Het gevoel en de geestelijkheid der aarde
Zwevende gingen zij verder.
André kon weer ademhalen.
Blij was hij, dat het voorbij was.
Toch voelde hij zich gelukkig, dat hij alles had mogen beleven.
Het was wijsheid voor hem in de geest.
Wat was alles waar, wat hij tot nu had waargenomen.
Hoe groot was Gods macht, die dit alles bestuurde, alles van de mens afwist, tot in de diepste diepten.
God peilde en kende al Zijn kinderen.
Voor de mens was dit niet mogelijk.
André zag een ander licht dan hij in de duisternis had gezien.
„Waar zijn we hier, Alcar?”
„We zijn in het schemerland en in een andere toestand overgegaan.
De mens die hier leeft, bevindt zich in een hogere gevoelstoestand en naar wij hoger komen, zullen de sferen en de mensen, kortom alles, veranderen.
Steeds zien wij andere gevoelsafstemmingen.
Daarom is het gevoel het essentiële in ’s mensen bestaan, wat ik je zo vaak duidelijk maakte.”
„Kan een geleerde van de aarde het gevoel ontleden?”
„Ja, zeker, wanneer zij in de geest afstemming bezitten.
Doch er zijn er op aarde, die, wanneer zij de mens opereren, nog nooit de ziel hebben gezien.
Dat is droevig.
Arm aan gevoel en toch zijn zij geleerd.
Hun eigen gevoelskracht sluimert en zij zijn levend dood.
Het gevoel is leven, is ziel en betekent liefde.
En nu wij weten, dat liefde God is en God gevoel betekent, is het immers duidelijk, dat zij in een aards lichaam God niet zullen waarnemen.
Ik hoor de eerste geleerde reeds uitroepen: „Ik heb God gezien.”
Anderen verklaren hem voor krankzinnig.
Het leven is niet te zien, het leven kan men aanvoelen.
Het leven heeft daar, dus na het afleggen van de stof, niets met de aarde te maken.
Het keert terug naar de bron van alle leven en dat is God.
God legde het leven in alle stof, hetgeen het gevoel is.
Op aarde is het leven één in de stof, maar is toch een apart lichaam.
Daarom noemen wij het het geestes- en het ziele-lichaam.
Het leven is het proto-plasma, de oerkracht: God.
Het is niet te vernietigen, door stoffelijke zintuigen niet waar te nemen, omdat de mens waarneemt, wat bij de stof behoort, omdat hij zelf stof is.
Doch de mens, als geest, is het gevoelslichaam, waardoor de mens op God afstemming vindt.
Zo zal het gevoel, het leven, de ziel, tot de Vader terugkeren, omdat het gevoel goddelijk is.
Na in de voordierlijke, de dierlijke, de grofstoffelijke, de stoffelijke, de geestelijke toestand te zijn overgegaan, zal de mens, althans het leven, in het goddelijke terugkeren.
In het aardse leven reeds is de mens op God afgestemd, zo ook in alle overige overgangen en toestanden.
Laten zij, die in het lichaam de ziel willen vinden, zich op ons afstemmen, dan eerst zijn zij op de weg, die wij allen bewandeld hebben en nog bewandelen zullen.
Het gevoel is niet wetenschappelijk te ontleden.
Wanneer wij kosmische afstemming bezitten, zullen wij het gevoelslichaam kunnen analyseren.
Het zijn de meesters aan deze zijde, die het gevoel als goddelijke kracht in directe levensafstemming aanvoelen.
En alles, mijn zoon, is liefde.
Liefde is gevoel, liefde is God.”
Steeds zweefden zij verder.
André zag een vreemd land.
Het schemerlicht was veranderd en in de natuur voelde hij meer levensvatbaarheid.
Het was alsof hier alles ontwaakte.
„Prachtig gevoeld, André.
Wij bevinden ons hier in de ontwakingssfeer.
De mens, die hier leeft, heeft zijn lange weg uit de duisternis afgelegd en ontwaakt.
Het is reeds een andere afstemming, maar nog niet te vergelijken met de eerste geestelijke sfeer.
