Karma -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘karma’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘karma’.

Gevolgen van een moord

‘Oorzaak en gevolg’ kan door vele handelingen en gevoelens in werking worden gezet:
Leugen en bedrog, haat en ál die duizenden andere gevoelens als eigenschappen en karaktertrekken, vertegenwoordigen het „oorzaak en gevolg”.
Doch de moord is thans een „karmische wet”!”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
In de boeken van Jozef Rulof heeft het begrip karma specifiek te maken met moord:
Wij kennen alleen: door de moord heb je karma.
De rest is er niet.
Alleen door moord.
Er is maar één karma te beleven.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951

Harmonie

In de kern van onze ziel liggen de harmonische eigenschappen:
In uw leven ligt de Goddelijke Harmonie, want gij zijt door de Goddelijke Harmonische wetten geboren.
Archives, 1945
Dit wil niet zeggen dat we ons als persoonlijkheid hier al van bewust zijn.
Ons besef hiervan staat los van de aangeboren harmonie van onze ziel:
Of wij dit beseften, heeft niets met de stoffelijke harmonische wetten en die voor de geestelijke persoonlijkheid uit te staan.
Dat bewustzijn was voor deze wereld nog niet noodzakelijk, maar ín ons leefde de Goddelijke harmonie waardoor wij waren bezield en tot het leven kwamen.
Archives, 1945
De harmonische levenswetten voeren onze ziel als goddelijk leven door vele opeenvolgende levensgraden heen naar het universele bewustzijn dat we in het Al op het einde van onze evolutie zullen bezitten.
In een bepaalde levensgraad zijn we ons bewust van dat stadium, maar nog onbewust van de harmonie en de levenswetten van een hogere levensgraad.
Door dit beperkte bewustzijn komen we tot disharmonische daden:
De harmonische wetten en levensgraden voeren ons Goddelijk leven tot het AL-bewustzijn terug.
God heeft nimmer disharmonie geschapen, door ons onbewustzijn kwamen wij ertoe.
Onbewustzijn voor de volgende levenswet.
Archives, 1945

Gevoelsgraad

De harmonische wetten komen ook tot uiting in de levensgraden als opeenvolgende ontwikkelingsstappen die de ziel kan beleven.
Dankzij die graden kan de ziel ervaringen opdoen en in bewustzijn en liefde groeien.
Voor haar innerlijke evolutie zijn dat de gevoelsgraden die de ziel beleeft om te evolueren naar het bewuste Al.
Door de wedergeboorte zijn we in staat om ons een hogere gevoelsgraad eigen te maken, waardoor ons gevoelsleven zich verruimt:
„Die wetten hebben de levensgraden geschapen.
Er zijn embryonale, stoffelijke en geestelijke harmonische wetten geboren.
Maar tevens de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijk, stoffelijke, kosmische en de Goddelijke levenswetten voor de ziel, die zij moest beleven, wilde zij tot het ‘AL’ terugkeren.
Graden dus van leven en die levensgraden zijn Goddelijke Harmonische wetten voor ál het leven in de ruimten.
Wij als menselijk wezen en als ziel maakten ze ons door de wedergeboorte eigen en kregen ze in handen, waardoor ons leven zich verruimde en de wereld ontstond.”
Archives, 1945
Na heel veel levens zullen we tot de geestelijke gevoelsgraad komen, en dan pas weten we hoe te moeten handelen om op dit niveau met al het leven in harmonie te blijven:
Eens beleven wij, hóé te moeten handelen en eerst dan zijn wij met de geestelijke levensgraad in harmonie gekomen.
Archives, 1945

Wroeging

Jozef Rulof benadrukt het belang dat moordenaars met wroeging de werking van karma kennen, zodat ze weten dat hun daad hen niet eeuwig blijft achtervolgen:
Maar dan hadden ze precies geweten dat God hen niet slaat, en dat God ze niet verdoemt, maar dat ze dat straks in een ander organisme goed kunnen maken – en ze geven de ziel een nieuw organisme als moeder – en dan waren ze die wroeging tenminste kwijt.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Daders met een lagere gevoelsgraad, kan het nog niet schelen:
Maar nou moet u nu eens de gevangenis ingaan, waar de mens leeft met geestelijke wroeging, en geestelijk gesnak om God te leren kennen; want een onverschillige die er nog niet is, die zit daar: ‘Het kan me niet schelen.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952

