Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘harmonie’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘harmonie’.
Onze harmonische ziel
De meesters hebben vastgesteld dat we ons als persoonlijkheid de harmonie van onze ziel aan het verwerven zijn:
In de kosmos is alles in harmonie geschapen, gebaard, vergeestelijkt en verstoffelijkt en dat heeft zich als werking, als voortzetting van het leven en het uitdijen van het leven ... heeft de mens zich dat eigen te maken.
Lezingen Deel 2, 1951
De meesters voelen dat die harmonie al in de Albron en de Alziel aanwezig was:
Zij gaan door die Albron, want achter dit leven is nóg de Almoeder aanwezig als ziel, als geest, als persoonlijkheid.
In dat niets, in die duisternis is álles.
En dat alles waren ze zelf.
Ze voelden het: het is – waardoor het woordenboek is ontstaan – harmonie, rechtvaardigheid, welwillendheid, hartelijkheid.
Al die hogere gedachten die u naar die harmonie voeren, hebben zij zich eigen kunnen maken.
Lezingen Deel 2, 1951
Ook de Albron is harmonie, is rust en wil zijn: goddelijke liefde.
Niets kon dit proces tegenhouden, mijn meester, omdat dit door harmonisch voelen en denken’, hoort gij dit, mens, ‘tot het leven kwam, tot werking overging.
Lezingen Deel 3, 1952
Als embryonaal leven waren we volkomen in harmonie met onszelf en al het leven om ons heen:
Al deze wetten zijn Goddelijk bewust en Goddelijk bezield, zij wíllen volgens de Goddelijke Harmonie beleefd worden.
Ik vraag u thans reeds:
Was de ziel daartoe in staat, meester Zelanus?”
„Ja, meester.”
„Is de ziel, meester André, nog altijd in harmonie met deze wetten?”
„Zij is in niets disharmonisch.”
„Hoe is dit vast te stellen?”
„Aan de door u genoemde openbaringen, meester.”
„Dit is vanzelfsprekend en hebben wij kunnen beleven.
De menselijke ziel was hier dus niet in staat om deze wetten door God geschapen te bezoedelen, meester Zelanus?”
„Néén, mijn meester, zij was er niet toe in staat.”
„Waarom niet, André?”
„Omdat de harmonie door de Goddelijke Openbaringen aan ál deze wetten is geschonken.”
„Kunt gij mij hiervan een verklaring geven?”
„Ook dat is mogelijk, want ik ben één met de Goddelijke harmonie.
Deze wetten volgden elkaar op.
Doordat God harmonie voor ál het leven heeft geschapen, was de menselijke ziel niet in staat deze wet te bezoedelen als embryonaal bestaan.
Archives, 1945
In onze eerste levens als cel hebben wij onze eerste liefde harmonisch beleefd:
Hoe heeft de menselijke ziel de Goddelijke liefde leren kennen?
Op de Maan hebben wij de eerste liefde beleefd.
Het embryonale leven schonk ons deze liefde.
Tal van eigenschappen die vanuit de liefde het licht kregen, schiepen wij, doordat wij aan het leven waren begonnen.
De vader- en moederliefde, bijvoorbeeld, overheerste al spoedig ons leven en bestaan en (zo) leerden wij de allerhoogste Goddelijke Wet kennen, die wij ons eigen moesten maken.
Archives, 1945
We beleefden onze levensharmonie samen met onze tweelingziel:
En waardoor zijn wij tweelingzielen?
Hoe had ik mijn levensharmonie willen beleven?
Had ik jaren later geboren moeten worden?
Op de Maan zijn nimmer deze wetten geboren, want wij waren in harmonie, het éne leven trok het andere tot zich.
Archives, 1945
Het vader- en moederschap vertegenwoordigt deze harmonie in alle levensgraden:
Waar wij ons ook bevinden, in welke graad ook, zijn de Goddelijke Harmonische wetten te beleven.
