelen voor inneemt, dan tracht hij zich door geweld die gewenste toestand te scheppen.
Toch zal hij zijn beoogde doel niet bereiken.
Want is het soms niet waar, dat toch de geest zich losmaakt en de mens zal ontwaken en verdovende middelen geen kracht op het stoffelijke organisme bezitten?
De ontzaglijke kracht, die het gevoelsleven, dat het geesteslichaam is en betekent, bezit, is voor de mens, de geleerde, niet te peilen, omdat hij het geesteslichaam nog niet kent en de werking van dit kleed niet aanvaardt.
Zij zullen toch wakker worden en geen aardse middelen noch concentratie zullen hen helpen.
Dan raadplegen zij verschillende doktoren, of gaan tot de natuurgeneeswijze over, doch zij vergeten, dat zij van hun jeugd af moeten teruggaan, tot het eerste ogenblik, dat zij hun slaap niet meer konden vatten, want daarin ligt de stoornis.
In die tijd is die stoornis ingetreden en in de geest kunnen wij geen stukken overslaan.
Je voelt wel hoe diep dit is en dat ik daarover veel zou kunnen vertellen, omdat het met het leven aan deze zijde te maken heeft en het de eeuwige werking van het innerlijke leven is.
Het innerlijke leven dwingt hen te mediteren, doch daaraan wordt niet gedacht.
Je kent ons leven, André, je weet hoe wij mediteren en eerst dan tot rust komen.
Al zou je dagenlang niet kunnen slapen, dan is dat niet zo verkeerd, dan dat je je met geweld ertoe zou dwingen om toch te slapen.
Wij kunnen aan onze zijde geen voet meer verzetten wanneer er in ons geen rust is en wanneer problemen ons bezighouden, die in onszelf en in ons leven aanwezig zijn.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Naast de zorgen kan slapeloosheid ook veroorzaakt worden door lichamelijke ziekten:
Al die zorgen, strijd en verdriet en de vele ziekten, die de mens op aarde beleeft, houden hem uit de slaap.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Anderzijds kan stress ook een lichamelijke ziekte verergeren of veroorzaken:
Na het ontwaken is ons innerlijke leven weer gereed nieuw voedsel te ontvangen, maar wij kunnen niet eerder die gewenste slaap ontvangen en erin overgaan, voordat wij innerlijk leeg en uitgedacht zijn en een andere werking kan intreden.
Die werking openbaart zich in de natuurlijke vermoeidheid en dat is voor ons leven, ons eigen innerlijk en voor de aardse mens het stoffelijke organisme.
Wanneer dit nu niet geheel in harmonie is, het stofkleed of het geesteskleed overheerst, veroorzaakt dit de ene of andere ziekte.
Meestal is dit het zenuwgestel, doch voor andere mensen, die aan de één of andere kwaal lijden, verhoogt dit hun ziekte.
Doch ook daarin zien wij een ontzaglijke werking, want wanneer iemand de één of andere kwaal bezit, wanneer vitale organen, laten wij zeggen de nieren, ziek zijn, dan overheersen die organen de geest, omdat deze ziekte dieper en heviger is dan het gevoelsleven en dan luistert het innerlijke leven naar de werking van het stoffelijke organisme.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Bij een lichamelijke ziekte kan de slaap niet normaal zijn, maar toch is een gestoorde slaap beter dan geen slaap:
Al is dan hun slaap niet normaal, toch is die slaap beter dan in die andere toestand, want dan is het gevoelsleven direct op het zenuwgestel geconcentreerd en overlaadt het stoffelijke organisme.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Voor André is het alleen een geestelijke spanning, die moet wegebben door alles rustig na te beleven:
Bij jou, André, is dit nu niet het geval, je stoffelijke lichaam is kerngezond.
Alleen je geest is wakker en bewust, zelfs te bewust en nu gaan wij dit alles na, zodat je over enige uren in slaap zult vallen.
Je moet trachten geheel bewust te blijven en juist niet te willen slapen.
Langzaam zinkt dan die overheersende kracht in het zieleleven terug, dit gaat het evenwicht herstellen en de innerlijke spanning vermindert.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Pas als er voldoende doorgedacht is, trekt het geestelijke bewustzijn zich terug:
Wanneer je daarmee gereed bent, dan daalt je bewustzijn in het zieleleven af en ondergaat het stofkleed de slaap.
