Bronteksten uit de boeken van Jozef Rulof bij het artikel ‘anti racisme en discriminatie’.
Deze bronnen veronderstellen de voorafgaande lezing van het artikel ‘anti racisme en discriminatie’.
Antiracisme
Toen Jozef Rulof in 1946 doorheen Amerika reisde, waren daar vele openbare ruimten voor ‘white’ en ‘colored’ gescheiden.
Hoewel er al officieel gesproken werd over gelijke behandeling, was dat in de praktijk meestal ver te zoeken.
Vele ‘blanke’ Amerikanen keken nog neer op de donkergekleurde medemensen in hun land.
Tijdens een contactavond in 1952 vertelt Jozef Rulof aan zijn toehoorders over zijn reis naar Amerika en hoe zijn kennismaking met de rassenscheiding daar was:
En als je die mensen dat nu kon verklaren, dames en heren, die kijkt daar laag op een neger neer ...
Ik heb het niet gedaan; in Hollywood ging ik zitten, in Florida, en ik zat juist op de bank van de negers, en dáár was de blanke, hè?
En ik zie dat niet: ‘white’.
Ik denk: Wat heb ik met ‘white’ te maken?
Ik ging bij ‘black’ zitten.
Toen kwamen daar de whitelingen, die kwamen: zó.
Ik zeg: pvvt.
Ik deed dát. (gelach)
Toen zei die vent: ‘Zo.’
Ik zeg: ‘Zo, meneer.’
Toen zegt hij: ‘Ja meneer.’
En ik deed ook zó. (gelach)
Nou, die denkt: die is gek.
Ik denk: och.
Ik zeg tegen mijn broer: ‘Wat, wat?’
Toen zegt hij: ‘Joh, je zit onder de zwarten.’
Ik zeg: ‘Nou, nu wordt ie goed, nou ga ik echt beginnen.’
Ik gaf ...
Ik zeg: ‘Do you like a cigarette?’
‘Yes yes.’
Nou, ik zeg: ‘Lekker roken.’
En hij: ggrr.
Wat een haat ligt daar, meneer, in dat zuiden.
O, in South Carolina en daarzo, en hoe verder of je komt: only for white, only for black, and only ...
Ik zeg: ‘Hoe bestaat het.’
En daar liep ik tussen.
Maar, meneer, nu kom ik terug, daar zag ik een blanke in zitten, in die neger.
Ik denk: Hé, jij zat vroeger in Frankrijk.
En toen stelde ik mij op die man in, dat was een jongen van achttien jaar en daar een meisje.
Ik zeg tegen mijn meester: ‘Waar hebben ze nu geleefd?’
Hij zegt: ‘Kijk maar, een uit Noorwegen, een uit Frankrijk, een uit Duitsland.’
Europa zag ik in de neger.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
Jozef bestreed deze scheiding op basis van huidskleur tijdens een lezing in de Carnegie Hall in New York:
En of u zwart of blank (eruit)ziet, bruin of grijs, voor God zijn wij „ZIJN” kinderen, hebben wij in het grote Carnegie verteld en hadden ze maar te slikken, want wij waren niet in staat om te schmeigelen (vleien) en zullen dat ook nooit kunnen!
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Wanneer Jozef uitlegt dat de ziel na een ‘blank’ lichaam kan incarneren in een donkergekleurd lichaam en omgekeerd, willen de donkergekleurde toehoorders heel Harlem tot hem brengen:
Intussen geven wij de lezing over de „Reïncarnatie” en spreekt men erover.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
Bij die zwartjes daar, zitten doktoren, ze kopen boeken, ze gaan weg en ze willen geheel Harlem tot hem brengen, indien hij meer van deze lezingen geeft.
Jeus van Moeder Crisje Deel 3, 1952
In de bronnen van het artikel ‘er bestaan geen rassen’ staat onder de kop ‘De zevende graad’ het citaat waarin beschreven staat dat het lichaam van de zogenaamde ‘negers’ samen met vele ‘blanke’ lichamen en de meeste andere lichamen op aarde tot de zesde en zevende stoffelijke levensgraad behoort.
In het citaat hieronder wordt die hoogste levensgraad het volmaakte organisme genoemd:
De negers zijn reeds tot het volmaakte organisme gekomen, zij vertegenwoordigen slechts een bloedgroep en zijn de kleurvolken; kleurlingen, die dus de machtige stemmen als timbres moeten bezitten, omdat die organismen hen terugvoeren tot de natuurlijke werkelijkheid; ons blanke organisme echter is gesplitst.
Het is hierdoor, dat de neger zo’n machtig geluid heeft.
Ga nu de mens op Aarde even volgen en u ziet, dat één op miljoenen mensen het natuurtimbre bezit en nu horen wij die mens zingen met een rein, zuiver, ongesplitst organisme.
En daarvan zijn er slechts enkelen, omdat heel de mensheid is gesplitst.
