Kindersfeer en reïncarnatie

„En nu naar de hogere sferen.”
Zwevende gingen zij verder.
„De vierde sfeer, mijn zoon, is het Zomerland.
Je hebt daar Tante ontmoet en ook daar verkeert de mens van de aarde in onbewuste toestand, om zijn geliefden te bezoeken.
Ik heb je dit alles reeds duidelijk gemaakt op onze eerste reis.
Wij kennen echter nog een Zomerland, doch dat ligt in de mentale gebieden.
Wanneer de mens daarin overgaat, kunnen zij niet meer naar deze en andere sferen terugkeren.
Men gaat daarin over.
Het is ook daar, dat zich het geestes- en zielelichaam splitsen en de ziel haar weg vervolgt.
De mens heeft zijn geestelijke afstemming bereikt en gaat in andere toestanden over.
We zullen in de vierde sfeer niet blijven, maar rechtstreeks doorgaan naar de engelensfeer, die de vierde en vijfde sfeer verbindt en een tussensfeer is.
Daar leven de kleinen van de aarde, van het nog ongeboren kind af, totdat zij de drie jaren hebben bereikt.
Het kind dat de bewustwording in de stof heeft beleefd, groeit aan deze zijde op, al heeft het op aarde de zon niet zien opgaan.
Alle kleinen worden naar deze sfeer gebracht en worden opgevoed door liefdegeesten, die de ware moederliefde bezitten.
Het zou voor andere wezens niet mogelijk zijn de kleinen te verzorgen, hetgeen je duidelijk zal zijn wanneer wij daar aankomen.
Voor hun rust wordt gezorgd.
Wanneer zij volgens aardse berekening zeven jaar oud zijn, gaan zij in andere sferen over, al naar hun afstemming is.”
„Hebben die kleinen niet één afstemming, Alcar?”
„Neen, dat is niet mogelijk.
Wanneer zij de veertienjarige leeftijd hebben bereikt, dan eerst gaan zij in hun bestaanstoestand over om zich verder te ontwikkelen.
Op aarde denkt men, dat een nog jong wezen een hemel zal bezitten, en in waarheid is hun toestand een hemel, maar geen hemel, zoals zij zich indenken.
Ik zal trachten je dit duidelijk te maken.
Wanneer kinderen vóór de geboorte overgaan, dus dood worden geboren, zijn het geesteskinderen, doch geen engelen in de ware betekenis van het woord.
Zij kunnen geen engelentoestand binnentreden, om de eenvoudige reden, dat zij deze afstemming niet bezitten.
Tussen de zevende sfeer en de mentale gebieden leven wezens, die zich engelen kunnen noemen, omdat zij deze afstemming bezitten.
Ik zei je tevens, dat zich de splitsing van ziel en geest daar voltrekt.
Het is dus niet mogelijk, om van de aarde af, al heeft men de stof niet gevoeld, zoals dus het kind, dat voor de geboorte overgaat, een engelensfeer binnen te treden, omdat zij met de aarde hebben te maken gehad.
Het leven zou er niet zijn gekomen.
Is je dat duidelijk?”
„Ja, Alcar.”
„Nu een andere toestand.
Zij, die in deze sferen een taak te volbrengen hebben, en dit geldt tevens voor de aarde, blijven dus onder hun eigen toestand leven, omdat zij, wanneer zij een hogere afstemming bezitten, niet meer zouden terugkeren.
Zij zullen eerst dán overgaan, wanneer zij hun taak hebben volbracht.
Alle wezens, met andere woorden, elk leven, dat op aarde leeft en daar komt, leeft dus onder de zevende sfeer; het is anders niet mogelijk voor hen, om hier werk te verrichten.
Mijn meester nu, heeft de leiding over al deze gebieden, zo ook op aarde.
Wanneer hij in de mentale gebieden overgaat, zal een andere geest zijn werk voortzetten en kan hij niet meer terug, omdat zich geest en ziel splitst.
De engelen nu, die in de mentale gebieden leven, zijn kosmisch ontwaakt.
Het zijn engelen op kosmische afstemming.
Zij nu, die in de vierde, de vijfde, zesde en zevende sfeer leven, zijn engelen op geestelijke afstemming.
Deze afstemming is niet te vergelijken met een kosmische mentaliteit, die zij daar bezitten.
Mijn afstemming is de vijfde sfeer, is dus geen engelensfeer, doch allen die er leven, zijn kinderen in de geest.
Kinderen, die geestelijk liefhebben.
Wij zijn nog ver verwijderd van hen, die zich engelen kunnen noemen.
Is je ook dit duidelijk?
Het zijn dus sferenkinderen.
Geestelijk afgestemde wezens.