In hun leven komt warmte, wat voor de ontwikkeling nodig is.
Toch groeit hier nog niets, geen groen, geen bomen, niets van een bloeiend leven is hier waar te nemen.
Dat eerst zien wij in de sfeer hier boven.
Nog altijd heeft de mens die hier leeft, afstemming op de donkere sferen en kan dus terugzinken, wanneer hij zich niet met al zijn krachten daartegen verzet.
Velen vallen daarom in hun vorige toestand terug.”
„Ziedaar, Alcar, vele wezens zweven ons voorbij.”
„Zij zijn de helpende geesten uit hogere gebieden.
Zij dalen voor lange tijd af, om ongelukkigen te helpen.
Vaders en kinderen, broeders bijeen, allen zijn uit hogere sferen en moeten krachtig zijn om daar te kunnen helpen.
Je kent nu hun krachten.
Zij gaan door tot aan de rand van het land van haat, waar eenieder zijn taak zal ontvangen.
Allen staan onder één leiding en worden in groepen verdeeld.
Velen zijn daar nog niet geweest en zullen onder bekwame gidsen hun leven leren kennen.”
„Worden de ongelukkigen, die zij vinden, naar deze sferen gebracht?”
„Ja, mijn zoon.
Wanneer zij innig om hulp smeken, zullen zij worden geholpen, doch zij moeten dit zelf willen.”
„Wat gebeurt hierna, Alcar?”
„Hun wordt verteld, hoe zij hoger kunnen komen door het goede te willen, en wanneer ze niet weten, dat zij op aarde zijn overgegaan, worden zij ook daarvan overtuigd.
Men neemt hen mee naar de aarde.
Hiervoor zijn dan de seances van nut, wat ik je heb getoond.
Daarna brengt men hen terug, naar deze toestand, om zich verder in de geest te bekwamen.
Wanneer zij zich staande houden, zullen zij spoedig in een hogere sfeer binnentreden.
En het hoger gaan naar een andere sfeer kunnen zij zich eigen maken door anderen te helpen.
Zo vervolgt de mens zijn weg en keert terug tot de Vader, tot God.”
„Waar gaan wij nu heen, Alcar?”
„Naar de louteringssfeer, een grofstoffelijke toestand.
Zij grenst aan de eerste bestaanssfeer in de geest.
Daar zien wij licht, doch in een grijze najaarsstemming, met de aarde vergeleken.
Alles leeft in een grofstoffelijke afstemming, zo ook de mens, die daar leeft.
Zij zijn op aarde gestorven, weten doen zij het echter niet.
De mens is zich eerst dan van zijn geestelijk leven bewust, wanneer hij in de eerste geestelijke sfeer is overgegaan.
Is je dat duidelijk?”
„Ja Alcar.”
André zag, dat alles veranderde.
Onder hem lag een sfeer, doch zij zweefden steeds verder.
Langzaam veranderden de sferen.
Hoe verder hij kwam, hoe meer voelde hij leven, hij zag het aan de natuur, zo ook aan het hemellicht.
Alles zou ontwaken, dit kon hij duidelijk waarnemen.
Er kwam leven in de natuur en in de mens.
De koude duistere sferen lagen nu ver achter hem.
„Gaan wij daar rechtstreeks naartoe, Alcar?”
„Ja, mijn jongen.
Wij zullen trachten enigen tot andere gedachten te brengen.
Misschien is het mogelijk.
Ik wil dit proberen te doen, om je van hun leven te overtuigen, hoe zij voelen en hoe hun leven is.
Ook daar is het koud en guur.
Het is als een najaarsstemming op aarde, wanneer in de natuur alles uitsterft.
Het is het evenbeeld van hun innerlijke gevoelskracht.
Ook zij voelen de warmte niet, die een gelukkige geest voelt.
In alles ligt hun grofstoffelijk gevoel.”
„Leeft ook daar alles bijéén?”
„Dit één-zijn is voor iedere toestand aan deze zijde.
Waar je zult binnentreden, daar leven alle standen en rangen bijeen.
Zij die één afstemming bezitten, wat de liefde is, zullen één zijn.
