Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘moederschap en vaderschap’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘moederschap en vaderschap’.
De macrokosmos
In ‘De Kosmologie van Jozef Rulof’ wordt het ontstaan van de kosmos beschreven:
Waarop geeft de „Universiteit van Christus” antwoord?
In de eerste plaats hebben wij het ontstaan van de eerste openbaringen beleefd voor de „Almoeder”.
Wij stelden daardoor vast, dat het „vader- en moederschap” de essentiële wetten zijn voor ál de werelden door de „Albron” geschapen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Door de kosmische splitsing maakte het vaderschap zich vrij van het moederschap, en werden het twee zelfstandige krachten:
Dat splitsen dat was hier in die hele ruimte en die krachten – wij hebben dat gezien toen wij in het Al waren, in de Almoeder, toen was er toch een licht – en dat was baring en schepping.
En het licht scheidde zich van de baring.
Zo zien wij dat die ruimte zich moest splitsen en zou splitsen.
En dat wil niets anders zeggen dan dat het vaderschap zich vrijmaakte van het moederschap.
Het vaderschap kreeg zelfstandigheid, ook het moederschap; en dat bezit u nu nog.
Lezingen Deel 2, 1951
Het artikel ‘maan’ licht toe hoe deze planeet in het verleden veel leven heeft gekend:
De zon schept dus, mijn broeders, de maan baart, zij is moeder.’
De moeder baart op aarde en de man op aarde zal scheppen, doch nu heeft zich het licht van de ruimte verdicht als verhardende en halfwakende stof.
Dat wil zeggen: uit die zachte elementale stof, dat protoplasma, is dit alles geboren.
Dat heeft miljoenen tijdperken geduurd maar wij zijn zover en het is aanwezig.
Lezingen Deel 3, 1952
De meesters volgden de werking van de basiskrachten in de macrokosmos en de microkosmos:
Wij kwamen vanuit de Alziel, de Albron, het Alleven, de Algeest, de Alpersoonlijkheid, het Alvader- en Almoederschap voor het begin van de goddelijke scheppingen naar de uitdijing, de wedergeboorte.
We hebben een reis gemaakt door dit universum totdat wij de vergeestelijking van God en Zijn verstoffelijking konden beleven en vaststellen.
Wij hebben de planeten, als zon en maan, als vader- en moederschap, kunnen volgen voor dit universum, als een macrokosmisch organisme, waardoor de mens het leven, zijn uitdijing kan volgen en ondergaan.
Dat hebt u allemaal beleefd.
Wij hebben Saturnus, Venus, Uranus, Jupiter als halfwakend bewustzijn kunnen volgen.
Wij hebben alleen gezien en moeten aanvaarden dat deze ruimte goddelijk gefundamenteerd is door vader- en moederschap.
We hebben gezien dat het kleinste insect, het dier, een boom, een bloem, een plant, nevelen, nacht, licht en duisternis vader- en moederschap bezit.
Lezingen Deel 3, 1952
Onze evolutie
Het vader- en moederschap werkt dus evoluerend.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1, 1944
De wedergeboorte kwam door vader- en moederschap.
Lezingen Deel 2, 1951
Alle andere organen dienen de barende en scheppende organen:
Doordat wij dus, als cellenleven reeds, deze Goddelijke overheersende wetten in handen kregen, kán de ziel als de Goddelijke vonk aan haar evolutie beginnen.
Zij kan zich nu, door deze zeven graden, deze verdichtingswetten voor het vader- en moederschap gereedmaken.
Wat wij nú beleven is, mijn broeders, dat ál de andere Goddelijke verschijnselen voor het leven van God, dus tevens als mens, slechts bijkomstige organen zijn, die deel uit zullen maken van het menselijke organisme en die dóór de barende én de scheppende organen zullen ontstaan, maar voor elk ander stadium een afzonderlijke taak hebben te vervullen.
En dat wil zeggen, kind van de Aarde, dat uw menselijke hersens – ook uw ogen niet, noch het menselijke hart, noch uw kunst, uw hardlopen, uw sporten en ander gebeuren – slechts bijzaak is, nú slechts bijkomstigheden zijn, want het „vader- en moederschap” betekent voor uw leven als Goddelijk leven, het állerhoogste door de God van al dit leven ontvangen.
Dús ál die andere organen, zijn maar functies, stelsels, ze maken deel uit voor dit geheel, doch het vader- en moederschap, deze organen, vertegenwoordigen de Goddelijke evolutie.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
De geslachtsorganen zorgen voor een nieuw lichaam om te evolueren:
Het is dus duidelijk te zien, dat wij door de lichamelijke eigenschappen, de moederlijke en vaderlijke, barende en scheppende organen, onszélf tot het bewuste „AL” zullen terugvoeren en wie dat als mens negeert, bewandelt een andere weg en heeft vroeg of laat een dood punt te aanvaarden.
Dat ál het leven, dat door deze ontwikkeling geboren wordt, door het vader- en moederschap evolueert, staat dus vast en zijn Goddelijke fundamentele eigenschappen.
Dát is God!
Dat is „Hij”, als Vader en Moeder!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
De geslachtsorganen hebben de andere lichaamsstelsels gebaard en geschapen:
Deze menselijke én dierlijke geslachtsdelen zijn het, die het scheppingsplan vertegenwoordigen, doch die straks bovendien in staat zullen zijn om ál die andere wonderen te baren en te scheppen, waartoe de menselijke „zintuigen” behoren.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Omdat de geslachtsorganen zorgen voor een nieuw lichaam, hebben ze voor de evolutie van de ziel een veel grotere betekenis dan de mens op aarde bevroedt:
De geslachtsorganen hebben dus Goddelijke afstemming, Goddelijke betekenis.
Hoe verkeerd wordt dat op Aarde gezien.
Daardoor kent men de mens nog niet.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
De andere organen kregen hun eigen taak om het moederschap en vaderschap heen:
Als állervoornaamste organen bezit de mens éérst: de organen voor het vader- en moederschap!
Hierna betreden wij de ademhalingsorganen.
En nu volgt het hart, dat voor het organisme de bezielende kracht vertegenwoordigt als ruimte, voor Zon én Maan, als „Oerbron”, doch nú als organisch leven.
De ademhalingsorganen hebben het „Hart” geschapen, als universeel deel van de „Albron”, doch direct hierna voor de menselijke „Zintuigen”, waardoor het één na het andere orgaan bewustzijn kreeg.