Als je dit alles duidelijk is, dan zul je begrijpen, dat, wanneer een moeder denkt, dat haar kind een engel is, zij de afstemming niet begrijpt.”
„Blijft het contact tussen moeder en kind bestaan?”
„Ook dat heb ik je reeds duidelijk gemaakt en bevestigd.
Deze verbinding blijft, omdat de ouders deze verbinding zelf wilden, zelf tot stand hebben gebracht.
Doch op hen rust de grote taak, om zich op hun kind af te stemmen, willen zij bij aankomst hier verbonden zijn.”
„Dat is een droevige waarheid, Alcar.”
„Zeer zeker, mijn zoon.
Zij zien hun kleinen niet terug, ook al komen zij aan deze zijde.
Het is een geestelijke wet, die bepaalt, dat de ouders zich moeten afstemmen en eerst dan zullen die wetten ophouden te bestaan, wanneer zij deze liefdekracht bezitten.
Ziedaar ligt het Zomerland.”
Weer zag André een machtig licht doorbreken.
Het was het licht uit de vierde sfeer.
„Wij zullen hier niet blijven, omdat je deze afstemming kent en met spoed verdergaan, tot wij de engelensfeer hebben bereikt, waar wij ons zullen ophouden.”
In een flits verplaatste Alcar zich.
„Ziedaar voor je, een engelensfeer, op geestelijke afstemming.
De kleinen leven hier in de rust des geestes.”
André zag een wonderschoon land.
Waar hij tot nu was geweest had hij zoiets schoons nog niet waargenomen.
De natuur was goddelijk te noemen.
Geen woorden zou hij kunnen vinden om het uit te beelden.
Welk een rust heerste er.
De hemel lag in een zilverachtig waas gehuld, waarin zich de natuur weerspiegelde.
Alles weerkaatste in het zilverachtige uitspansel.
Het was een machtig beeld voor een aards mens.
Het was niets dan geluk voor hem.
Hoe zouden de nog hogere sferen zijn, wanneer het hier reeds een paradijs was.
Goddelijk was alles.
De kleinen leefden in hemelse schoonheid.
Rondom bloemen, omgeven door jong leven, dat de natuur in volle pracht ten toon spreidde.
Het was een symfonie van kleuren.
Niets dan leven, in alles lag hun geluk.
Rondom stonden rustbanken, door bloemen omringd, waar de kleinen konden vertoeven.
Heel in de verte waren zij, met hun (geestelijke) moeders.
Overal zag hij hen wandelen en in alles lag het geluk, de innerlijke toestand van het wezen.
Schoon zouden ze zijn, rein en onbevlekt.
Hij kon zichzelf niet geloven, daar waren de kinderen van de aarde.
O, als een bedroefde moeder hier maar een ogenblik zou mogen vertoeven, zou zij haar verdriet vergeten.
Prachtige tempels zag hij, uit sneeuwwit marmer opgetrokken.
Zij leefden hier als koningskinderen.
Tevens voelde hij, dat geen koningskind van de aarde dit geluk zou bezitten.
Het geluk op aarde was hiermee niet te vergelijken.
„Kunnen wij niet dichterbij komen, Alcar?
Misschien kan ik hen dan beter zien.”
„Neen, André, het is niet mogelijk.
We mogen hen niet naderen, wij zouden hun rust verstoren.”
André begreep.
Waarom was hij niet tevreden?
Alcar zou zich natuurlijk kunnen verbinden, maar deed het niet voor hem.
Nog was hij zover niet om zich één te kunnen maken.
Doch het stemde hem gelukkig, dat hem werd gegund een blik te slaan in deze zo schone sfeer.
„Kom hier André, we zullen plaatsnemen.”
In een zee van schoonheid zaten zij bijeen.
Niets dan geluk ademde hij in, rein, zuiver geluk, het geluk van een sferenkind.
Het deed hem weldadig aan en hij voelde zich innerlijk daardoor gesterkt.
„Wat heeft God veel geluk voor al Zijn kinderen, Alcar.”
„Voor ieder wezen is er hemels geluk, maar de mens vernietigt zijn eeuwig leven in een kort aards bestaan.
Dit te mogen inademen, zal je zielekrachten versterken.
Toch zijn wij nog niet met een heilige geest verbonden, zoals zij dachten te zijn, op aarde.
Je weet, waar we zijn geweest.
Doch ik vertoef liever hier dan onder hen, waar de heilige geest neerdaalde.
Thans zul je begrijpen, dat geen geesteskinderen op aarde kunnen worden gebracht om door een stoffelijk wezen te worden opgevoed.
Ik zou er niet meer over gesproken hebben, als het niet zo in-treurig was.
Alles wat op aarde leeft, is te grof voor deze toestand.
