Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘evolutie op het land’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘evolutie op het land’.
Geestelijke uitstraling
Meester Zelanus vergelijkt de uitstraling die naar de tweede planeet gaat met de uitstraling van de mens op aarde die hiermee ongeweten zijn hiernamaals vormt:
Nu kan ik alweer stil blijven staan bij de wijsgerige stelsels, de karaktereigenschappen van de mens.
Als u momenteel – nu moet u eens goed luisteren – goed denkt, liefhebt, waarachtig liefhebt, dan gaat die uitstraling van uw gevoelsleven regelrecht naar de eerste, de tweede, of de derde en de vierde sfeer.
Doet u nu een daad die afstemming heeft direct op de geestelijke goddelijke kern in u voor de ruimte, dan legt die daad een fundament voor u waarop u straks loopt.
Lezingen Deel 3, 1952
Elke goede gedachte dus van u als vader, als moeder, als mens bouwt óf aan een geestelijke tempel, een weg waarop u loopt, een sfeer, een ruimte, een zelfstandigheid.
Of u verduistert die zelfstandigheid en behoort u tot een duistere, onbewuste wereld, wat wij nu en gij noemt: de hellen achter de kist.
Elke verkeerde gedachte nu van u, uitgezonden en verstoffelijkt – slaat u nu maar, beroddel de mens maar, maak de mens maar slecht – elk woord van u dat over uw lippen is gekomen, heeft afstemming op de hellen, op de duistere werelden achter de kist.
Wordt u niet angstig?
Hoeveel hellen bouwt de mens in zijn maatschappij op door praten, dieven, slaan, moorden?
Hoe worden die werelden verdicht?
Als u ziet in de duistere sferen hoe de mens daar een staal, het is niet meer te vergelijken met staal, maar een muur van beton om zich heen heeft opgebouwd, waar hij voor de eerste miljoenen tijdperken en jaren niet meer doorheen kan komen, want hij moet dat zelf weer afbreken; hij heeft zich afgesloten voor de geestelijke zelfstandigheid.
Lezingen Deel 3, 1952
De tweede planeet wordt ook een ‘bijplaneet’ genoemd.
Ze ligt buiten de invloedssfeer van de eerste moederplaneet om een verdere stap in de stoffelijke ontwikkeling van het lichaam mogelijk te maken:
Dat is dus de eerste, dat is een planeet die buiten de dampkring ligt van de maan, die ligt ver in het universum.
Want waarom moet die ver uit – ver wat wij ver noemen – waarom moet die eerste overgang uit de aura, uit het leven zijn van de moeder?
Omdat, wanneer die bron ín de aura, ín de denkkring, ín het gevoel van de maan leeft, die bron, die nieuwe overgang, die bijplaneet geen hoger bewustzijn ontvangt, want dan blijft u uzelf.
Omdat die bron, die ziel dus, buíten het moederschap komt voor de maan, komt er ook evolutie.
Lezingen Deel 1, 1950
Toen de ziel op de eerste planeet aan haar eerste levens begon, kon het geestelijke plasma van de maan zich verdichten.
Door de uitstraling van die verdichting werd de eerste overgangsplaneet voorbereid voor de volgende stap van de ziel:
Doordat de Maan aan haar verdichting kon beginnen, beïnvloedde zij ander leven in het Universum, dat door de splitsing van God een eigen zelfstandigheid kreeg.
Maar wat zult gij beleven, mijn broeder André, indien die wetten tot uw leven spreken?”
„Wat ik zie, mijn meester, en waardoor ik deze éénheid ontvang, is, dat door de Goddelijke splitsing myriaden kosmische vonken zijn geboren en dat die lichamen, nu nog geestelijk, door de Maan als moeder worden bezield of van verdergaan was er geen sprake.”
„Zeer juist, dat is hetgeen wij moeten volgen, voordat wij van de Maan afscheid kunnen nemen; de meesters willen dus, dat wij vaststellen, dat door het baringsproces voor de Maan bovendien andere, astrale lichamen gereedkwamen om haar moederlijk leven op te vangen.
Dat wij ook nu voor de harmonische wetten van God voor het Universum komen te staan, kunt gij nu reeds aanvaarden.
Om de Maan nu, bevinden zich ín deze ruimte astrale lichamen op macrokosmische afstemming.
Die lichamen nu, hebben nog niet deel kunnen nemen aan het baren en scheppen en dat is nu van essentieel belang en is te beleven, want hierdoor, mijn broeders, stellen wij vast, dat wij ook thans de zeven opvolgende barings- en scheppingswetten kunnen beleven of wij komen voor disharmonische werelden te staan.
Maar indien die lichamen tóch met het baren en scheppen hadden kunnen beginnen, dus op eigen kracht, dan moeten wij aanvaarden, dat er leven geboren (is) buiten de Maan als moeder om.
En dat kán niet mogelijk zijn, want dan is er geen harmonie meer te beleven en staan wij voor een universele chaos.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De eerste bijplaneet kwam pas tot werking op het moment dat de ziel op de eerste planeet het zeeleeuwachtige organisme had opgebouwd en een volgende stap in haar evolutie nodig had:
Dat is nu de eerste bijplaneet voor de menselijke ziel, maar waaraan Zon en Maan als het vader- en moederschap hebben gewerkt.
Die eerste bijplaneet komt eerst dan tot werking wanneer de menselijke ziel het hoogste voor de eerste levensgraad, de Maan, heeft bereikt en nu gaat het leven verder?”
Maskers en Mensen, 1948
De eerste planeet werd uitstraling om het ruimtelijke moederschap voort te zetten:
‘De maan nu, mijn broeders, werd uitstraling voor moederschap.
En naarmate de zon zich verdichtte, werd de uitstraling voor het moederschap sterker.
Voelt gij dit ook?
Ziet u, het werd bewuster, die kracht, en daardoor ontstonden er nieuwe planeten, door zon en maan.’
