Hemel en hel; uittreding

André ontving van zijn leider bericht, dat hij zou mogen uittreden, om met hem samen te zijn in de sferen.
Lang reeds had hij op deze mededeling gewacht.
Op zijn laatste reis naar het Zomerland had Alcar hem beloofd, dat wanneer zijn gave ver genoeg ontwikkeld zou zijn, hij met hem de donkere sferen zou bezoeken.
Thans was het zover.
Hij was buitengewoon verheugd, want hij vond het heerlijk met zijn leider samen te kunnen zijn.
Alcar zou hem vele toestanden verklaren, waardoor hij veel van het leven aan Gene Zijde zou leren kennen.
Ook zou hij hem laten zien, hoe de hogere geesten de ongelukkigen ervan trachten te overtuigen, in welk een beklagenswaardige toestand zij leven, waarvan zij helaas zelf niets beseffen.
Tevens zou Alcar hem nog tonen, dat er een hoger gaan mogelijk is.
Hij was daarom vroeg naar zijn kamer gegaan en wachtte op de dingen, die komen zouden.
Rustig had hij zich neergelegd en spoedig voelde hij, dat erop hem werd ingewerkt en de uittreding een aanvang ging nemen.
Hoorde hij al iets?
Was dat de stem van Alcar?
Aandachtig luisterde hij.
„André!”
Zacht werd zijn naam uitgesproken en hij herkende de liefdevolle stem van zijn leider.
André wist nu, dat het grote proces een aanvang ging nemen.
Hij was zich bewust van alles, wat er om hem heen gebeurde.
Duidelijk zag hij in zijn kamer een blauw waas hangen, dat al dichter en dichter werd.
Het zweefde boven zijn hoofd en bleef daar hangen.
In zijn voeten voelde hij iets eigenaardigs, waardoor hij begreep, dat Alcar hem van zijn stoflichaam ging bevrijden.
Eerst was het prikkelend en daarna kreeg hij een gewaarwording of er uit zijn lichaam iets verwijderd werd.
Hij voelde langzaam iets in zich opkomen en omhoog trekken, daarna ging zijn hart sneller kloppen en de bloedsomloop versnelde zich.
Het was nu zo heel anders dan bij zijn laatste uittreding.
Toen zijn geesteslichaam (bij zijn vorige uittreding) tot boven de knieën was opgeschoven, zonk hij in een bewusteloze toestand en wist niets van hetgeen er met hem gebeurde.
Hij ontwaakte (bij zijn vorige uittreding) naast zijn stoflichaam.
„Zou Alcar mij nu alles duidelijk maken en het mij bewust laten beleven?” vroeg hij zich af.
Wanneer dat mogelijk was, zou het voor hem wijsheid in de geest betekenen.
Wat wist men eigenlijk van hen, die de aarde verlieten?
Wat voelden zij als zij heengingen?
Het zou toch heerlijk zijn dit te mogen weten.
Wanneer de mens ervan overtuigd was, dat sterven het gaan naar een mooier en schoner land betekent, dan zou hij gemakkelijker kunnen scheiden.
Wat maakten velen zich het heengaan ontzettend moeilijk.
Dikwijls had hij aan een sterfbed gestaan en een mens zien lijden, dat hem het hart pijn deed.
Als hij het loskomen van het geesteslichaam bewust mocht beleven, zou het voor velen een steun kunnen zijn en zouden zij zich aan hen, die hen kwamen halen, rustig kunnen overgeven.
Er zou dan geen doodsangst meer zijn, daar hij de mensen kon vertellen, dat het sterven niets anders is dan het afleggen van het stofkleed, dat hen al die jaren heeft gediend.
Hij voelde reeds hoe geruststellend dat voor vele mensen zou zijn, want welk een verschrikking was vaak een overgaan naar die wereld.
Dagenlang soms zweefden zij tussen twee werelden.
Zij konden zich niet losmaken, omdat zij nergens van afwisten.
Heerlijk zou hij het vinden om hun de waarheid mee te delen.
Nu hoorde hij Alcar, die hem verzocht te luisteren.
„Je volledige concentratie is gewenst, André”, werd hem gezegd.
„Luister goed en vergeet niets van wat je thans zult beleven.
Wanneer je alles, wat je zult ervaren, straks aan de mensen meedeelt, zal het velen gemakkelijker vallen het aardse leven te verlaten.