Zij, die hier leven, kunnen zich op aarde niet manifesteren.
Het is niet mogelijk.
Zijn aardse mensen niet te grof voor deze kleinen?
Moeten ook wij niet ver van hen vandaan blijven?
Alleen een ingebeelde helderziende zal deze onwaarheid doorgeven, anderen zullen alles te heilig vinden en zullen ontzag voelen voor deze waarheid.
Wanneer ook hij eens hier zal aankomen, dan eerst zal hij weten, hoe hij het leven bezoedelde.
Ik wil thans spreken over de moeders, die in leed en smart achterblijven.
De kleinen leven in geluk, de ouders in leed en smart.
Voor de kleinen is het heerlijk en dit is het voor ieder ander wezen, als het vroeg de aarde mag verlaten.
Om daar jong te mogen sterven, heeft betekenis in de geest.
Het is Gods bedoeling en de mens op aarde moet dit alles aanvaarden.
Alle bezit op aarde is geen bezit.
Dit te weten en ernaar te leven, dat is Gods bedoeling.
Doch de mens wil geen afstand doen van alles wat hij denkt te bezitten en vooral, wanneer hij een geliefde moet missen.
Hij verkeert dan in leed en smart, terwijl zij in hemels geluk leven.
Dit te weten en ernaar te handelen, in volle overgave, dat is Gods wil, dan eerst lééft de mens.
Maar hoe weinig wordt het op aarde begrepen.
Wanneer zij dit aanvaarden is alle leed geen leed.
Daarom weten en voelen wij, dat zij geen zuivere liefde bezitten.
God roept al Zijn kinderen tot zich en dat geschiedt op Zijn tijd, waaraan geen wezen iets kan en zal veranderen.
Hier leven zij in hemels geluk en door hun onwetendheid worden zij in hun geluk gestoord.
Hun leed en smart dringt door alle gebieden heen en bereikt hen, die de rust des geestes voelen.
Wanneer de mensen dit alles aanvaarden, leven zij en wordt het leven op aarde begrepen.
Zij leggen alles in Gods handen, omdat zij weten, dat hun kleinen als koningskinderen leven, waardoor ook zij gelukkig zullen zijn.
Eens zullen hun geliefden hen tegemoet treden; in sferenschoon, in geluk, in liefde, zullen zij hen opwachten.
Voor eeuwig zijn zij dan verenigd, wanneer zij liefde bezitten en op hen afstemming hebben.
Wanneer zij op aarde ontwaakt zijn, leven zij, zoals ook wij allen leven, wat Gods bedoeling is.
Dat is de ontwikkeling van de mensheid op aarde, dan leeft de mens en bezit hij een andere mentaliteit.
Doch wij kennen de toestanden op aarde.
Vloekt alles niet tegen Gods heilige wetten?
Begrijpen zij het grote gebeuren in de stof?
Is het Gods bedoeling, dat dit heilige wordt bezoedeld?
Heb ik je niet duidelijk gemaakt, dat het in hartstocht geschiedt?
De moeder is gebroken, wanneer zij haar kind verliest, doch niets, maar dan ook niets, kunnen zij zich toe-eigenen.
De kerken schrijven wetten voor, dat naarmate er meer kinderen worden geboren, zij geluk zullen ontvangen.
En op welke wijze dit geschiedt, dat geeft niet, wanneer zij zich maar overgeven.
Hoe er vermenigvuldigd wordt, daaraan wordt niet gedacht.
Of het in hartstocht en geweld geschiedt, daar wordt niet naar gevraagd.
En wanneer God hen hun bezit ontneemt, zijn moederharten gebroken.
Wat is dat voor een moraliteit?
Niets anders dan aardse stoffelijke toestanden, die in de geest geen betekenis hebben.
Tot welk nut is het en waartoe dient het op deze wijze te vermenigvuldigen?
Wanneer het gevoel stoffelijk is, kan dan de geestelijke kiem ontwikkelen?
Kan een stoffelijke toestand, wat geen wijsheid is in de geest, de kiem doen ontwaken, ja groeien en bloeien, wanneer de bevruchting in hartstocht geschiedt?
Is dit mogelijk?
Voelt ge mijn jongen wat ik bedoel?
Ik wil je duidelijk maken, dat alles aards is en zij, omdat zij het geestelijke stoffelijk beleven, ook door de stof vernietigd zullen worden.
Geen van deze toestanden doet het leven in harmonie zijn met God.
Geen van deze ouders zal het licht zien, dat een zaaier van het licht oogst.
Zij, die dit heilige gebeuren aards beleven, zullen, omdat zij stoffelijk zijn, in leed en smart leven, omdat zij in opstand zijn tegen God.