Lezingen Deel 3, 1952
De eerste zon werd uitstraling voor ruimtelijk vaderschap:
‘Al dit leven’ zegt meester Alcar nu, ‘wat door de maan werd bezield, kreeg alleen moederschap te beleven en wat door de zon is bestraald, dus uit die levensbron voor het moederschap een eigen taak te verwerken kreeg, volgde – wat doet uw kind nu? – volgde de scheppende kracht op, waardoor er hier voor deze ruimte sterren, planeten, meteoren, melkwegen zijn ontstaan en werden geboren.’
Lezingen Deel 3, 1952
Het vaderschap en het moederschap worden bewust uitgestraald door zon en maan:
De zon straalt bewuste vaderlijke kracht uit en de maan moederlijke bezieling.
Lezingen Deel 2, 1951
De menselijke ziel bezit haar eigen bewustzijn voor de volgende stap in haar evolutie, en ze geeft haar verkregen bewustzijn door aan de volgende planeet:
Thans echter, mijn broeders, komt tot mij: „Wie is het nu, die de volgende planeet bewustzijn geeft?
Is dat de Maan of de Zon?”
En dan zie ik, dat wij als mens en dier, dat astrale lichaam bezielen zullen, tot deze stoffelijke ontwaking zullen brengen, omdat wij het zijn die dat bewustzijn voor ónze zelfstandigheid kregen.
Is u ook dit duidelijk?
Het bewuste „AL” wil, dat wij ook die wetten zullen volgen, waardoor naar voren treedt ... dat de mens de volgende stadia het verkregen bewustzijn schonk.
En dat wil voor God betekenen dat wij „ZIJN” levensrechten ontvangen en voor ál de levensgraden die nog zullen volgen, móéten vertegenwoordigen.
Wij bezitten dus Goddelijke schepping; wij, als Goddelijke wezens, bezitten ál de levensrechten van God, voor het vader- en moederschap, doch bovendien voor de uitdijingswetten voor al de moederplaneten.
Wij geven bewustzijn, wij geven bezieling aan de planeten die nú door ons verdichting ontvangen, omdat wij zullen sterven, doch bovendien de wedergeboorte bezitten.
Dit zijn dus kosmische fundamenten voor ons menselijke én dierlijke bestaan, ook voor moeder natuur.
Wij leggen dus voor de „Universiteit van Christus” vast:
„De ”Mens” is het geweest, die de volgende planeet bewustzijn schonk.
De Mens bracht nieuwe bezieling en stoffelijke én geestelijke ontwaking voor het volgende stadium.
De Mens evolueert en bezit zijn eigen bewustzijn voor de volgende levenswet, waardoor het nieuwe leven kan beginnen!”
Al de sterren nu, de bewuste en ónbewuste planeten en zonnen, die door de ruimtelijke verdichting aan het eigen leven konden beginnen, maken straks deel uit van dit éne organisme, dat het Universum ís!
Alléén het vader- en moederschap overheersen en blijven overheersen, want dít zijn de Goddelijke fundamenten voor deze harmonie, deze éénheid!
En dit zegt tevens, dat de Aarde als planeet eerst later aan die verdichting kon beginnen, éérst dan, wanneer wij als mens dat stadium hebben bereikt.
Indien dit niet zó geschapen was, had ook de Aarde reeds haar dood moeten aanvaarden, maar Moeder Aarde is eerst voor tien kosmische seconden terug aan haar evolutie begonnen.
Kosmische seconden betekenen thans miljoenen jaren, maar ook die uitdijingswetten leren wij nog voor de Aarde kennen.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Van cel in het water tot leven op het land
De eerste zielen werden aangetrokken door het volgende stadium dat door hun uitstraling was gevormd:
Ik voel, mijn broeders, dat wij de sfeer van Moeder Maan verlaten.
En die verruiming voel ik bewust.
Is ook dat niet wonderbaarlijk?
Onfeilbaar zal het volgende stadium ons aantrekken, want dat stadium is uit ons geboren, wij hebben die wetten immers beleefd.
Ons leven dijt uit!
Wij bevinden ons nu in de astrale wereld, de wereld voor de volgende geboorte.
Die wereld is dus in niets veranderd, totdat wij de bewuste astrale wereld betreden en is Gene Zijde.
Maar met dit verkregen bewustzijn beginnen wij het leven op de volgende planeet.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De ziel beleefde de bewustwording om haar evolutie op het land te gaan opbouwen, het leven in het water was immers ten volle beleefd:
Die bewustwording als uiteindelijk stadium werd uitgezonden door de Eerste Kosmische Graad, opgezogen door de planeten die óm dit moederschap leefden, zweefden, en zich die krachten opzogen.
De maan, die moeder, kreeg bewuste uitstraling voor het visstadium.
En wij zijn vis en die uitstraling gaat daar naartoe en wij hebben dus één wet te beleven, we hebben één afstemming.
De uitstraling, de aura van dit baringsproces, is precies hetzelfde dan de bewustwording die wij ons eigen hebben gemaakt doordat we de wedergeboorte konden ondergaan.
Duidelijk?
Die bron is dus precies op het ogenblik van afstemming gekomen met ons, nu wij het uiteindelijke voor de Eerste Kosmische Graad hebben beleefd.
Er is dus een ander lichaam aanwezig en gereed om ons aan te trekken.
En nu dalen wij in dit visstadium af.
We willen nog meer, we willen de ruimte zien, we gaan uit de wateren.
En wanneer nu een zeehond, een zeeleeuw niet uit de wateren kón gaan – moet u eens goed luisteren, ik vertel u profetieën – dan was ook óns einde op die maan, op die Eerste Kosmische Graad niet landelijk geweest, maar dan waren wij in die wateren gestorven.
Maar dat dier, die zeehond, die zeeleeuw, dat dier kan ook op het land leven en is waterlijk bewust.