Of wij op de Maan zijn, of op Aarde, of op de ‘Vierde Kosmische Levensgraad’, de geschapen wetten van God zijn tijdens de miljoenen eeuwen niet veranderd.
Immers, ook hier beleeft de ziel de wedergeboorte.
Ook hier is zij vader en moeder.
Ook op Aarde is zij zuster en broeder en beleefde zij de wedergeboorte.
Die wetten zijn niet veranderd, omdat leven en dood, het vader- en het moederschap volgens de Goddelijke Openbaringen wetten zijn, waardoor de ziel tot God zou terugkeren.
God heeft geen andere wetten geschapen!
Voor ál de ruimten van God zijn dit de wetgevende bepalingen, de realiteitswetten en (hier) kreeg het leven van God het bestaan door verzekerd.
Niet één wereld is anders geschapen.
Archives, 1945
Deze harmonie kwam onder meer tot uiting in onze levensduur:
De harmonische wetten zijn voor haar als wetten van leven en dood, die het uur van geboorte en het uur van overgaan hebben vastgesteld.
Archives, 1945
Het einde van een leven vond op harmonische wijze plaats:
„Aldus, meester Zelanus, nimmer was er op de Maan disharmonie voor de menselijke ziel als stoffelijk wezen?”
„Zeer juist, meester Alcar.
Ik heb daar geen stoffelijke stoornissen mogen beleven, want ze waren er niet.”
„Dit zegt onherroepelijk dat de ziel haar einde beleefde volgens de Goddelijke wetten?”
„Inderdaad, die wetten liggen aan haar leven vast en zij zou ze beleven, of er waren kosmische stoornissen ontstaan.”
Archives, 1945
We gingen harmonisch over van het ene leven naar het volgende leven:
De levensgraden volgden elkaar op, de ziel gaat door het vader- en het moederschap verder, naar de wedergeboorte en (zo) betreedt zij de astrale wereld.
Ook daarin beleeft zij de wet voor harmonie, het terugkeren tot het embryonale stadium, wilde zij de geboorte beleven, in niets zijn er stoornissen ontstaan.
Archives, 1945
Ook in de natuur op aarde zien we de harmonie van het leven verstoffelijkt:
Bekijk nu eens een onschuldige, reine, tere bloem.
Dat is immers niet mogelijk dat een bloem, dat de natuur, Moeder Natuur, de machtige Moeder Natuur, de bron die aan al het leven ziel, geest, stof gaf, dat die zich heeft kunnen bezoedelen.
En als u nu wilt weten wanneer u in harmonie kunt zijn met de sferen van licht en de ruimte, dan moet u de harmonie van Moeder Natuur alleen, de bodem, de wateren, een boom, een bloem – niet het dierenleven dus, daarin zien wij alweer disharmonie, want het ene dier maakt het andere kapot – maar enkel en alleen Moeder Natuur en dan komt ge tot reine klaarte, waarover Frederik sprak in de ‘Maskers en de Mensen’.
Lezingen Deel 3, 1952
Onze bewustwording
We beleefden de harmonische liefde, maar we waren ons daar niet van bewust:
In liefde gingen wij verder.
Ook al waren wij daar niet bewust wat de liefde bracht en zou betekenen, toch dreef ons gevoelsleven onze persoonlijkheid tot het andere leven en schiepen wij een nieuw organisme.
Daarin hadden wij geen bewustzijn.
Archives, 1945
Ook op Mars konden we onze bewustzijnsgraad nog niet ontleden:
Ook hier is de menselijke ziel niet in staat om haar bewustzijnsgraden te ontleden, te doorvoelen, want zij is er niet voor ontwaakt.
Archives, 1945
Zelfs op aarde kent de mens de graden van liefde nog niet:
Ook daar is de ziel nog onbewust van haar liefde.
Zij kan mij geen antwoord geven op de vraag: Bezit de liefde graden?