„Maar wat dan”, vraagt de mens, „wat is de bedoeling van dit alles?”
De bedoeling van dit alles is, om te leven, zoals alles leeft, wat natuurlijk is en dan zal het leven gedijen in geluk, in schoonheid en alles zal wijsheid betekenen.
Wanneer de mensen in liefde één zijn, zal niets dan zegen op die verbintenis rusten.
Dan volgen zij de weg, zoals God het heeft bedoeld.
Vragen zij God voor het wezen, dat hun geschonken zal worden, wijsheid, kracht en liefde, dan zal alles zegen zijn voor hen en voor de aarde, omdat Gods zegen op hun leven zal rusten.
Het kind zal door hun verlangen gezegend zijn, omdat hun één zijn in liefde geschiedde, waardoor het jonge leven zal opgroeien, ja later anderen zal verwarmen.
Dan is er geluk op aarde, omdat de mensen weten, dat het leven eeuwig is.
Hun bezit, in liefde geboren, zal liefde geven, waardoor de mentaliteit van de aarde zal veranderen.
Dan is er geen oorlog meer, omdat elk wezen het aardse leven begrijpt, omdat de ouders zich geestelijk hebben verbonden.
Door liefde zal het leven volmaakt zijn.
De mens leeft op aarde met het heilige doel daar een taak te volbrengen, waardoor het leven waard is, geleefd te worden.
Daarom roep ik ouders toe: Mensen bid, dat God uw bezit zal zegenen, dat God in het jonge leven Zijn heilige krachten zal neerleggen, wat wijsheid is en liefde, waardoor uw leven waarde heeft, u aan geestelijke krachten doet winnen en u eens aan deze zijde geluk zal schenken voor eeuwig, voor eeuwig!
Dan eerst is een verbinding tot stand gekomen met een heilig doel, het huwelijk zal dan niets dan geluk betekenen.
Dan is het leven op aarde geen verschrikking meer, geen leed en smart, doch niets dan geluk.
Dan wordt begrepen het heilige van dit gebeuren en zullen moeders ontwaken, omdat zij in de geest verbonden zijn.
Dan is er geen slachting meer, omdat de mens leeft.
De mensen vragen dan niet meer „waarvoor” en „waarom”, zij leggen alles in Gods handen, omdat zij weten.
Dan is hun leven geen draaikolk, maar een recht pad, dat opwaarts voert naar hogere regionen, tot God.
Hun overgaan op aarde zal de reis zijn naar een eeuwig land en zij zullen jaloers zijn op anderen, die voor hen overgingen.
Dan is er geen leed en geen smart, omdat zij weten, dat zij elkander aan deze zijde zullen terugzien.
De dood zal hun leven niet vergallen, de dood is geen sterven meer, maar leven.
Dan is alles anders en kent men op aarde een God van liefde.
Dan dragen zij het kruis, dat God hun te dragen heeft gegeven.
Nu schreien zij als kleine kinderen, wanneer zij hun bezit moeten verliezen.
Is voor hen dan hun liefde niet het bezit van het kind?
Onze weg zullen zij moeten volgen, omdat het Gods weg is, die allen, die aan deze zijde en in de hoogste hemelen leven, hebben gevolgd.
Dan nog dit, mijn zoon: Wanneer een kind, of elk ander wezen, de aarde verlaat, heeft het overgaan een betekenis.
Doch deze toestanden zijn op aarde niet te peilen.
Vroege overgangen in de geest betekenen, dat het leven de bewustwording in de stof heeft beleefd.
Zij, die het beleven, zullen alles moeten overgeven.
Het is Gods wil.
Aan deze zijde kennen wij de afstemming van het leven, dat op aarde leeft.
Wij weten met welk doel het leven de aarde bezoekt.
Men weet hier waarom het kind, voordat het werd geboren, de aarde ging verlaten.
Beide toestanden weten en kennen wij, omdat de meesters deze kosmische afstemming bezitten.
Dit alles is reïncarnatie.”
„U neemt deze wet aan, Alcar?”
„Vast en zeker.
Het betekent de kringloop der ziel.
Later zullen wij de psychische wetten volgen en zul je ook deze toestanden leren kennen.
Doch hierover aanstonds meer.
Is je thans duidelijk, dat wanneer de mens vroeg de aarde verlaat, het Gods wil is?
Dat de ouders tijdelijk dit geluk in de stof is gegeven?
En dat de mens zich juist in de stof geestelijk zal ontwikkelen?
Is alles niet eenvoudig?”
„Een moeder, Alcar, zoals u mij op aarde reeds duidelijk maakte, leeft niet samen met haar kind, wanneer zij samen overgaan, maar geldt dit voor iedereen?”
