Helderziendheid door uittreding

Op een middag werd André van buiten de stad opgebeld, of hij wilde overkomen, daar er een heer van vijftig-jarige leeftijd plotseling was verdwenen.
Men maakte zich over zijn wegblijven zeer ongerust en men dacht, dat hem een ongeluk overkomen zou zijn.
Hij vroeg aan zijn leider of hij zou mogen afreizen, maar deze zei hem, niet te gaan, doch een voorwerp te vragen om daardoor het gebeurde vast te stellen.
Men stuurde hem een das, met verzoek, zo spoedig mogelijk antwoord te zenden.
Wat hij nu zou beleven was zeer merkwaardig.
Alcar zei hem, dat hij voor deze toestand zou uittreden.
Hij moest de das in zijn handen nemen en trachten, zich met de uitstraling van hem, die zoek was, te verbinden.
Hij deed wat zijn leider hem zei en voelde zich al spoedig in de geest opgetrokken en van zijn lichaam vrijkomen.
Wanneer hij eenmaal vrij was, kon hij gaan waarheen hij wilde, in niets werd hij belemmerd.
Ook het uittreden was voor hem een gewoon verschijnsel, omdat hij met zijn leider verschillende reizen naar de sferen had mogen meemaken.
Thans verkeerde hij in het leven waar zij leefden, die het stoflichaam hadden afgelegd en waar hij nu werk moest verrichten.
Hij dacht aan hem, die hij moest opzoeken; wanneer hij eenmaal met hem zou zijn verbonden, beleefde hij, wat met hem was gebeurd.
Hij stelde zijn concentratie op hem in en voelde zich mijlen ver van zijn lichaam verwijderen.
Waar zou hij zich bevinden?
Leefde hij nog?
Dit waren de eerste vragen die in hem opkwamen.
Zou hem een ongeluk overkomen zijn?
Ook zou het mogelijk kunnen wezen, dat hij ergens was heengegaan, wat hij voor zijn familieleden niet wilde weten.
Alles was mogelijk en André was zeer nieuwsgierig, waar hij zich zou ophouden.
Bij sommige uittredingen wist hij niet altijd waar hij zich bevond, doch thans herkende hij de stad en de rivier, aan welker oever hij stond.
Hij vond het zeer vreemd, dat hij op deze plaats was aangekomen en dacht na, om zich alles te realiseren.
Zijn uitstraling had hem hierheen gebracht en nu moest hij trachten hem te vinden.
Waar was de man?
Had hij zich verdronken?
Zou hij in de rivier moeten afdalen?
Hij zocht eerst de gehele omtrek af, maar keerde op de plaats terug waar hij was geweest.
Niets was er van hem te zien.
De man moest zich in ieder geval hier hebben opgehouden, anders was het niet mogelijk, dat hij op deze plaats zou zijn gekomen.
Zuiver had hij met hem verbinding gevoeld.
Wat moest hij thans beginnen?
Weer zocht hij de omtrek af, maar zag geen leven.
Dan moet ik maar terugkeren, dacht hij, ik kan hem niet vinden.
En toen hij op het punt stond om terug te gaan, hoorde hij een zachte, maar duidelijke stem zeggen: „Waarom getwijfeld, André?
Waarom wil je halverwege terugkeren?
Ik heb je toch meermalen getoond en duidelijk gemaakt, hoe je krachten aan deze zijde te gebruiken.
Op die wijze zal zich deze toestand niet oplossen.
Ik liet je uittreden om je het gebeuren duidelijk te maken en dit is mogelijk, omdat je zover bent ontwikkeld.
Op onze vorige reizen, tevens op onze tocht naar de hemel en de hel, toen wij in de derde sfeer waren aangekomen, keerden wij in een flits naar de duisternis terug, waardoor ik je toonde en duidelijk maakte, hoe wij ons aan deze zijde verplaatsen en verbinden.
Je leerde, dat het alleen mogelijk was door concentratie en sterke wil.
Wanneer ik een verbinding wil tot stand brengen, dan houd ik mijn gedachten op één punt gevestigd, waardoor ik zal verbonden worden en aan het einde het probleem zich zal oplossen.