Dit heeft met geleerd zijn en titels van de aarde niets te maken.
Hier heeft alleen liefde waarde, het gevoel dat afstemming vindt in de geest.
Wanneer hun liefde niet geestelijk is, is alles waardeloos.”
„Wat men op aarde leert, heeft dat alles geen betekenis aan deze zijde?”
„Maar natuurlijk, André.
Ik zeg toch duidelijk, wanneer hun gevoel in de geest ontwikkeld is, kunnen zij hun aardse geleerdheid ook hier aanwenden, of bij terugkomst op aarde.
Juist zij kunnen de mens op aarde bereiken, door hun kennis van verschillende toestanden en wetenschappen van de aarde.
Velen worden daarheen gezonden om de stofmens te helpen.
Zij werken dan op hen in en geven hun door, wat zij van het eeuwige leven afweten.
Het zijn zij, die zich op aarde niet hebben vergeten.
Maar eerst dan zullen zij kunnen terugkeren, wanneer zij de derde sfeer hebben bereikt.”
„Is het moeilijker om op aarde te werken dan aan deze zijde?”
„Op aarde is het moeilijker voor ons om de stofmens te kunnen bereiken.
De moeilijkheid ligt hierin: Op aarde leven de mensen als geesten in de stof.
Zij zien dus alles door stoffelijke zintuigen.
De moeilijkheid voor hen en voor ons is, om hen in de stof het geestelijke te laten aanvoelen.
Aan deze zijde overtuigen wij hen door hen een toestand te laten beleven.
Op aarde is dat niet zo eenvoudig, omdat de meeste onder hen één stoffelijke afstemming bezitten.
Hoe kan de mens geestelijk aanvoelen wanneer hij die gevoelskracht niet bezit?
Het is dus niet mogelijk en wij moeten telkens terugkeren.
Hier echter kunnen wij hun beelden tonen en wanneer zij zien, geven zij zich gewillig over.
Het is dus eenvoudiger op de geest geestelijk te kunnen inwerken, dan geestelijk in de stof.
Beïnvloeding in de stof is niet eenvoudig, omdat de mens stoffelijk waarneemt.
Dan moet de mens willen.
Is dit niet het geval, dan zijn zij voor ons niet te overtuigen.
Op aarde moet men geloven, hier gelooft men niet meer, wij weten.
Dit is het grote en machtige verschil, om op aarde iets te bereiken.
Ons werken daar wordt vergemakkelijkt, wanneer de mens van een eeuwig voortleven af weet.
Dan eerst begint ons eigenlijke werk op aarde.
De mens ziet zijn eigen wereld, de zon, maan en sterren en dit alles behoort bij de stof.
Zij moeten door dit alles heenzien, willen zij door de sluier heendringen, om in ons leven te kunnen waarnemen.
Dat is de moeilijkheid om op aarde in te werken.
Is je dit ook duidelijk?”
„Ja, Alcar, ik begrijp u in alles.
Zijn de wezens, waarheen wij nu gaan, allen uit de donkere sferen afkomstig?”
„Ja en neen, André, beide dus.
Velen komen van de aarde hier aan, anderen hebben de lange weg vanuit de duisternis tot het licht afgelegd.
Zij, die van de aarde zijn gekomen, leven in een onbewuste toestand en zijn dus levend dood, omdat zij denken nog op aarde te leven; van hieruit begint dus hun ontwikkeling.
Is je ook dit duidelijk?
Dan nog dit: Vraag mij zo veel je wilt.
Jouw vraag, begrijp dit goed, is mijn verbinding.
Ik houd mij aan een vast plan en wijk daar niet van af.
Wanneer je nu gaarne iets zou willen weten, vraag het gerust, naar mijn krachten zal ik je antwoorden.
Hoe dieper jij ingesteld bent, hoe meer wijsheid in de geest het zal betekenen.
Je zult dus vragen naar je voelt, dan zal ik je antwoorden.
Vraag dus voor alle mensen op aarde, die het gaarne zouden willen, maar het niet kunnen, omdat zij deze gave niet bezitten.