Het menselijke en geestelijke lichaam is diep, beide zijn machtig, maar het éne is van het andere afhankelijk, doch het zieleleven overheerst het stoffelijke organisme op aarde in alles.
Het stuurt en leidt en houdt het intact, want door ons innerlijke leven leeft het stoffelijke organisme.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ondertussen is het al laat geworden:
Het is thans vier uur in de morgen, André.
Wacht een kort ogenblik en je hoort het.”
„Wonderlijk toch, Alcar, dat u ook dat weet en daaraan nog denkt.”
„Vergeet niet, mijn jongen, dat ook ik op aarde leef en jou in alles volg en alles wat op aarde geschiedt kan weten.
Hoor, het slaat reeds vier uur en nu zul je spoedig inslapen.
Het geesteslichaam heeft zijn taak verricht en dan eerst kan het stofkleed de slaap ondergaan.
Je ziet, langzaamaan keert de slaap terug, doch jijzelf bent het nu die dit regelt.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Nu kan Alcar zijn geestelijke kracht aanwenden om André te laten slapen, in harmonie met het verwerkingsproces waarmee André zelf bezig is:
André voelde, dat hij moe werd en liet zich wegvoeren, een zalige rust voelde hij in zich komen.
Hij begreep vanwaar die rust tot hem kwam en door wie dit geschiedde.
Nog hoorde hij, maar nu heel ver van hem weg, zeggen: „Slaap, mijn jongen, en weet, dat ik waak en blijf waken, totdat ons werk gereed is.”
Daarna wist hij nergens meer van.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hierdoor kon André verder met zijn meditatie:
Toen hij ’s morgens wakker werd, voelde hij zich fris en opgewekt.
Moeheid was er niet meer in hem en hij wist wat Alcar hem had verteld.
Onmiddellijk begon hij opnieuw te mediteren en bleef doorgaan totdat ook die dag voorbij was en hij weer zou gaan slapen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar André is er nog niet door, want hij voelt een vreselijke hoofdpijn:
Toch was er iets in hem, wat hij in al die jaren nog niet had beleefd.
In zijn achterhoofd voelde hij een vreselijke spanning.
Hij had het gevoel of hij al die planeten moest dragen en zich te midden van al die ontzaglijke lichamen bevond en dit alles in en om zijn hoofd lag.
Een vreselijke toestand was het, maar toch voelde hij zich rustig.
Zijn gehele lichaam stond strak en gespannen en hij begreep dat hij dit alleen niet kon verwerken.
Als dit maar niet te veel voor mij is, dacht hij, ik ben niet meer mijzelf, dit kunnen mijn zenuwen niet verwerken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Nu moet Alcar andere middelen inzetten:
Hij stelde zich op zijn leider Alcar in; al spoedig zag hij Alcar in zijn omgeving en hij hoorde zeggen: „Ik ga je opnieuw helpen, André.
Je zult thans uittreden en dan kun je van deze zijde af zien wat ik doe en hoe de toestand van je zenuwgestel is.”
„Gaan wij opnieuw op reis, Alcar?”
„Neen, nog niet, eerst moet je geheel gereed zijn en alles in dagbewustzijn hebben verwerkt, eerder is het niet mogelijk je nieuw geestelijk voedsel te geven.”
André voelde zich wegzinken en wist wat zou geschieden.
Toen hij zijn ogen opende bevond hij zich in het leven van de geest.
Voor hem stond Alcar en ving hem op.
„Alcar, mijn goede Alcar!”
„Je hebt het nu heel moeilijk, André, doch al die moeilijkheden wegen niet op tegen hetgeen je hebt beleefd.
Je zult daar doorheen komen en dan luistert je zenuwgestel opnieuw naar de wil, die jijzelf daarop instelt.”
„Als ik hier ben, Alcar, is dit dan tevens geen rust?
Mijn lichaam is nu in diepe slaap en zelf ben ik aan deze zijde.
Is dit dan geen rust, of is dat niet hetzelfde?”
„Op al die vragen kan ik je antwoorden.
Neen, dit is niet die rust die je ontvangt, wanneer je zelf in je stofkleed leeft.
Het zou in de eerste plaats niet mogelijk voor je zijn uit te treden, wanneer ik dit niet tot stand bracht en in de tweede plaats, wanneer ik thans zou heengaan en wij tezamen de sferen zouden bezoeken, dan zou je in de morgen beleven, dat je in het geheel niet meer kon denken.