„Helaas ja, voor elk wezen.
De moeder, die vanaf de aarde in de derde sfeer binnentreedt, zal spoedig haar kleine zien.
Doch één zijn, neen, dat is niet mogelijk.
Men zal dit op aarde niet aanvaarden, doch het is de waarheid.
Ik zal het je nog duidelijker maken.
De moeder treedt binnen waarop zij afstemming vindt.
Dit is duidelijk, nietwaar?
Wij weten, dat geen leven vanaf de aarde in de eerste geestelijke sfeer, dat de vierde sfeer is, kan binnentreden.
Nu komt de moeder met haar kind over.
Het geestelijke wezen treedt hier binnen, de moeder daar, waarop zij afstemming vindt.
Dus zij leeft onder deze toestand, maar mag, wanneer zij zover is gekomen, haar kleine bezoeken.
Vergeet niet, dat vele moeders het dierlijke hebben overschreden.
Zij dragen een jong leven en weten niet eens wie de vader is van het kind.
Zo zijn er duizend andere verschillende toestanden, waarin de moeder grofstoffelijk is en geen geestelijke sfeer kan bezoeken.
Is zo’n kind, vraag ik je, in liefde geboren?
Was alles liefde?
Stemde de moeder af op het kind?
Zou alles niet aards zijn en God een zielig wezen?
Zijn schepping was geen almacht, geen kracht, die de mens en alle andere planeten zou besturen.
Wat was God?
Zoals de mens zelf is, stoffelijk.
Kan dat?
Neen, duizendmaal neen.”
„Stemt de moeder af op het wezen, dat het licht van de vader bezit, Alcar?”
„De moeder, André, leeft in een onbewuste toestand en is een levende dode.”
„Hoeveel moeders komen in deze ongelukkige toestand hier aan?”
„Duizenden, mijn zoon, en één op de duizend zal haar kleine terugzien.
Zij zelf willen dat, omdat zij stoffelijk leven, omdat het heiligste haar gegeven, werd bezoedeld.
En zouden deze wezens dan tezamen kunnen zijn?
Zou zij aan deze zijde die liefde, die reine en heilige liefde, dat licht, dat gouden reine licht, kunnen verdragen?
Neen, duizendmaal neen.
God heeft alles geregeld, straft geen kind, doch het kind straft zichzelf.”
„Vreselijk is alles, Alcar.”
„Doch vergeet niet, dat de mens dit alles in handen heeft, hij zelf bezit licht, zo ook diepe duisternis.”
„U zei, dat vroege overgangen reïncarnatie betekenen; weet men, wanneer men hier binnentreedt, daar iets van?”
„Neen, geen wezen weet daar iets van.
Ik zei je reeds, dat alleen zij het kunnen weten, die kosmisch zijn ontwaakt.
Alleen zij, die in de mentale gebieden leven, kunnen reïncarnatie aanvoelen en begrijpen.
Het leven komt op aarde in onbewuste toestand en keert daaruit terug en is zich alleen van dat leven bewust.”
„Weet men hier vanwaar het leven op aarde overgaat?
En hoe het geschiedt?”
„Neen, ook dit is ons niet bekend.”
„Weet u, hoe vaak de mens de aarde zal bezoeken?”
„Ja, dat weten wij.
Het leven zal naar de aarde terugkeren, totdat het geestelijk voelt, al is die afstemming stoffelijk.
Wanneer het in deze toestand is gekomen, heeft het daar niets meer te leren.
Is je dat duidelijk?”
„Ja, Alcar, ik begrijp alles.
Is het mogelijk, dat een mens dieper zinkt, dan dat zijn geestelijk peil is?”
„Ga zo verder, André, een zeer schone vraag.
Neen, het is niet mogelijk, al zou hem op aarde de mogelijkheid daartoe worden gegeven.
Om je duidelijk te maken, dat het niet mogelijk is, zal ik je iets vertellen, dat deze onmogelijkheid aantoont, zelfs wanneer de mens zich in onbewuste toestand bevindt.
Ik was erbij tegenwoordig, ik spreek dus uit eigen ervaring.
Toen ik mijn weg op aarde vervolgde om de aardse toestanden te leren kennen, beleefde ik deze toestand.
Een hypnotiseur bracht zijn sujet, het was een meisje van twintig jaren, in een trancetoestand en liet haar verschillende handelingen volbrengen.
Zij voldeed aan zijn verlangen en handelde dus naar en door zijn wil.
Plotseling beval hij haar, zich te ontkleden.
En wat gebeurde er?
Zij weigerde beslist.
Zijn macht op haar was gebroken door de kracht van haar geestelijke afstemming; dus haar persoonlijkheid redde haar, wat zich manifesteerde in haar weigering.