Kent gij uw liefde, die gij aan ál het leven van God schenkt?
Archives, 1945
Liefde vertegenwoordigt harmonie:
„Als liefde de hoogste Goddelijke wet is, moeten wij aanvaarden, dat zij tevens de Goddelijke Harmonie vertegenwoordigen moet, maar wij die als mens zullen beleven, volgens de levenswetten, die door God zijn geschapen.
Is dit juist, meester Zelanus?”
„Ik ben daarmee verbonden, meester.
Liefde ís álles!
Maar wat is dit álles!
Gij kunt u álles van de ruimte, van de natuur, van het licht en (de) nacht, van de sterren- en planetenstelsels, ruimten als astrale werelden voorstellen en bedenken, dan raakt gij het woord liefde.
Dan betreden wij de liefde!
Dan beleven wij de liefde!
En evolueren wij om ons die liefde als levensgraden en als wetten eigen te maken.
En dat is God!
Raken wij één wet aan, beroeren wij het leven van één bloem, welke levensgraad ook, dan betreden wij de harmonische wet voor de liefde.
En zijn wij in harmonie voor dat leven, dan is ook de liefde in harmonie gekomen voor Gods schepping, zodat wij verder kunnen gaan.
Archives, 1945
Harmonische liefde is dienend, maar op de maan en op Mars zijn we ons nog niet bewust van wat liefde, harmonie en dienen betekenen:
„Op de Maan hebben wij de eerste menselijke liefde leren kennen.
Liefde wil zeggen: het leven van God te dienen.
Het gevoel liefde is door mijn éénzijn met het andere leven tot bewustwording gekomen.
Het omvat álles.
Het is ruimte, licht en duisternis, het is het bezit van al mijn zintuigen, liefde wil beleefd worden door de verschijnselen, maar die verschijnselen zijn de wetten, waardoor de liefde zich als gevoel kan openbaren.
Ik zou ál de Goddelijke werelden moeten verklaren en voor u moeten ontleden, wil ik u het Goddelijke gevoel als liefde ontleden, doch ik ben er hier niet toe in staat.”
Archives, 1945
Uiteindelijk zullen wij in harmonie met alle levensgraden komen, en dan de allerhoogste liefde leren kennen:
En thans is liefde álles!
Zijn wij thans in harmonie met de miljoenen levensgraden, door God geschapen, dan maken wij ons de allerhoogste wet die de liefde is, eigen.
Zijn wij er niet toe in staat, dan hebben wij ons buiten de Goddelijke harmonische wet geplaatst.
Archives, 1945
Het harmonische éénzijn noemt men liefde:
Wanneer u in harmonie bent en de rechtvaardigheid beleeft dan gaat u naar die harmonie en dat noemt men liefde.
Dat is het éénzijn met het leven, met de bron waartoe gij behoort.
Lezingen Deel 2, 1951
Harmonisch leven – weet u nu – harmonisch één te zijn met de mens op aarde en voor al de kunsten en wetenschappen is niet anders dan het geluk en de rust, de harmonie te beleven; en dát hebt gij nu liefde genoemd.
Gij.
Lezingen Deel 3, 1952
Op Mars leerde de ziel disharmonische wetten kennen, maar haar persoonlijkheid begreep die niet, omdat die nog een voordierlijke gevoelsgraad bezat:
Wij hebben hierover gesproken, op Mars kwamen ál deze geschapen, maar disharmonische wetten, tot het licht en leerde de ziel ze kennen, ook al heeft zij ze in haar voordierlijke toestand niet begrepen.
Zelfs de stoffelijke mens van de Aarde heeft er geen weet van, ook die zoekt naar zijn Goddelijkheid en staat erbovenop.
Archives, 1945
Op Mars kreeg de mens de mogelijkheden in handen om zijn leven in disharmonie te brengen door zijn toegenomen bewustzijnsgraad:
Op de Maan hebben wij ons leven niet kunnen bezoedelen, meester Alcar, maar op deze planeet, door de bewustzijnsgraden van ons leven, kregen wij die mogelijkheden in handen.
