Seanceren
„Zo, mijn jongen, geen werk zal slagen, waarop Gods heilige zegen niet zal rusten.
Alleen door Gods wil zal ons en ’s mensen geluk zegen zijn.
Onze reis neemt een aanvang.
Voorlopig zijn wij hier niet terug.
Veel heb ik je duidelijk te maken.
We blijven in de sfeer der aarde, om daarna de geestelijke sferen te bezoeken.
Zwevende zullen wij ons voortbewegen.
Houd je concentratie op mij gericht, André, je zult mij in alles kunnen volgen.”
Vele huizen en gebouwen zweefden zij door.
In niets werden zij belemmerd en alles was voor André zichtbaar.
Hij zag de mensen, waarvan er velen licht uitstraalden.
Deze kon hij duidelijk waarnemen.
Om anderen zag hij een grijs waas en hij begreep wat het betekende.
Zij voelden geen liefde en leefden een aards leven.
Vreemd was het voor hem.
Hij begreep nu, hoe moeilijk het was voor de helderzienden van de aarde, om de astrale mens te kunnen waarnemen.
Nog moeilijker was het, om iets van hun leven te zien, te voelen en te begrijpen.
Alles was zo heel anders dan het stoffelijke leven op aarde.
Om op aarde te kunnen waarnemen, moest de verbinding volkomen zijn.
Maar welk een genade was het, om deze gave te mogen bezitten.
Hoe groot was zijn geluk achter de sluier te mogen zien, om hun leven te leren kennen.
Hierdoor zag hij, hoe moeilijk het was voor de astrale geest, om de stofmens te kunnen bereiken.
„Hier zullen wij blijven André.
Ik wil je duidelijk maken hoe op aarde geseanceerd wordt.
Zie, daar zijn enige wezens bijeen, die een kring hebben gevormd.”
André zag, dat zij in een huiskamer waren.
Een oude dame, die een mooie uitstraling bezat, was bezig met schrijven.
Een jonge man zat aan tafel en aan de overkant een vrouw, beiden hielden een kruishout vast.
Hij begreep onmiddellijk wat de betekenis ervan was.
Zij waren wachtende op berichten van deze zijde.
Duidelijk waren allen voor hem zichtbaar.
Geen van hen voelde, dat zij aanwezig waren.
Zij waren in een waas gehuld.
Van één van de aanwezigen ging een licht naar de moeder, die zat te schrijven.
Het was de afstemming van haar, die haar kind was.
Liefdegedachten voor het wezen, waarmee de jonge vrouw innig was verbonden.
De jonge man, hij zag en voelde het duidelijk, had op haar geen afstemming.
Zijn liefde was niet krachtig genoeg om zich met haar één te voelen.
André raakte hem aan, doch hij voelde zijn aanraking niet.
Voor hem was hij dood.
Hij trachtte nu, zich met hem te verbinden, wat hem volkomen gelukte.
Zuiver kon hij zijn gedachtengang volgen.
Een zeer merkwaardig gevoel was het voor hem, om in een aards mens af te dalen.
Hij was in hem en toch voelde hij niets.
Dit toonde hem wel duidelijk, hoe sensitief de mens moest zijn, om de astrale mens te kunnen aanvoelen.
De mens op aarde was voor een geest een open boek.
Hier wist men alles van hen af, omdat hun zielen waren geopend.
En de mens was zich onbewust van dit gebeuren.
Hieraan zag hij, dat een aards mens nooit alleen is.
Hij kon zich nergens voor verbergen.
Hier kon niets verborgen worden.
Hun innerlijke toestand was hun bezit, hun licht en daarin las ieder wezen.
„Kom hier bij mij, André, ik zal je iets tonen.
Je begrijpt, dat zij aanzitten, zoals men dat op aarde noemt, om met hun geliefden in verbinding te komen.
Het grijze waas dat je ziet, is kracht om voor afsluiting te dienen.