En wij beleefden op die wijze ons einde.
Wij maakten ons vrij, wij kropen uit de wateren, legden ons neer, want we wilden vérder ... en dit verder gaan was alleen dit verschijnsel.
Wij manifesteerden dit verder gaan, we konden niet spreken, we konden niet denken, niet voelen; vóélen wel.
We wilden verder en nu kropen wij uit die wateren, we wilden land zien – wisten we niet – we kropen op het land om de dood te ondergaan.
Bewust wisten, voelden wij: wij zouden sterven.
Want lang, gedurig, maanden en jaren konden wij niet buiten die wateren blijven.
Wij moesten terug; maar we wílden sterven, er is een drang in ons, in dat leven, om verder te gaan.
Verder ... maar dat bracht de ‘dood’.
We hebben miljoenen ‘sterfbedden’, als u het vergelijken wilt met uw aardse begrippen, beleefd.
We hebben miljoenen ‘doden’ ondergaan in de wateren.
Nu de laatste, het uiteindelijke is ...
We liggen op het land, we sterven, want we willen daar niet terug, we kúnnen niet terug, we moeten vérder ...
Waarom?
Is die lente in ons ontwaakt?
De dood komt, het scheuren, het verscheuren van het fluïdekoord.
De ziel, de persoonlijkheid, het leven komt vrij en zinkt terug in die andere stilte achter de kist, achter de stof.
Lezingen Deel 1, 1950
In de kosmologie beschrijft meester Zelanus hoe hij en meester Alcar en Jozef Rulof (André) zich in gevoel één maakten met het zeeleeuwachtige visstadium, om waar te nemen wat de ziel beleefde toen zij van de eerste planeet naar de tweede planeet overging:
Wij hebben ons op dat ogenblik één gemaakt met zo’n vis.
We kwamen tot gevoelige eenheid, we klampten ons aan dat leven vast.
We waren één en we wilden weten: wat gebeurt er nu met dit leven?
We zouden dat volgen en wat gebeurt er nu?
We bleven bewust, we bleven denken, want we hebben ons ruimtelijk bewustzijn; dat visstadium is te beleven, aan te voelen en dat is te verwerken.
Hoger bewustzijn verwerken kunnen wij niet, dat kunt u ook niet, maar u kunt wel het lagere individu beleven, zodat dat zieleleven, die geest, die persoonlijkheid van dat visstadium zal ons nu een voortplantingsproces bezorgen, óf er zal een einde komen.
Maar er kwam géén einde.
We waren ... meester Alcar, André en ik, en dat hebben miljoenen mensen voor zichzelf beleefd – ik zei u dat zo-even – elkeen in de ruimte volgt die stadia.
Elke geleerde, elk mens die gereed is en de wetten voor de aarde heeft afgelegd, vraagt onmiddellijk: ‘Meester, kunt u mij de wetten verklaren, ben ik gereed om de reis te maken, mag ik adept zijn?’
En dan gaan we beginnen en komen wij en volgen wij nu wat u ontvangt.
We werden één, het gevoel nam ons over, we voelden dat we wegzeilden.
We gingen ergens heen, we voelden dat de aura – voel nu goed – dat het moederlijke gezag daar van de Eerste Kosmische Graad ijler en ijler werd, we verwijderden ons.
We voelden pertinent en bewust dat we haar omgeving, haar persoonlijkheid, haar kracht hadden verlaten.
Die vonk werd door iets aangetrokken dat geen láger bewustzijn bezit.
Nu staan we even stil bij een wet, een kosmische, goddelijke wet, want – u voelt wel, ik zei zo-even – de maan zond haar, als Eerste Kosmische Graad, als baringsproces, zond zij haar krachten uit, de ruimte in.
Dat was dus hoger bewustzijn, nietwaar?
Hoger denken, hoger voelen – over denken moeten we nog niet spreken – hoger voelen, dieper denken, ruímtelijk denken.
Dat gevoelsleven als uitstraling had bewustzijn.
Wanneer dat geen hoger bewustzijn was geweest, mijn zusters en broeders, had die andere planeet – een bijplaneet moet dit nu zijn, een overgang, wéér een eerste graad – niet kunnen aantrekken, duidelijk?
Maar omdat dit hoger bewustzijn is, levende vitaliteit, levend plasma, komen wij buiten ... dat voelen wij.
De meester zegt: ‘Wat voelt u?’
‘Ik voel de moeder.’
Wij spreken thans over moeder, o heilig moederschap, dat is de maan.
‘Ik voel, mijn meester, dat de moeder zich uit mijn leven verwijdert ...
Ik ga voelen dat ik vrijkom en mijn persoonlijkheid in handen krijg.’
‘En wat voelt ú?’ vraagt de meester die de leiding heeft.
‘Ik onderga dezelfde wetten.’
Dat staat allemaal in de ‘Kosmologie’.
‘Ik beleef het gevoel, ik zou een verklaring ...’
‘Ja, geef mij een verklaring’, vraagt nu de meester.
Ik zou een verklaring kunnen geven voor de aarde, opdat een mens het zal begrijpen, dat is wat de moeder voelt wanneer haar kind geboren wil worden.
Alleen de móéder kan het weten.
Zij alleen voelt het ogenblik opkomen dat gij de weeën noemt.
En dan voelt de moeder: ‘Dit bezit van mij dat ik al die tijd heb gedragen, dit heilige éénzijn, dit machtige voelen’, – dit leven in u, in deze maatschappij, denkt; dáár dacht het nog niet, daar kon het nog niet denken – ‘dit gaat uit mij weg, ik ga ’t voelen.’
Langzaamaan, rustigjes, zelfs in uw slaap gaat u voelen dat het leven zich gaat verwijderen.
En nu gaat het leven weg, de geboorte komt en nu zegt de moeder: ‘Mijn God, mijn God, kon dit maar eeuwigdurend voortgaan.’