Zij weigerde beslist in haar onbewuste toestand, wat zij bewust ook niet zou hebben gedaan.
Het is dus duidelijk, dat, al verkeert de mens in een onbewuste toestand, hij niet dieper kan dalen, omdat hij de krachten daarvoor bezit, zonder zichzelf te kennen.
Daarvan is zich de mens niet bewust.
Het zal je dus duidelijk zijn, dat, wanneer het sujet deze innerlijke krachten niet zou bezitten, zij aan zijn verlangen zou hebben voldaan.
Zo liggen in de mens, in onbewuste toestand, vele andere krachten, zo ook andere levenstoestanden, waarvan hij zich niet bewust is, maar dat alle levenstoestanden zijn, die zijn beleefd, waardoor hij in deze gevoelskracht is gekomen.
De para-psychologen van de aarde zullen al deze toestanden analyseren en voor hen is alles onderbewustzijn, waarin zij de spiritistische verschijnselen onderbrengen, die van onze zijde aan de aarde zijn gegeven.
Eens zal die jonge wetenschap bloeien, wanneer zij de spiritistische hypothese aanvaardt.
Het is een wetenschap, die afstemming vindt op de eeuwige waarheid, doch zolang zij deze afstemming niet kunnen aanvoelen, doordat zij die enige mogelijkheid verwerpen, zal het slechts peilen zijn van diepe diepten, waarvan zij de afstemming niet bezitten.
Wanneer zij het eeuwige leven niet aanvaarden, is en blijft hun wetenschap aards, wat het leven betekent, dat in de stof leeft.
De toegang tot dit kosmische reservoir is alleen mogelijk door de spiritistische mogelijkheid te aanvaarden.
Alleen hierdoor worden zij met het leven verbonden.
Is je ook dit duidelijk, André?”
„Ja, Alcar.
Is het mogelijk, Alcar, om aan deze zijde in die geestelijke toestand te komen?
Of moet men naar de aarde terug, om die graad te verkrijgen?”
„Je eerste vraag kan ik aldus beantwoorden: Alleen zij, die aan deze zijde een stoffelijke afstemming bezitten, kunnen zich hier verder ontwikkelen om de eerste geestelijke bestaanssfeer binnen te treden.
Zij hebben de stoffelijke afstemming bereikt, wat de overgang in de geest betekent.
Je tweede vraag is moeilijker, doch ik zal trachten je ook duidelijk te maken, hoe nuttig het is om terug te keren in het stoflichaam.
De aarde is een stoffelijke toestand, de mens een Goddelijk wezen, dat zich echter in een grofstoffelijke, ja, voordierlijke toestand bevindt.
Wij hebben in de donkere sferen deze afstemmingen beleefd.
Daar leven deze wezens, zo ook op aarde.
Hoe zou een dierlijk wezen een geestelijk leven kunnen aanvoelen?
Is daar niet voor nodig een bestaanstoestand om het te kunnen beleven?
En is dit in de geest mogelijk, terwijl de geest in zijn geestelijk leven is teruggekeerd?
Is het te beleven dierlijke leven niet in de stof, als dat mogelijk is?
Ja, het voedsel om zich in de stof te kunnen verzadigen?
Is het stoffelijk leven niet om zich te ontwikkelen?
Is het niet de speelbal van het kind?
Is in de sferen van licht, dierlijk voedsel te vinden?
Is het stoffelijk leven niet het pak, de kleding, om zich tegen koude te beschermen?
Is het niet de adem, om te kunnen leven?
Ik zou zo kunnen doorgaan, mijn zoon, om je aan te tonen, dat het terugkeren in de stof een grote genade is voor het leven, dat zich in deze toestanden bevindt.
Om vanuit het dierlijke, het stoffelijke binnen te treden, daarvoor dient het leven op aarde, dan is de reïncarnatie nuttig.
Het binnentreden vanuit het stoffelijke in het geestelijke leven zal de mens zich aan deze zijde eigen kunnen maken, omdat hij op aarde niets meer te leren heeft.
Waarvoor dient de planeet aarde?
Welke plaats neemt zij in het universum in?
Waarvoor dient Gods schepping?
Begrijpt ge de bedoeling van dáár te mogen zijn?
Waarom het gezegde: het leven is waard om geleefd te worden – en is dit een onwaarheid?
Is het niet de ontwikkeling van het individu?
Iedere levenstoestand in de stof te mogen beleven, is geestelijke kennis, al vindt zij op de stof afstemming.
En is de stof niet Gods schepping?
Is de stof niet om tot geestelijke arbeid te komen?
Is het niet om het leven te leren kennen?
Op de aarde bevindt zich de mens in de praktijk van het leven.