Vergeet nooit, dat jouw gave hun gave is en zal blijven.”
„U zei mij zo-even, dat zij, die hier boven leven, niet weten, dat zij op aarde zijn gestorven.
Wat is dat vreselijk, zij zijn toch in de eeuwigheid?”
„Deze toestanden zijn verschrikkelijk, maar het is de waarheid.
Op aarde wilden zij zich niet verheffen, in éénzelfde afstemming komen zij naar hier.
Het gevoel is het geesteslichaam, in die toestand komen zij hier aan, zoals zij voelen.
Wanneer dus de mens hier aankomt, is en blijft alles zoals hij voelt.
Niets zal veranderen.
Het is niet mogelijk.
Zoals zij voelen, zullen zij licht, geluk bezitten.”
„Worden ook zij geholpen?”
„In iedere sfeer vindt men geestelijke hulp, waar ook de mens zich bevindt, overal, in iedere toestand, tot in de hoogste hemelen.
Zij daar, waar wij nu heen gaan, leven in het eeuwige leven, maar willen nog met aards geld betalen wat men voor hen doet en voor vele andere dingen.”
„Wat zegt u?
Met geld?”
„Ja André, zij denken toch, dat zij nog op aarde leven.
Hun gevoel, de natuur, alles heeft op de aarde afstemming.
Het is immers niet anders mogelijk.
Het is een bewijs, hoe waar het leven aan onze zijde is.
Het zou niet waar kunnen zijn, wanneer het tegen de natuur indruiste.
Er zijn nog vele andere toestanden, die nog droeviger zijn dan dat onschuldige betalen met geld.
Wij kennen andere.
Er zijn hier geestelijken van de aarde, die in het leven na de dood nog steeds over hel en verdoemenis spreken en het anderen voorhouden.
Hier, terwijl zij in de eeuwigheid zijn.”
„Het is toch niet mogelijk, Alcar?”
„Ik spreek niets dan de droevige waarheid, niets anders.
Duizenden volgen hen.
Je zult hen leren kennen wanneer wij daar aankomen.
Zij stichten hun parochies en spreken van eeuwige verdoemenis.”
„Het is niet te geloven, Alcar.”
„Het is, helaas, de waarheid.
Ze zijn op aarde vastgeroest in hun dogma’s en volgen blindelings hun predikanten in hetgeen zij hun verkondigen.
Zij die een andere godsdienst belijden, worden veracht en wanneer zij het zouden durven, verscheurd.
De geestelijken met hen, allen zijn koud en dor.
En nu wij weten, dat de mens voelt, naar hij zich uit, doet en zal handelen, zijn allen ongelukkige koude wezens.
Hoe zou het anders kunnen zijn?
Wanneer zij een God van geweld kennen, willen zij geen Vader van liefde zien, noch voelen.
Zo zullen zij, in het leven hier, éénzelfde afstemming bezitten als zij op aarde hadden.
Zij voelen het zo en willen nu eenmaal niet anders.
Is dat liefde?
Is God een Vader, zou God een Vader kunnen zijn, wanneer hij Zijn kinderen verdoemt?
Neen, gelukkig neen, wij kennen een andere God dan zij voelen en kennen.
Hun gehele leven op aarde hebben zij niets anders gedaan dan over verdoemenis prediken.
Geeft het de mens die warmte, die hem aan deze zijde gelukkig doet zijn?
Wat is hun bezit, wanneer hun God een God is van geweld?
Hun geloof en hun weten is arm aan geestelijke kracht.
Zo zij voelen, is alles koud en dor, mijn zoon, evenals de geestelijkheid van de aarde.
Allen zijn koud, die over hel en verdoemenis spreken.
Zij bidden hun gehele leven, toch heeft het geen kracht.
Hun gebeden zijn koud en ontdaan van alle leven.
Dood is alles, zoals ze zelf zijn.
Daarom noemen wij hen hier de levende doden.
Ze zijn ook dood, omdat zij het leven niet voelen, want het leven verdoemt en moordt niet en kent geen geweld, omdat het leven God is en Liefde betekent.