Gans het menselijke organisme is dus opgebouwd door cellen en die levende cellen vertegenwoordigen weer organen, „Zintuigen”, de stelsels voor het vader- en moederschap waar omheen ál deze organen een eigen taak ontvingen.
En die wetten zien wij in het Universum terug, Zon en Maan hebben ze voor ons geschapen!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De persoonlijkheid van de ziel heeft zich door het moederschap en vaderschap kunnen ontplooien:
Het is een Goddelijk gebeuren, dit éénzijn van en voor het vader- en moederschap.
De mens die zijn scheppings- en baringswetten beleeft, ís voor de ruimte evoluerend bewust en krijgt daardoor die wijsheid in handen, waardoor de persoonlijkheid zich ontplooien moet.
Het állerhoogste is nu, het baren en scheppen op Aarde als mens!”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Die persoonlijkheid is later gaan mediteren en bidden:
„Dat de mens dáár zich geen „wit laken” moet omhangen om heilig-geestelijk te zijn, het vader- en moederschap is het állerheiligste voor de mens; dat wij als mens nimmer door „gemediteer”, noch door ’n gebed, de Goddelijke eigenschappen overwinnen, nimmer eigen kunnen maken, omdat wij door het „vader- en moederschap” de werelden door de „Almoeder” geschapen zullen overwinnen.”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Ziel en persoonlijkheid
De persoonlijkheid heeft wetten geschapen die buiten de basiskrachten van de ziel treden:
Wij hebben dus bovendien kunnen beleven, dat de ziel niets geschonken krijgt.
Niets!
Zij moet zich de wetten van de ruimte eigen maken of zij is nimmer in staat haar godheid te vertegenwoordigen.
En zij heeft door de Albron deze wetten te verstoffelijken en te vergeestelijken, want zij moet tot haar „AL” terug.
Doordat de mens dus op Aarde de wetten van Moeder Natuur opvolgt en er zelf geen wetten bijmaakt, gaat zij, ook al is zij onbewust, „bewust” verder, omdat ook het kind van de prehistorische tijdperken er in ónbewustzijn ís gekomen en de Aarde overwonnen heeft.
Hoe meer wetten de mens er zélf bij maakt, des te duisterder wordt zijn leven en bewustzijn.
En nu zijn wij in staat om vast te stellen hoeveel waarachtige wetten de mens op Aarde bezit.
En dat zijn, meester Zelanus?”
„Alléén het vader- en moederschap, mijn meester, en niets anders.”
„Zó is het, mijn broeders, de mens heeft wetten geschapen die voor de ruimte geen betekenis hebben, doch nu betreden wij zijn ongelukkige maatschappij, zijn ellendig leven en handelen ten opzichte van de ruimtelijke wetten, vader- en moederschap, ziel, leven en geest!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Freud kende de ziel niet en dacht dat de geslachtsorganen met hun seksuele driften de mens tot krankzinnigheid brachten:
Dat Freud duizenden eigenschappen geslachtelijk bewustzijn schenkt, dat zullen wij ook hem bewijzen, is menselijke waanzin.
Het is het onbewuste denken en voelen van de mens die zichzelf niet kent.
Dat hij duizenden eigenschappen, voor man en vrouw geslachtelijk ontleden wil, is het bewijs, dat hij de menselijke persoonlijkheid niet kent en van de reïncarnatie geen licht heeft mogen zien, waarvan wij ook later de wetten zullen verklaren.
De menselijke krankzinnigheid op Aarde, mijn broeders, heeft bestaan gekregen, doordat de persoonlijkheid is bezweken; ook al spreken daar soms de geslachtsorganen voor die afbraak, het menselijke verval, die ónbewuste persoonlijkheid, is het, die gestalte gaf aan ál deze verschijnselen.
Doch wij zien dan, dat tóch ondanks alles, het scheppingsplan overheersend zich kan manifesteren.
De stuwende bezieling voor het vader- en moederschap geven het kind van Moeder Aarde het natuurlijke houvast en is niet in staat om te bezwijken, het zijn de levensproblemen, die maakten, dat dit natuurlijke houvast, door God aan Zijn leven geschonken, gesmoord werd door de mens!
Wat wil dit zeggen?
Dat de psycholoog de ziel nog niet kent!
Dat de psycholoog het Goddelijke vader- en moederschap menselijk négeert en nog geen Universele macht geschonken heeft, doch dat die organen bezitten.
Omdat Freud en de vele anderen met hem de ziel, als Goddelijk-reïncarnerend gevoelsleven niet hebben kunnen aanvaarden, liepen zich deze geleerden te pletter en verloren hun houvast, hun fundamenten hadden geen betekenis meer.
Zij hebben het ontstaan niet gezien, zij hebben God niet leren kennen door de mens, niet begrepen, dat Zon en Maan ín de mens, het kind van Moeder Aarde leven en door de menselijke geslachtsorganen vertegenwoordigd worden.
Wij hebben over Goddelijke eigenschappen gesproken, welnu, dít zijn Goddelijke eigenschappen en vragen om de universele ontleding.
Het spreekt dus vanzelf, dat de huidige psychologie nog in de kinderschoenen staat.
Het wil tevens zeggen, dat de geleerde zich vastklampt aan bijkomstigheden en géén afdoende fundament bezit, om zijn zieke persoonlijkheid als mens, te leren kennen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Kinderen krijgen
Als moeder kan men de wachtende zielen dienen:
Dat wil zeggen, er zijn nu moeders die vijftien, twaalf, negen kinderen baren, en die het ook niet meer nodig zouden hebben voor zichzelf, maar nu de eigen levensgraad dienen.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
In het geval van karma is er een rechtstreekse verbinding tussen moeder en kind uit vorige levens:
Anders is het echter wanneer de geboorte tengevolge van de karmische wet plaatsvindt.
In dat geval laat de persoonlijkheid zich bij de moeder met wie hij uit vorige levens heeft te maken geboren worden, ongeacht de levensgraad van de moeder.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
Sommige vrouwen krijgen geen kinderen door een disharmonie of omdat ze gereed zijn met hun reïncarnatiecyclus:
En zijn er moeders die geen kinderen krijgen, dan is dat óf disharmonie, óf gij zijt gereed.