Archives, 1945
Op aarde is dat nog veel erger geworden:
En toen zijn er disharmonische wetten ontstaan, die op Aarde het volle honderd procent konden ontvangen, omdat daar de ziel haar levensrechten volgens het verkregen bewustzijn wilde beleven.
Archives, 1945
De eerste disharmonie
De meesters zagen dat de eerste mensen elkaar aanvielen:
Ik zie thans dat deze wezens elkaar aanvallen.
Archives, 1945
De eerste disharmonie ontstond door honger:
Dit leven zocht voedsel en het vond voedsel, maar werd door het andere leven aangevallen.
Door honger ertoe gedreven, maakt het ene leven het andere af.
Archives, 1945
Hier werd er voor het eerst gedood:
Op Aarde, mijn meesters, kreeg de menselijke ziel de Tien Geboden, door Mozes zijn ze aan de mensheid geschonken.
Gij zult niet doden.
Hier wordt er gedood.
Is dit leven in strijd met de Harmonische wetten Gods en voor het eigen bestaan?
Duizenden problemen dringen zich aan mijn bewustzijn op, allen vragen om ontleed te worden.
Archives, 1945
Toen was het al: ga weg!
Maar, maar, maar wij hebben ons als vader en moeder uit de goddelijke harmonie getimmerd, getimmerd.
Niet geslagen, maar echt getimmerd.
Wij verbraken daar het leven.
Wij konden niet uitstaan dat er nog meer leven in onze omgeving was en zeiden: ‘Ga weg!’
En toen begonnen wij aan moord.
Lezingen Deel 2, 1951
Zo is de ziel tijdens de tweede kosmische levensgraad aan disharmonie begonnen:
Maar wáár zijn wij aan disharmonie begonnen?
Op Mars, als de „Tweede Kosmische Levensgraad” hebben wij reeds disharmonie geschapen.
Waardoor is die ellende ontstaan, meester Zelanus?”
„Doordat de mens daar zich te vroeg aan het leven heeft vergrepen.”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Meester Zelanus volgt twee mensen die samen een ander mens gedood hebben, maar die tijdens dat gevecht ook zelf overleden:
Het kwaad voerde hen tot de andere wereld.
Zij gingen tegelijk naar de astrale ruimte, de wereld van het onbewuste.
Wat zij daar beleefden?
Het terugkeren tot de Aarde.
Maar zij hebben het leven van een andere levensgraad omgebracht.
Archives, 1945
De beide moordenaars moeten langer wachten op hun wedergeboorte, want degenen die vermoord zijn, gaan hun vóór:
Wat zien wij nu?
De beide zielen moesten wachten op de wedergeboorte.
Het leven dat door hen aangeraakt werd, ging thans hun levensgraad voor.
Het werd vóór hen aangetrokken en beleefde toen de tijd, die het in stoffelijke toestand volgens de harmonische wetten en die voor de eigen Goddelijkheid beleven moest.
Archives, 1945
Door de moord heeft de mens zich buiten de harmonie van zijn eigen ziel gezet:
Moord en vernietiging stellen u buiten de harmonische wetten van uw Goddelijke bestaan.
Archives, 1945
Moord is een onbewuste daad die door de mens hersteld zal worden:
Een onbewuste daad!
Die daad wordt door u (daarna) herstellend en belevend gerechtvaardigd.
Archives, 1945
De harmonische wetten van onze ziel dwingen ons elke fout te herstellen:
Doe geen fouten, want gij staat toch voor uw eigen daad.
De harmonische wetten van uw Goddelijke bestaan dwingen u ertoe ze te herstellen.
Archives, 1945
Wanneer we in harmonie zijn, scheppen wij door het moederschap en het vaderschap twee kinderen die op hun beurt door hun liefde voor het lichaam zullen zorgen, waarin wij kunnen reïncarneren.