Hier is het leven één leven in gedachten.
In de praktijk beleeft men alles, wat men in de geest denkt.
Daarvoor bezit de mens een stoffelijk lichaam, en is het gevoelslichaam één in de stof.
Daarom, mijn zoon, is de stof het middel, de aarde de mogelijkheid, om snel te ontwikkelen in de geest.
Totdat het leven zijn eigen toestand beheerst.
Voel je hoe het is, André?
Dit is gevoel over reïncarnatie.
Daarom zeg ik: wees gelukkig, dat het mogelijk is, omdat het nuttig is voor al het leven.
Op je eerste vraag antwoord ik dus, dat zij niet zullen terugkeren, die tot geestelijke bewustwording zijn gekomen.
Met andere woorden, deze hebben de kringloop op aarde volbracht en gaan aan deze zijde in de geest verder, omdat voor hen op aarde niets meer is te leren.
Je tweede vraag beantwoord ik met te zeggen, dat de mens de aarde zal bezoeken, totdat hij, vanuit het dierlijke, het geestelijke binnentreedt.
Is alles je duidelijk, André?”
„Ik voel, dat het zo moet zijn Alcar, ik begrijp u volkomen.
Is ook dat leiding, waar en waarvoor de mens de aarde bezoekt?”
„Ook dat is leiding, mijn zoon.
Gods heilige leiding.
Het leven komt daar met een vast doel.
De meesters kennen deze toestanden en weten waar zich het leven op aarde bevindt, in welke toestand het daar is, welk leven zal worden geleefd.
Ik zal je één zeer duidelijk beeld vertellen, waardoor je nog beter zult begrijpen, hoe schoon reïncarnatie is voor het leven, dat de aarde mág bezoeken: Een kind wordt geboren.
Een zeer gewoon verschijnsel, niet waar, doch dit leven is op aarde om iets te beleven.
Wanneer weten wij niet, doch het zal het ééns beleven, om in dit leven terug te keren en de weg naar volmaking te volgen.
Dat kind groeit op, totdat het de vrouwelijke leeftijd heeft bereikt.
Zij houdt van kinderen, doch de mogelijkheid wordt haar ontnomen, zij blijft alleen.
Zij blijft hunkeren naar dit grote bezit, doch dit goddelijke gebeuren zal zij niet beleven.
Op aarde oud geworden, gaat zij naar deze wereld over.
Aan haar verlangen om bij kinderen te zijn, hen te kunnen verzorgen, werd daar voldaan.
Aan deze zijde mocht zij geesteskinderen verplegen.
Zij leefde tussen de derde en vierde sfeer.
In het begin van haar overkomen was het voor haar een groot geluk, maar toch bleef zij hunkeren naar datgene, wat op aarde voor haar het schoonste en heiligste zou hebben betekend.
Zo leefde zij verder en hunkerde naar het moederschap.
Hier vocht zij tegen haar verlangen.
Het is immers aan deze zijde niet te beleven?
Eindelijk kan zij niet meer, zij sluit zich af en leeft in verlangen en eenzaamheid voort.
Wat gebeurt er met haar?
Haar geestelijke ontwikkeling staat stil, zij is het dode punt genaderd.
Fel is haar strijd, steeds intenser haar verlangen naar dit bezit.
Dan treedt er een machtige wet naar voren, die wij niet kennen.
Zij keert terug naar de aarde, om moeder te worden.
Nu, in dat leven wordt zij moeder.
Maar hoe en waar zij zich bevindt en hoe dat leven zal zijn, wij weten het niet, alleen zij, die, zoals ik je reeds duidelijk maakte, deze kosmische wijsheid bezitten.
Die heilige genade, mijn zoon, wordt in de stof beleefd.
Voor dit doel leefde zij op aarde.
Is het niet machtig?
Zou zij aan deze zijde moeder kunnen worden?
Daarom, André, de mens beleeft alles in het stoflichaam, op aarde, daarvoor is de stof, de planeet aarde.
Kan het duidelijker?
Wanneer nu alle stoffelijke gevoelens zijn beleefd, keert de mens in dit leven terug en gaat verder aan deze zijde.
Doch eerst zal zij een gevoel beleven, want voordien lag haar gevoel in concentratie, was zij zich van een geestelijk leven niet meer bewust, om dat éne te beleven.
Zo zijn er duizenden toestanden, gevoelskrachten, die de mens op aarde moet en zal en kan beleven.
En alles zullen zij in onbewuste toestand beleven.
Aan deze zijde, wanneer wij in die afstemming zijn gekomen, dan eerst zullen wij onze eigen levensfilm kunnen bewonderen.
Maar eerst dan, wanneer wij de mentale gebieden zijn binnengetreden.