Ook hun zalvende preken hebben geen waarde.
Hun vals gezang is het gejammer om warmte en licht, dat niets dan zwakte betekent.
Het klinkt als een storm, het is het loeien van een orkaan, het is vernietigend, omdat het vals is.
Innerlijk voelen zij een God van wraak, daarom is alles vals, niets is echt, zo ook hun eigen leven.
Alles zal zijn zoals de mens voelt en zo zal hij hier afstemming vinden.
Hun gebeden zullen eerst dan krachtig zijn, wanneer zij in harmonie zijn, één zijn met het leven.
Het zijn schone woorden, waar noch gevoel, noch kracht in ligt die de mens zullen verwarmen.
Dat zijn de preken van hen, die over een God van wraak, over hel en verdoemenis prediken.
Daarom is hun afstemming een grofstoffelijke toestand.
Eens zullen zij weten, dat God een Vader van liefde is.
Zij zullen het voelen, eens André, in dit leven.”
„Dus het heeft geen nut om te bidden, Alcar?”
André zag zijn leider aan, en voelde, dat zijn vraag verkeerd was.
Hoe kon hij zo dom zijn?
„Je hebt mij niet begrepen, mijn zoon.
Ik bedoelde alleen hen, die een God van wraak kennen, zij kunnen beter ophouden met bidden.
Doch wanneer de mens in eenvoud en deemoed neerknielt en een gebed uit het diepst van zijn hart opzendt, zal zo’n gebed worden verhoord.
Dan is een gebed krachtig.
Dan heeft een gebed waarde en zal tot de kern van alle waarheid doordringen, omdat het wezen God voelt en zijn Vader in liefde en deemoed nadert.
De duivel op aarde bidt tot God, de duivel, die in een mensengedaante leeft.
Hij schreit en verbergt zich achter zijn masker.
Het zijn de huichelaars van de aarde, die bidden en er niet naar leven.
Het éne leven vervloekt het andere, het éne leven bidt voor de ondergang van een ander leven.
Juist omdat zij bidden.
De één bidt om vernietiging, een ander om een oorlog te winnen en allen kennen zij één Vader.
Is dat liefde?
Het zijn duivels, omdat zij zich met heilige kruisen versieren en zich achter hun gebeden verbergen.
Vloekt alles niet?
Druist het niet in tegen Gods heilig leven?
Een vloek rust op alles.
Hoe willen zij dat verantwoorden?
Zij bidden om een oorlog te winnen en toch belijden zij één geloof.
Is het niet verschrikkelijk?
Men zou hen onder hun kruisen moeten bedekken, om het andere leven, dat geen intellect denken bezit, maar toch Gods leven draagt, te voeden.
Hier zullen zij het leven leren kennen.
Hier zullen hen duizenden opwachten, die zij door hun bidden hebben vernietigd.
Zij, die hun taak op aarde hebben begrepen, leven in de sferen van licht en zijn gelukkig.
Daarom is iedere priester geen geestelijke.
Zij, die de Vader des Vaders dienen en in liefde Zijn heilige macht benaderen, zullen mensenkinderen verwarmen, omdat zij Zijn heilig leven voelen.”
„Hoe denkt u over de geestelijkheid van de aarde?”
Alcar zag André aan en zei: „Of deze heilig zijn, André?
Neen, mijn jongen, er zijn op aarde geen heiligen.
Zij, die zich daar voor uitgeven, spotten met Gods heilige macht en verguizen Zijn heiligheid.
Aan deze zijde weet men van heiligen van de aarde niets af.
Ze leven daar niet en moeten nog geboren worden.
In geen duizend jaar zullen daar heiligen kunnen leven, omdat zij de Heilige, Die er eens is geweest, hebben omgebracht.
Ik zal trachten je duidelijk te maken, waarom het niet mogelijk is.
Luister.
In de eerste plaats dit: Op aarde leefde eens één Heilige, doch de mensen, zoals ik zo-even zei, sloegen Hem aan het kruis.
Men scheurde Zijn vlees vaneen en geselde Hem.
Zijn heilige liefde, die als voedsel voor hun donkere zielen diende, werd niet begrepen.