U komt niet meer terug.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
De disharmonie kan in het lichaam of in het gevoelsleven liggen:
Een moeder laat zich onderzoeken door een arts, een dokter, de dokter zegt: ‘U bent normaal’, maar zij krijgt geen kinderen, is niet in staat om een kind te baren, om een ziel, het gevoel aan te trekken; die hebt u.
Dat zijn toestanden waardoor het gevoelsleven, dus de mens zelf, zich uit de harmonie, kosmische, harmonische geboorte heeft gevoerd.
Door wat?
Door afbraak, vernietiging.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Op een contactavond geeft Jozef Rulof aan dat alle zielen die wij ontmoeten reeds vele levens op aarde beleefd hebben.
In dat opzicht bestaan er geen ‘nieuwe’ kinderen:
Kinderen bestaan er niet, u hebt alleen met volwassen bewustzijn te maken in die en die graad van bewustzijn.
Je hebt dierlijke graden, voordierlijk, grofstoffelijk, totdat we eindelijk aan de geestelijke graad komen.
En in die honderdduizenden levens hebben wij mensen leren kennen, weer volwassen mensen.
Die geboorten, dat kind-zijn, dat zegt allemaal niets.
Dat wil zeggen: dat zijn oude wezens, die zielen hebben zolang geleefd.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Elk kind is als ziel al heel oud:
Het kind in de moeder, als embryonaal leven, is mil-, miljoenen tijdperken oud.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Kinderen zijn onze mogelijkheid tot evolutie:
U moet uw kind niet zien als uw kind, maar u moet uw kind nu gaan zien als uw nieuwe leven, úw leven is dat.
Als dat kind er niet was, had u geen bestaan meer.
En nu bent u vader, u bent moeder, maar het nieuwe leven, de nieuwe reïncarnatie, de wedergeboorte, het uitdijen, het nieuwe licht, het nieuwe ontwaken, het voortgaan, dat ziet u niet, u ziet alleen maar een kind.
Lezingen Deel 2, 1951
De stuwing van de ziel
Het leven baart en schept zichzelf voor de reïncarnatie:
Dus u wordt aangetrokken door uw eigen leven.
Voor alle planeten is dat, dat is voor al het leven, voor een hond, voor een kat, voor een dier, voor een leeuw en een tijger; al het leven wordt niet meer aangetrokken – dat woord kan al weg – nee meneer, dat leven heeft zichzelf voor de reïncarnatie gebaard en geschapen.
Er is van aantrekken geen sprake meer.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
U hebt, wij hebben met aantrekken al niet meer te maken, dames en heren, wij hebben alleen te maken met hetgeen wijzelf hebben geschapen.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
En dat wordt nu uitdijing.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Ja maar, meneer, ik zeg: Er is geen man en geen vrouw die een kind kan aantrekken, anders had de mens ook dat nog in handen, maar dat is niet te koop.
De ziel die geboren moet worden die inspireert, niet de vader, maar die gaat door ons heen – onbewust, meneer, die legt niets in u op – maar die gaat door ons heen en u bent ... op dat ogenblik gaat u als man in de schepping, in de evolutie, in de wedergeboorte.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De ziel dus, moeder – uw vraag krijgt het goddelijke antwoord te beleven – ís de geboorte.
Gij zijt als man en vrouw slechts het middel en de menselijke mogelijkheid.
Als u het gevoel krijgt om te baren en te scheppen, is u dat gevoel reeds gegeven, de ziél is nu de „wil”!
U bent nu geen man en vrouw meer, maar schepping, wedergeboorte voor een vonk van God en dat gevoel bezit ál het leven van God, dus ook de natuur, het dier, de bloem en de plant.”
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
De reïncarnerende ziel kan al lang aan het stuwen zijn:
Als de ziel geboren wil worden, dames en heren, kinderen, mensen, en u denkt nog een kind te kunnen aantrekken, dan leeft u al, dan bent u al soms zeven jaar van tevoren in contact met de ziel die geboren moet worden.
Zeven jaren al, zeven maanden, zeven weken, zeven uren.
Maar het is al gefundamenteerd klaar dat de karmische wet tot ontwaking komt, meneer.
En dat ben ik.
Ik heb met dat kind te maken, of zij, één van ons twee.
We hebben goed te maken, óf wij zullen krijgen van dat kind.
Maar de karmische wet, meneer, nu ga ik nog verder, die overheerst momenteel álles.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Want u denkt natuurlijk, u denkt vaak, de mens denkt vaak – daar stellen ze niet zoveel vragen over, maar dat zijn ook kosmische vragen – de mens denkt ... als u één bent, dan denkt de mens: Nu komt die ziel die we aantrekken.
Wist u dat?
Weet u dat?
Maar u kunt al zeven jaar, mevrouw, onder de kracht van die ziel staan.
U kunt nog meisje zijn, dan bent u al in contact met het moederschap, en dan trekt u ... dan wordt, dan is die ziel al gereed, die beïnvloedt u al, die geboorte is al bezig – ziet u? – jaren en jaren van tevoren, ligt al kosmisch vast, is die ziel al bezig.
Dan komt het ontwaken voor de geboorte.
En dan voert die ziel, dat leven voert u onfeilbaar ook tot degene die u moet aantrekken, dat houdt ook (verband met en hoort) bij dat éénzijn van man en vrouw.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De ziel stuwt zichzelf naar het Al:
‘Néén’, zegt Gene Zijde, ‘de ziel is het en blijft het, die zich als de goddelijke vonk, door de reïncarnaties, zélf tot het goddelijke „AL” terugvoert.’
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Maar in die stuwing kan disharmonie komen door bijvoorbeeld het voelen en denken van de gelovige persoonlijkheid, zoals het non-zijn:
Maar sinds, na Christus, de nonnetjes die geboren zijn en de katholieke kerk volgen en Christus willen aanvaarden ...
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Maar hoe komen die kindertjes, die levens, terug op aarde indien zij niet werden aangetrokken?
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
En indien er nu geen moeders waren met tien, twaalf kinderen, dan kwamen, die goddelijke heiligen die kwamen nimmer tot de aarde terug, want ze hebben zich nu door zichzelf volkomen uit al de wetten van God geslagen en verwijderd.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Dus u bent een heilige, u bidt en bidt en bidt en bidt en bidt, maar u bent ook alleen maar biddende, meer niet.
Niets.
Dat hebben wij gevolgd.