Op die wijze zorgen we voor onze eigen evolutie.
De moordenaar doorbreekt die harmonie en zal eerst een nieuw lichaam voor een andere ziel moeten baren, voordat hij weer aan zijn eigen evolutie kan voortwerken:
Dood het leven van uw naasten en gij zijt niet in staat om uw volgende lichaam te scheppen voor uw Goddelijke evolutie, gij zult eerst dit leven nieuwe bezieling schenken.
Een nieuw lichaam, maar gij zult het moeten baren.
Intussen staat uw eigen leven stil!
Archives, 1945
De mannelijke moordenaar heeft hiervoor nog een lange weg te gaan:
Het mannelijke organisme kan niet baren en die ziel moet dus eerst de zeven levenswetten voor het moederschap beleven, wil zij kunnen baren.
En nu staat zij voor deze Goddelijke rechtvaardigheid.
Zij schenkt het leven aan een ziel en aan die ziel een stoffelijk kleed.
Archives, 1945
Hierna kan de dader weer verder:
Maar de daad roept ons leven het Goddelijke halt toe.
Is die daad Goddelijk en volgens de verkregen levensgraad hersteld, (dan) gaan wij verder!
Archives, 1945
Voordat er disharmonie geschapen werd, gebeurde een reïncarnatie in slechts enkele uren tijd:
De kosmische harmonische tijd voor de „wedergeboorte” loste op, werd bezoedeld.
Wat voor de ruimtelijke harmonie slechts enkele uren tijd betekent, zodat de ziel in slechts korte tijd weer een nieuw lichaam bezit en dus reïncarneert, werd hier reeds bezoedeld.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Door de harmoniserende stuwing van de ziel heeft de mens zijn voordierlijke omgeving kunnen verlaten:
Want waren deze Harmonische wetten niet door de ‘ALZIEL’ geschapen, (dan) had nimmer de menselijke ziel een ruimte kunnen overwinnen en bleef zij in haar kleine, voordierlijke omgeving voortgaan.
Archives, 1945
Men kan een mens vermoorden, maar geen ziel:
Gij kunt niet één ziel vermoorden!
Gij staat steeds weer voor uw eigen disharmonische daad.
Die roept uw leven het Goddelijke halt van uw leven toe!
Archives, 1945
Persoonlijkheid
De persoonlijkheid is zich op de tweede kosmische levensgraad nog niet bewust van de disharmonie van een moord, dat bewustzijn zal pas op aarde ontwaken:
Eerst op Aarde leren wij de bewuste disharmonische levenswet kennen.
Voor deze werelden zijn deze wetten nog onbewust, ze zijn onwetend, onbegrijpend beleefd.
Hoe leeft de ziel op Aarde?
Dáár is het, mijn meesters, waar wij deze wetten moeten ontleden.
Hier moet de Goddelijke ziel er nog voor ontwaken.
Tóch kan zij er niet aan ontkomen, maar het zal haar levensweg bepalen.
Archives, 1945
De doodslag was slechts een handeling, het was nog geen bewuste daad van een uitgebouwde persoonlijkheid:
Elke handeling, zoals André dit heeft mogen ontvangen, is één levenswet in voordierlijke toestand.
Miljoenen handelingen maken tezamen een wet uit en is voor de ziel het eigenlijke wezen, het ontstaan van de persoonlijkheid.
Archives, 1945
God heeft geen disharmonie geschapen, maar op de tweede kosmische levensgraad is de mens aan de disharmonie begonnen omdat hij nog voor een hogere harmonie moest ontwaken:
Doch dan staan wij weer voor de Goddelijke Openbaringen, die ons ervan overtuigen, dat ín alles harmonie is!
Alleen de ziel heeft zichzelf en haar leven niet begrepen.
Is dit mogelijk, meester Zelanus?”