Ik wil, dat je alle gevoelstoestanden en overgangen, tevens deze uittreding, bewust zult beleven en meemaken.”
André’s hart ging steeds sneller kloppen.
Ook voelde hij, dat zijn geesteslichaam steeds meer optrok, waardoor hij zijn kloppend hart op verre afstand hoorde.
Het was een vreemde en hoogst merkwaardige gewaarwording voor hem.
Dadelijk hoorde hij Alcar spreken, die zijn gedachten daarover had opgevangen.
„Dit komt, mijn zoon, omdat de scheiding van geestes- en stoflichaam een aanvang heeft genomen.
Zolang de mens in zijn stofkleed leeft, voelt hij aan op de plaats, die wij het levenscentrum noemen: de zonnevlecht.
Nu echter is het geesteslichaam dit punt overschreden.
Het versneld kloppende hart, op verre afstand te horen, is het gevolg daarvan, dat het geesteslichaam het bewustwakend levenscentrum is overschreden.
En vanaf dit ogenblik gaat de gevoelskracht over in de geest.
Is je dat duidelijk?”
André begreep alles, omdat hij voelde, hoorde en zag.
Alcar vervolgde: „Alleen zij kunnen op deze wijze uittreden, die de nodige sensitiviteit ervoor bezitten.
Dan is er nog afstemming nodig op de geestelijke toestanden.
Dit alles zal het uittreden vergemakkelijken en bespoedigen.”
Weer voelde André, dat hij omhoog ging.
Alcar vervolgde: „Wij zijn nu op die hoogte gekomen, dat wij uit het stoffelijke het geestelijke kunnen binnentreden; je zult echter nog even in deze toestand blijven, omdat ik je het een en ander duidelijk wil maken.
Je zult hebben opgemerkt, dat het gevoel het essentiële in de mens als wezen is.
Het gevoel is leven en het leven is liefde, waardoor de mens één kan zijn met God en daardoor goddelijk is.
Van dit ogenblik af, mijn zoon, zie om je heen, gaat je gevoel over in de geest.
Je zult nu alleen kunnen waarnemen door de kracht en de uitstraling van de liefde, omdat liefde licht is aan deze zijde.
Liefde is dus gevoel en daardoor zal de mens licht en geluk bezitten, zoals hij innerlijk voelt en afstemming heeft.
Nu zweef je tussen twee werelden; je geesteslichaam is nog met de stof verbonden, maar voelt en leeft reeds in de geest.
Daardoor hoor je nog op verre afstand je hart kloppen, dat zijn slagen als een echo in de geest laat horen.
Dit is een machtig gebeuren, André, wat maar weinigen, die nog op aarde zijn, beleven.
Tracht nu te zien, dan zul je waarnemen, dat de stof in een dicht waas gehuld ligt.
Alles is anders dan wanneer je het in normale toestand ziet.
Dat komt omdat je zintuigen bij het stoflichaam behoren, wat echter in de geest geen belemmering zal zijn.
Aan deze zijde bevat het gevoel alle zintuigen!
Het gehoor, het gezicht, de reuk, de smaak, kortom in het leven van de geest is alles één en dat éne is het gevoel.
Het gevoelslichaam is daarom het essentiële.
Dat heeft de mens te ontwikkelen om in een hogere bestaanstoestand over te gaan.
Alle stof ligt nu in een grijs waas gehuld.
Dit zal je het beste kunnen waarnemen, wanneer je de muren, de schilderijen en alle andere voorwerpen bekijkt.
Zij zijn van een grove geestelijke substantie, waar je nog niet doorheen kunt zien, omdat je bewustwordingsgevoel half geestelijk half stoffelijk is.
Het veranderen van alle stof komt dus, omdat je tussen twee werelden zweeft, waardoor de stof zich in een halfbewuste levenstoestand bevindt en je waarnemingskracht in de stof is verzwakt.
Door mijn concentratie en ook mede door je eigen kracht en afstemming is het mij gelukt, je op deze hoogte te houden.
Wij zullen nu het ontwakingspunt in de geest overschrijden.
Let nu goed op, André, je komt nu weer in een andere toestand.”
André kreeg het gevoel, dat zijn geesteslichaam hoger werd geschoven, maar tevens, dat er iets was, dat het hoger gaan belette.
Duidelijk voelde hij dat en vond het zeer merkwaardig.
„Wat je thans voelt, mijn zoon, is de tegenwerkende kracht voor dit gebeuren.