U bent iets kwijt, is het niet zo, moeders?
U mist op dat ogenblik iets; ja, u mist het eeuwigdurende baren, een evolutie mist u.
Er is een kloof gekomen tussen u en die geboorte.
Maar wanneer u het in de diepte beleeft voor de ruimte, dan kunt u op dat ogenblik zeggen: ‘Ik heb weer deelgenomen aan de schepping, ik heb God weer vertegenwoordigd, ik was weer één met Zijn baringsproces.’
Want later, wanneer we vanuit de ruimte tot de aarde komen, zult ge beleven – en dan staan we stil en dan zijn we geïnspireerd, opdat het goddelijke woord tot u kan komen om het u duidelijk te maken – dat het moeder-zijn het allerheiligste is dat ge als mens kunt beleven!
Lezingen Deel 1, 1950
Om het embryonale stadium op de tweede planeet te kunnen bezielen, zinkt het vis-bewustzijn in slaap:
Voelt gij nu, dat de ziel thans in slaapt valt en tot het embryonale stadium terugkeren moet?
Dit visbewustzijn zinkt terug tot het eerste stadium voor de geboorte en zal zich verwijderen van deze ruimte, omdat, wij hebben dat zo-even beleefd, ons volgende stadium gereed is.
Ik ben bewust, mijn broeders, maar het is voor de ziel het gereedkomen voor het volgende stadium.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De eerste zielen zogen het geestelijke plasma van de tweede planeet in zich op en vormden daarmee het eerste geestelijke cellichaampje voor hun verdere evolutie:
Aanstonds beginnen wij aan onze eerste geboorte, precies dus als op de Maan, met dat verschil echter: wij hebben miljoenen levens beleefd, wij bezitten hogere evolutie en zullen steeds verdergaan om dit Universum te overwinnen, dat mogelijk is!
Wij gaan van planeet tot planeet, lichamen dus, die ons zullen dienen.
Doordat wij de wetten op de Maan hebben ontleed, kunt gij uw eigen ontwikkeling volgen en begrijpen.
Maar voelt gij, mijn broeders, dat wij ontwaken, dat wij aan ons eerste embryonale leven zijn begonnen?
Wat gebeurt er thans?
Ik zuig de bezieling in mij op, die ik door de planeet als moeder ontvang.
Ik kom tot bewustzijn, ik breng leven en bezieling in dit organisme en zal mijzelf verdichten.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
In wezen doet de ziel dat telkens bij elke nieuwe geboorte omdat elk stoffelijk leven embryonaal begint:
We namen zoveel gevoel van die astrale bol in ons op en nu hebben wij gezien: ontstond er een nieuw leven in een nieuwe bron, in een nieuwe ruimte.
Wij hadden zelfstandigheid, maar wij zouden terugkeren in het embryonale stadium, omdat dit de goddelijke wetten zijn waardoor een nieuw leven de bestaansmogelijkheid voor geest en stof ontvangt.
U bent nóg moeder en nóg moet het kind bij het allereerste stadium beginnen, vanuit het embryonale leven en levensgraad.
In de moeder wordt het nieuwe leven geboren.
Is dat zo ... of is dat niet zo?
Dit zijn goddelijke fundamentele wetten en aan die wetten is niet te tornen, die wetten zijn openbaringen!
Een geboorte als embryonaal leven is een goddelijke openbaring en een wet.
En hierdoor zullen wij zien hoe wij nu dóór deze openbaringen, díé geboorte, dít vader- en moederschap tot het Al terugkeren.
Lezingen Deel 1, 1950
Wat de ziel inzoog van de tweede planeet kan ook aura genoemd worden:
En nu komen wij daar weer als vonk en zuigen ons zoveel bewustzijn van dat leven op – wij komen tot eenheid, niet?, maar nu als bewuste zielen – en zuigen zoveel aura van dat lichaam in ons op en beginnen nu aan een nieuw leven in een tweede, volgend stadium voor deze overgang.
Lezingen Deel 2, 1951
De meesters zien dat het onderlichaam van het zeeleeuwachtige organisme op de tweede planeet een splitsing ondergaat om het landelijke leven op te bouwen:
Toch is het organisme iets veranderd, het lichaam krijgt meer landelijke vormen, het beenderstelsel wringt zich naar vooruitstrevende mogelijkheden, omdat ook de splitsing (zich) zal voltrekken, een splitsing die alléén het onderlichaam beleven zal.
Dat wordt landelijk bewustzijn.
Waarvoor wij nu staan, dat wordt het baren en scheppen buiten de wateren, want wij zien reeds dat ook die organen zichzelf tot die evolutie voeren en die uiterlijke eigenschappen zullen bezitten, die ook alweer door de Zon als Vader werden geschapen.
Als wij dat beleven, zegt meester Alcar:
„Voelt gij dit, mijn broeders?
Wanneer wij straks de ziel beleven voor het ontstaan van het vader- en moederschap, ik bedoel, hoe de menselijke organen deze vorm mochten ontvangen, stellen wij vast, dat ook nu de Zon die wetten aan élke geschapen cel gegeven heeft.
Immers, wil de ziel als mens buiten de wateren het vader- en moederschap vertegenwoordigen, zal zij ook daarvoor de organen moeten scheppen en waarvan wij weten, dat dit ook is geschied, doch niettegenstaande dat, kosmische betekenis heeft!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Door de stuwing van de ziel worden de organen voor het vader- en moederschap afgestemd op het leven op het land:
De wetten voor het vader- en moederschap veranderen niet meer, alléén de organen krijgen die ontwaking te beleven, zodat wij straks die vervormingen kunnen volgen.
Dat Zon en Maan nu een eigen wereld vertegenwoordigen, is de splitsing voor het Universele vader- en moederschap en wil zeggen, dat ook de mens én het dier die zelfstandigheid hebben te aanvaarden, doch bovendien door élk orgaan aanvaard moeten worden.