U wordt duizenden malen eerder naar de aarde, door ouders aangetrokken omdat u nog lichamelijk, maatschappelijk, aards denkt.
Zíj niet meer.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Dus dat katholieke kind, dat nonnetje, voor dat zieltje, die persoonlijkheid, gaan duizenden gedachten als mens, gevoel, gaan haar voor, die krijgen eerder contact met de aarde dan zij, omdat ze zich – omdat ze heilig zijn, omdat ze zuiver zijn – volkomen uit de harmonie, Moeder Natuur, hebben verwijderd.
En nu krijgt u duizenden en duizenden beelden waardoor de mens zichzelf uitschakelt.
Leeft u zich maar uit, vernietig een kind en vernietig alles, u voelt wel: die nu nog in harmonie met de natuur is, gaat u voor.
Dus u hebt zelf in handen wanneer gij zult worden aangetrokken.
En dat geschiedt op de seconde.
Dat is de goddelijke tijd.
U kunt het niet bebidden en u kunt er niet voor denken, uw gevoelsleven, dat karma, die geboorte is een kosmische wet en die hebt ú in handen en kan niemand u ontnemen.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Geslachtsgemeenschap
De wil van de reïncarnerende ziel wordt de liefde om het lichamelijke éénzijn te beleven:
De wil van die ruimte, moet u goed luisteren, nu ga ik weer verder, de wil van die ziel wordt de liefde in mij om het éénzijn te beleven met mijn vrouw.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De persoonlijkheid is meestal met andere zaken bezig:
En die wet die krijgt verstoffelijking, maar u bent niet één met die toestand.
De ene gaat naar de kermis, die is aan het rekenen, die is een pak aan het oppersen, zij is met het hoedje bezig of ze moet zondag wat anders doen.
Maar nu nemen we aan dat je werkelijk ... en dan gaat het alleen maar om dit éénzijn, dat wordt liefde nietwaar, nu ben je lief, echt lief; maar beleeft u nu die wet?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Nog niet één procent.
U beleeft alleen wat de aarde bezit en uw lichaam, maar u beleeft zelf niets.
Ja, u beleeft wel iets.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Nu zitten we in de bekende klas, u beleeft iets, u beleeft de splitsing van de persoonlijkheid.
U verdeelt zich, u gaat beginnen aan het vermenigvuldigen.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Dat is het enige wat wij mensen beleven, omdat wij geen kosmische eenheid bezitten.
U kent die ziel niet eens die komt.
U weet niet waar die ziel vandaan komt.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Het lichamelijke éénzijn wordt naargelang de gevoelsgraad beleefd:
Wat de ziel als mens op Aarde verlangt, is de splitsing voor het lichamelijke verlangen, doch daarachter lééft de eigenlijke „levenswet”, de Goddelijke geboorte voor het nieuwe leven.
Voelt gij dit, dan moet het u duidelijk zijn, dat het menselijke éénzijn ál deze evoluerende gevoelens opwekt, maar die thans nog voor vele levensgraden, voordierlijk, dierlijk, grofstoffelijk, stoffelijk en voor énkele zielen geestelijk zijn, doch dat de massa, dat ál die miljoenen mensen de geestelijke graad moeten betreden en zich eigen hebben te maken.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
Wat heeft stoffelijk genot voor de goddelijke schepping te betekenen?
Niets!
Dat is de uiting ván en vóór bepaalde organen.
Dacht u waarlijk, dat God zich iets van die stuiptrekkingen aantrekt, als ik het zo mag noemen?
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
(Meneer in de zaal): ‘Ja, meester Zelanus.
Het verlangen om het stoffelijk éénzijn te beleven, dat leeft bij de ene mens veel sterker dan bij de andere.
Ik zou graag van u willen weten: wat is daarbij de oorzaak van, wat zijn de invloeden en de oorzaken die dat verlangen eigenlijk bepalen?’
Dat is de natuur.
Als u nu naar de ruimte kijkt en in de natuur, dan ziet u dat elk insect, vogelen, de mens, het dier, bezig is om te scheppen en te baren.
Dat is de goddelijke bron in de mens.
Vanzelfsprekend kan de mens daar de lagere graden van beleven.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Waarom krijgt u dat in de natuur te zien, de vogelen, de dieren?
Dat is de goddelijke kern, de goddelijke afstemming in de mens en in het dier.
En dat brengt u tot stoffelijk, lichamelijk éénzijn om te baren en te scheppen.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
In het hiernamaals lost de lichamelijke stuwing op:
Dus u voelt wel, als u straks achter de kist bent, dan komt u onherroepelijk tot geestelijk éénzijn, en dan lost dat ook in u op.
Waarom?
Omdat u in de eerste plaats al de lichamelijke stuwing kwijt bent.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Na het stoffelijke verlangen groeit men naar het natuurlijke beleven:
U begrijpt dat wat u nu in de maatschappij ontmoet, is tenslotte meestal stoffelijk verlangen.
Dus wanneer de mens uiteindelijk voor God en voor wedergeboorte baart, dan volgt u de wetten van de natuur.
En dan baart u slechts eenmaal, tweemaal in uw leven, en dan is het voorbij.
Dan sterft de bron en dan gaat u in de geestelijke persoonlijkheid over; en die ziet u, die beleeft u, en die wordt ruimtelijk diep.
En de lichamelijke heeft geen betekenis meer.
Maar de kern in het organisme is de goddelijke afstemming, en dat alleen voor baring en schepping, dus voor de wedergeboorte.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
De liefde is het houvast:
Die hele lichamelijke graad, en dat lichamelijke gevoel, heeft weinig te betekenen, indien u altijd één bron aanvaardt en vasthoudt en wilt beleven, en dat is: reine liefde.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Bevruchting
Vanaf de bevruchting is de ziel met de bevruchte eicel verbonden:
De geest, of de ziel die in de wereld van het onbewuste binnentreedt, u heeft dit gebeuren beleefd, daalt in een diepe afstemming en keert terug tot een vonk van licht, van leven, wordt kleiner en kleiner, zoals u uw eigen kleed, dus uw geesteslichaam, zag opgroeien.
Van deze zijde daalt het in die onverklaarbare toestand en vanaf de stoffelijke verbinding – de bevruchting – groeien ziel en lichaam natuurlijk op en zo wordt de mens op aarde geboren.