Hiermee bedoel ik, dat maar niet iedere geest in hun toestand kan binnenvallen.
Wanneer zij in volle overgave doorgaan, zal het veranderen in een lichtere substantie – de verbinding met hen, die vanaf deze zijde hun seance controleren.
Doch voorlopig is het nog niet zover.
Daarvoor is ontwikkeling nodig.
Jaren kan het duren, voor een kring kan worden afgesloten.
Ik toon je deze toestanden om je te overtuigen, hoe er van onze zijde alle moeite wordt gedaan, om met de mensen op aarde verbinding te krijgen en om hun in de eerste plaats van ons eeuwig leven te vertellen.
Wanneer de mensen ernstig onderzoeken, zullen hun geliefden tot hen komen, om hen van hun geluk te getuigen.
Het zal hen aansporen alle krachten die in hen zijn, voor hun innerlijke toestand aan te wenden.
Dan worden deze seances voor andere doeleinden tot stand gebracht en wel hiervoor.
Ziedaar, André.”
André zag naar de plaats, die zijn leider hem aanwees.
„Wat is dat, Alcar?”
„Een geest, mijn zoon.”
„Ik zag hem toch niet eerder.”
„Dat was ook niet mogelijk, daar hij in een andere toestand leeft dan wij ons bevinden.
Toch is hij hier al geruime tijd aanwezig.
Later zul je ook die toestanden leren kennen.
Hij is hierheen gebracht, omdat men hem wil overtuigen, dat hij op aarde is overgegaan.”
„Weet hij dat dan niet?”
„Neen, hij niet en vele anderen niet.
Voor hem betekenen deze seances niets dan geluk.
Voor enige uren zal hij in hun midden zijn, wat hem verwarmt in zijn duister en koud bestaan.
De man is pas kort aan deze zijde.
Zijn echtgenote, zijn dochter en zijn schoonzoon zijn hier tezamen.”
André zag een wezen van zestig-jarige leeftijd.
O, hoe vreselijk was zijn gelaat.
Als een waanzinnige zag hij eruit.
Zijn ogen puilden uit zijn hoofd en hij stootte jammerlijke geluiden uit.
Doch niemand hoorde hem.
Al tastend liep hij door de kamer.
Vreemd deed de man.
„Waarom doet hij dat, Alcar?”
„Is het je niet duidelijk?
De man voelt hen, doch is geestelijk blind.
Niets, absoluut niets, zal hij kunnen waarnemen.
In zijn aards leven heeft hij zich vergeten.”
André zag een vreselijke waarheid.
„Hij bezit niets van dat heilige, dat hem aan deze zijde doet verwarmen en zien.
Zijn afstemming is diepe duisternis en in deze oneindige ruimte dwaalt hij rond.
Voelt ge wat het zeggen wil, wanneer de mens op aarde zich vergeet?
Voor hem en voor vele anderen zijn deze seances, om hen met hun geliefden te verbinden.
Dit is een waarheid uit vele duizenden toestanden, die ik je op deze tocht zal tonen.
Hiervan weet de mens op aarde niets af, althans hij die van een voortleven niet wil weten.
Wanneer men hem overtuigd heeft, zal hij naar zijn afstemming terugkeren, om van daaruit een ander leven te beginnen.
Een hoger afgestemde zal voor hem spreken, om hem duidelijk te maken, dat hij verbinding heeft.
Daaraan voelt hij, dat hij zijn stofkleed heeft afgelegd.
Niet zo eenvoudig is het om deze berichten door te geven.
De mens sluit zich voor de astrale mens af, en een andere verbinding is niet mogelijk.
Wij hebben hun krachten nodig om ons te kunnen manifesteren.
Ik zal trachten je duidelijk te maken, hoe moeilijk het is voor ons om door te komen en te geven, wat wij weten.
In de eerste plaats is daar afstemming voor nodig.
Wanneer een geest aan een seance deelneemt, stelt hem de mens daartoe in staat.