Vraag en Antwoord Deel 1, 1950
Jozef geeft als voorbeeld van zo’n prachtige stem Paul Robeson (1898-1976):
Moet u Robeson horen, en al die verschillende negers.
Een timbre zoals de natuur alleen kan scheppen, zeggen ze.
Vraag en Antwoord Deel 4, 1952
Jozef geeft aan dat het lichaam blank, zwart of bruin kan zijn, maar dat het innerlijke van de mens bepaalt hoeveel licht en liefde hij reeds uitstraalt:
Je hebt zwarte kleuren en bruine kleuren.
En je hebt zwarte mensen en bruine mensen, die zijn vele malen, honderdduizendmaal verder dan wij; die zijn er toch ook.
Je hebt negers, daar kunnen wij ons hoofd voor buigen, zo krachtig en machtig zijn ze.
Dus dat zegt: de innerlijke mens straalt, bezit licht, uiterlijk en innerlijk, maar het hoofdzakelijke is wel het innerlijke – dat u bedoelt – en dan komen wij tot de uitstraling van de mens.
Vraag en Antwoord Deel 2, 1951
Op de contactavonden in Nederland wordt aan de hoofdzakelijk ‘blanke’ toehoorders verteld dat ze zich niet moeten verbeelden dat ze het hoogste beleven omdat ze een ‘blank’ lichaam hebben:
Verbeeldt u zich maar niets, verbeeldt u zich niet dat u als blank mens het hoogste beleeft ...
Ga naar Brits-Indië (koloniaal India), u ziet daar een machtige persoonlijkheid, ook een normaal, natuurlijk, krachtig, sterk bewust organisme, en daarin leeft de ziel.
Het Indische leven, het oosterse bewustzijn is u ver vóór.
Want wanneer we spreken over een yogi, een magiër, een fakir, een ingewijde, daar weet u niets van.
En dan moet u een tempel betreden, dan kunt u een studie volgen van twintig, dertig jaar, en dan weet u nog niets.
Alleen al om in te slapen, om een beetje te genezen, om te zeggen: ik laat u stilstaan.
Vraag en Antwoord Deel 5, 1950
Jozef vertelt dat er van het ‘blanke’ huidskleurtje niets meer overblijft, wanneer men de geestelijke gevoelsgraad in het hiernamaals bereikt.
Dan verdwijnen ook de littekens van het aardse lichaam, en is er van zwart, bruin en blank geen sprake meer, want de geestelijke huidskleur is miljoenvoudig.
In het volgende citaat bedoelt hij met ‘de eerste sfeer’ de eerste lichtsfeer in het hiernamaals.
Met ‘het Al’ bedoelt hij de hoogste kosmische levensgraad:
Als de mens geestelijk bewust is dan zijn er geen littekens, en dan is er van zwart, bruin en blank geen sprake, want het geestelijke gewaad is miljoenvoudig.
De mens uit de eerste sfeer die kunt u al bijna niet meer ontleden als u zijn huidskleur ziet.
En nu de tweede sfeer, de derde.
Ik heb de mens in het Al gezien met zijn handjes en zijn huidskleur.
Ik was drie keer in het Al en daar heb ik de mens gezien; als u die huidskleur ziet dan ziet u in die huid, in dat vlees ziet u de ganse schepping.
De ogen van een mens aan Gene Zijde uit de eerste sfeer, dame, die stralen u liefdevol tegemoet, tweede sfeer, derde sfeer.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952
De evolutie van de ziel
In de boeken van Jozef Rulof is het antiracisme diep geworteld:
Wie het éne of andere ras vervloekt, gaat zelf ten onder.
Het Ontstaan van het Heelal, 1939
De evolutie van de mensheid
Op een contactavond benadrukt Jozef de wonderbaarlijke tijd waarin hij leefde.
Door het ontzettende lijden dat de Tweede Wereldoorlog bracht, is de mensheid zich bewust geworden dat het anders moet.
Hierdoor is de mens begonnen met het leggen van geestelijke fundamenten:
Ik heb u al meermalen gezegd hierzo: wij leven in een wonderbaarlijke tijd; juist, wij mensen.
Er wordt gekankerd en geslagen en getrapt, maar de geschiedenis is nog nooit zo intens beleefd en kan nooit zo gefundamenteerd worden als juist door deze eeuw, dit 1900 en 2000.
Dat is enorm.
Over miljoenen jaren spreken ze nog over deze tijd want nu legt de mensheid stoffelijke en geestelijke fundamenten.
Voor tweehonderd jaar terug leefden we nog in de dierlijke levensgraad, dame, in het onbewustzijn.
De mens had wel een geloof.
Maar er is in de mens zo ontzettend veel veranderd, en vooral (door) de laatste oorlog: in vijf jaar oorlog hebben wij een omwenteling beleefd.
Nu krijgt u het leggen van geestelijke fundamenten.
Vraag en Antwoord Deel 3, 1952