Doch de mensen vernietigden dat heilige Leven, omdat zij een andere liefde kenden.
Zijn heilig gevoel was de geestelijke waarheid, omdat Hij één was met al het leven en in verbinding met God.
In Hem was God, in Hem leefde God.
Hij was één in alles.
Hij was heilig en vond afstemming op Gods heilige macht en bezat die heilige liefde.
Die heilige kracht wilde Hij aan de stofmensen geven, om ook hun Gods heilige liefde te leren kennen.
Maar wat deden zij?
Zij dronken Zijn bloed en besmeurden Hem.
Zijn heilig hart werd verscheurd.
Hoe nietig het leven, hoe jong nog het leven op aarde is, het voelt de heilige kracht van Jezus Christus, onze meester.
Zijn heilige uitstraling verwarmde miljoenen.
Zijn liefde genas, Zijn aanraking deed wonderen geschieden.
Zieken genazen, lammen en kreupelen keerden terug tot het leven.
Zijn heilig leven was in hen, Zijn liefde heelde alles, straalde uit over de gehele aarde.
Hoe doen zij, die zich heiligen noemen?
Hun heilig-zijn is niets dan eigenliefde en ijdelheid.
Het is grofmenselijk egoïsme, het is gepronk met zilver en goud.
Het zijn aardse gelukkigen, mijn zoon.
Het heeft geen betekenis aan deze zijde.
Hun heilig-zijn is het voetstuk, waarop zij zich zelf plaatsen.
Het zijn de melaatsen aan deze zijde.
In hun gevoel ligt de krankheid van deze vreselijke ziekte.
Hier kennen wij één wet, die ieder gelukkig wezen kent, en die is: wat de mens zich op aarde eigen maakt, behoort op aarde en zullen zij achterlaten, wanneer zij het aardse leven verlaten.
Daar zal men alles moeten afleggen.
Naakt zullen zij hier binnentreden, omdat het aan deze zijde geen waarde heeft.
In de tweede plaats kan geen mens van de aarde een eerste geestelijke sfeer binnentreden, en zij zullen aan deze zijde hun loutering ondergaan.
Dit zegt, dat zij geen heilige wezens zijn.
Nogmaals, God heeft geen vertegenwoordigers op aarde in een menselijk lichaam.
Wie durft op aarde van zichzelf zeggen: ik en de Vader zijn één?
Hier wacht men op hun komst en een heilig gebeuren zal ook aan hen voltrokken worden.
Hier staan zij naakt, door Gods heilig licht beschenen.
Dat is een heilig ogenblik, waaraan geen mens, geen leven ontkomen kan.
Toen ik nog op aarde leefde, mijn zoon, dacht ook ik, dat er heiligen leefden.
Maar aan deze zijde heb ik hun heilig-zijn leren kennen.
Hier weet men, dat hun voetstukken opgebouwd zijn door intriges en het bloed van anderen.
Wij hier weten, dat hun mentaliteit diepe duisternis betekent.
Ik, mijn zoon, en duizenden met mij, hebben meer ontzag voor een moeder, die met haar acht kleinen alleen achterblijft en zich dood werkt om ze in leven te kunnen houden.
Wij voelen meer ontzag voor een heilsoldaat, die op straat onder bespotting zijn liederen zingt, om anderen te steunen, dan voor een heilige van de aarde.
In de derde plaats wil ik je aantonen, dat op aarde geen heiligen kunnen leven.
Luister goed en tracht mij te begrijpen.
Aan deze zijde kent men de mentaliteit die de aarde bezit, op kosmische afstemming.
Dit is dus de gevoelskracht op universele afstemming van het leven, dat op de planeet aarde leeft.
In het universum zijn zeven graden van geestelijke liefde, hetgeen de universele afstemming is.
Het leven nu, dat in de zevende (kosmische) graad leeft, gaat van daaruit in het Al over.
Doch aanstonds hierover meer.
In het universum bevinden zich duizenden andere planeten en lichamen, waarop leven leeft, dus het leven, dat een hogere graad, tevens een lagere graad, van geestelijke afstemming bezit en waarin allen één zijn, wat betekent, op God afstemming te vinden.