Het stoflichaam, alleen dan het zenuwgestel, verkeert in een overspannen toestand door de ontzaglijke krachten die je zelf daarop instelt en dat is, wanneer je in je stoflichaam leeft, het zieleleven of het geesteslichaam.
Als je maar niet vergeet dat, wanneer je uittreedt, je lichaam van alle bezieling is bevrijd, omdat de bezieling, die dat lichaam beweegt en stuurt en doet handelen, aan deze zijde, dus buiten het organisme, leeft.
Voor de aarde is je stofkleed als schijndood.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Iets wat verlamd is, kan niet werken:
Het is dus duidelijk, dat je stofkleed niet op volle kracht kan leven en wat niet op volle kracht in leven is, kan geen werking ondergaan, is buiten werking en zo kan er in dit geval geen genezing komen.
Is je dit duidelijk, André?”
„Ja, Alcar.”
„Welnu, mijn wil overheerst dit alles, ook je uittreden en zoals ik zei, staat je stofkleed nu onder mijn controle en beleeft je stofkleed niets, omdat het innerlijke leven, jijzelf dus, buiten het organisme is getreden.
Iets wat verlamd is, kan dus niet werken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dezelfde toestand wordt veroorzaakt door slaapmiddelen:
Wanneer nu het zenuwgestel gespannen is en men neemt verdovende middelen in om te kunnen slapen, dan verlamt men de natuurlijke functie en sluit dit de genezing uit.
Die middelen helpen maar even, doch later staan wij voor één en hetzelfde proces, want nu zijn de organen aangetast en met geweld buiten werking gesteld.
Daarom, André, is het verkeerd om te veel verdovende middelen in te nemen voor deze ziekte.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Een uittreding kan nu niet helpen:
Je begrijpt dus wel, dat een uittreding je stoffelijke organisme niet dát geeft wat je tijdens je nachtrust ontvangt.
Want de toestand waarin je stoffelijke organisme zich nu bevindt, is dieper dan de gewone slaap en hierdoor is aan het organisme de natuurlijke werking ontnomen.
Een uittreding kan je dan ook niet helpen, of beide lichamen moeten in harmonie zijn.
Om uit te kunnen treden moet de geest gevoelig en niet overspannen of overladen zijn en de mens geen leed of ellende hebben.
Je begrijpt tevens wat er nodig is om deze gaven te bezitten, voordat wij er gebruik van kunnen maken.
Duizenden mensen zouden kunnen uittreden en even zoveel zouden geestelijk ziek worden.
Het ene of het andere lichaam zou overheersen en de algehele vernietiging van het stofkleed voortbrengen.
Daarom en daarom alleen waarschuwt de mysticus voor de occulte wetenschap, het is het terrein van de geest en wie al die werkingen niet kent is onherroepelijk verloren.
Maar ik leid je in alles en waak over beide lichamen, het stoffelijke en het geestelijke.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar Alcar kan door zijn sterke concentratie en grote rust het zenuwstelsel van André op een andere wijze helpen:
Wat ik thans doe is het volgende.
Ik daal in je stofkleed af en breng je zenuwgestel tot rust, ga dus geheel in je stoflichaam over.
Ik leef dan weer op aarde en jij in mijn wereld.
Door de concentratie die ik bezit, breng ik de rust en de vrede in je organisme terug en wanneer ik dit heb bereikt, is die zenuwspanning geweken.
Vaarwel, André, ik neem bezit van je lichaam.”
André zag, dat dit wonder geschiedde en dat Alcar in zijn stofkleed afdaalde.
Hoe wonderbaarlijk is het leven aan deze zijde, dacht hij.
Hoe werd hij beschermd, zijn leider zorgde voor alles.
Nu was hij alleen aan Gene Zijde.
Een wonderlijk tafereel speelde zich thans voor hem af.
Hoe groot was Alcar en hoe geweldig was alles wat hij beleefde.
Hoe goed zorgde Alcar toch voor hem!
Wie zou dit kunnen aanvaarden en tevens al dat andere, dat hij eerst kortgeleden had beleefd?
Ook van hetgeen thans geschiedde, wist men op aarde niets.
Het waren allemaal wonderen in de geest.
Hij zag, dat Alcar geheel in zijn stoflichaam overging en dat hij ontwaakte.