Herstellen

Door het begaan van een moord slaat de mens zich uit de eigen harmonie van zijn ziel vandaan.
Zijn ziel kan de harmonie herstellen door de ontnomen levenstijd terug te geven:
Maar karma wil zeggen: een wet verbreken die u met het leven verbindt; met het leven.
En dan staan we voor karma indien we het leven aan de mens ontnemen, dus door doodslag en geweld, dan sta je, en dan moet je terug en dan moet u aan dat leven een nieuw lichaam schenken.
Die tijd die wij die ziel, die vonk, dat goddelijke ik ontnemen, die tijd moeten wij weer teruggeven; en dat is vanuit de disharmonie naar harmonie gaan.
Dus wij hebben ons door moord al uit het goddelijke harmonische vandaan geslagen.
Hebben we zelf gedaan.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Een man kan geen gestolen levenstijd teruggeven, daarvoor moet hij als moeder reïncarneren:
Indien u nu man bent – heb ik u verklaard, leest u in de boeken – zult ge moeder worden, om dat leven die tijd terug te geven die u daar hebt gestolen of hebt mismaakt.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Dan is het scheppende organisme van de man voor de ziel geen hulp:
De ziel daalt nu in het organisme.
Maar u voelt wel, dat nu gij op een ogenblik komt, wanneer u uw leven uitdijt, wanneer het innerlijk leven tot bewustwording komt, dan voelt gij wel dat de ziel die dat bewustzijn bezit, het scheppende organisme vervloekt.
Dat is zevenduizend jaar stilstand.
U gelooft toch zeker wel dat u wanneer u vanuit het mannelijke naar het moederlijke gaat, dat dat niet in vijftien jaar kan geschieden?
Dat zijn tijdperken.
Tijdperken hebt u nodig om vanuit het vaderschap het moederschap te beleven.
Lezingen Deel 2, 1951
Een vrouw kan ook kinderen voor haar man baren:
Dus de moeder baart voor zichzelf, en baart ook voor de man.
Dus twee verschillende karma’s zijn daar bezig.
Het scheppende karma en het moederlijke karma.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952