Dan eerst, wanneer wij zusters en broeders zijn, wanneer de moederliefde in universele liefde overgaat.
Dan een ander beeld: Een mens heeft op aarde bezit.
Hij is gelukkig, daar hij veel bezit.
Rijkdom op aarde is geluk voor velen.
Doch een mens, die geestelijk voelde, zei tot de rijke: „Ik heb meer aan mijn geestelijk weten, mijn geestelijke schatten hebben meer waarde dan al uw bezit.”
En deze krachten, waar het mij om gaat, hebben de mens, door veel stof te bezitten, zover gebracht, om van alles, wat de aarde toebehoort, afstand te kunnen doen.
Hij bezit het geluk in de geest en is arm aan stof.
Het zijn twee verschillende toestanden van geestelijke afstemming.
Beiden leven op aarde.
De één begrijpt niet, dat de ander niet hunkert naar rijkdom.
Weer een ander moordt, om stof en rijkdom te bezitten.
En deze toestanden zien wij bij duizenden.
Thans de kern van al deze toestanden: Het geestelijk wezen moet in een toestand hebben geleefd, om nu in het leven, waarin het vertoeft, afstand te kunnen doen van al deze rijkdom, om te weten, dat het hem niet gelukkig zal maken, doch niets dan zorgen geeft, waarom hij het niet wil.
Hij moet weten wat het zegt: veel stof op aarde te bezitten.
Dit kan hij alleen weten door het ééns te hebben beleefd, in al zijn toestanden.
Men kent, buiten de aarde, nu eenmaal geen andere planeten, waarvan de mens weet, dat hij daar heeft geleefd.
Het moet dus de aarde zijn geweest, waar dat leven zich deze krachten heeft eigen gemaakt.
In gedachten is een andere bestaanswereld niet mogelijk voor de grofstoffelijke mens.
Hij, die dus die wetenschap bezit en in deze gevoelskracht is gekomen, moet in een levenstoestand zover zijn gekomen en zich voor een hoger doel op aarde bevinden, wat weer andere toestanden zijn.
Zo verder zal dus de mens op aarde alles leren en daar tevens moeten afleggen, wat hij in een andere toestand wilde bezitten.
Wat de mens in zijn éne toestand vermoordt, legt hij af en maakt het goed in een ander aards leven.
Zo zou ik duizenden verschillende levenstoestanden kunnen verduidelijken, waarmee ik kan aantonen, dat alles, wat de mens leert en nog leren zal, op aarde is geleerd.
Hierin liggen verschillende liefdesafstemmingen, gevoelstoestanden, zo ik reeds zei, om van de voordierlijke, de dierlijke, de grofstoffelijke uit in de stoffelijke binnen te treden en aan deze zijde, of reeds op aarde, de geestelijke afstemming te bereiken.
En alles, André, betekent de kringloop der Ziel, om van het dierlijke uit het goddelijke te bereiken.
Alles dient dus om het eeuwige lichaam, dat het geesteslichaam is, te ontwikkelen.”
„Het is alles zo diep voor het menselijk begrip, Alcar, om dit te kunnen aanvoelen.
Als ik u goed heb begrepen, is reïncarnatie een scheiding in de geest.
Is dat zo?”
„Het is een scheiding, doch in de geest niet mogelijk.
Wanneer wij één zijn, is er geen scheiding meer, het één-zijn is verbinding, waar dan ook zich het andere leven bevindt.
De mens, die in deze toestand leeft, bezit en heeft afstemming op de universele liefde.
Dan is er geen scheiding mogelijk.
We zijn dan één in alles, met al onze zusters en broeders.
In die toestand heeft de mens al zijn vorige gevoelstoestanden afgelegd en leeft in deze verhoogde afstemming.
In deze afstemming lost alles op, zo ook de vader- en moederliefde, dan kent de mens één liefde en wel de universele liefde.
Dan zijn we zusters en broeders.
Alle aardse gevoelstoestanden zijn afgelegd en we zijn één in alles.
Is je dat duidelijk?
Er is dus geen scheiding mogelijk.
Dit alles is echter alleen voor hen, die deze afstemming bezitten.
Eerst dan, wanneer de mens alle stoffelijke gevoelstoestanden heeft afgelegd, wanneer de mens wil gaan leven, zoals hij leven moet, zal zijn leven op aarde ook anders zijn.”
„Wat zou het de mensen steunen, Alcar, wanneer zij dit alles zouden weten.”
„Zij zullen alles weten, ik maak het hun door jou bekend.
Ik wil de moeders overtuigen, dat zij hun kleinen zullen terugzien, in stralende schoonheid en voor eeuwig zullen leven in liefde en zaligheid.
Kom, André, we gaan verder.”