In zijn stofkleed kwam nu werking en hij zag, dat de stoffelijke organen hun taak en werking weer gingen hervatten.
Als iets de mens van een eeuwig voortleven kon overtuigen, dan was het wel dit gebeuren, dat hij nu beleefde.
Als zij dat maar konden zien en berekenen, dan eerst konden zij dat geloven.
Maar hoe zouden de geleerden op aarde dit kunnen berekenen?
Wie dit niet kon aanvaarden, kwam er nooit achter.
Het was voor hem een groot wonder en het wonderlijke was, dat een geest, een mens die op aarde had geleefd en nu in de eeuwigheid leefde, toch in het stoffelijke organisme kon afdalen en het opnieuw in bezit kon nemen.
Maar er was nog een ander wonder, dat hij voelde.
Hij begreep volkomen wat zijn leider bedoelde.
Alcar bezat een grote geestelijke kracht en een ontzaglijke wil.
Omdat zijn leider hoger en verder was dan hij, kon Alcar dit tot stand brengen.
Hij zelf had zijn stofkleed niet geheel in zijn macht en dit was heel natuurlijk.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Maar ook André moet zijn deel leveren in het genezingsproces:
Nu hoorde hij Alcar zeggen: „Denk aan jezelf, André en ga alles na wat je kort geleden is gegeven.”
Hij deed wat Alcar wilde en vond het heel wonderlijk, want nu ging alles weer vanzelf, hij drong tot de diepste problemen door en had daar niet de minste hinder van.
Zich van zijn lichaam te verwijderen, dat wilde en durfde hij niet en toch was ook dit mogelijk.
Hij voelde tevens, dat hij met Alcar verbonden bleef en dat hij zelfs kon spreken.
Ontzaglijk was het geestelijke leven.
Nu volgde hij Alcar en zag een blauw en krachtig licht uit zijn achterhoofd stralen.
Ja, dacht hij, daar zit het, daar zit de spanning.
Hoe wonderlijk is dit, dacht hij, Alcar bestraalde zijn hoofd, want de hoofdzenuwen waren overspannen.
Dat grote licht was van zijn leider.
Hij zag op dit ogenblik door zijn eigen stofkleed heen.
Niets was er thans voor hem verborgen.
Hij zag en voelde de hevige spanning en begreep wat Alcar deed.
Ondertussen volgde hij alles wat hij had beleefd, want nu ging het gemakkelijk.
Hij zag zichzelf in de tempel der ziel, daalde toen naar al die planeten af en keerde langzaamaan op zijn weg naar zijn stofkleed terug.
Toch bleef hij in de omgeving van zijn organisme, maar beleefde en mediteerde dat, wat hij op die tocht had ontvangen.
Hij voelde nu, dat er enige uren voorbij waren gegaan.
In hem was de rust en de stilte van het geestelijke leven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Alcar slaagt in zijn opzet:
Hij voelde zich moe worden en begreep, dat dit uit zijn eigen lichaam tot hem kwam.
Toen hij dit had opgevangen, had Alcar zijn lichaam verlaten en keerde tot hem terug.
„Ziezo, mijn jongen, dat is weer voorbij.”
„Heeft u kunnen bereiken wat u wenste, Alcar?”
„Ja, André, volkomen.
Ben je niet moe?”
„Ja, zo-even voelde ik dit.”
„Je ziet hoe intens het fluïdekoord luistert en de stoffelijke krachten tot je zendt.
Dit koord is het waardoor je je eigen lichamelijke toestand voelt en kunt opvangen.
Het zenuworganisme heb ik ontspannen.
Wanneer je nu in je lichaam terugkeert, zul je spoedig in slaap vallen.
Jijzelf hebt alles opnieuw beleefd en bent daarmee tot hier gekomen.
Toch moet je morgen opnieuw beginnen, want dit is buiten je organisme geschied en het stofkleed moet dit ook beleven.
Hier, aan deze zijde, is alles anders en ben je van al die stoornissen vrij, zodat je jezelf bent.
Doch nog steeds behoort jou dat lichaam toe en jij bent tevens de werking en diegene die het bestuurt.
Ik heb je nu een dienst bewezen, want door mijn kracht kwam het tot rust.
Als je in de morgen ontwaakt, is die spanning in je hoofd voorbij.
Dan kunnen wij over enige dagen opnieuw verdergaan en aan ons werk beginnen.