En handel jij daarnaar?
Ik bleef thans in mijn eigen afstemming, om toe te zien, hoe je dit alles tot een goed einde zou brengen, maar op deze wijze zul je hem nooit vinden.
Zijn uitstraling bracht je op deze plaats.
Ga in je zelf na hoe je hier bent gekomen, maar houd je concentratie op hem gericht, dat betekent, je verbinding met hem in stand te houden.
Hier op deze plaats begint eerst je werk.
Je voelde, dat je was verbonden en in de geest is verbinding beleven.
Dat betekent, de weg te volgen, die anderen hebben afgelegd.
Wanneer zich een medium met een ander leven verbindt, voelt het dat leven, zoals het zich op het ogenblik van verbinding voelt.
Zo zul je thans beleven, wat met hem is geschied en je kunt hem vinden, wanneer je concentratie zuiver is en blijft.
Tevens heb ik je duidelijk gemaakt, dat de mens een gevoelsafstemming heeft in de geest, wat psychische wetten zijn en liefde betekent.
Ook leerde ik je, hoe de mens op aarde zal hebben te leven, wil hij zich in de geest een bestaanssfeer veroveren, wat aan deze zijde licht en geluk inhoudt.
Doch dit alles is nog niet genoeg om de grofstoffelijke mens te overtuigen en daarom zal ik je al deze toestanden laten beleven, opdat hij de psychische wetten leert kennen.
Door verschillende toestanden wil ik je aantonen, dat, wanneer zij hun stoflichaam afleggen, zij hier zullen aankomen zoals zij zich innerlijk voelen volgens hun aardse leven; het aardse leven betekent dus de eeuwigheid.
Is je dat duidelijk, André?”
„Ja, Alcar, ik begrijp u volkomen.
Wanneer het aardse leven eindigt, gaat de mens in de geest over.”
„En dit alles, André, wil ik bereiken door jou al deze toestanden te laten beleven, waardoor zij hun eigen afstemming kunnen aanvoelen.
Ik bereik daarmee, dat zij anders zullen leven, omdat zij weten, dat het leven eeuwig is en dat zij alles, wat tot de aarde behoort, achter moeten laten.
Ik wil de mensen ons geestelijk leven doen kennen, hen aansporen zich geestelijk te ontwikkelen, hun duidelijk maken, dat de liefde het heiligste is, door God gegeven en dat zij dit heilige Godsgeschenk in de geest moeten afstemmen.
Dan wil ik hun duidelijk maken, hoe wij vanaf deze zijde op de stofmens inwerken, om hem te steunen en te helpen.
In ons leven betekent liefde niets dan geluk, niets dan licht en zaligheid.
Ik vraag je daarom dringend, niets te vergeten van wat ik je zal laten zien en duidelijk zal maken.
Thans je volle concentratie, André en vraag mij, wanneer je iets niet duidelijk is.
We moeten afdalen, omdat de arme zich van het leven heeft beroofd, wat je zo aanstonds zult bewaarheid zien.”
André daalde in de rivier af.
Welk een wonder voor hem, nu hij nog in het stoflichaam leefde en zich in de geest mocht verbinden.
Hierdoor leerde hij het geestelijke leven kennen.
Hoe groot was de macht van hen, die het stoflichaam hadden afgelegd.
Maar zij, die op aarde hun leven hadden verknoeid, zouden zich in duisternis bevinden en voor hen was het niet mogelijk om deze toestanden te beleven, daar zij het licht daartoe misten.
Liefde is licht en zonder liefde is het leven aan Gene Zijde diepe duisternis.
Zouden de mensen hem geloven, wanneer hij hun vertelde, dat hij op de bodem van een rivier had gewandeld en daar had waargenomen?
Zij zouden de schouders ophalen en hem uitlachen.
En toch was het de waarheid.
Hij wandelde op de bodem van een rivier om een mens te zoeken, iets wat hij door zijn gave mocht beleven.
In de eerste jaren van zijn ontwikkeling zou hij aan deze mogelijkheid nooit hebben gedacht.