Hierdoor is het, mijn broeders, dat ook élk orgaan die splitsing te beleven krijgt, waardoor het baringsorgaan én het scheppende die eigen zelfstandigheid krijgen.
Omdat nu de Zon de eigen krachten uitzendt, is nu al vast te stellen, dat het scheppende orgaan voor het menselijke en dierlijke vaderschap eveneens die uitzendende vermogens zal bezitten.
Dat wordt dus het menselijke orgaan om te scheppen en te baren, maar dat wij nu, volgens de ruimtelijke wetten beleven en ontleden en dat ook dit onfeilbaar zou geschieden.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De ziel schept alle benodigde organen voor het lichamelijke leven op het land:
Dat is echter de ontwaking voor alle stelsels en organen, die deel uitmaken van het menselijke en dierlijke organisme.
Dat de scheppende en baringsorganen thans essentieel zijn, begrijpt u zeker en dát vanuit die organen de andere delen van dit organisme zich ten opzichte van deze scheppende en barende krachten zullen instellen, is bovendien te aanvaarden, waardoor wij beleven, dat wij straks, op Aarde dan, het menselijke, maar Goddelijke beeld zullen zien.
Dat dit visleven zich splitst, is te zien, doch het machtige wonder is, dat de scheppende en barende organen het zijn die dit kosmische wonder te vertegenwoordigen krijgen, waardoor de ziel als mens haar landelijk lichamelijk leven bouwt.
Dat Zon en Maan vader en moeder zijn, is dus te aanvaarden, doch dat de ziel als mens, doordat wij opvolgende planeten beleven haar organen schept, is het machtige wonder dat wij straks beleven.
Eerst dán is het organisme voor die zelfstandigheid als mens gereed.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Ook de inwendige organen worden leven na leven gevormd:
Het innerlijke wezen komt ook hier vele malen terug, wat de wedergeboorte is en dit terugkeren is voor de volmaking van het stofkleed en de innerlijke organen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De ademhalingsorganen in het water worden omgevormd tot longen voor het leven op het land:
Wat ingesteld stond op de wateren, als ademhalingsorganen, zou op het land een gelijke taak te vertegenwoordigen hebben, doch (die organen) zouden alweer door de ziel worden geschapen, omdat zij ál de stoffelijke stelsels schiep.
Archives, 1945
Het vlerk- en blaassysteem verdort, de menselijke longen en ademhalingsorganen verdichten zich reeds.
Archives, 1945
Hierdoor kunnen we langer op het land leven:
Dus de tijd van landelijk bewustzijn verruimt zich reeds en zo gaan we verder.
Lezingen Deel 1, 1950
Na miljoenen levens bereikt de ziel hier het landelijke bewustzijn:
En weer zullen wij ons éénzijn ondergaan, opnieuw het volwassen stadium betreden en daarna sterven, waardoor wij ons volgende leven verzekerd zien.
Ook voor deze planeet hebben wij dus miljoenen levens te beleven, voordat wij ook deze ruimte hebben beleefd, waarvan het „uiteindelijke stadium” reeds het landelijke bewustzijn bezit.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Dan heeft zij zich eindelijk van het water losgemaakt:
Wij moesten dus aanvaarden, dat de ziel in staat was ál haar volgende stoffelijke stelsels zélf te scheppen.
Door het één ontstond het andere en volgende stadium, een levensgraad voor de ziel, die stoffelijk en geestelijk door haar verkregen bewustzijn wordt bezield.
Hierdoor kon zij zich eens van de wateren losmaken om de begaanbare planeet te beleven.
Archives, 1945
De tweede kosmische levensgraad
De tweede planeet is eigenlijk de eerste overgangsplaneet van de tweede kosmische levensgraad.
In het onderstaande citaat wordt die ook een ‘bijplaneet’ genoemd omdat het geen hoofdplaneet is, het is een overgangsplaneet die ‘bij’ de evolutie naar een hoofdplaneet hoort:
Ons verdergaan is verzekerd!
Daarvoor schiep de Maan als Moeder een opvolgende levenswet als bijplaneet, voor ons het eerste stadium voor de „Tweede Kosmische Graad”.
Dus de eerste geboorte voor de hogere bezieling.
Ook dat is een planeet!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De eerste overgangsplaneet is hechter en dichter dan de eerste planeet:
Ook hier is het een groot verrottingsproces, doch deze kleine planeet is hechter en dichter dan het grote lichaam, dat de kleine planeet overheerst.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Voor deze verdichting is een ander klimaat nodig:
Deze kleine planeet kan dat verrottingsproces niet op miljoenenbasis beleven, omdat er een overgang voor nodig is, een ander klimaat en een andere kracht.
Dit kleine lichaam is vaster en hechter dan de eerste planeet en dat zou het stoffelijke lichaam ten goede komen, dat daardoor ontwikkelde.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De daaropvolgende planeet is weer groter:
De hieropvolgende planeet is al groter dan deze en dit zijn overgangen voor de tweede kosmische graad.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Zo beleeft de ziel zes overgangsstadia als planeten die behoren tot de tweede kosmische levensgraad:
Dat wil dus zeggen: één, twee, drie, vier, vijf, zes en hier komen wij nu weer op een hogere graad.
Dus wij hebben niet alleen voor het embryonale leven zeven stadia beleefd, móéten we beleven, om die ruimte te overwinnen, maar ook de macrokosmos heeft die overgangen in bezit, in het bezit voor vader- en moederschap, die de Almoeder voor zichzelf heeft moeten vergeestelijken en verstoffelijken.
Lezingen Deel 2, 1951
Meester Alcar vraagt aan Jozef Rulof (André-Dectar) op een reis voor de kosmologie of we dan niet ineens hadden kunnen overgaan naar Mars, de hoofdplaneet van de tweede kosmische levensgraad:
Wij weten nu, dat de planeet Mars moeder is en dat zij heeft gebaard.