Doch vanaf deze zijde kunnen zij alleen verbinding verkrijgen, wanneer zij de krachten ervoor bezitten.
Dat zijn: liefde, licht en geluk.
Zonder liefde is geen bestaan mogelijk.
Daarmee bedoel ik een gelukkige toestand, een lichtsfeer aan deze zijde.
Hij die op aarde een kring leiden wil, moet een sterke concentratie bezitten, om zich te manifesteren.
Wanneer een derde aanzittende op hem afstemming heeft, is dit voor de geest een spoedige verbinding.
Hij maakt zich één, juist met hem of haar die op zijn gevoelskracht afstemming heeft, waardoor hij zich kan manifesteren en berichten kan doorgeven.
Doch ook dan is het moeilijk voor hem om zijn weten te kunnen doorgeven.
De moeilijkheid is deze: De geest moet de uitgezonden gedachten kunnen tegenhouden, met andere woorden, hun gedachten kunnen overheersen.
Wanneer dit voor hem niet mogelijk is, komt door, wat enigen van de aanzittenden denken.
Het zijn dus hun eigen gedachten die worden gespeld en deze hebben geen betekenis, omdat onze waarheid niet kan doorkomen.
Daarom komen slechts banaliteiten door, niets anders dan de eigen gedachten van hen, die in ongeduld op berichten wachten om met overgeganen te worden verbonden.
Voel je wat het betekent, André?
Kan de astrale mens hun uitgezonden gedachtekrachten verdringen, dan zal hij zijn eigen inzichten kunnen doorgeven.
De aanzittenden moeten passief zijn.
Hun verlangen is reeds disharmonie aan onze zijde, die de ontwikkeling tegenhoudt en ons belemmert in het geven van zuivere berichten.
Jaren kan het daarom duren, voordat een seance afgesloten kan worden en wij zuiver kunnen doorkomen.
Wij vragen volle overgave, en wanneer zij het niet kunnen, zal menige kring worden verbroken.
Dat is echter niet onze schuld.
Hier wachten velen, zoals ik je zei, om op aarde geestelijk voedsel te brengen en om ongelukkige geesten van hun eeuwig leven te overtuigen.
Dan nog dit: Een geest, die in de sfeer der aarde leeft en die voelt, dat hij niet gewenst is, omdat zijn weten geen waarde heeft voor de mens op aarde, zal alles trachten te doen om de eenmaal verkregen verbinding te behouden.
Hij spreekt over God en liefde en vertelt van een eeuwig voortleven, waarvan hij niets afweet.
Het zijn zij, die op aarde zijn teruggekeerd en zich vermaken en de mens ertoe aansporen om aan seances deel te nemen.
Niets van hetgeen doorkomt heeft waarde in de geest.
Dit is duidelijk op aarde aan te voelen.
Vroeg of laat voelen het de mensen, zij zullen dan met seanceren ophouden.
Doch wanneer zij het eenmaal zover gebracht hebben, dat leiders aan deze zijde alles kunnen controleren, dan is het heilig, omdat zij met hun dierbaren in verbinding zijn.
Hoe groot het geluk dan hier en op aarde is, zult ge begrijpen.
Niets dan liefde is alles, geluk en wijsheid in de geest.
Dan betekent het spiritualisme het geestelijke leven, dat velen gelukkig zal maken.
Het zal hen steunen in hun moeilijk aards leven, daartoe geholpen door hen, die aan deze zijde zijn en hun duidelijk maken, dat zij spoedig voor eeuwig verbonden zullen worden.
Niets dan geluk betekenen deze avonden voor beide zijden.
Wanneer men op aarde wil, zullen velen met mij komen om hen te helpen.
Kom, André, wij gaan verder.
Een andere toestand zal ik je duidelijk maken, waar men ons heilig spiritisme bezoedelt.
Het is mij en vele anderen bekend, hoe op aarde de mens wordt bedrogen.
Het zijn zij, die het spiritisme voor eigen doeleinden gebruiken en de geesten laten optreden naar hun willen.