Als uitgetreden mens, in zijn geesteslichaam, beleefde hij al deze wonderen.
Tot ver in de omtrek kon hij waarnemen, rondom hem was het water verlicht.
Groots was dit ogenblik.
Hij hoorde zijn leider, die hem zei, te luisteren.
„Het licht dat je waarneemt, André, is je afstemming in de geest, je zou anders door uittreding deze toestand niet kunnen oplossen en geen verbinding kunnen krijgen.
Zo zal alles duisternis zijn, wanneer men geen liefde bezit.”
Steeds gingen zij verder.
Vaak zweefde hij en dit kon hij naar verkiezing.
Links en rechts zwommen de vissen aan hem voorbij, wat een wonderbaarlijk en een prachtig gezicht was.
Hij zag hen in verschillende grootten en kleuren.
Wanneer dit de mens op aarde zou mogen beleven, waren zij zeer zeker van een eeuwig voortleven overtuigd.
Groot was zijn geluk, omdat hij het leven, dat God in alles had neergelegd, zo duidelijk zag en voelde.
Het bezit van liefde was daarom het geestelijk goud aan Gene Zijde.
Hij zou zich inspannen, al zijn krachten daarvoor geven, dan zou Alcar hem wijsheid in de geest kunnen geven.
Daarvoor wilde hij zijn best doen.
Daar vóór hem dacht hij iets waar te nemen.
Zag hij goed?
Daar dreef iets in het water, wat op een mens geleek.
Het zou verschrikkelijk zijn wanneer hij het was, die hij moest opzoeken.
Toen hij wat genaderd was, zag hij dat het een mens was, die op deze wijze het aardse leven had verlaten.
André schrok geweldig.
Hoe droevig was deze waarheid.
Was hij het, die zoek was, of was het iemand anders?
Dit was een einde dat hem bedroefde.
Dadelijk hoorde hij Alcar:
„Hij heeft een einde aan zijn leven gemaakt en het is de man, die wij moeten opzoeken.
Je zou anders op deze plaats niet zijn gekomen.
Aanstonds zul je dit kunnen aanvoelen, wanneer je je met hem verbindt.
Concentreer je op hem, je zult een andere waarheid waarnemen, die nog afschuwelijker is dan dit einde.”
André vond het verschrikkelijk wat hij waarnam; wat hij thans zag, was het vreselijkste van alles.
Voor hem dreef het stoflichaam, maar tevens was het geesteslichaam nog met de stof verbonden.
Droevig was het einde van een mens en hij begreep wat deze verbinding betekende.
Het fluïdekoord hield hem aan de stof verbonden en hij zou in deze toestand moeten blijven, totdat zijn lichaam was verteerd.
Op zijn vorige tochten had Alcar het hem reeds duidelijk gemaakt en nu begreep hij de droevige betekenis van deze vervroegde overgang.
Beide toestanden waren één afstemming, omdat zich de geest niet kon bevrijden.
Niet alleen dat zijn familieleden in leed en smart verkeerden, doch ook hij leefde in de diepste ellende, hetgeen een mens, die nog in het stoflichaam leeft, zich niet kan voorstellen.
Door één mens hadden velen verdriet.
Zeer vele vragen voelde hij in zich opkomen.
Wat had hem in de dood gedreven?
Waren het zorgen, of was het ziekte?
Wie had zijn lot beslist?
Was het eigen schuld of was hij vermoord?
Welke oorzaak had hem tot die vreselijke daad gebracht?
Het ontroerde hem diep en zijn ziel kromp ineen, wanneer hij aan de achterblijvenden dacht.
Hoe wreed was het om plotseling uit het volle leven te verdwijnen.
Dit was Gods bedoeling niet, de mens moest zijn einde afwachten.
Zij, die er een einde aan maakten, waren onherroepelijk verloren, niet alleen stoffelijk, maar ook geestelijk.
Arme man.
Een smartelijk einde was zijn overgang naar Gene Zijde.