Hulp van de maatschappij

Er is een chaos ontstaan ‘tussen leven en dood’:
En die mannen ... die harmonie, dat heen en weer gaan, sterven, geboren worden, daar is een chaos in gekomen door moord – oorlog is verschrikkelijk – zelfmoord.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De ontzettende disharmonie heeft een kosmische storing veroorzaakt:
Natuurlijk brengt u er een kosmische storing, want u hebt miljoenen mensen nodig om die goddelijke harmonie voor biljoenen zielen ...
Voelt u wel, dat zijn biljoenen zielen.
Er leven meer mensen in de wereld van het onbewuste dan op aarde.
Er wachten meer zielen om geboren te worden dan er aan mensen op aarde zijn.
Er wordt meer vernietigd dan normaal geboren wordt, natuurlijk.
Voelt u wel?
Want, oorlog, misdaad, moord, ga maar door, op straat, ongelukken, dat is allemaal disharmonie.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Straks zal de maatschappij het karma overnemen:
Dan nog dit: in het boek ‘De Volkeren der Aarde’ kunt u lezen, dat eens de tijd komt, dat de maatschappij ons karma overneemt.
Dan zorgt de staat, dat de vrouw haar schepper ontvangt, want al de krachten staan dan ingesteld op leven en dood en de wedergeboorte, zodat tussen „leven en dood” weer harmonie komt.”
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Ouders kunnen door het krijgen van kinderen karma oplossen, maar ze kunnen ook klaar zijn met hun eigen karma, en kinderen krijgen om te dienen, om wachtende zielen te helpen:
Wanneer vader en moeder twee kinderen krijgen, dan is dat goedmaken, óf het is dienen.
Er zijn immers ook vaders en moeders op de wereld die klaar zijn, klaar?
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Het slachtoffer zit niet noodzakelijk vast aan die ene dader.
Jozef Rulof legt uit dat hij als wachtende ziel door elke moeder kan aangetrokken worden die in karma met hem verbonden is:
Als ik nu voor vijftig procent met ú te maken heb en u weigert mij, dan komt die andere negenenveertig van die daarna komt, en met die mensen heb ik voor negenenveertig procent te maken.
Dat wil zeggen: het hoogste karma, het diepste karma beleefd met de mens, trekt aan, allereerst.
Dus, u bent werkend hier, en denkend en voelend, u bent mens, ik heb met u het hevigste karma te beleven, dus de hoogste graad in karma trekt mij nu aan.
En u weigert?
Dan komt negenenveertig voor de dag en daar ga ik naartoe; maar ik wórd geboren.
Tot één procent en dan heb ik minstens duizend vaders en moeders die ik beleven kan, die me zullen aantrekken, en ik krijg mijn geboorte, dan maar voor vijf procent, één procent, die vijftig die komt straks wel.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Een wachtende ziel wordt niet tegengehouden door een dader die weigert om kinderen te krijgen:
Dat wil zeggen, meneer, als u weigert mij aan te trekken – niet? – dan heb ik daar met díé mensen ook, in Jeruzalem, in Frankrijk, geleefd en die trekken mij aan.
Die mensen zijn er nu.
En u ontmoet ik op weg, maar ik kom, en u komt voor mij te staan om dat goed te maken.
Voelt u wel?
Maar die geboorte die laat zich niet tegenhouden, die gaat door.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951