Dit is echter niet mogelijk.
Ik wil je duidelijk maken hoe velen er zijn, die ingaan tegen al wat het hoogste en heiligste is, door God geschapen.
Hoe hoger hun sensatie wordt opgevoerd, hoe dieper zij zijn gezonken.
Kom, wij zullen ons snel verplaatsen, André.
Ik wil je tonen hoe een helderziende de mens, die van niets af weet, kan voorliegen wat hij denkt te zien.
Alles is slechts eigenwaan en dikdoenerij om iets te willen zijn.
Doch vooral, om zich door het spiritisme te verrijken.
Zij denken, dat God door hun zielig gedoe te bereiken is.
De helderzienden en zij die aan hun seance deelnemen, zijn allen wezens, die zich op een donkere sfeer afstemmen.
Zij begrijpen niet, dat het Gods grootste genade is, aan de mens op aarde gegeven.
En deze genade Gods is liefde, die zij bezoedelen.
Zie André, daar is het hoge gezelschap bijeen.
Hun licht is het licht van het schemerland aan deze zijde.
Koud is alles, zo ook hun harten.”
André zag verschillende mensen, die in een cirkel bijeen zaten.
Het vertrek was rijk gemeubileerd, prachtige schilderijen versierden de wanden.
Het was hun seance-kamer.
Enkelen straalden licht uit.
Anderen waren door een grijs waas omhuld.
In hun midden zag hij enige geesten, die als onzichtbare toehoorders aanwezig waren om over het wel en wee van hun geliefden te waken.
Geestelijke beschermers, die hun geliefden steunden in alles.
Alle wezens in deze kamer kon hij aan hun uitstraling duidelijk herkennen.
Daardoor voelde hij hun innerlijke afstemming, hun verlangens en hartstochten.
Hier wilde men niets dan sensatie.
Daarvoor diende het spiritisme.
Was het niet vreselijk?
Zij wilden verbinding, opdat de geesten hun bezit zouden beschermen.
Daarvoor was dit heilig gebeuren.
„Zie, daar zit onze man, André.
Deze helderziende is bezig, om onze heilige boodschap te vernietigen.
Hij denkt, dat hij waarneemt, doch voelt en ziet in gedachten.
Hij is hier het medium.
De dame nodigt anderen, om aan haar avonden deel te nemen.
Deze helderziende weet hen op zijn wijze te beïnvloeden.
Zijn éne visioen is nog schoner dan het andere.
Daarvoor ontvangt hij zijn honorarium.
Dit alles gaat mij niet aan, het is alleen om aan te tonen, dat alles verkeerd is wat hij ziet.
Aanstonds zult ge begrijpen, hoe verschrikkelijk die man is.
En allen denken dat hij ziet, omdat ook zij niet vrij zijn van ijdelheid en waanvoorstellingen.
Hieraan komt spoedig een einde.
Zij die aanwezig zijn, zullen van deze zijde af alles afbreken.
Zo werkt de één om hun iets te brengen, een ander heeft zijn werk om alles af te breken.
Niets zal van hun heiligheid overblijven.”
André zag een man van vijftig jaren.
Hij was de helderziende.
O, hoe voelde hij zich.
Hij was het, die verbinding had.
In hem lag niets van die kracht, die helderziendheid betekende.
Zijn zien was niets anders dan verzinsels, die zij geloofden.
In groot ornaat zat hij daar en zag rond of hij iets kon waarnemen.
Allen staarden hem aan als was hij een heilige.
„Ik geloof”, hoorde André hem zeggen, „dat het gaat komen.”
„Wat gaat komen, Alcar?”
„Niets komt, mijn zoon, niets, hij denkt te zien.”
Hoe was het mogelijk, om allen zo te bedriegen.
Wat een huichelaar was hij.
„Hoor, hij zal zien!”
Het leven treedt op.
Het leven dient hem.
Het leven, dat God is.