Wanneer hij van een eeuwig leven zou hebben afgeweten, was het misschien zover niet gekomen; die wetenschap zou hem hebben tegengehouden en al de ellende, waarin hij nu verkeerde, zou hij niet hebben gekend.
Het leven was Goddelijk en dit leven verkeerde in de ellendigste toestand, waarin zich een mens kon bevinden.
Wanneer hij aan de hogere gebieden dacht, waar ook deze man geluk zou hebben gevonden, en zijn huidige toestand overdacht, voelde hij zijn hart ineenkrimpen.
Hoe ver was hij van het geluk verwijderd.
Zijn leed was diep, onmenselijk diep.
Wat was armoede op aarde in vergelijking met deze ellende?
Niets.
Wat was het aardse leed in vergelijking met zijn toestand?
Hij rilde ervan, een diepe droefheid overviel hem.
Hij vroeg zijn leider de betekenis van deze ellende.
„Kunt u zien Alcar, waardoor zijn einde is vervroegd?”
„Ik zal trachten mij met hem te verbinden.”
André wachtte af, wat zijn leider zou zien.
„Om aardse zorgen heeft hij aan zijn leven een einde gemaakt.
Doch het waren niet alleen stoffelijke zorgen, die hem kwelden, maar ik zie, dat zijn ziel tot bloedens toe is gewond.
Alles is nog droeviger, wanneer je weet, dat zijn innerlijke toestand afstemming zou hebben gevonden op de eerste sfeer aan deze zijde, als zijn aardse leven op normale wijze zou zijn geëindigd.
Zijn geestelijke afstemming, al zijn bezit aan deze zijde, heeft hij vernietigd, omdat hij deze vreselijke daad heeft begaan.”
„Is dat mogelijk, Alcar?
U zei mij, dat het niet mogelijk kon zijn, toen wij in de kindersfeer waren.
Kan een mens dieper dalen wanneer zijn afstemming hoger is?”
„Prachtig gevoeld, André.
Ik zal je dit duidelijk maken.
Deze toestand heeft direct met zijn aardse leven niets te maken, met andere woorden, hij handelt buiten zijn wil door beïnvloeding van anderen.
Zijn geestelijk peil behoeft daarom niet veranderd te zijn.
Dit is een daad buiten zijn geestelijk leven om.
Is je dit duidelijk?
Natuurlijk moet hij dit alles goedmaken en daarom bevindt hij zich thans in deze verschrikkelijke toestand.
Hij kan een goed mens zijn, doch in deze toestand viel hij in handen van het kwaad en benam zich het leven.”
„Ik begrijp u in alles, Alcar.”
„Prachtig André, dan gaan we verder.
Het kwaad tracht het mensdom te vernietigen en daarom moet men alle kracht inspannen, om zich van zijn invloed vrij te houden.
Hij valt dus niet terug, zijn geestelijke toestand blijft dezelfde, maar hij zal zijn daad moeten goedmaken.
Dit is dus een andere toestand dan waarover ik je heb gesproken en vergeet niet, dat iedere daad een kosmische afstemming bezit.
Zolang de mens onder de eerste geestelijke sfeer leeft, kan hij terugzinken, omdat hij deze geestelijke graad van ontwikkeling nog niet heeft bereikt of zich eigen gemaakt.
Zijn innerlijke afstemming is een stoffelijke gevoelstoestand en daardoor is hij door hen, die het mensdom willen vernietigen, te bereiken, omdat hij die verbinding zelf zoekt en wil.
Zijn overgaan valt dus buiten zijn normale aardse leven.
Het zal je dus duidelijk zijn, dat iedere zelfmoordenaar geen slecht mens behoeft te zijn.
Velen maken een einde aan hun aardse leven, omdat zij hun liefde niet beantwoord zien.
Deze man zal zijn daad in deze toestand uitleven, om daarna in zijn vorige afstemming terug te keren.
De mens vergeet, dat het leven God is en dat men het niet kan vernietigen; wie dit toch doet, zondigt tegen alles, wat de wetten Gods zijn en betekenen.
Zij vergeten, dat God hun deze strijd heeft opgelegd, waardoor zij zich zullen ontwikkelen, hoe moeilijk het ook voor hen zal zijn.