Het is de aantrekkingskracht van je stoflichaam, hetgeen veroorzaakt wordt door het fluïdekoord, dat beide lichamen verbindt.
Het is tevens duidelijk, dat je gevoel meer stoffelijk is dan geestelijk en dan is er nog deze moeilijkheid, dat je nog op aarde leeft.
Dit zijn factoren, die tegenwerken, om als aards mens dit overgangspunt, dus van de stof in de geest, te kunnen overschrijden.
Het fluïdekoord bezit die kracht, naarmate het gevoel afstemming vindt in de geest.
Dus, zo als de mens voelt, zo gaat hij over.
Ieder wezen heeft zijn eigen afstemming en daarom zullen ook alle overgangen verschillend zijn.
Is je dat duidelijk?
Buiten mijn hulp zou je niet bewust kunnen uittreden, omdat je krachten daartoe niet toereikend zijn.
Het zou dus slechts bij een gedachtenuittreding blijven.
Daarover heb ik je reeds gesproken.
We zullen thans in een andere toestand overgaan.
Daarin zal het je duidelijk worden, dat het fluïdekoord de tegenwerkende kracht is bij dit gebeuren.
Ik zal mijn concentratie van je af wenden, waardoor je in de vorige toestand zult terugkeren.
Let goed op, André.”
André voelde, dat hij in zijn vorige toestand terugkeerde.
Hij hoorde zijn hart duidelijk kloppen en alle stoffelijke voorwerpen werden zichtbaar voor hem.
Tevens kon hij zijn geestelijke waarnemingen van de stoffelijke onderscheiden.
Als hem ooit iets zou overtuigen, dat het leven eeuwig is, dan was het dit.
Als één beeld hem het intellect denken na de dood toonde, dan was het dit gebeuren.
Groots was het.
Nu eerst voelde hij, hoe groot geestelijke krachten zijn.
„Thans, mijn zoon, keer ik terug tot de gevoelskracht van het wezen, wat ik je wilde verduidelijken.
Zij die op aarde heengaan, voor hen houden deze krachten op te bestaan, omdat het fluïdekoord bij hun overgang breekt.
Allen zullen deze gevoelstoestanden overschrijden, doch zijn zich van alles onbewust.
Voor de een zal het strijd betekenen, voor de ander niets dan liefde en geluk.
Alles voltrekt zich naar hun innerlijke afstemming.
Begrijp je nu alles?
Het levenskoord verbindt beide lichamen en houdt de geest in myriaden draden omwikkeld.
Het is een zacht fluïdum, waarin het geesteslichaam leeft.
Het is alleen voor ons waar te nemen.
Het is te ontwikkelen door het gevoel in de geest af te stemmen.
Dus hoe hoger de mens verbinding heeft, hoe mooier en gemakkelijker zal ook het overgaan voor hem zijn.
Alles is dus eenvoudig.
Anderen echter, die zich in het leven op aarde hebben vergeten, komen bewusteloos hier aan.
Lang duurt het voor zij ontwaken.
Hun gevoelsafstemming is op de donkere sferen en daardoor zal hun overgang een schok veroorzaken.
Over al deze toestanden zou ik veel kunnen vertellen, omdat de mens op de Kosmos afstemming heeft.
Doch men moet kosmisch georiënteerd zijn, wil men zich kunnen verbinden.
Ik zal nu mijn concentratie weer instellen, waardoor je in een hogere toestand zult komen.”
André voelde, dat hij omhoog ging en dat er een ander gevoel in hem kwam.
„We zijn thans het punt genaderd, waar de scheiding een aanvang neemt en je stoffelijk bewustzijn in de geest overgaat.
Je zult het duidelijk kunnen voelen.
Toch is je geest met je stoflichaam verbonden; doch zie nu naar alle stof!
Alles wat de aarde toebehoort, is doorzichtig.
Door alles kun je nu heenzien, het grijze waas is opgetrokken.
Dit komt, omdat, zoals ik je zo-even zei, je gevoel in de geest is overgegaan.
Wij staan dus op het punt, om het stoflichaam te verlaten.
Je neemt waar naar de liefdekracht, die in je is, omdat liefde, zoals je weet, licht is aan deze zijde.
Voor hen zal alles duisternis zijn, die geen liefde in de geest voelen of bezitten.
Ik hoop, mijn zoon, dat je alles hebt begrepen.
Voor mij is het niet mogelijk je deze toestanden op andere wijze duidelijk te maken dan je nu hebt beleefd.