Wat ik deed, heb je toch begrepen, nietwaar?”
„Ja, Alcar, ik geloof het wel.”
„Ik concentreerde mij alleen op het zenuwgestel, meer niet.
Ik bracht het door mijn concentratie tot rust en nu ga je morgen dit van mij overnemen en op rustige wijze denken.
Vaarwel, mijn jongen, ik waak.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
En zo kon André weer inslapen:
André daalde in zijn stofkleed af en werd wakker.
Wat ben ik moe, dacht hij.
Hoe vreselijk moe was zijn lichaam, hij kon zijn benen haast niet opheffen.
Hij keek nog even naar zijn leider, die dicht bij hem was en toen viel hij in slaap.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hierdoor kon André doorgaan met de noodzakelijke meditatie:
’s Morgens, toen hij wakker werd, voelde hij zich heerlijk uitgerust en wist hij wat hij die nacht had beleefd.
Opnieuw begon hij te denken.
De gehele dag dacht hij en zo kwam hij aan het einde.
Hij zag het ogenblik voor zich, dat hij in zijn lichaam afdaalde en dat zijn uittreding en die reis ten einde was.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ook een koude douche kan de zenuwen verder tot rust brengen:
In de avond hoorde hij Alcar zeggen: „Neem vanavond, voor je gaat slapen, koude afwassingen, André.
Ga tevens een wandeling maken en stel je op de natuur in.”
André maakte die wandeling en voelde zich heerlijk uitgerust toen hij zijn woning binnentrad.
Daarna, voordat hij ging slapen, nam hij koude afwassingen en viel na een kort ogenblik in een diepe en natuurlijke slaap.
Toen hij wakker werd, had hij negen uur geslapen en kon hij weer bergen verzetten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Verwerkt

Nu loopt de meditatie soepeler:
Nu was hij weer gereed, maar toch ging hij opnieuw alles van het begin tot het einde na, doch nu ging het vlugger.
Heel snel bewandelde hij de lange weg, die hij met zijn leider had gevolgd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op die wijze maakte hij zich de wijsheid eigen:
Toen hij daarmee gereed was, hij voelde dit duidelijk, zou hij, als Alcar hem verbond, wel tien uren achtereen door kunnen spreken en de mensen van het heelal en al die planeten kunnen vertellen.
Nu was het zijn eigen bezit geworden en droeg hij dit alles in zich, had zijn stoffelijke lichaam het verwerkt en hij was gelukkig dit te hebben mogen beleven.
Hij voelde zich tevens anders, alsof hij honderden jaren had geleefd en ouder was geworden.
Toch waren er eerst acht dagen voorbijgegaan nadat hij deze uittreding had gemaakt.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
En hij kreeg wat te verwerken:
Negen jaren was hij Alcars instrument, maar die negen jaren konden er voor hem wel negenhonderd zijn.
Zo voelde hij dat, zoveel had hij in die negen jaren moeten verwerken.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hij kon dit allemaal verwerken zonder hoofdpijn, omdat hij als kind al zijn zenuwstelsel ingesteld had op het vele en diepe denken:
Hij heeft nimmer hoofdpijnen gevoeld, door ál dit denken en beleven heen, nooit hoofdpijnen gekend.
Omdat, wij hebben u dat verklaard in het tweede deel van Jeus van moeder Crisje ... hij reeds als kind voor de grote problemen van het leven werd geplaatst en moest beginnen om te denken.
Hierdoor kregen de zenuwen ruimte.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Maar zo groeide het innerlijke bezit van André:
Het kostte hem al zijn energie, zijn diepste innerlijke krachten en persoonlijkheid, maar eenmaal daar doorheen, zou hij al zijn bezit niet willen missen.
Hoe kende hij thans de mens, hoe zag hij door eenieder heen!
Nu wist hij hoe Gods schepping tot stand kwam, hoe alles was geschapen.
Ontzaglijk was alles en toch zo eenvoudig.
Hoe moeilijk waren al die dagen geweest, maar hij was alweer gereed om uit te treden.
Enige weken waren er voorbijgegaan.
Nu zou hij het zieleleven leren kennen en dat was nog dieper dan hetgeen hij had beleefd.
Maar ook hier zou hij door komen en het zich eigen maken, eerst dan kende hij de schepping.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939

Onuitgewerkte gedachten

In het tweede deel van de biografie van Jozef Rulof ‘Jeus van Moeder Crisje’ is er een hoofdstuk met als titel: Jeus de denker.