Is het nu niet mogelijk, dat wij íneens op haar leven en bewustzijn overgaan om ons leven voort te zetten, André-Dectar?”
„Néén, mijn meester, ook dat is niet mogelijk, omdat wij zeven opvolgende verdichtingswetten voor het vader- en moederschap hebben beleefd en zijn dus ook nu niet in staat om die ruimtelijke sprong voor onze evolutie te beleven, wij moeten deze opvolgende levenswetten aanvaarden!”
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
De zes overgangen naar Mars liggen in het universum verspreid:
Wij hebben zes overgangen beleefd en al die planeten liggen in het Universum verspreid, waarvan gij het ontstaan in de boeken hebt ontleed.
Wij zien thans, dat de ruimte één proces beleven kan en dat is het vader- en het moederschap.
En die wetten dienen, werken aan het menselijke organisme, iets anders kunnen wij niet beleven, doch daardoor ontwaakt de ziel, de geest, het innerlijke leven voor ál deze stelsels.
Het menselijke wordingsproces krijgt nu een gestalte en dat ís de „Mens”!
Wat zien wij nu?
Wij hebben de Tweede Kosmische Graad bereikt!
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
Al de planeten van de tweede kosmische levensgraad vormen één evolutielijn:
Je moet goed begrijpen dat al die planeten één zijn, één werking bezitten, om het stofkleed tot het volmaakte lichaam, dat je als stoffelijk organisme op aarde bezit, op te voeren.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wij schiepen ons zélf
De ziel heeft haar gevoel om zich te verheffen vormgegeven in het lichaam:
Zie je nu, mijn zoon, dat de ziel zichzelf optrekt, dat zij het nu is als de persoonlijkheid, die zich verheffen wil en dat dit noodzakelijk is, wil zij straks een prachtig lichaam beleven?
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 3, 1944
We komen daar; voordat we de vierde, de vijfde overgangsplaneet hebben bereikt, hebben wij ons reeds opgericht.
Die vlerken, die zijn naar buiten gekomen, we hebben klauwen gekregen, we zijn behaard.
Lezingen Deel 1, 1950
Het hoofd verhief zich uit de romp:
Maar u ziet, dat dit hoofd zich losgemaakt heeft van de romp en eigenlijk de aapverschijnselen bezit, eigenschappen heeft, die het bewuste dier sieren.
Doordat de bezieling ingesteld staat op het landelijke gaan, trok dit wezen zichzelf op en zien wij het ontwaken van dit lichaamsdeel.
De andere organen bleven echter niet achter en kregen eveneens gestalte door de ziel.
Archives, 1945
Het kaakbeen stak nog ver vooruit:
Het hoofd heeft zich van het bovenlichaam losgemaakt en de schedel lijkt op die van de mens op aarde, maar deze is grover en het kaakbeen steekt ver vooruit.
De ogen liggen diep in de kassen en vallen weg door die algehele beharing.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het innerlijke willen van de ziel vormde het lichaam leven na leven:
Het innerlijke willen schiep wonderen.
Het hoofd is ontstaan doordat de ziel zich daarop heeft ingesteld, haar concentratieveld (daarop) was gericht en omdat zij door de Macrokosmische wetten haar bewegingsmogelijkheden kreeg.
Wat dus voor ons innerlijke leven bezieling kreeg, moest zich wel vervormen.
Ook die fakirsmethoden bezit het Oosterse kind van Moeder Aarde.
Men ziet daar lieden, die een lichaamsdeel buiten werking stellen en zodoende geen levensmogelijkheid schenken.
Zij doen dat voor de een of andere kunst, maar vooral (voor) broodwinning.
Die mensen behoren dan ook tot de straat-occultisten van het Oosten.
Dat heeft de menselijke ziel voor ál deze stadia en levensgraden onbewust gedaan.
Doordat zij ingesteld stond op het waarnemen, vormde zich het hoofd en maakte zich los van het lichaam.
Deze gevoelens zijn in mijn bewuste leven gekomen.
Indien gij met mij deze wetten voelt, dan kunnen wij tevens haar wíllen leven controleren en de daarbij komende verschijnselen, die armen en benen zouden scheppen.
Het hoofd werd bezield door het wíllen zien, schedel en vorm kregen de duidelijke aspecten te aanvaarden.
Archives, 1945
Het beenderstelsel verdichtte, het lopen, het voortgaan is tot stand gekomen.
Archives, 1945
We evolueerden van zwemmen naar lopen:
Wat voor mij de vliezen zijn in de wateren, schep ik om tot stelsels om te kunnen gaan.
Wat daar voor mij zijn de roei- en zwemorganen, zijn nu reeds de armen en benen, poten en klauwen, om mij voor deze ruimte te kunnen beschermen, want ik ben niet meer alleen.
Archives, 1945
De klauwen verlengden zich door een voortdurende concentratie:
Onze klauwen verlengden zich, doordat voortdurend de concentratie daarop ingesteld is.
De drang om voedsel te zoeken, het beklimmen van de ruimte, het gaan op handen en voeten, als onze aap dat bezit, zijn eigenschappen, die wij zélf tot openbaring dwongen, omdat ons leven ervan was bezield.
Archives, 1945
Het organisme begon op een aardse aap te lijken:
Dit gedrocht, mijn broeders, lijkt enigszins op de aardse aap, ik zeg u echter, dat dit dier niets uit te staan heeft met dat stelsel.
Immers miljoenen jaren zou het nog duren, voordat de aap zich in de natuur zou scheppen.
Archives, 1945
Het hele lichaam was dan behaard:
Je ziet, dat het gehele lichaam behaard is evenals zijn grove kop en klauwen.
In dit dierlijke wezen ligt nu de oerkracht van al die verbruikte en ontvangen energie.
Door al die biljoenen eeuwen heen heeft dit organisme zich opgebouwd.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
En gespierd:
Hoe waren deze mensen gespierd!