„Ik zie”, zo begon hij, „dat hoge geesten bloemen brengen.
Het zijn hemelse kleuren, o, zo schoon.”
André zag om zich heen, maar er waren geen bloemen, zo ook geen hogere geesten.
Niets was er, niets.
„Wat is dat prachtig”, hoorde hij hem zeggen.
„Zij worden op uw schoot gelegd.”
Hij doelde op de vrouw des huizes.
„Dat wordt prachtig”, dacht André, „het kon niet mooier”.
„Steeds komen er bloemen en nu zie ik twee geesten, in mooie gewaden gekleed, met bloemen, die zij om u heen verspreiden.
O, wat is dat prachtig.”
„Wat kan die man liegen, Alcar.”
„Nu zie ik”, vervolgde hij, „twee nonnen, die ook bloemen brengen.
Heilig is alles.
Er zal vanavond iets schoons gebeuren.”
Allen staarden hem aan en dachten, dat zij in de hemel waren opgenomen.
„Nog steeds komen er bloemen.
Steeds maar bloemen, in verschillende kleuren, o, wat is dat schoon.
Wat ik nu zie, is wonderschoon.
Een witte duif vliegt in de kamer rond en tracht een plaats te vinden.
Hé, wat zie ik nu?
Zij draagt iets in haar bek.
Misschien wordt het mij getoond.
Daar gaat zij.
Wat jammer toch, dat u dit schone niet kunt zien.
Het is wonderlijk.”
Allen beefden van aandoening.
André zag naar zijn leider, zijn gelaat stond strak gespannen.
Hoe moest Alcar zich voelen?
Zijn concentratie was op hem (de man) gericht.
Het moest hem (Alcar) pijn doen, hij, die de mensheid gelukkig wilde zien.
Hoe werd alles verknoeid.
„Er komt nog meer André, luister maar.”
„De vogel gaat nu op uw hoofd zitten.
Voelt u dat niet?”
Het was alweer de vrouw des huizes, die dit schone zou beleven.
Neen, zij voelde het nog niet.
Doch zij kleurde van geluk.
Niets dan geluk was er in haar.
Zij werd met het heiligste verbonden.
„Nu zie ik, wat er op dat briefje staat.
Woordelijk kan ik het lezen.
Er wordt een geesteskind gebracht, dat u moet verzorgen.
Het kind heeft kort geleden de aarde verlaten en voelt zich in de sferen niet gelukkig.
Het vindt daar nog geen rust.
U krijgt een taak te volbrengen die maar weinigen ontvangen.”
Bibberend van geluk volgden allen het grote wonder.
„Nu komen twee geesten in witte gewaden gekleed.
Op hun armen dragen zij het kleine wezen.
Zij staan voor u en u moet uw armen uitstrekken, dan zullen zij het geesteskind erin neerleggen.
Ja, nu gebeurt het.”
De vrouw des huizes voelde, dat zij een kind in de armen had.
Een wezen uit de hoogste hemelen.
Allen hadden tranen in de ogen.
Dit was toch wel het schoonste, wat men van Gene Zijde kon ontvangen.
Ontroerd door het heilige gebeuren baden zij en dankten met hem, die dit alles fantaseerde.
Zij baden dat God haar de kracht zou schenken, om het reine wezen te kunnen verzorgen.
Waarlijk, zij was uitverkoren.
God was met haar en met hen allen.
Zij stond daar als een marmeren beeld.
Nog was het niet genoeg.
„Nu wordt mij gezegd, dat u steeds aan het kind moet denken.
Dan geeft u het rust en zal het door uw hulp opgroeien.”
Een koude rilling voer door André heen.
Wat een huichelaar was dat.
Er werden nog enige stokjes wierook aangestoken, zodat de kamer op een dampend wierookvat geleek.
Lang zou het niet meer moeten duren of zij zou bewusteloos ineen zinken van geluk.