De Kringloop der Ziel, 1938
Zolang de ziel ingesteld is op het oplossen van karma, beleeft zij geen bewust hiernamaals:
(Mevrouw in de zaal): ‘Meester Zelanus, heb ik goed begrepen dat, zolang onze kringloop nog niet geëindigd is, we geen sferen beleven?’
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Dat is heel goed gevoeld.
Wanneer u nu ... u bent nu hier en u moet terug naar de aarde, dan behoeft men u aanstonds niet te halen, want u lost, onmiddellijk na het loskomen van het organisme lost u op, dan trekt de wereld voor de wedergeboorte u aan.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
In de wereld van het onbewuste maakt de ziel zich klaar voor haar wedergeboorte:
Hierachter, dus direct op de stoffelijke wereld ingesteld, zie ik de wereld van het „onbewuste”, de wereld voor de „wedergeboorte”, zie ik de ziel als vonk van God, waar zij zich gereedmaakt om opnieuw geboren te worden.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Onmiddellijk na het vorige aardse leven keert de ziel terug naar dit stadium:
Kijk, mijn broeders, deze mens als ziel is zojuist vrijgekomen van de Aarde en heeft dus het organisme verlaten.
Dit leven is in slaap en weet van géén leven af, het is dus het terugkeren tot het stadium van voor de geboorte.
Hier is nú geen bewust voelen meer, omdat de ziel dat bewustzijn nog niet bezit.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De ziel blijft ingesteld op haar reïncarnaties zolang er zielen in de aardse levenscyclus zijn waarmee zij door karma is verbonden:
Man en vrouw nu, dat zie ik, die afstemming hebben op dit leven, dus nog steeds voor de lichamelijke levensgraad, geven deze ziel een nieuw organisme.
Man en vrouw schenken het zieleleven als mens, een nieuw leven, doch de ziel heeft contact met de aardse mens, een contact dat thans reeds geestelijke betekenis heeft gekregen, doch door de disharmonie tot stand gekomen is.
Wij hebben het oorzaak en gevolg van de mens gevolgd en kennen nu deze wetten.
Dus door het reine vader- en moederschap én als disharmonie, disharmonische wet, omdat de ziel heeft gedood, keert zij naar het stoffelijke leven terug.
Dat is voor het moeder- of voor het vaderschap.
Leeft de ziel nu in disharmonie, dan keert zij terug, wij hebben die wetten reeds leren kennen, voor het moederschap om door het stoffelijke leven haar goedmaken te beleven, eerst dan komt zij vrij van haar geschapen disharmonie!
En dat kunnen wij nu volgen en voor de „Universiteit van Christus” beleven!
Er leven op Aarde dus mensen, waarmee dit zieleleven te maken heeft.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Zwangerschap
In negen maanden tijd worden alle fasen van de vorming van het heelal en het menselijke lichaam op de verschillende planeten weerspiegeld:
Moeder-zijn wil zeggen: één te zijn met een voortplantingsproces, met evolutie, met baring, schepping, leven, ziel, geest, wedergeboorte, rechtvaardigheid, met harmonie.
Moeder te zijn wil zeggen: álles bezitten, omdat het macrokosmische beeld, de Albron zich tijdens die korte tijd, die maanden, in de moeder manifesteert.
Alles manifesteert zich in die negen maanden, wat de moeder kan beleven, maar dat wat wij u duidelijk willen maken, de macrokosmos aan het menselijke wezen gaf, de macrokosmos in handen legde van u, de micro-, gij als mens, gij als vader en moeder.
U krijgt heilig ontzag voor vader- en moederschap, omdat het vader- en moederschap u met de ruimte, u met de Albron verbindt!
Lezingen Deel 1, 1950
Wat al die planeten hebben beleefd, beleeft thans de „Moeder” op aarde.
Wat daar in een biljoenenproces geschiedde, geschiedt nu in het „Moederlichaam”, is het persoonlijk bezit van de mens.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In het embryo, dat kleine nietige vruchtje, dat in het moederlichaam is en het kind wordt, ligt toch reeds in dat stadium de gehele schepping vast.
De geleerden op aarde zijn reeds zo ver, dat zij het menselijke visstadium erin terugzien.
Maar wij zien meer.
Wij zien daarin alle tijdperken die de planeet aarde heeft beleefd, het planetenstelsel, het universum dus, maar tevens al die vorige overgangen die het menselijke wezen heeft afgelegd.
Dat biljoenenproces, André, ligt dus in het embryo opgesloten, ligt daaraan vast, het is de schepping.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het embryo zorgt ook voor het vruchtwater:
Het embryo in de moeder zorgt zelf al dat het niet aan de moeder vastgroeit, en dat dijt uit en het embryo zorgt voor de wateren in de moeder, opdat het blijft zweven.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
In de moederschoot worden zeven tijdperken beleefd:
En het embryonale leven leeft in de moeder en dijt uit en dat zijn zeven tijdperken die de moeder beleeft, maar die wij in de Albron, toen wij aan deze lezingen begonnen, hebben gezien en mochten volgen.
Lezingen Deel 3, 1952
We zien die zeven graden in en voor elke wet terug, en dat zijn nu de tijdperken voor de kosmos waardoor moeder- en vaderschap ontstonden; moeder- en vaderschap een eigen zelfstandigheid kregen, en nu kan de maan als moeder voor deze ruimte beginnen.
Lezingen Deel 1, 1950
U krijgt het eerste, tweede, derde stadium; tussen de derde en de vierde sfeer komt het bewustzijn, nietwaar?
Tussen de derde en de vierde maand in de moeder hebt u het bewustzijn voor het kind.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Dan beleeft u God, dan beleeft u het universum en dan komt u, in die negen maanden komt u vanaf het Alstadium als protoplasma in een zachte verdichting tot het huidige nu in uw maatschappij terug.
En als uw kindje wordt geboren, dan heeft dit kind alles wat ik nog in duizend jaren heb te zeggen, wil ik u dit alles mogen verklaren, beleefd, vergeestelijkt en verstoffelijkt.
Lezingen Deel 3, 1952
De moeder brengt het leven tot evolutie:
De man kan alléén iets schenken, maar de moeder baart, brengt dat leven tot evolutie en is het hoogste wat de ziel als mens beleven kan.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Met de groei van het lichaam wordt ook het gevoelsleven weer wakker:
De ziel nu, dame, maakt, doordat de bevruchting begint uit te dijen het gevoelsleven weer wakker.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Geboorte
De ziel begint haar nieuwe incarnatie vanuit het vorige bewustzijn:
„Als wij hier sterven, wat zal er dan geschieden?”