Licht

Een toehoorder op een contactavond vraagt aan meester Zelanus of hij het goed begrepen heeft dat niet elke dader naar de aarde terug moet om zijn karma op te lossen:
Meester Zelanus, ik meen opgemerkt te hebben dat, indien een man of vrouw een zodanige misdaad begaat, waardoor de dood van een medemens het gevolg daarvan is, dat dan diegene die dat gedaan heeft teruggeroepen wordt.’
Voor wat?
(Meneer in de zaal): ‘Dat hij opnieuw gereïncarneerd wordt.’
Voor moord?
(Meneer in de zaal): ‘Voor moord.’
Voor moord?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, voor moord, inderdaad.
Maar ik meen toch ook opgemerkt te hebben dat dat niet altijd het geval is.’
Neen, dan bent u vrij.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Meester Zelanus legt uit dat als het slachtoffer vrij is van reïncarnatie en doorgaat naar het hiernamaals omdat hij niet meer naar de aarde terug hoeft, dat de dader dan de beroofde jaren niet op aarde moet teruggeven:
Als u, als ik u nu ...
Kijk, ik zou u nu vanavond vermoorden.
(Meneer in de zaal): ‘Ja.’
We doen het natuurlijk niet.
En u bent vrij van deze ... u hoeft niet meer terug naar de aarde, dan heb ik niets goed te maken.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
De dader kan dan de afgenomen jaren ook aan Gene Zijde in het hiernamaals vergoeden:
Iets goed te maken, ja.
U krijgt de tijd van leven terug.
Maar die kunt u nu aan Gene Zijde beleven.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Als het slachtoffer bijvoorbeeld dertig jaar van zijn levenstijd is afgenomen door de moord, en hij zou in die tijd geluk hebben gekend, dan moet de dader dat geluk op een andere wijze teruggeven:
Dus ik moet u nu, ten koste van alles moet ik u dat bewustzijn geven, wat u in die tijd hebt kunnen leren.
Hebt u genoegens beleefd, bent u gelukkig geweest in die dertig jaren die u door mij mist, dan moet ik dertig jaar gaan bouwen om u dat geluk, die liefde, dat bezit te schenken.
En nu kan ik dat geestelijk doen.
Is dat duidelijk?
Die graad heb ik niet beschreven.
Weer een boek.
Maar die mogelijkheden zijn er.
Want – en dat moet u kunnen aanvoelen – de stoffelijke geboorte is er niet; dan móét ik terug.
Maar nu bent u er niet, u bent vrij, dus die wedergeboorte en de stoffelijke wet, die stoffelijke daden die zijn er ook niet, die behoef ik niet op te bouwen, u bent geest voor mij en ik moet u dus geestelijk kunnen opvangen.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Als de dader zelf terug moet naar de aarde om te reïncarneren, kan hij het slachtoffer in het hiernamaals niet dienen.
Wanneer hij dan het slachtoffer terugziet, kan die al een meester zijn.
Dan nog zal de dader zijn disharmonische daad rechtzetten, maar dat kan hij dan ook door andere zielen te dienen, die verbonden zijn aan de levensgraad van het slachtoffer.
Die levensgraad is de groep van zielen waartoe het slachtoffer behoort:
Maar nu moet ik zélf terug, ík ben nog niet klaar hier.
En dan zien we elkaar over tienduizenden jaren wellicht terug, tijdperken, en dan nog sta ik voor uw neerslaan.
Ook al bent u aanstonds en straks een meester, dan zal ik mijn daden goedmaken ten opzichte van uw eigen graad, aan anderen weer.
Voelt u wel?
Ik moet dat goedmaken.
En ik zal het beleven.
Begrijpt u het?
(Meneer in de zaal zegt iets.)
Gaat natuurlijk weer dieper.
Maar dit is de wet: óf de geboorte, óf u gaat aan Gene Zijde verder; maar ik moet goedmaken wat ik misdeed.
En dat kan lichamelijk, dat wil zeggen ...
U doet dat toch altijd geestelijk, nietwaar?
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Op aarde kan de dader de gecreëerde duisternis ook in licht omzetten door als moeder een lichaam te geven aan een andere ziel, die tot de levensgraad van het slachtoffer behoort:
Maar het kan zijn op aarde, door u te baren; moet ik terug, ik moet moeder worden, en daar heb ik voor te leven, moet ik voor terug, om u aan te trekken, of één uit uw levensgraad.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Hoe dan ook zal de ziel van de dader stuwend blijven totdat zij opnieuw in harmonie met het leven is gekomen.
Want de ziel voelt elk gebeuren dat door eigen daden tot haar leven komt:
Het gebeuren komt tot ons leven, gaat dóór ons bewustzijn en wordt nu beleefd.
Wat heeft het gebeuren ons geschonken?
Bleven wij erdoor in harmonie met Gods Schepping?
Archives, 1945
Door de harmoniserende stuwing van de ziel zal elke disharmonische handeling van de persoonlijkheid uiteindelijk evolutie en bewustwording geven:
Stel u dus op dit voortgaan in en tracht nu haar disharmonie te leren kennen, dat straks niets anders dan evolutie zal zijn!”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944