Hierin vertelt de schrijver van deze biografie, meester Zelanus, aan Jeus en zijn moeder Crisje hoe belangrijk het is om alles wat we beleven, volledig uit te denken, zodat er geen onuitgedachte belevenissen in ons onderbewustzijn gaan stapelen, want die kunnen de slaap gaan storen.
Wanneer de herinnering aan deze gebeurtenissen wegzakt, kunnen er slaapstoornissen overblijven, maar dan wordt het moeilijk om terug te halen waar het alweer begonnen was:
De menselijke slaap is een gezegend iets.
Wat het eigenlijk is, men weet het niet, maar je hebt je slaap dringend nodig, omdat je tijdens je slaap nieuwe krachten opdoet of de organische stelsels van de menselijke machine zouden bezwijken.
Mensen die niet goed kunnen slapen, je ziet dat onmiddellijk, hebben meestal het een of ander waardoor de persoonlijkheid zich geprikkeld voelt, doch waar die stoornissen vandaan komen, dat weet geen mens; ook de geleerde man niet, je psycholoog of psychiater, de zenuwarts evenmin; daarvoor is een grondige studie noodzakelijk en dan nog sta je voor de menselijke machine, waarvan je de helft niet kent!
Eerlijk is eerlijk, waar leven deze mensen, die kunnen zeggen: ik ken de menselijke machine, ik heb dat ding grondig uit elkaar gehaald, ik kén elk radertje, elk ding ervan, bij mij krijg je je gezondheid terug?
Niet één geleerde onder de honderdduizenden, Jeus, die er nu op aarde leven, kent de menselijke machine.
Die zielekenners moeten dat beamen, omdat zij voor de ziel en de geest, dus het innerlijke leven de fundamenten voor hun faculteit nog moeten leggen.
Ze denken wel, dat zij er iets van weten, doch wanneer ze de machine uit elkaar halen, houden zij, juist die mensen, een halve kist met bouten en moertjes over, waar ze dan geen raad mee weten, maar dat voor een ziek en overspannen mens noodlottig is, van eiges ... want nu sta je voor je afgetakelde „ikje” ... dat vanaf de kinderjaren in radeloosheid leeft, omdat, waar het thuis om gaat ... Crisje ... de mens zijn gedachten niet heeft afgewerkt, de persoonlijkheid dacht, wat kan mij dat schelen, je gooit die dingen maar overboord, dat zegt niets!
En toch, zo’n ónafgewerkte gedachte, was het, zo’n probleempje ook, Jeus ... waardoor de mensen op leeftijd gekomen zich door geslagen voelden en zij niet meer konden slapen.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Slaapmiddelen kunnen dan niet meer baten:
En toen kwamen die geleerden erbij.
De mens kreeg medicijntjes te slikken en die medicijntjes, Crisje ... brachten verdoving teweeg, het één wilde men door het ander genezen en was niets anders dan oplapperij, het waren slechts smeerseltjes ... meer niks en toen er niets meer reageerde, hadden zij een vreselijke machteloosheid te aanvaarden, en voelden zich voor ziel, leven en geest, gebroken!
Niets was er op de wereld te vinden, waardoor zij hun gezondheid, hun slaap terugkregen, die medicijnen waren er niet en geleerdheid had thans niets te betekenen, omdat die geleerden de ziel, noch leven, noch geest, kenden!
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Een vriend van Jeus, Jan Lemmekus, voelt dat men in de tempels van het Oosten deze slapeloosheid beter kon behandelen, omdat men daar in de persoonlijkheid afdaalde om te kijken waar de problemen zaten die men was vergeten:
Jan Lemmekus weet echter: die knapen uit het Oosten wisten er veel van.
Zíj waren in staat om de menselijke machine uit elkaar te halen en het ding ook weer goed in elkaar te zetten, doch dat deden zij op hun eigen manier en was gans wat anders dan hetgeen men er hier, in Leiden, Utrecht of Amsterdam van wist.
Voor Jan stond vast, die kwamen er nóóit!
De middelen of de methoden die het Oosten gebruikte, troffen doel, die middelen drongen door tot de ziel en de geest van de machine en onfeilbaar soms zag de mens als de persoonlijkheid zichzelf terug.