„Gij zult als astrale persoonlijkheid leven of gij keert terug naar de Aarde om een nieuw leven te beginnen.”
„En daarvan zijn wij ons niet bewust?”
„Veel ervan leeft in het dagbewustzijn.
Bij het ontwaken in stoffelijke toestand, dus na de geboorte, het ogenblik dat de ogen zich openen, begint het nieuwe bewustzijn.
Vanuit het vorige en uit dat wat gij thans zijt, begint ge aan het nieuwe leven.”
Maskers en Mensen, 1948
Na zeven dagen zakken de vorige levens naar het onderbewustzijn:
Want als wij beginnen hierzo, dan beginnen we met een schone lei voor dít leven, maar wat er is, is allemaal reïncarnatie.
We zijn volkomen blank voor dit leven.
Dit licht moeten we verwerken.
Na zeven dagen komt het licht in de ogen pas; en dan gaan we kijken en dan zakt onmiddellijk het verleden.
Als dat kind nu volwassen kon zijn en kon spreken, dan lag de reïncarnatie volkomen open en dan zag u in al die andere levens.
Nu zegt u nog: ‘Waar komt dat zekere weten vandaan?’
Dat is al het antwoord, dat is voor u de reïncarnatie, het vorige leven, maar bij de kleuter is dat precies hetzelfde als voor u.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Daarna kan ons lichaam verder uitdijen:
En ons organisme dijt uit, eerst voor onszelf en daarna voor de baring en dit is toch weer voor onszelf, omdat het kind ons de mogelijkheid geeft, om tot de Aarde terug te keren!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Graden van liefde
Toen de persoonlijkheid zich bewust werd van haar mogelijkheden, ging zij zich bemoeien met het moederschap en het vaderschap:
Wat zegt ons nu vader- en moederschap, bewust en onbewust vader- en moederschap, meester Zelanus?”
„Dat wij hierin géén bewust vader- en moederschap hebben kunnen beleven, mijn meester.
En dat wil zeggen, dat de mens in het huidige stadium door deze állesoverheersende wetten is gaan knoeien!”
„Inderdaad, dat is het antwoord.
De mens betrad het bewuste vader- en moederschap.
Daardoor is hij gaan knoeien, hij wilde niet baren, doch dat heeft het „oerwoud” niet gekend.
Het huidige stadium heeft dus bewust vader- en moederschap te beleven voor zichzelf, niet voor God, want hij kent de wetten nog niet, maar hij heeft het leven geweigerd te ontvangen.
Dát, zeg ik nogmaals, hebben wij tijdens ons oerwoudstadium en in al deze tijdperken niet gekend!
Wij hadden dat bewustzijn nog niet.
En nu stellen wij voor de Universiteit van Christus vast:
De mens is eerst in het huidige stadium aan zijn geknoei, zijn bewuste afbraak voor het vader- en moederschap begonnen!
De mens weigert te baren en te scheppen!
De mens schept mismaking, doordat hij de vrucht vernietigt!
De mens leeft nu kuis, doch weigert te baren!
De mens doet aan geestelijkheid en staat stil voor de Goddelijke schepping.
De mens heeft geestelijke en stoffelijke, lichamelijke afbraak geschapen!
De mens doorsteekt de vrucht en wil géén kinderen meer!
En dat zegt, dat hij bewust het vader- en moederschap vermoordt!
Hierdoor zijn al die disharmonische geboorten ontstaan.
En ook die levenswetten moeten wij voor het huidige stadium ontleden, wil de mens zichzelf voor het vader- en moederschap leren kennen.
De mens in het oerwoud kent dit bewuste vernietigen niet!
Kan een dier het moederschap vernietigen?
Dat kán alléén de mens!
Doch daardoor heeft hij zijn levenswetten bezoedeld en heeft nú, voor het huidige stadium ook zijn ellende te aanvaarden.
Hoeveel moeders verlangen niet om te baren en krijgen géén kind?
Dat zijn disharmonische wetten.
Hoeveel moeders krijgen nu niet te baren, dat schrikbarend is voor één huisgezin?
Dat zijn de disharmonische levenswetten voor het vader- en moederschap en krijgen wij door het huidige stadium te beleven en te ontleden, eerst dán begrijpt de mens zijn ellende en zijn opgestapelde afbraak!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Wanneer de persoonlijkheid weer in harmonie is gekomen met het natuurlijke moederschap en vaderschap, zorgen moeder en vader voor het nieuwe leven:
Dus de vader en de moeder dienen nu voor de reïncarnatie, voor het nieuwe leven.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
De vader wordt dan de grote kameraad:
De vader verbindt zich met zijn kinderen en is een waar kameraad voor hen.
Voelt het kind dit, dan komt het nader en nader tot het ouderlijke gezag en dan dalen de ouders in hun kinderen af en omgekeerd.
Natuurlijk is dit eerst mogelijk, wanneer die liefde in het kind aanwezig is.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien, 1945
En hij voelt het vaderschap in zijn gevoelsleven:
Dat werkelijke vaderschap is het dienen voor de moeder en de kinderen.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
In de lichtsferen in het hiernamaals worden moederschap en vaderschap verruimd tot universele liefde:
Vader- en moederschap lost aan deze zijde in de universele liefde op.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dan voelt men zich moeder én vader:
Natuurlijk zijn we in de sferen niet geslachtloos, zijn we wel degelijk óf man óf vrouw.
Maar tussen uw toestand en de onze is een verschil en wel dit: de aardse mens, die nog stoffelijk en niet geestelijk afgestemd is, voelt zich of man of vrouw, hij kent slechts de gevoelens, die tot zijn geslacht behoren.
Wij echter, die het stofkleed afgelegd hebben, voelen ons ruimtelijk, ons innerlijk leven is op de ruimte afgestemd.
Wij voelen ons man én vrouw, voelen ons vader én moeder.
Wij hebben ons de gevoelens van beiden eigen gemaakt, wat eerst na veel strijd mogelijk werd.
We zijn universeel gaan voelen en hebben universeel lief!
Door de Grebbelinie naar het Eeuwige Leven, 1942
Regelrecht naar het Al
Er is een daad die direct het leven van de ziel dient:
Maar wat de mens voor het léven doet ...