Dit alles betekent de kringloop der ziel.
Het is de loop, die het leven volgt, om terug te keren naar de oorsprong van alle leven.
Elk leven heeft dus zijn eigen afstemming, dat wil zeggen, bevindt zich in één gevoelstoestand, die één geestelijke afstemming is, maar op God afstemming heeft en daarom goddelijk kan zijn.
Het zijn dus verschillende geestelijke toestanden, op kosmische afstemming.
De aarde heeft de derde graad van ontwikkeling bereikt, dat wil zeggen, het leven, dat op de planeet aarde leeft.
Er zijn dus twee diepere toestanden, met andere woorden, er leven in het universum wezens, die een eerste en tweede mentaliteit bezitten en zich onder de gevoelskracht van het leven, dat op aarde leeft, bevinden.
Is je dat duidelijk, André?”
„Ja, Alcar.”
„Daarentegen zijn er vier hogere afstemmingen, die alle boven die van de aarde liggen en daarom een hogere graad van geestelijke ontwikkeling hebben bereikt.
Het leven nu, dat op de vierde afstemming leeft, dat zijn heiligen op geestelijke afstemming.
Zij kunnen zich heiligen noemen, omdat zij deze krachten bezitten en daarom geestelijke wezens zijn.
Hun liefde is reiner dan het leven op aarde voelt en bezit, kortom alles is anders dan wat het leven op aarde bezit.
De heilige wezens, die in deze toestand leven, keren niet naar de aarde terug, omdat het hun kringloop zou vernietigen, wat niet mogelijk is en zij in dat leven, wat zij reeds hebben beleefd, niet zullen terugkeren.
Zij evolueren verder, totdat zij de hoogste graad van kosmische afstemming hebben bereikt, om in het goddelijke terug te keren.
Het is dus daarom niet mogelijk, omdat het leven zijn weg omhoog vervolgt en onder zijn gevoelsafstemming niet zal leven.
In de hogere sferen kom ik daar op terug.
Het zal je tevens duidelijk zijn, dat de aarde wordt bevolkt door levens van lagere afstemmingen, omdat het leven evolueert, en zij in een verhoogde toestand komen, waardoor zij de planeet aarde bezoeken.
Is je ook dit duidelijk, André?”
„Volkomen, Alcar, maar alles is te diep, te groots voor mij, om het te kunnen verwerken.”
„Ook voor ons, André, is alles te ver, maar het stemt ons gelukkig, dat ons hoger geluk wacht.
Zo zal dan de aarde veranderen, totdat de in de diepere toestanden levende wezens op andere planeten zijn overgegaan, en dus die mentaliteiten ophouden te bestaan, omdat zij in een ander maar hoger bestaansleven zijn overgegaan.
Eerst dan zal de aarde veranderen, omdat geen voordierlijke afstemmingen op haar overgaan, omdat zich die afstemming heeft opgelost.
Vanuit de eerste en de tweede mentaliteit gaat en komt het leven naar de derde, die de planeet aarde is.
En alle andere planeten nemen een plaats in en bezitten één geestelijke afstemming, wat de liefde is van al het leven, dat zich in het Universum bevindt, maar alles heeft op God afstemming, omdat het Gods eigen leven is.
Dan nog dit, mijn zoon.
Aan deze zijde weet men, wat de meesters zijn, dat het leven, dat op de vierde afstemming leeft, honderden jaren oud kan worden voor het ook daar zal sterven, hetgeen het overgaan naar het Hiernamaals betekent.
Wanneer wij nu hoger komen, leeft ook de mens, of het leven, langer, zelfs tot duizenden jaren toe, om dan over te gaan.
De hoogste mentaliteit gaat dan in het Al over en het leven heeft zijn kringloop volbracht.
Aan deze zijde kent men krachten, André, waardoor men een oud aards mens zou kunnen verjongen.
Ja, krachten om alle bestaande ziekten te kunnen doen ophouden.
Maar wij weten tevens, dat de mens op aarde, of het leven, dat daar leeft, gelukkig moet zijn dat het daar mag sterven.