Zij, die zich in het leven op aarde vergeten, dalen tot hen af, die zich in de duisternis bevinden, tot de ongelukkigen.
Zijn daad is dus zwakte, hij ontwijkt zijn moeilijkheden en gaat erdoor ten onder.”
Daarom roep ik de mensheid toe:
„Mens op aarde, doe alles wat gij verkiest, leef uw eigen leven zoals gij zelf wilt, maar maak geen einde aan uw leven, want het leven is eeuwig en niet te vernietigen.
Het leven is God en zal tot Zijn heilig leven terugkeren.
Gij vernietigt alles.
Gij wilt geen zon, geen licht, geen maan, geen sterren, geen voedsel en geen liefde, terwijl gij toch alles zo nodig hebt in uw aardse leven, in dat leven, waarin gij voelt, hoort en ziet.
Uw aards lichaam is stoffelijk, doch uw geestelijk lichaam voelt, hoort en ziet, leeft dus in de geest en zal, omdat zijn afstemming stoffelijk is, daarnaar blijven hunkeren, omdat het geen ander leven kent, noch voelt.
Gij ontneemt u het aardse leven, om het geestelijke binnen te treden.
Aan deze zijde zult gij voelen, naardat uw liefde in de geest afstemming vindt.
En wanneer zich een mens het stoffelijke licht afsluit, zal hij het geestelijke licht niet kunnen waarnemen, omdat hij dat licht innerlijk niet bezit en zijn daad hem regelrecht naar de duisternis voert.
Voelt u, dat het leven eeuwig is?
Dat gij op aarde zijt om u geestelijk te ontwikkelen?
Dat het leven niet te vernietigen is, maar dat ge eeuwig, ja eeuwig leeft, leven zult?
Dat in u ligt een vonk, die Gods heilig leven is, Zijn leven vertegenwoordigt?
Mens, aanvaard uw strijd, stem u op ons af, op het eeuwige leven, want velen met mij wachten met ongeduld op uw smeekbeden om te worden geholpen.
Doch gij moet zelf willen; wij kunnen u anders niet bereiken, omdat gij u met ons moet verbinden en gevoelsafstemming moet bezitten.
Weet, dat God liefde is en voor al Zijn kinderen is er geluk, wanneer gij u op Hem afstemt.
Nogmaals, volg de weg die God u wijst, het is de weg van liefde, die wij en ook u te bewandelen hebben.”
„Is hij zich van zijn toestand bewust, Alcar?”
„Ja, André.
Doch wanneer hij van zijn stoflichaam vrijkomt, blijft hij in de sfeer der aarde ronddwalen, totdat zijn leven op aarde op normale wijze zou zijn voorbijgegaan.
Hij blijft dus zolang in duisternis en koude, want eerst zal hij de vertering van zijn stofkleed moeten meemaken.
Daarna zullen de demonen hem het leven moeilijk maken, zij, die in deze duistere sferen leven.
In de donkere gebieden heb je hun invloed leren kennen.”
„Helpt men hem dan niet?”
„Jazeker, doch men kan hem niet uit zijn toestand verlossen en hij zal dit alles moeten beleven.
In het leven op aarde was hij te zwak, hoe zal dan zijn leven in de geest zijn, wanneer wij weten dat zijn gevoelstoestand éénzelfde is?
Hij heeft een wet willen vernietigen en zal die aan deze zijde in duisternis en koude moeten uitleven.
En dit alles legt zich de mens zelf op en vergeet, wat God hem te dragen heeft gegeven.
Het is zijn eigen wil geweest en hij moet dit alles doormaken.
Later zullen wij in al deze toestanden afdalen en zal ik je deze afstemmingen tonen.”
„Wat moeten wij nu doen, Alcar?”
„We zullen terugkeren, omdat wij hier niets aan veranderen kunnen en de achterblijvenden waarschuwen, dat hem een ongeluk is overkomen.”
In een flits waren zij weer op zijn kamer terug en ontwaakte hij in zijn stoflichaam.