„Néén!”
„Waarom niet, André?”
„Omdat er géén onbegrijpen geschapen is.”
„U plaatst ons ineens voor de eeuwige verdoemdheid.
Ik zou u willen antwoorden, maar wij zijn nog niet zo ver en toch, uw voelen en denken is kosmisch verantwoord.
Waarlijk, God heeft geen ónbegrijpen geschapen.
Want God is ín alles harmonisch, God is rechtvaardig.
Hoe is het dan mogelijk, dat de ziel als mens dit niet begrepen heeft, mijn André?”
„Omdat zij nog zou ontwaken, zou evolueren.”
„Is dit waarheid, meester Zelanus?”
„Het is volkomen juist, mijn meester.”
„Aldus, mijn broeders, het einde is van deze levensgraad, dat de ziel bezig is te evolueren.
Wij kúnnen niet zeggen, dit is een abnormale toestand, álles in de Goddelijke schepping ís normaal en Goddelijk af.
Voor zover wij de wetten ervan kennen, nietwaar, want tal van levensgraden voeren ons leven in een andere richting en verdwalen wij door de onrechtvaardige duisternis, die door ons is geboren, óf door God werd geschapen.
Telkens weer staan wij voor God en voor de menselijke ziel met ál haar verkeerde, onnatuurlijke en onmenselijke eigenschappen en wetten, waarvoor echter geen plaats is, die géén mogelijkheid hebben om te bestaan, omdat God ín alles liefde en rechtvaardig is gebleven.
Dit moeten wij volgen en vele andere wetten, willen wij straks op Aarde het leven kunnen peilen.
En het is daar, dat wij honderden problemen moeten beleven, willen wij het uiteindelijke, de geestelijke persoonlijkheid en de astrale levensgraad voor ons zien.
Archives, 1945
Toename van disharmonie
De toename van bewustzijn leidde eerst tot meer disharmonie:
En dat wil ons zeggen, hoe meer bewustzijn de mens krijgt, hij bovendien steeds meer wil bezitten en beleven, doch thans vergrijpt hij zich aan een andere levensgraad en bezoedelt tenslotte zichzelf, schept disharmonie.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De mens met meer bewustzijn wilde nu alles bezitten en overheersen:
Ga nu even tot de twintigste eeuw, mijn broeders, en maak uw vergelijkingen.
Voor welk oorzaak en gevolg staan wij nu?
Die is verschrikkelijk.
Niet alleen, dat de ziel zichzelf doodt, aan zelfmoord doet, doch door de oorlogen vallen er miljoenen mensen.
En dan door al dat geestelijke bedrog, door de bewuste haat, leugen en bedrog, verkrachting van de Goddelijke levenswetten voor goedheid en de liefde, heeft de ziel zich vergeten en mishandeld.
Dat is haar verkregen bewustzijn, haar huidige stadium.
Zég nu, dat deze mensen méér bezitten, dan de mens van deze tijdperken?
Door het menselijke bezit is de ziel ten onder gegaan, zij heeft haar bezit niet begrepen.
En toch, de ziel voor de twintigste eeuw, bezit de „Tien Geboden”!
Zij bezit „God”!
Zij bezit „Christus”!
Zij heeft een godsdienst ontvangen!
Zij bezit kunsten en wetenschappen!
Zij doet aan psychologie, doch al die levenswaarheden hebben haar leven niet vergeestelijkt, noch gelukkig kunnen maken, zij wil ook nú álles bezitten en gaat verder door te overheersen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Door de technische ontwikkelingen is in de twintigste eeuw één mens in staat om miljoenen anderen te doden:
De ziel als mens van de twintigste eeuw weet dat zij niet doden mag, doch doet het!
Maar zij wéét het al.
Deze mensen wisten dat niet!
En toch zal ook deze mens aan het goedmaken moeten beginnen.