Versta mij dus goed, mág sterven.
Dit klinkt als een donderslag in hun oren, maar wij weten, wat God voor het leven op aarde heeft weggelegd, niet alleen aards geluk, maar geestelijk, ja universeel geluk, om eens in het goddelijke binnen te treden.
Wat zou het een droevig bestaan voor het leven zijn, wanneer het eeuwig op aarde zou moeten blijven.
Nogmaals, mens verheug u, dat gij daar moogt sterven, er wacht u hoger geluk, hogere liefde en zaligheid, aan deze zijde!
Het zal je tevens duidelijk zijn, dat er geen heiligen op aarde kunnen leven, nooit zullen komen, of zij zullen een Godszending te volbrengen hebben.
Nu een andere toestand.
Wij bevinden ons in het hiernamaals, nietwaar?
Hier leeft de mens, die op aarde is gestorven, zoals men dat noemt.
Ook dat is je duidelijk?
Luister nu.
Waar zijn, of waar denkt mijn zoon, dat alle andere mentaliteiten leven?
Ik bedoel hen, die een hogere afstemming bezitten dan het leven, dat van de aarde naar hier komt.”
André dacht na, maar kon het niet oplossen en zei: „Ik weet het niet, Alcar, het is te diep voor mij.”
„Heerlijk is het, te horen, dat je eerlijk bent.
Ik zal het voor je duidelijk maken.
De meesters aan deze zijde bezitten de kosmogonie.
Het is de leer van het heelal.
Tevens de psychologie, de zielkunde, doch op kosmische afstemming.
Hun leer, mijn jongen, heb ik enige tijd mogen volgen, om me het leven, dat in de kosmos leeft, voor mijzelf duidelijk te maken.
Ik zal trachten, je uit te leggen, hoe al deze afstemmingen één zijn en verbinding hebben.
Luister, André.
Wij zijn thans in het hiernamaals, nietwaar?
Je hebt het beleefd, doordat ik je verschillende toestanden duidelijk maakte.
Een zuiver beeld heb je daardoor van ons leven ontvangen.
Daarin heb ik je getoond, dat wij voor hen, die in de duistere sferen leven, onzichtbaar zijn.
Dit betekent, dat wij een hogere afstemming dan zij bezitten.
Dit alles is je duidelijk, nietwaar?”
„Ja, Alcar.”
„Prachtig.
Wanneer ik in mijn afstemming leef, kan ik het leven van nog hogere toestanden niet waarnemen, omdat zij weer een hogere graad van ontwikkeling hebben bereikt.
Ook dat is je duidelijk?
Wanneer dus zij, die in de mentale gebieden leven, op andere planeten overgaan en ook daar weer sterven, komen zij aan deze zijde en leven in deze toestand verder, totdat zij weer op andere lichamen overgaan, hetgeen de kringloop der ziel betekent.
Zo leeft hier tot de hoogste mentaliteit, alle afstemmingen dus, omdat dit het Universum is.
Nu leeft in onze toestand tevens de hoogste mentaliteit: de zevende kosmische afstemming.
Dus, wanneer je dit alles voelt, leven wij in en met God, zijn wij tezamen met God, maar zijn nog ver verwijderd van Zijn goddelijk leven.
Hier en waar dan ook de mens zich bevindt, daar zijn de diepste en tevens de hoogste afstemmingen tezamen.
Het zegt je, dat goed en kwaad één zijn, één toestand vormen: de mens.
In ons is God, maar ook zijn in ons de donkerste machten, die wij moeten overwinnen om onze heilige Vader te naderen.
In ons leeft God; in ons is het licht, maar tevens diepe duisternis.
Het is dus duidelijk, dat de mens goddelijk kan zijn.
Tevens, dat ons heilig geluk wacht, wanneer wij ons op God willen afstemmen.
Het zal niets anders betekenen dan eeuwig, ja eeuwig geluk.
Is je dit duidelijk?”
„Ja, Alcar, alles.”
„Begrijp je alles, mijn jongen?”
„Ja, Alcar.”