Máár, die priesters daalden in de menselijke machine af, ze keerden de persoonlijkheid ondersteboven en zagen nú eerst wat er verkeerd was, wat door het eigenlijke „ikje” vroeger was vergeten en brachten thans verruiming tussen die nietige, maar ontzagwekkende radertjes en losten vroegere stoornissen volkomen op.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
De priesters uit die tempels drongen door tot de onuitgedachte gevoelens waarin de persoonlijkheid vastgelopen was, omdat de mens dacht dat hij hier geen aandacht aan hoefde te schenken:
Zij gebruikten hiervoor soms de krachten van Zon en Maan ook, en dat heeft Jan gelezen, zij deden het door „hypnose” ... ze lieten soms de mensen maandenlang in hun wereld rondscharrelen, opdat zij dat van zichzelf zouden vergeten en dat lukte volkomen.
Toen kregen die zielen hun normale slaap terug en was het leven op aarde en voor de maatschappij weer draaglijk en de moeite waard.
Máár, stelden die priesters vast, jullie hebben niet gedacht, je hebt maar raak geleefd.
Je dacht niet, dat die gedachten je zouden storen, maar je ziet het, dáár is het begonnen!
Indien je die gedachten natuurlijk en volgens de wetten van de ruimte had beleefd en ze had willen bedenken, dan was er niets gebeurd, niets, doch vanbinnen hoopten zich die gedachten op, totdat het een berg werd van onuitgedachte gevoelens en toen stikte de persoonlijkheid.
Zie jij het soms anders?
Jan kan je daarvan vertellen en hebben deze lieden geen gelijk?
Het is wel merkwaardig, vele geleerden hebben deze methoden reeds aanvaard, omdat zij hebben begrepen, zó kom je van die ellende af.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Mensen met een sterk lichaam en zenuwstelsel kunnen het zich meestal wel permitteren om niet alles uit te denken:
Miljoenen mensen, lieve Crisje, hebben hierdoor schuld aan de eigen ellende.
Ze hebben niet gedacht, ze wilden niet denken.
Natuurlijk, sterke lichamen konden ertegen, levens gaan er voorbij óndoordacht, en toch, de persoonlijkheid voelde geen stoffelijke stoornissen.
Dat zijn dan de gelukkigen, de leef maar raak mensen, die behoeven niet te denken en zij kunnen het ook niet en wil zeggen, dat je toch gezond kunt zijn ook al bedenk je je dagelijkse problemen niet, het is waar, ook die mensen zijn er.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Hoe gevoeliger de mens wordt, hoe belangrijker het is om wel alle gevoelens uit te denken:
Maar kom je tot diep innerlijk denken, betreden wij de graden voor de menselijke lichamelijke en geestelijke sensitiviteit, dan komen wij voor heel andere problemen te staan en zien wij tevens deze verschijnselen tot ons komen en is er van een gezonde slaap geen sprake meer.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Gelukkig dat ook de geleerden van het Westen de persoonlijkheid beginnen te onderzoeken:
Duizenden mensen, Crisje, hebben echter angstige dingen beleefd tijdens hun jeugd, waarvan zij later als volwassen mensen de onbarmhartige last ondergingen en stonden dan tegenover hun psycholoog, zenuwarts of psychiater en voelden zich voor de maatschappij niet meer geschikt, zij rilden en beefden gans de dag vanbinnen, maar waar het eigenlijk zat, dat wist geen mens.
Maar dan stellen die geleerden de volgende vragen:
„Heb jij niets in je jeugd beleefd, dat je een schok of ’n angst heeft bezorgd?
Denk eens na?”
En meestal, Crisje, hadden die mensen iets beleefd.
En nu begonnen die geleerden de menselijke ziel, geest en leven, door de persoonlijkheid te onderzoeken, zij keerden terug tot daar, verklaarden het volkomen of gedeeltelijk, doch hierdoor kreeg de zieke mens ontlading, omdat de dokter ’n ietsje van die berg vanbinnen afknabbelde en dat reeds, je gelooft het niet, bracht verbetering in die toestand en werd het dagbewuste ontlast en keerde de slaap soms terug!
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Voor Jeus is het van het hoogste belang dat elk gevoel uitgedacht wordt:
En nu volgen wij Jeus.
Nu wij weten, dat er levens zijn die hem volgen in alles, moeten wij wel aanvaarden, dat die willen, dat hij géén problemen krijgt, die hem later zullen breken en die zijn leven zouden villen.