Wij zien dus, mijn broeders, bewust is prachtig, machtig is dat, tóch krijgen wij géén levenswet cadeau!
En daarom zien wij ook geen onrechtvaardigheid!
De ziel, vraag ik u, uit de twintigste eeuw, beleeft dezelfde wetten?
Já, want de Goddelijke levenswetten zijn niet veranderd.
Maar kijk nu eens naar haar macht, haar bezit.
Voor het huidige stadium is één mens in staat om er miljoenen te doden.
Dat voert ons dus naar macht en bewustzijn en dat hebben wij te aanvaarden, doch deze mensen hebben die macht niet gekend en is nu voor de ziel haar eigen bescherming geweest.
Wat willen wij nu?
Macht bezitten?
Geld en gewin beleven?
Hoe meer macht de mens op Aarde, voor het huidige stadium bezit, kan bovendien zijn diepe val betekenen.
En nu is macht en bezit ondergang!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Op Mars waren enkele levens voldoende om het veroorzaakte karma te vereffenen, op aarde is door de ontwikkeling van wapens het karma zodanig toegenomen dat de ziel hier veel meer levens voor nodig heeft:
Op Mars aan haar afbraak begonnen, op Aarde zal zij het uiteindelijke beleven en eerst nu aan de opbouw beginnen, waarvoor zij straks achter de stof ontwaken zal.
Máár, mijn broeders, wat zien wij nu?
Voor het huidige stadium heeft de ziel méér levens nodig om goed te maken, zo ontzettend is haar ellende.
Hier waren enkele levens voldoende om dat stadium „terug” te betreden, omdat zij dat verhoogde bewustzijn nog niet bezit en vanzelf geen kwaad heeft kunnen bedenken.
Is dat waarheid, meester Zelanus?”
„Ja, mijn meester.
Doordat de ziel zichzelf verruiming gaf, traden die levenswetten naar voren.
Nu kreeg zij mogelijkheden in handen om het kwaad te beleven.
En het huidige stadium is zover, dat één mens miljoenen mensen kan vernietigen, een „oorzaak en gevolg”, waarvan ik ril en beef, omdat ik mezelf mocht leren kennen en het bewustzijn kreeg van die narigheid.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Evolutie
De mens als persoonlijkheid zinkt dieper weg in haar chaos naarmate zij meer stoffelijk bewustzijn krijgt, maar de ziel zal licht scheppen:
Hoe meer bewustzijn zij krijgt des te dieper zinkt zij weg in deze, haar chaos.
Hoe meer bewustzijn, des te dieper haar ellende wordt.
Is dat jammer?
Wij kunnen niets anders beleven.
Heeft de „Almoeder” dat geweten?
Já, want dit is de menselijke én de dierlijke evolutie.
Wij gaan door de duisternis naar het licht.
En die duisternis hebben wij ook voor de „Almoeder” moeten beleven, daarin waren geen andere wetten te beleven.
En dan werd het licht.
Ook de mens als ziel zal zich licht scheppen en daardoor aan het geestelijke leven beginnen!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
De Alziel zelf gaat door de duisternis naar het licht:
De „Almoeder” heeft niet kunnen zeggen: „Wat ben „IK” toch begonnen?”, dit ís haar eigen leven, „ZIJ” zélf is het!
Zij vertegenwoordigt zich hierdoor voor „H A A R” werelden.
En wat dit leven wacht, dat hebben wij reeds gezien, wij waren in het bewuste Goddelijke „AL”!
De „Albron” wist dus, dat het leven door duisternissen naar het licht moest gaan.
De „Almoeder” wist, dat haar leven zich zou vergeten, dat het zieleleven zich zou verstoffelijken door deze duisternis, er waren géén andere wetten te beleven.
Dit is dus géén vergeten meer, doch evolutie!
En dat is iets anders!
Dit is evolutie!
Dit is Ontwaking!
Dit is verdergaan!
De ziel schenkt aan het vermoorde leven een nieuw organisme en gaat nu verder.