Doch je zult alles begrijpen, omdat je het ziet, hoort en voelt.
En dit beleven is maar aan enkelen op aarde gegeven.
Ik vraag je daarom dringend, mijn jongen, niets van alles, wat ik je nog zal tonen, te vergeten.
Je beleeft het voor duizenden.
De mens op aarde wil ik op deze wijze trachten te bereiken.
Ik wil hem duidelijk maken, dat het overgaan naar deze wereld niets anders is dan geluk, wanneer hij zich in de geest ontwikkelt.
Hij zelf heeft het in handen.
Aan hem zelf ligt het, of hij in dit leven geluk en liefde zal vinden, of wel diepe duisternis.
Aan deze zijde kennen wij slechts één wet, één spreuk, die is: „Veel liefde te bezitten, is wijsheid in de geest.”
Dit is ook voor jou, André!
Wanneer je deze kracht niet zou bezitten, was het niet mogelijk voor mij, je dit alles te tonen.
Liefde is weten, niets dan geluk in het leven na de dood.
Geen wezen zal een hogere sfeer kunnen binnentreden, dat geen liefde kent, wat ik je op deze tocht zal leren en laten beleven.
Het blauwe licht, dat je waarnam, is de uitstraling van je liefde en dat houdt de stof omhuld.
Het zegt je tevens, dat je nog op aarde leeft.
Zij die overgaan, onttrekken alles aan de stof, omdat zij dat leven gaan verlaten.
Ik zal je nu geheel vrijmaken.”
André voelde, dat hij van zijn lichaam werd verlost.
Hij zweefde nu boven zijn eigen kleed.
Bewust had hij het lichaam verlaten, meer wijsheid in de geest had hij ontvangen en het leven leren kennen.
Hoe machtig was liefde.
Alleen door liefde was dit mogelijk.
Zijn stoflichaam lag daar, als was hij reeds gestorven.
Toch leefde het.
Het fluïdekoord hield beide lichamen bijeen.
Eens zou het voorgoed breken en behoefde hij niet meer terug te keren.
Een behaaglijk gevoel doorstroomde hem.
Het was de rust aan deze zijde, die hem gelukkig maakte.
Hij hoorde Alcar spreken:
„Wat je voelt, André, is je verbinding in de geest.
Je eeuwigheidsgevoel is ontwaakt en bewust geworden.”
André daalde neer.
Alcar ving hem op in zijn armen.
„Een machtig proces is voltrokken, mijn jongen.
We zijn voor lange tijd tezamen.
Veel heb ik je op deze reis te tonen en duidelijk te maken.”
„Hoe moet ik u danken, Alcar, voor alles wat u mij op aarde hebt gegeven.”
„Dank niet mij, André, ons leven behoort God, aan Hem hebben wij alles te danken.”
Alcar wilde geen dank en André dankte God voor alles, hem gegeven.
Groot was de genade, dit te mogen beleven.
„Zie nogmaals naar je kleed, André.”
„Wat is dat, Alcar?”
Zijn stoflichaam kon hij niet meer zien.
„Hoe komt dat?”
„Zo-even was je nog verbonden.
Het blauwe licht omhult je lichaam tijdens onze afwezigheid.
Op onze vorige reis waakte Adonis over alles; nu is het niet meer nodig, omdat je uitstraling een muur vormt en je lichaam verbergt.
Het zal in dit waas blijven, totdat wij terugkeren.
Voor ongelukkige geesten is het verborgen.
Rustig kunnen wij van hier vertrekken.
Concentreer je nu op je kleed, het zal zichtbaar worden.”
André deed wat Alcar hem zei.
Het blauwe waas scheurde vaneen, zijn lichaam werd zichtbaar.
„Prachtig André!
Het toont je, dat je vooruit bent gegaan en je krachten weet te gebruiken.
We zullen ons nu op enige afstand van je lichaam verwijderen.
Thans zweven wij in de ruimte.
Voor de mens, die stoffelijk voelt, zal het ongelooflijk zijn, doch de geest beweegt zich door de kracht van zijn gedachten.
Op aarde moet de mens eerst denken, voordat hij handelend kan optreden.
Aan onze zijde handelen wij direct, wanneer wij onze concentratie instellen.
Is je dat duidelijk?”
„Ja Alcar, ik begrijp alles.”
„Wij zijn reeds in beweging, wanneer we ons instellen.