Wanneer raakt u nu – dat moet u kunnen vaststellen – door een daad het eigenlijke leven?
Wanneer raakt u dat?
Dat is zeer zeldzaam, dat u een daad doet waardoor u het innerlijke leven raakt.
Is dat waar?
Dat is zeldzaam.
U wandelt, u moet wandelen, u moet eten, allemaal voor de stof.
Wanneer raakt u de ziel?
Wanneer doet u door een daad iets waardoor u een fundament legt voor uw ziel?
Wanneer maakt u iets van de goddelijke kern los?
Dat kan alleen door een daad, nietwaar?
Dan kunt u zien hoe moeilijk het wordt, hoe moeilijk het is, om u weer te vergoddelijken.
Gaat u eens een gedachte vergeestelijken, dan behoeft u niet te bidden, dan hoeft u alleen maar te denken, want u bént het.
U bent moeder, u dient het kind; is dat direct het leven?
U bent goed voor uw vader en uw moeder; raakt u daardoor het leven, de Albron, de Albron in u?
Dat is allemaal nog aards.
Dat blijft allemaal nog het bezit van de aarde, maar is het fundament om de ziel voor uw daad, de geest voor uw daad, als gevoel wakker te maken.
Is dat zo?
Moederliefde, vaderliefde is ook aards en menselijk stoffelijk.
Kunt u dat indenken?
(Zaal): ‘Ja.’
De enige daad die direct het leven – dat zegt de geleerde, dat zegt de wetenschap – volkomen verstoffelijkt en vergeestelijkt, dat is altijd weer de universele Albron, het moederlijke in de ziel, dus moeder-zijn.
Dan raakt u, bent u leven; u hebt de geboorte.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Daaromheen heeft de mens een persoonlijkheid opgebouwd, die de ruimte van zijn voelen en denken vertolkt:
Nu komen wij, nu komt u in de natuur, u loopt in de maatschappij en nu tracht u uw daden levend te bezielen, geestelijk tot de ontwaking te brengen, want nu moeten wij trachten als mens, en in de maatschappij, elke gedachte bezielend op te sturen, wakker te maken en van die goddelijke substantie, kern, leven, licht, liefde, gevoel te voorzien.
Voelt u wel?
Dus het is mogelijk om een aardse daad te vergeestelijken.
En naarmate u dat vergeestelijkt, krijgt u harmonie met het leven.
En dat leven is natuurlijk goddelijk harmonisch.
Dat is menselijk nu, dat leeft in de dierlijke graad, de voordierlijke, de grofstoffelijke, de stoffelijke, en dan komt de geestelijke graad.
Dus alles wat u doet geeft u geestelijke kern, opdat het een fundament wordt voor uw goddelijk leven.
Socrates is eraan begonnen en de sferen van licht zeggen het, u kunt precies uw eigen licht zien, u leeft in uw licht, u hebt het in handen, maar als u dit maar goed begrijpt: Rembrandt, Van Dyck, Titiaan, Beethoven, Bach en allen, die kunst blijft straks op aarde.
En nu zal ik u vragen, nu heb ik u deze ontleding gegeven: is dat aanstonds – ik zei eerst dus: het blijft op aarde, het heeft niets te betekenen – is dit aanstonds geestelijk bezit?
Heeft Bach werkelijk een taak volbracht, heeft Rembrandt een taak volbracht voor de sferen van licht?
(Meneer in de zaal): ‘Voor de aarde.’
Voor de aarde.
En omdat ...
Maar goed, en nu neem ik u dat weer af, vindt u dat niet vreemd?
Ik zei, het is hier stoffelijk.
En dat wil nu zeggen, nu gaan we, vanuit het menselijke bewustzijn gaan we nu naar de stoffelijke, geestelijke en ruimtelijke zelfstandigheid.
Voelt u dat?
Anders kunt u mij op mijn vingers tikken, want u zegt: ‘Meester Alcar zag schilderijen in zijn woning.’
Daar kom ik op terug.
U zoudt eens gaan denken aanstonds: nu tik ik meester Zelanus op zijn vingers.
En meester Alcar heeft tegen André gezegd: gek ...
Want, u hebt geschapen.
U hebt iets beleefd.
Voelt u dat?
Dus de stof blijft op aarde, maar wanneer u dat vóór God, vóór ruimte, vóór geluk, altijd geluk, zaligheid, vrede en rust opbouwt, aan de mens geeft, bezit datgene geestelijke kern en fundament, en maakt het deel uit van uw persoonlijkheid.
Dus u hebt het tóch.
Jazeker.
Maar u voelt wel, de kern hier blijft op aarde en moet u stoffelijk zien, want nu gaat u vanuit de kunst naar een taak in de maatschappij.
Ik heb u verleden gezegd ...
En dan gaat u alleen maar hoger.
Kan uw bokser, kan uw slager de sferen van licht vertegenwoordigen?
Is dat soms een goddelijke taak, als u bokst, en u maakt de dieren af om in leven te blijven?
Wat hebben deze mensen, deze persoonlijkheden te vertegenwoordigen?
Voelt u dat u nu door kunst hoger gaat, maar dat kunst toch nog stoffelijk is?
Maar wanneer u de dienende liefde, de dienende gevoelens tot verijling, vergeestelijking brengt, voelt u, nu bent u met het léven bezig.
Ik wil u dus aantonen dat stof stof blijft, maar de daad kan u onmiddellijk tot het léven bezielen.
En nu is dokterschap, zusterschap, daar hebt u het alweer, dokterschap, zusterschap, moederschap, vaderschap, dat zijn de essentiële bronnen die het léven vergeestelijken, verstoffelijken, maar die u ook onherroepelijk hiernaast het fundament geven voor het volgende bestaan.
En nu kunt u over de aarde gaan, álles wat u hebt ... kijk naar de mens, wat doet u?
Daarom is, u voelt wel, daarom is dat katholieke kind, een kind, nu nog in deze maatschappij – wordt u maar geestelijke, wordt u maar priester, en u bent heilig – weer ernaast.
Voelt u wel?
Wat hebben zij van het werkelijke léven – verklaar ik u zo meteen – wat hebben zij van het werkelijke leven wanneer zij vader- en moederschap negeren, de allerheiligste goddelijke bronnen waardoor de mens zichtbaar werd?