Als je weet, waarvoor Jeus straks staat, dan mag er niet één gedachte in hem zijn, die niet uitgedacht is of die éne onuitgewerkte gedachte breekt later zijn kostbare innerlijke nek van de menselijke machine.
En daarvoor waken er velen.
Nu wil men, dat hij denkt, dat hij een echte pluizer wordt, het is dringend noodzakelijk en daar zal hij door leren!
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Door jong te beginnen met uitdenken krijgt zijn zenuwstelsel bovendien ruimte, en kan het later beter tegen een zware belasting:
De zenuwen hebben zich nu reeds aan te passen en als die de ruimte krijgen, Crisje, kan straks de persoonlijkheid tegen ’n stootje, wat de bedoeling is!
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
De slaap van Jeus wordt nu onderbroken, omdat hij moet nadenken over ‘heilige’ beelden die stukgevallen zijn door zijn toedoen:
Je zinkt na een zware dagtaak in slaap, maar ineens ben je wakker.
Wat is het?
Wie heeft je wakker gemaakt?
Zijn dit de beelden van Onze-Lieve-Heer?
Je zit rechtop in bed.
Nu moet je gaan denken.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Hij heeft iets meegemaakt dat hij niet kon verwerken, en dat moet nu uitgedacht worden.
Anders zou het naar zijn onderbewustzijn kunnen zinken, waar hij niet meer bij kan, maar vanwaar het wel zijn rust en slaap kan storen:
Maar de rest van deze miljoenen mensen, gooit zich naar de andere kant, de persoonlijkheid wil slapen en niks anders.
Dat moet de mens zélf weten, je bent heer en meester over je slaap, máár, later?
Als je ouder wordt?
Indien je die sensitiviteit bezit?
Dan komen die gevoelens tot je bewustzijn terug?
Zou je wel willen, ze maken deel uit van je onderbewustzijn, en daar zetten die vuile, ondoordachte gevoelens de boel op stelten, ze breken je af, ze ondermijnen het natuurlijke, je eigen zo dure en kostbare gezondheid!
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Wanneer hij alles wel kan uitdenken, is dat winst voor zijn persoonlijkheid:
Wát maakte hem wakker?
Hij heeft gisteren geen begrafenis beleefd.
Het allerkleinste radertje van de menselijke machine kan je nu wakker maken, want dat ding staat thans onder hoge druk en dat ben je zelf, Jeus.
Zo’n gedachte staat onder de controle van je gevoel en dat is te begrijpen.
Wat wil je?
Indien hij nu denkt, wat kan mij dat schelen, beelden kunnen doodvallen ... waar of niet ... dan zet zich tóch dit probleem onduidelijk aan zijn persoonlijkheid vast.
Indien hij straks alles begrijpt, dan is dat de winst voor zijn denken en voelen.
En Jeus zál het straks begrijpen, doch nú is er een mogelijkheid om te leren denken en dát, Crisje, is hét waar het thans om gaat.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Nu gaat het erom dat Jeus de Socrates in hemzelf wakker moet maken:
Wie goed denkt, Jeus, en dat geldt ook voor jou, Crisje, voor elk mens is dit ... kan liefde bezitten.
En wie liefde bezit, staat weer open voor Onze-Lieve-Heer.
En dan maakt de mens zich bemind, máár, hij kan thans voor het eigen leven en deze mensheid iets bereiken.
Door te leren denken, Jeus, kun je voor „Socrates” gaan spelen.
De mens die denkt, krijgt het bezit van deze wereld in handen en dat gebeurt altijd weer door het denken.
Mensen die niet willen denken, bereiken niets!
Dat is doodeenvoudig!
Dat kan je elk mens, die iets heeft bereikt, zeggen en verklaren!
Doordat zij hebben gedacht, het doet er niet toe voor wat, kregen ze een andere ruimere persoonlijkheid en dat werden meestal de maatschappelijke leiders.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951
Hiervoor is ook de inzet van de wil noodzakelijk:
De wil is er nog en wie nu niet wil, staat stil!
Weer iets anders, omdat wij thans met ruimtelijke problemen te maken krijgen, Crisje, bezit elk mens zijn eigen wereld, maar heeft tevens zijn bewustzijn te aanvaarden.
En nu kun je door te denken je eigen bewustzijn verruimen.
Jeus van Moeder Crisje Deel 2, 1951