Hun lichamen waren behaard en geheel naakt.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Het organisme kreeg een oerkracht:
De natuur en alles wat in de natuur leeft, heeft zich verhard.
De bomen, die je waarneemt, zijn krachtig en sterk en behalen reeds de graad die wij op aarde kennen.
Het beenderstelsel van mens en dier is van een oerkracht, die men ook in het eerste menselijke stadium op aarde bezit.
Steeds maar weer die stoffelijke overgangen.
Al die overgangen van het stoffelijke organisme brengen ons naar de hoogste graad en dat is het stoffelijke lichaam, zoals de mens op aarde thans bezit.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Vergeleken met het menselijke lichaam op aarde was het lichaam op Mars uitgebouwd tot een reusachtige gestalte:
Ook hier is veel water.
In die zeeën leven duizenden diersoorten, doch de mens heeft zich duizenden eeuwen geleden reeds van die toestand bevrijd.
Het wezen dat hier leeft is op de begaanbare planeet overgegaan.
Het heeft dus zijn bestaanswereld bereikt, is reeds volwassen en wacht op verhoging.
Het zijn allen reuzen.
Ook in de allervroegste tijden leefden deze reuzen op aarde.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op Mars waren er ook stoffelijke levensgraden om van cel tot het aapachtig lichaam te komen:
Daar voor je, André, zie je een andere moeder.
Zij is forser en krachtiger dan het andere wezen dat je zo-even zag en dit zijn nu de zeven stoffelijke overgangen die wij op aarde kennen en die ook hier aanwezig zijn.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Wij schiepen ons zélf:
Ik herhaal dus, dat wij hierdoor ons zélf zouden oprichten.
Dat wij in staat zouden zijn, armen en benen te scheppen.
En wij schiepen ons zélf.
Wij kwamen zo ver!
Archives, 1945
Dieren en plantenrijk
Alcar toonde aan André hoe het dierenrijk zich ontwikkeld heeft op de laatste overgangsplaneet voor Mars:
André zag een groenachtig monster.
Het was ontzaglijk groot en leefde in deze omgeving.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit dier daar voor je is vier à vijf meter groot en toch zijn hier ook kleine soorten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit groenachtige monster vinden wij in het beginstadium van de aarde terug, maar het dier is in zijn verdere stadium anders dan dit vooreeuwse monster.
Het innerlijke lichaam dat dit dier bezit, valt bijna uiteen en toch blijft het in stand.
Het beenderstelsel is nog niet voldoende gevormd.
Het leeft op het land en in het water.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Dit dier heeft zich van zijn visachtige toestand bevrijd en leeft reeds op aarde, doch je ziet aan dat vadsige lichaam dat het zich met moeite voortbeweegt.
Nog heeft het zijn natuurlijke toestand niet aanvaard.
Dit is echter een overgang en die overgang duurt vele en vele eeuwen en dan wordt uit dit dier een andere en krachtiger soort geboren.
Andere leven nog in zeeën, maar ook zij zijn bezig zich van dat stadium te bevrijden en komen straks op de begaanbare planeet, om dan een ander lichaam te aanvaarden.
Zo evolueert het dier.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Hier leven verschillende diersoorten, doch de meeste bevinden zich in de zeeën en zijn dus in een andere toestand.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Vele diersoorten hebben de begaanbare planeet, die zich in al die eeuwen verhardde, bereikt.
Andere, en dat loopt in de miljoenen, leven in de diepe wateren en moeten die toestand nog beleven.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
„Leven hier reeds gevleugelde diersoorten, Alcar?”
„Neen, die graad kan hier en op andere planeten niet geboren worden.
Die graad van ontwikkeling, die de hoogste graad is die het dier kan bereiken, vindt men eerst op aarde; zij zijn daar op de derde graad geboren.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
„Wat wij hier ontmoeten zijn die diersoorten, die monsterachtige gedrochten, die aan de oevers van de rivieren en in de zeeën leven.
Op het land leven er hier nog niet zoveel, maar die hier leven zijn van zo’n onnatuurlijke grootte, dat je angstig wordt, wanneer je een dergelijk monster zou ontmoeten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Ziedaar, weer een ander wezen en daaruit groeit een dier, dat je op aarde kent en daar al vele eeuwen voorkomt.
Dit dier, André, is als een pad, een ontzaglijk monster, doch het lichaam gaat verharden en daaruit groeit het schild dat het gehele lichaam overdekt.
Je begrijpt zeker wel wat ik bedoel?”
„Is of wordt dit de schildpad, Alcar?”
„Ja, André.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Nog is dit lichaam los en vadsig, toch zal het zich in al die eeuwen verdichten.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
André bekeek dit dier, het had een groengrijze kleur en reeds krachtige poten.
Hij zag dat dit dier tot de soort behoorde, die ook op de planeet aarde aanwezig was.
„Zie goed, André, dan zie je dat in de huid van het dier die schubachtige vlekken reeds aanwezig zijn.”
„Wat een monster, Alcar.
Het lijkt alsof het niets dan water is.”
„Dat is duidelijk, want het hoort in het water ook thuis.
Die brede kop zal veranderen, het gehele lijf verharden en de innerlijke organen zullen zich ontwikkelen.
In een volgende incarnatie zien wij dit dier terug.
Op de tweede graad en tevens op aarde hebben deze wezens die ontzaglijke grootte bereikt.
Doch ook dan volgen nieuwe levens en daaruit, zoals de mens beleeft, treedt het eigenlijke wezen tevoorschijn, om daarna in een ander organisme over te gaan.
De vorige planeet dus en deze, zijn voor de vorming van het stoffelijke organisme en dit organisme komt op de tweede graad tot volle ontplooiing.
Je huivert wanneer je straks de vele diersoorten waarneemt die men daar kent en bezit.
Ook de mens is van een ongewone grootte.