Twintig minuten was hij uitgetreden geweest; hoeveel had hij mogen beleven!
Het toonde hem duidelijk, dat het stoflichaam voor het geesteslichaam, tijdens het leven op aarde, een belemmering is en dat in het leven na de dood de mens zich van die banden voelt bevrijd.
In zijn geesteslichaam kon hij gaan waarheen hij wilde, zou hij licht bezitten, wanneer hij liefde voelde voor alle leven, wat Gods leven was en betekende.
André ontwaakte in een zeer eigenaardige toestand.
Wat was er met zijn stoflichaam gebeurd tijdens zijn uittreding?
Hij was gezond toen hij heen ging en thans voelde hij zich ziek.
Zijn hoofd was verstopt en hij was vreselijk verkouden.
Hoe was dit mogelijk?
Welk probleem zou hij thans weer beleven?
Waar kwam die verkoudheid zo ineens vandaan?
Het water droop uit zijn neus.
Wat een eigenaardige dingen beleefde hij toch door zijn mediumschap.
Hij vroeg daarom aan zijn leider wat het betekende en Alcar zei hem: „Eenzelfde geestelijke inwerking, hoewel zij anders was dan deze, heb je al eens beleefd.
De levensdraad bracht je geseling naar je stoflichaam over en thans de veranderde temperatuur.”
André begreep.
„Wanneer je zou hebben nagedacht, zou je de verklaring hebben gevonden.
Je weet, dat ziekten stoffelijk op je lichaam inwerken wanneer je je met een zieke verbindt; waarom zou het stoflichaam die veranderde temperatuur dan niet overnemen, nu je in dit gevoelsstadium bent gekomen?
Ik kan hierdoor weer aantonen, dat de mens twee lichamen bezit, maar dat het geestelijk lichaam het intellect en eeuwige lichaam is, dat voortleeft.
Schrijf nu, André, dat hij is overgegaan.
Je verkoudheid zal spoedig weer oplossen, omdat de stoffelijke organen niet direct beïnvloed zijn.”
André vond het vreselijk om deze boodschap te moeten doorgeven.
Hij zag de familieleden voor zich, in leed en smart gehuld.
Het was verschrikkelijk, doch Alcar zei hem ertoe over te gaan.
Een week ging voorbij, toen hij opnieuw opgebeld werd of hij naar A. wilde komen, om nogmaals een onderzoek in te stellen.
Doch Alcar gaf hem dezelfde boodschap, waarop men hem een foto stuurde.
Weer daalde hij op de bodem van de rivier af en hij had hem met Alcars hulp spoedig gevonden.
Hij bevond zich in dezelfde toestand, waaraan niets te veranderen was en zijn leider stelde plaats en tijd vast, waarop men hem zou vinden.
Eerst na vier weken ontving André bericht, dat een schipper hem op de plaats had opgehaald, die hij had aangegeven.
André vond het prachtig.
Alles was juist.
Vlijmscherp, zeiden zij, was zijn zien geweest.
Maar zou men hem kunnen geloven, wanneer hij zou vertellen op welke wijze hij hem had gevonden?
Zou het aanvaard worden?
Wanneer alles waarheid is, kan men de geestelijke waarheid dan niet aanvaarden?
Is dit alles niet te ongelofelijk voor een aards mens?
Te diep, te moeilijk, voor het menselijk gevoel?
Geachte lezer, tot u richt ik mij.
Alles klopte tot in de fijnste puntjes.
Zoudt gij de geestelijke waarheid, hoe André dit alles beleefde, niet kunnen aanvaarden?
Ik vertel u de waarheid, de heilige waarheid, geen fantasie of verdichtsels; niets dan de waarheid, die hij in de geest, als uitgetreden mens, mocht ontvangen.
Alcar liet hem dit grote beleven, waardoor hij het geestelijke leven leerde kennen.
Tevens leerde hij, dat de liefde het hoogste en het heiligste is, door God aan de mens gegeven, wat geluk en licht betekent in het leven, na de stoffelijke dood.
 
U allen wacht eeuwig, eeuwig geluk.