En wat is nu de menselijke persoonlijkheid?
Weet u het nu?
Weet u het?
Ruímte.
Ruimte.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Wanneer die ruimte alleen gevuld is met aardse zaken, heeft die geen meerwaarde voor onze volgende ontwikkelingsstappen:
Maar een wiskunstenaar die ziet toch in de sferen van licht al die cijfertjes niet aan de muur?
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Alles blijft op aarde.
En alleen dat vader- en moederschap, dat goddelijk is, dat gaat door met het omhulsel.
Hier het lichaam, daar de geest.
De geest sluit daar de ziel weer af, u voelt zich daar precies hetzelfde.
U hebt alleen daar uw persoonlijkheid te zien en te aanvaarden zoals u innerlijk voelt.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Dat is het gevaar van onze maatschappij:
En nu komt het gevaar van uw maatschappij – en dan neemt u dat weer aan – kunst is mooi, maar wanneer u niets anders dan kunst doet, en elke avond maar niets anders dan kunst doet en kunst geeft, staat u stil, als u het moederschap verwaarloost en vergeet.
Hij gaat toch door, Moeder Natuur zegt, u bent man, u bent moeder: baar, schep, dan is dat al gereed.
Dus u bent op aarde alleen maar om moeder en vader te zijn.
U kunt rustig doorgaan, u behoeft niets te doen, u komt onherroepelijk onfeilbaar in de eerste sfeer aan.
Want u begint vroeg of laat, de wetten ...
U hebt uw maatschappij gekregen, maar die was er vroeger ook niet.
Dat kind uit het oerwoud, uit de prehistorische tijdperken kende geen God, kende geen Christus.
Is dat niet wonderlijk?
Dat leefde in het oerwoud en beleeft nu het goddelijke heelal, is in het Al; zonder kunst, zonder Mozart, zonder Christus, zonder de Bijbel, zonder de kennis van God, dat had alleen licht.
En dat kind leeft nu in het Al en is u en mij en iedereen hier in deze ruimte biljoenen tijdperken vooruit.
Dat was de Christus.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Het begrip persoonlijkheid kunnen we vertalen naar welke ruimte we beleven, en dan kunnen we een stoffelijk, geestelijk of ruimtelijk bewustzijn verwerven:
Dus dat kind komt zonder kunst, zonder maatschappij, zonder uw tram en zonder uw auto, zonder uw kennis van medicijnen, wetenschappen, is dat kind natúúrlijk tot het Al gekomen.
U kunt, voor God en de ruimte kunt u rustig gaan neerzitten en afwachten, niemand neemt u dat in de ruimte, noch de Albron noch het Allicht, kwalijk.
Gaat u maar zitten, maar u staat voor ons, en voor het dienende leven dat werkt, dat bewust is, staat u stil.
Maar u komt vroeg of laat toch tot werking.
Is dat niet eenvoudig?
Dat is ruimtelijk bewustzijn.
De mens heeft geen persoonlijkheid.
De mens heeft persoonlijkheid, zeer zeker, maar dat blaast u van uw hand.
De mens heeft ruimtelijk, geestelijk, stoffelijk, ruimtelijk, goddelijk bewustzijn.
En als u nu ziet hóé dat bewustzijn is, dan moeten wij eerst een wandeling maken over de aarde, dan gaan we door de wateren, dan gaan we door de dierenwereld, dan gaan we door Moeder Natuur, dan gaan we alle sterren en planeten beleven.
Dan krijgt u het kosmische bewustzijn.
En dan bent u dus, dan hebt u dus, u vertegenwoordigt dus een ruimtelijke persoonlijkheid, omdat alles wat daar leeft om u heen, waar u ook bent, door uw leven werd gebaard en geschapen.
Want u bent een deel van God.
U kunt aanstonds zeggen wanneer u deze wereld verlaat: deze ruimte behoort mij toe.
Want die moet u overwinnen.
U kent de planeet aarde, de maan en Venus en Jupiter, u kent álles.
Dat hebt u beleefd.
U ging van lichaam tot lichaam verder.
Eerst macrokosmisch, en toen menselijk, voelt u wel, uit de wateren kwamen wij vandaan, wij hebben het landelijk bewustzijn en gevoelsleven als stof in handen gekregen.
We gingen langzaamaan opbouwen aan een maatschappij.
Voor honderdduizend jaar terug, toen leefde u hier, waar u nu op staat, in een moeras, alles was moeras, er was geboomte, bergen; hier was, over héél Europa was alleen water en moeras.
En u bent hier als mens.
U hebt steden opgebouwd; steden hebben niets te betekenen, u moet zich losdenken in de ruimte.
Als u vastzit aan de aarde, aan uw stad, hebt u stadsbewustzijn.
U krijgt ruimtelijke vleugelen, als ...
Wat is het bewustzijn en wat is het fundament voor uw vleugelen?
Hebt u dat ontvangen en gelezen en begrepen in ‘Tussen Leven en Dood’?
Hebt u dat begrepen, de vleugelen, de Grote Vleugelen?
Het bewustzijn: hoe word ik geboren?
Hoe kom ik terug?
Wat is karma?
Wat gebeurt er met mij?
Waar heb ik geleefd?
Wat gebeurt er met mij als ik dat doe?
Dan kunt u dat weten.
Want u weet: ik heb een wet van God tot de disharmonie gebracht.
Het wordt allemaal eenvoudig.
Maar het gaat van uw leven weg, omdat het met de ruimte heeft te maken.
Duidelijk?
Tevreden?
(Meneer in de zaal): ‘Dank u.’
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Er zijn veel aardse namen bedacht:
Wanneer we aanstonds, wanneer ik nog vijf minuten, tien minuten een vergelijking maak en u vragen stel: wat hebt u daarvan, wat hebt u hiervan? – dat kunnen we nu reeds doen – dan zien we ... dan zien we, dan beleven wij dat alles wat de aarde, de mens gestalte gaf, een naam gaf, schonk, niets te betekenen heeft met de eigenlijke levensbron, die moeder is, vader is, ziel is, geest is.
Lezingen Deel 1, 1950
Christus kon aan de aardse mens zijn kosmische bewustzijn niet geven:
Christus kon toch over kosmisch bewustzijn niet spreken; de mens begreep zichzelf niet.
‘U bent vader en moeder’; dan had men Hem midden in Zijn gezicht uitgelachen.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950