Zij zal zich vrijmaken van haar „oorzaak en gevolg” en van de disharmonische wetten.
En dan zal zij haar kringloop beëindigen!
Dan is het stoffelijke leven volbracht en staat zij voor haar geestelijke wereld.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Vanaf haar allereerste leven als cel was de menselijke ziel de leidende kracht voor haar stoffelijke leven:
Géén organisme heeft ons ertoe gedwongen andere wetten te beleven, want dat is niet mogelijk.
De ziel als mens daarentegen zou eens overheersen.
Waar is dit overheersen van het stoffelijke bestaan begonnen, meester André?”
„In het allereerste ogenblik, meester, de embryonale levenswet.
Toen ik daarin leefde, trok ik het stoffelijke celletje voort.
Dat organisme moest naar mij luisteren.
Ik leefde en niet het organisme.
Archives, 1945
Ook in de volgende levens overheerste de ziel haar lichaampje:
Waarheen ging ik?
Naar de astrale wereld, de wereld van het onbewuste.
Ik maakte mij gereed voor de volgende, nieuwe geboorte.
En opnieuw kwam ik tot het embryonale bewustzijn en overheerste dit kleine leven, het bestaan, dat mij was geschonken, maar mij alléén toebehoorde.
Wie zou het mij willen ontnemen?
Niemand was ertoe in staat.”
Archives, 1945
Pas in de geestelijke gevoelsgraad wordt de mens zich van de harmonie van de eigen ziel bewust:
Tijdens het dierlijke stadium voelt zij niets van deze bewustwording, zodat wij kunnen aanvaarden, dat eerst de geestelijke bewustwording haar die gevoelens te beleven geeft.
En ook dat zijn wetten, die wij in de sferen van licht leren kennen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5, 1944
Uiteindelijk verdwijnt alle disharmonie en blijkt die alleen maar evolutie gegeven te hebben:
U leeft alleen onder uw verkeerd denken, doch dit denken zult ge veranderen en wel gericht op de goddelijke harmonische levenswetten voor het vader- en moederschap, voor wedergeboorte dus, voor ons harmonisch leven in de maatschappij, totdat wij weten en hebben aanvaard: gij zult niet doden, gij zult liefhebben zoals Christus het heeft gezegd en bedoeld.
Zo is het!
U hoort het nu: elke verkeerde daad zullen wij goedmaken en elke verkeerde gedachte rechtzetten en dan is er van disharmonie geen sprake meer, want nu beleven wij onze eigen evolutie, wij keren door het leven tot God terug!!!
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Pas na het vereffenen van het karma kan de mens de sferen van licht in het hiernamaals betreden:
Eerst toen gij die wetten weer in harmonie bracht met uw godheid, zijt gij verder gegaan en betrad gij de sferen van licht, de astrale ruimte, uw Goddelijke Geest!
Archives, 1945
Dan heeft de ziel haar eigen harmonie hersteld, en is haar persoonlijkheid zich van deze harmonie bewust geworden:
Toen trad de menselijke persoonlijkheid naar voren, de bewuste en de ónbewuste, de voordierlijke ... de dierlijke, grofstoffelijke, stoffelijke én later de geestelijke persoonlijkheid, de mens dus, die zich weer tot de Goddelijke harmonie heeft gebracht en uiteindelijk kon zeggen: Ik ben zo ver, thans ga ik in reine liefde verder, en betrad hij het leven aan Gene Zijde!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 2, 1944
We zijn op weg naar het goddelijke bewustzijn van onze Alziel:
Evoluerend gaan wij verder.
Is God voor onze ruimten aangetast?
Bezoedeld?
Néén!
In niets, want God leeft als ‘ALZIEL’ hierachter!
Daarheen gaan wij!
En eerst dan hebben wij ons Goddelijke Bewustzijn zichtbaar verstoffelijkt.
Archives, 1945