Haar armen uitgestrekt naar het onzichtbare wezen, hijgende van emotie, terwijl de aderen op haar voorhoofd gezwollen waren, zag zij de helderziende aan, als een afgezant door God gestuurd.
Hij was nog groter dan Gods heilig kind.
Een tweede Christus.
Hij zag haar aan, in zijn lange zwarte jas gehuld en voelde daarbij zijn grootheid.
Tranen rolden over zijn wangen.
Het was te veel voor hem.
Dat kon een normaal mens niet verwerken.
Geen groter toneelspeler kende men op aarde!
Deze grootheid lag in hem, zonder het te weten.
De heer des huizes, door het grote gebeuren betoverd, dacht in haar een engel te zien.
Allen waren weg van emotie.
Deze helderziende was met geen geld te betalen, hij bracht hen allen in de hemel.
Plotseling trad Alcar op hem toe en concentreerde zich.
„Hé”, hoorde hij hem zeggen, „wat wordt er nu op mij ingewerkt.”
André zag een geweldig groot licht verschijnen.
De geesten, die in stilte hadden toegezien, traden ook tot hem en concentreerden zich.
Hoe moeilijk was een mens te bereiken.
Toch voelde hij het.
Nu was hij medium.
Welke krachten moest men van deze zijde aanwenden om hem te bereiken.
Het moest hem duizelen.
Stil werd hij.
Doodstil waren allen.
„Zo”, hoorde hij Alcar zeggen.
„Meer zullen wij niet doen, doch de angst die in hem ligt, zal zijn gedachten zuiveren.
Misschien is hij nog te redden en zal hij met zijn ongure praktijk ophouden.
Wanneer God hem op dit ogenblik de gave van zien zou schenken, vluchtte hij uit deze omgeving weg en zou hij zijn ogen niet meer ten hemel durven opslaan.
Is er nog geen sensatie genoeg op de wereld?
Kom, wij gaan verder, mijn zoon, ik word onwel onder deze „heilige” invloed.
Is je alles duidelijk?
Mij en velen van mijn broeders hindert het, dat ons spiritisme op deze en andere wijze wordt bezoedeld.
Anderen, die eraan deelnemen, zijn ook ongelukkigen en stemmen zich op die toestanden af, door hun ijdelheid en waan daartoe gedreven.
De ingebeelde helderziende ziet niets dan hoge geesten en bloemen.
Maar om het nog mooier te maken, laat hij de Heilige Geest optreden.
Is het niet verschrikkelijk?
God zelf daalde neer in hun midden en nam plaats op een stoffelijk hoofd.
Het kon niet beter worden voorgedragen.
Is het dan niet waar, dat meer wordt vernietigd dan opgebouwd?
Hun teleurstelling zal groot zijn, wanneer zij eens de waarheid zullen zien.
Zij, die aanvaarden, dat hun geesteskinderen worden gebracht, zijn niet alleen ongelukkig, maar duizelen door hun ijdelheid om in de geest iets te kunnen zijn.
In de donkere sferen zal hij bij aankomst hier, zijn talenten kunnen ontwikkelen.
Niets dan egoïsme.
Alles is intreurig.
Zo wordt op aarde geseanceerd.
Deze kring is er één uit duizenden.
Eerst hier zien zij, hoe verkeerd zij hebben gedaan, hoe droevig, hoe zielig klein zij waren.”
Geruime tijd zweefden zij verder.
Beiden waren in gedachten.
André voelde, dat zijn leider verdrietig was.
„Ik vertoef liever in de duistere sferen, waarvan ik weet, dat zij slecht zijn, dan onder hen, die hun muren bedekken met religieuze onderwerpen en de Christus links en rechts van zich plaatsen, die kaarsen branden en geestelijke emblemen dragen om hun donkere zielen te bedekken.
Liever nog bij de ongelukkigen, dan onder hen die diademen dragen, die vanbuiten stralen en innerlijk koud, arm zijn aan geestelijk gevoel.
Eens zullen zij weten.”