Eerst op aarde gaat de mens en het dier in zijn normale afstemming over en dit wonder zal je straks waarnemen.”
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op Mars bereikte de reuzenschildpad haar grootste omvang:
André herkende dit dier.
Het was als de schildpad op aarde.
Hier had het dier een reusachtige grootte bereikt.
De kop was reeds zichtbaar, maar het schild had die verharde toestand nog niet bereikt, was hier nog van vleesachtige substantie.
„Wordt dit dier de reuzenschildpad, die in het begin op aarde heeft geleefd, Alcar?”
„Ja, André, op aarde zien wij dit dier terug, maar dan heeft de natuur haar taak volbracht, wat het verdichtingsproces is.
Je zult dit dier daar terugzien en ook dat andere dier, maar dan zijn zij beide kleiner dan op deze planeet.
Doch op aarde bezit het dierenrijk meer weerstand en kracht, want het heeft die weerstand door al die eeuwen heen ontvangen.
Zie, daar zijn er tientallen bijeen.
De mens blijft uit hun omgeving, doch deze wezens zoeken het menselijke wezen op en dan ontstaat er een strijd op leven en dood.
Hoe groot zij ook zijn, toch zijn deze dieren zeer kwetsbaar.
De mens kent die kwetsbaarheid en weet hoe zij te treffen en te overvallen zijn.
Dit behoort bij hun leven en is het instinct dat dier en mens bezit.
Maar ook het dier weet het menselijke wezen te overvallen en ruikt waar het zich bevindt.
Ook de innerlijke organen zijn dus in hoge ontwikkeling gekomen, maar eerst op aarde gaat dit instinct, dit voordierlijke gevoel, tot bewustzijn over en handelen zij naar deze gevoelens.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op de laatste overgangsplaneet voor Mars had ook het plantenrijk nog geen sterke verdichting bereikt:
Ziedaar een blad van een plant, waar de mens zich onder kan verbergen en dat enige meters groot is.
Ik zal mij daarmee verbinden, dan kun jij in het innerlijke overgaan.”
André ging in dit weefsel over.
„Merkwaardig is het, Alcar, wat ik voel.”
„Je voelt dat het geheel in een voorstadium verkeert.
Het voelt aan als een donzig kleed en het is tevens elastisch.
Men zou deze planten op aarde niet in leven kunnen houden.
De kracht die de natuur bezit en die de aarde door de kosmische bestraling ontvangt, dat het zonnelicht is, zou alles wat hier is en leeft uiteen doen vloeien en het zou een brijachtige massa worden.
De natuurkracht is van dien aard, dat alles hier op halve kracht leeft en de inwerkende kracht die deze planeet van het zonnestelsel ontvangt, is een derde van die van de aarde.
Dit komt en dat zal je duidelijk zijn, door de ligging van deze planeet, haar taak die zij te volbrengen heeft en de plaats die zij in het universum inneemt.
Wat wij op de andere planeten hebben gezien en beleefd en daar voor de innerlijke organen nodig was, is hier voor de algehele constitutie, dat het groeiproces betekent.
Daarom al die kolossen van diersoorten.
Straks vinden wij dit groeiproces in het menselijke wezen terug, want ook het stoffelijke organisme van de mens ontkomt niet aan deze natuurwetten, omdat dit in de schepping ligt opgesloten.
Alles wat je ziet, André, dijt uit, ontwaakt en beleeft dit groeiproces.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De bomen zijn anders dan op aarde, wat wij daar als de normale houtsubstantie kennen en de natuur op aarde tot stand heeft gebracht, is hier niet verdicht.
De bodem is van dezelfde substantie en het water is nog slijk en een vetachtig mengsel, waarin al dat dierlijke leeft.
Niets is hier wat men reeds op aarde kent, alles wat de planeet aarde bezit is in wezen volmaakt, zoals het stoffelijke organisme dat de mens en het dier bezit.
Ook hier dus niet dat sappige groen van planten en bomen, niets van dat wat de natuur heeft voortgebracht op aarde.
Hier leeft mens en dier in een overgang naar het werkelijke en natuurlijke, dat de derde kosmische graad bezit.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
Op Mars beleefde al het leven het reuzenstadium:
Ook de natuur, zoals ik zo-even zei, is anders dan op aarde en toch, bij een eerste blik denk je reeds op aarde te zijn.
Ik zou dit het reuzentijdperk kunnen noemen en dit is in waarheid ook het geval.
Hier ontwaakt dus alles wat tot het stoffelijke organisme behoort en deze planeet heeft dát, wat die andere planeten niet bezitten.
Deze planeet bouwt aan het stofkleed en is dit geen vreemd verschijnsel, dat het menselijke en dierlijke organisme deze grootte heeft bereikt?
De bomen en planten zijn ook van ontzaglijke grootte, doch het plantenleven overheerst hier.
Een blad van een plant, je ziet het, is zo groot als een dak van een aardse woning en de dikte is geweldig.
Het heeft hier die oerkracht, doch lost in de komende klimaatverandering in enige dagen, volgens aardse tijd, op.
De ontzaglijke struiken die je hier overal waarneemt, brengen een soort vrucht voort, waarmee zich de dieren voeden die de waterkant hebben bereikt.
Ook voor de mens is er dergelijk voedsel, dat echter maar in enkele tijden aanwezig is, omdat dit met het klimaat verband houdt.
Toch eten zij dit voedsel, al zijn zij op dierlijk voedsel ingesteld.
In het water en op het land dus is voedsel in voorraad.
Dan is er ook nog voor het menselijke wezen de mens zelf, die zij eveneens verorberen.
Ook hier leeft het vergiftige reptiel, doch het stoffelijke organisme is daar tegen bestand en zij kunnen een hoeveelheid verdragen, die voor de mens op aarde direct dodelijk zou zijn, wanneer zij zich daaraan zouden tegoed doen.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939