Hel -- Bronnen

Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘hel’.
Door Ludo Vrebos, gebaseerd op de boeken van Jozef Rulof.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘hel’.

Niet voor eeuwig verdoemd

Jozef Rulof, die in het boek ‘Een Blik in het Hiernamaals’ André genoemd wordt, bezoekt met zijn geestelijk leider Alcar de hel in het leven na de dood:
„Dit moet, volgens aardse leer, de hel zijn, nietwaar, Alcar?”
„Ja, André, volgens aardse leer is dit de hel en de miljoenen, welke ze herbergt, zouden, volgens deze leer, voor eeuwig verdoemd zijn.
Dit wordt op de aarde geleerd, maar deze hel ziet er heel anders uit, dan het de mensen verteld en voorgehouden wordt.
De ongelukkigen lijden er toch al genoeg.
Stel je voor, dat zij eeuwig moesten branden.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
Op aarde wordt door sommige geestelijken verkondigd dat de hel een plaats van eeuwige verdoemenis is:
De duistere sferen vormen de hel in het Hiernamaals, maar de geesten, die daar leven, behoeven er niet voor eeuwig te blijven, daar ook zij eenmaal de hogere gebieden zullen bereiken; want God verdoemt niemand.
Geen enkel kind Gods gaat verloren.
Dit zijn allemaal onzinnige praatjes en de geestelijken, die gedurende hun aardse leven steeds over hel, duivel, vagevuur en verdoemenis hebben gesproken, zullen – na hun overgang – tot de erkentenis moeten komen, dat zij wartaal hebben gesproken, omdat zij de waarheid niet kenden.
Zo is er zoveel, dat zij als waarheid verkondigen en dat toch slechts eigen verzinsels zijn.
Wat hebben dergelijke preken over hel en verdoemenis voor nut?
Later zal je zien, hoevelen van deze godgeleerden beneden zijn, omdat ook zij niet vrij waren van haat en nijd en menig mens hun geluk, hun geloof, hun hoop en hun liefde ontnomen hebben.”
Een Blik in het Hiernamaals, 1936

Geestelijk vuur van hartstocht en geweld

Bewoners van de hel stralen het vuur uit van hartstocht en geweld:
„Juist, mijn jongen, de hel in het hiernamaals.
Niets dan ellende.
Op aarde stelt men zich een andere hel voor, althans zij, die woordelijk alles aanvaarden.
Hier is de hel zo heel anders en zij bezit het vuur door hartstocht en geweld, door allen uitgestraald.
Een Blik in het Hiernamaals, 1936
In de biografie ‘Jeus van Moeder Crisje’ vraagt Jozef Rulof (Jeus) aan zijn meester Alcar of er brandende hellen zijn:
En meteen staat Jeus voor de hellen in het leven achter de kist en kan hij vragen stellen.
„Zijn er brandende hellen, meester?”
„Néén, Jeus, die zijn er niet.”
Meester Alcar legde die eerste vraag ín zijn leven.
Miljoenen mensen van de aarde lopen met deze vraag rond en zitten vast aan een God van haat en verdoemenis, doch dat is kletspraat, máár, ook de kerk, uw dominee zijn nog geestelijk onbewust, ook zij kennen God niet, géén wet van ons geestelijk astraal bewustzijn, niets.
God kán ZIJN kinderen niet verdoemen!
Meester Alcar vertelt Jeus: „Er zijn hier alleen duistere werelden, maar brandend vuur is er niet te zien, wat de Bijbel daarvan zegt, is onzin, Jeus, zijn leugens en zullen wij volgen.
Wanneer de mens op aarde het afbrekende, dus haat en geweld volgt, daalt hij in deze sferen af, omdat hij hier zijn afstemming vindt.”
Jeus denkt; meester Alcar gaat verder en zegt: „Hoe zou God, Die een Vader van Liefde is, Zijn kinderen kunnen verdoemen?”
„Ik geloof dat niet, meester.”
„Ik heb je dat reeds in je jeugd verteld, Jeus.”
„Maar dan vertelt de Bijbel, die toch Gods woord vertegenwoordigt, afschuwelijke dingen, meester.”
„Dat is waar en ik zal je die onwaarheden verklaren.”
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Deze nieuwe kennis is voor De Eeuw van Christus:
Jeus beleeft thans de hellen, hij kan zichzelf overtuigen.
Hier, ziet hij, leven miljoenen mensen.
Maar dat weet men op aarde niet, wat men daar weet is in strijd met de werkelijkheid.
Door deze reis leerde hij enorm.
En dan keerde meester Alcar naar zijn organisme terug.
Nu reeds vliegt hij Boeddha en Ramakrishna voorbij, allen, omdat Jeus bewust is en als een astrale persoonlijkheid in deze wereld voor zijn geest leeft.
De groten hebben deze ontwikkeling niet gekend, zij werden niet aan hun hand genomen om deze reizen te maken, die evolutie zou nog komen.
Zij dienden voor hun eigen tijd, Jeus voor de Eeuw van Christus!
En dan beginnen wij aan het eerste boek: Een Blik in het Hiernamaals.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952