Ik zal mijn gedachten van je afhouden, omdat ik iets duidelijk wil maken.”
André voelde een zeer merkwaardige kracht in hem komen.
Wanneer hij er zich met al zijn krachten niet tegen verzette, werd hij naar zijn stoflichaam terug getrokken.
„Wat is dat, Alcar?”
„Het is een bewijs, dat je nog op aarde leeft.
Het fluïdekoord trekt je naar je lichaam terug.
Daarom toonde ik je de tegenwerkende kracht, liet je beleven, dat dit koord het stoflichaam en de geest verbindt.
Het is niet zichtbaar en toch voel je zijn kracht.
Tevens toont het aan, hoe etherisch ons leven kan zijn.
Naar afstemming voelt de mens dus die tegenkrachten voor dit gebeuren, zo ook wanneer zij overgaan.
Het is alles zo eenvoudig.
Het is de geestelijke afstemming van ieder wezen.
Weet je krachten te gebruiken en je zult je naar eigen willen voortbewegen.
Weer een andere proef, André.
Concentreer je op mij, waarheen wij ook gaan.”
Met een vreselijke snelheid verplaatste Alcar zich.
„Zo-even heb ik je verteld en ook op onze vorige tochten getoond, dat wij ons in een flits kunnen verplaatsen.
Waar denkt mijn zoon, dat hij zich bevindt?”
André keek om zich heen, maar zag niets dan een grijze massa.
Na lang nadenken zei hij zijn leider, dat hij zich niet kon oriënteren.
„Luister dan.
Wij bevinden ons in het binnenste der aarde.”
André zag zijn leider aan en dacht, dat het niet mogelijk was.
„Is ook voor jou dit ongelooflijk?
Ik laat je zien, dat de geest zich door alle stof kan voortbewegen en er geen belemmering voor hem is.
Wanneer je je concentratie zuiver op mij had ingesteld, zou je geweten hebben, waarheen wij gingen.
Je weet nu, dat voor ons alles mogelijk is.
Toch zal het wonderlijk voor je zijn dit als aards mens te mogen meemaken.
Wij kunnen stijgen en dalen naar believen.
Wij bezitten ons intellectueel denken, zoals wij op aarde eens hebben gehad.
Wij hebben een lichaam, dat schoner is dan de mens op aarde bezit, of kent.
Wij kunnen ons verbinden met en afstemmen op alles, naar de krachten die in ons zijn, wat de liefde is.
Met alles wat leeft, kunnen wij ons verbinden.
Wij zijn leven en kunnen één zijn met al het leven, met God, omdat God leven betekent.
Wij zouden de mensheid kunnen wijzen op mineralen, die zij niet eens kennen, doch het meest nodig hebben.
Ja, op onbekendheden in de stof, op alles, wat de aarde verborgen houdt.
Wij zouden haar kunnen aantonen, waardoor aardbevingen ontstaan, waardoor die storende werkingen zich manifesteren.
Wij ontlichaamden kunnen alles!
En dat alles is, naarmate wij afstemming vinden in de geest, naar de kracht van de liefde die in ons is.
Niet hoger kunnen wij komen.
Wij zullen wijsheid bezitten zoals ons gevoel is.
Maar hoe zal een levende dode het leven op andere planeten begrijpen, wanneer hij zijn eigen leven voelt, noch kent?
Niet wil aanvaarden, dat hij eeuwig leeft, noch voelt, noch hoort zijn duidelijke maar zachte innerlijke stem?
Wat heeft het voor nut dat zij onbekende luchtlagen bevliegen, wanneer zij hun innerlijk leven vergeten?
Hier kent en weet men, tot hoe ver zij kunnen gaan.
Hier weten zij, dat er gedeelten zijn waar het aardse leven ophoudt te bestaan, waar alles zal ineen smelten, wanneer zij toch die ruimte willen bevliegen.
Hun zielig gevlieg is ons hier bekend.
De mens moet handelen naar de krachten die in hem zijn, wat voor de mens op aarde de bestaansmogelijkheid is.
Duizenden zullen te vroeg hier aankomen, dan eerst zullen zij ophouden en begrijpen, dat die gebieden voor hen niet te bereiken zijn.
Hier kent men luchtlagen waar het aardse leven ophoudt.
Geen stoffelijke krachten zijn erop berekend.
De kosmologen van de toekomst zullen dit alles aantonen.
Zij zullen aantonen, dat alles vernietiging betekent, wanneer zij zich op deze hoogte van de aarde willen verheffen.