Harmoniserende stuwing

Vele mensen die voor het oplossen van karma zijn gereïncarneerd, zijn niet tevreden met hun levensomstandigheden.
Zij hebben als persoonlijkheid niet ontvangen wat ze graag zouden willen:
Als wij in de wereld van het onbewuste leven en op een incarnatie wachten, dan ontvangen wij juist dát wat wij niet willen, omdat het juist datgene is wat wij nog niet bezitten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Als deze mensen hun omstandigheden vanuit hun persoonlijkheid zouden kunnen bepalen, dan zouden ze alles willen bezitten:
Maar wanneer zij hun overgang en geboren worden konden bepalen, zij deze machten en krachten in handen hadden, eerst dan werd het een chaos.
De mens ontving alles, Gods eigen leven.
Doch de mens wil alleen dát beleven, wat hij mooi en heerlijk vindt, alleen dát leven op aarde waarin hij alles bezit.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Vele mensen voelen zich desondanks gebonden aan die ongewenste levensomstandigheden.
In de diepte van hun gevoelsleven sluimeren andere gevoelskrachten, maar die krijgen in het huidige leven weinig dagbewustzijn.
Meester Zelanus geeft aan dat deze andere gevoelens uit vorige levens zoals bijvoorbeeld voor kunst, in het huidige dagbewustzijn afwezig kunnen zijn:
Nu kunt u zeggen: ik heb aan kunst gedaan.
U was bijvoorbeeld, daar in Egypte was u een dichter, dat is mogelijk geweest; en nu, in dit leven, hebt u die gevoelens niet.
Nu komen wij tot de kosmologie.
Wáárvoor leeft u op dit ogenblik?
Wáárvoor bent u momenteel op aarde?
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Wanneer de ziel stuwend is om karma op te lossen, zal dat het grootste gedeelte van de persoonlijkheid overheersen:
Voelt u?
En nu krijgt u wel die kunst te zien.
U hebt onherroepelijk allemaal aan kunst gedaan.
Er zal een leven zijn geweest dat u zelf voor yogi hebt gespeeld, u bent in tempels geweest.
Zoudt ge in honderdduizenden levens nimmer aan die ruimte hebben gedacht?
Zoudt ge in staat zijn geweest om nooit eens een uur aan ontwaking, bezieling, mystiek te denken, in u op te nemen?
Nu komt het: waarvoor leeft u nú?
Voor een karmische wet?
Hebt u gemoord?
Hebt u uw leven vernietigd?
Hebt u zich vergrepen aan een mens?
Dan zult ge dat leven goed moeten maken.
En nu overheerst dát al de karaktereigenschappen.
Dit is nu de persoonlijkheid voor vijfenzeventig, tachtig procent, en drukt dat andere omlaag.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
In een hogere gevoelsgraad gaat de mens beseffen dat hij door het dienen en het aanvaarden innerlijk ontwaakt en vrijkomt van het oorzaak en gevolg:
Ge wílt, ge zijt gereed, omdat u weet dat u hierdoor ontwaakt.
U bent niet bang meer voor oorzaak en gevolg, u bent niet angstig voor een verkeerd woord.
Lezingen Deel 1, 1950
Nadat al het karma is opgelost, kan de ziel afscheid nemen van de aarde:
Dit moet worden goedgemaakt, eerst dan kunnen zij van de planeet aarde afscheid nemen en het Hiernamaals binnentreden.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
In het hiernamaals ziet de mens dan hoeveel innerlijk bezit hij heeft verworven:
De blikken in het hiernamaals nu (zeggen): als de kringloop der aarde is volbracht en gij hebt goedgemaakt, vrij bent van uw karmisch leven dan staat ge pertinent op uw eigen bezit.
Lezingen Deel 3, 1952
In het hiernamaals bereidt de ziel zich voor om te reïncarneren op de vierde kosmische levensgraad.
Op de planeten daar schept zij ook als persoonlijkheid geen enkele disharmonie meer:
Dus die Vierde Kosmische Graad is stoffelijk.
Er zijn mensen, ijler, mooier, volmaakt, geen fouten, geen disharmonie, geen onrechtvaardigheid, zijn één met de ruimte, bezitten gaven, meneer ...
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Daar beleeft de mens de harmonische wetten van zijn ziel bewust.
Ook in de wereld van de wedergeboorte is er dan geen disharmonie meer, het reïncarneren kan nu onmiddellijk na het vorige leven plaatsvinden:
Telkens weer keerden wij tot de stoffelijke wereld terug, doch wij zijn thans eeuwigdurend bewust.
Omdat wij die harmonische wetten thans bewust beleven, is er van ín slaap vallen geen sprake meer.
En het terugkeren tot de stoffelijke wereld geschiedt direct na het voleindigen van dat bestaan, ook daarin beleven wij geen stoornissen meer.
Voelt gij echter, mijn broeders, wat dit tot uw bewustzijn en leven wil zeggen?
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4, 1944