Aards taalgebruik

Jozef Rulof verklaart op een contactavond waarom de meesters nog over hellen spreken:
Meester Alcar zegt in ‘Een Blik in het Hiernamaals’ ook, daar hebben we het nog over de hellen, maar er bestaan geen hellen.
Maar we moeten zo praten, zegt hij, ik moet dat schrijven, want de mens weet van ... als ik dat woord ‘hellen’ niet verstoffelijk en ik leg het niet vast, weet de mens niet meer wat een hel is, dan komen ze nooit uit dit werk.
Dus ik moet mij vasthouden aan de taal die nu nog op aarde is, maar die fout is, want hellen bestaan er niet.
Verdoemenis bestaat er niet.
Dat zijn werelden van onbewustzijn.
En nu verandert alles, ziet u?
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
De mens op aarde heeft dat woord ‘hel’ uitgevonden:
U krijgt hierna het ontstaan van de hellen, die er niet zijn; dat zijn onbewuste sferen.
We spreken over hellen, maar de mens heeft het woord hel uitgevonden en bedacht.
Dus dat zijn allemaal wetten, levensgraden, ruimten, sferen.
Vraag en Antwoord Deel 6, 1951
Het woord ‘hel’ zou verbannen moeten worden:
Dat noemt men hellen, maar het zijn geen hellen.
De katholieke kerk zegt: het zijn hellen.
In ‘Een Blik in het Hiernamaals’ heeft meester Alcar dat woord hellen moeten gebruiken, want anders begrijpt u het niet.
Men moet onmiddellijk dat woord verbannen, omdat het onbewuste levensgraden zijn voor de mens.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950

Op weg naar het licht

In de duistere sferen maakt de mens zich gereed voor hoger bewustzijn:
Het zijn geen hellen, het zijn werelden waar de mens zich, waardoor de mens zich gereedmaakt voor hoger bewustzijn; kent u, u hebt de boeken gelezen.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
De bewoners kunnen dat hoger bewustzijn bereiken, omdat de ziel zich lichtend wil maken:
In het prehistorische tijdperk, toen zag u ... als u dan in de astrale wereld, de duistere wereld komt ...
Men noemt dat hellen, wij hebben dat woord moeten aanvaarden, dan begrijpt de mens het, maar voor Gene Zijde, voor uw geestelijke leven zijn dat de werelden van onbewustzijn.
U maakt, in die wereld maakt u zich lichtend.
En dat licht leeft in u, dat is uw goddelijke afstemming.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
En dat licht betekent uiteindelijk harmonische liefde:
Zeven graden van duisternis zijn er ontstaan door de mens.
Neen, dat zijn werelden om ons vrij te maken van de dierlijke, grofstoffelijke, stoffelijke graden, die de aarde als kind van zon en maan bezit om haar leven uitdijing te schenken.
En vanzelfsprekend komen wij nu voor die eerste lichtende sfeer te staan, en die is nu harmonie en die is nu welwillendheid, die is uiteindelijk en onherroepelijk liefde, harmonische liefde in alles.
Aards bezit, aards denken en voelen heeft thans geen betekenis meer indien gij uw goddelijk ik laat verhongeren en verdorsten.
Lezingen Deel 3, 1952
Zie artikelen ‘duistere sferen’, ‘eerste lichtsfeer’ en ‘sferen in het hiernamaals’.