Eens zullen deze geheimen worden prijsgegeven, maar dan is alles anders op aarde.
De geleerden zullen zich op ons afstemmen, hun uitvindingen zullen de mens dienen.
Zoals thans alles wordt verbruikt, is er niets dan geweld, vernietiging van de mensheid.
Is dat Gods bedoeling?
Uitvindingen zullen worden tot stand gebracht, dienende voor het geluk van de mensen.
Eens zullen zij andere planeten bezoeken, maar dan alleen ten goede; niets dan geluk zal het zijn, waardoor zij zich geestelijk ontwikkelen, kosmische afstemming zullen vinden.
Duizenden jaren zullen ervoor nodig zijn voordat het mogelijk is een afgestemd wezen te vinden, dat geboren kan worden op aarde.
Dan zullen zij geluk kennen, liefde bezitten en zal de aarde in sferen van geluk veranderen.
Thans zullen wij terugkeren naar de plaats, waar je lichaam rust.
Krachtige concentratie, mijn zoon, betekent verbinding aan deze zijde.
Voordat wij aan onze tocht zullen beginnen, heb ik je nog iets mee te delen.
In de eerste plaats, André, vraag mij zoveel je wilt.
Naar mijn krachten en weten zal ik je antwoorden.
Dan nog dit: alles wat je als uitgetreden geest zult beleven, strekt tot doel, de mensheid te overtuigen van ons voortleven.
Let op alles en onthoud wat je ziet, wat ik je in de geest zal tonen.
Bij terugkomst op aarde zul je het verspreiden.
Bedenk, dat je gave het bezit van anderen is, span dus al je krachten in, die daarvoor nodig zijn, want onze tijd is kostbaar.
Jouw leven daar, zul je nuttig gebruiken.
Laat geen uur onbenut voorbijgaan.
Laat anderen van het leven maken wat zij zelf willen en laat je niet meesleuren op hun duistere paden, waardoor hun leven is verknoeid.
Luister niet naar hun ingebeelde wijsheid, die zij uit boeken halen en waarnaar zij niet leven.
Voel hen aan en weet je krachten te gebruiken.
Ga geen duimbreed af van de ingeslagen weg.
En verknoei je tijd niet om hun avonden te vullen.
Zij slapen hun diepe geestelijke slaap en lang zal het duren voor zij ontwaken.
Wees op je hoede voor hen die maskers dragen, zich achter geestelijke muren weten te verbergen.
Het zijn zij, die door het bloed van Christus zichzelf willen verrijken.
Het zijn holle vaten, waar geen bodem in zit, die ons geestelijk voedsel bezoedelen.
Zij zweven in deze ruimte en de aarde dient als vast punt om hen te steunen.
Het zijn zij, mijn jongen, die het leven als toneel laten optreden, die spiritistische seances houden en het voor sensatie gebruiken.
Voor hen moet ik je waarschuwen.
Op deze reis zal ik je duidelijk maken, hoe nietig wij mensen zijn, en wanneer je de hogere gebieden hebt betreden, zul je ons leven leren kennen.
Dat alles zult ge op deze tocht meemaken.
Nogmaals, let op alles.
Weet, dat het Gods grootste genade is, aan de mens gegeven, zich met ons te mogen verbinden.
Zie, wij zijn weer op de plaats, waar je lichaam rust.
Van hieruit begint onze tocht en wij zullen God om steun vragen.”
André was weer in zijn kamer en naast zijn stofkleed knielde hij met zijn leider neer.
Alcar bad tot God.
 
„Almachtige Vader.
Wij vragen U om kracht en steun, om ons geloof en vertrouwen in U te sterken.
Grote Vader.
Er is een heilig verlangen in ons, om de mens te mogen overtuigen van een eeuwig voortleven.
Wij kunnen het alleen door Uw kracht, door Uw genade en wij vragen U om ons te helpen.
Wij vragen U om licht en liefde, om Uw bescherming.
Maak van ons eenvoudige instrumenten.
Leg in ons Uw heilige kracht, Uw weten, en leid ons, om Uw weg te mogen blijven bewandelen.
Alleen door Uw kracht zullen wij zeeën bevaren, stormen kunnen weerstaan, door Uw machtige kracht, die in ons is, omdat wij Uw leven dragen, ja, Uw leven zijn en betekenen.
Vader, steun ons op deze tocht.
Amen.”