Stoffelijke levensgraden

Door het opbouwen en beleven van opeenvolgende lichamelijke levensgraden verruimde de ziel haar gevoelsgraad en persoonlijkheid.

Evolutie zonder Darwin

Het huidige menselijke lichaam op aarde is het resultaat van een evolutieproces dat biljoenen tijdperken heeft geduurd.
De stapjes in deze evolutie worden in de boeken van Jozef Rulof lichamelijke of stoffelijke levensgraden genoemd.
Volgens de schrijvers van deze boeken, de meesters, is het menselijke lichaam niet uit het dierenrijk geëvolueerd.
De meesters hebben geestelijk-wetenschappelijk vastgesteld dat de evolutie van het dierenrijk volledig gescheiden verliep van de menselijke ontwikkeling.
Darwin heeft zich vergist, we stammen niet af van de apen.
Hoe het dier ontstaan is, wordt beschreven in het artikel ‘de vergissing van Darwin’.

Van oercel tot oermens

De vorming van de eerste oercellen op aarde was geen resultaat van een toevallige samenloop van gunstige omstandigheden.
Hier was reeds een gerichte bezieling aan het werk om die eerste cellen te laten groeien en in biljoenen stapjes te laten evolueren tot het huidige menselijke lichaam.
Het artikel ‘Alziel en Albron’ beschrijft die bezieling die de gehele kosmos heeft gevormd.
De menselijke ziel is een deel van de Alziel en heeft hierdoor de levenskracht om zichzelf een vorm te geven.
De eerste zielen vormden de oercellen op aarde en daarna de ene stoffelijke levensgraad na de andere, door een voortdurende bezieling om hun lichamelijke vorm te verruimen.
Ze reïncarneerden miljoenen malen op aarde om hun stoffelijke vorm van oercel tot oermens op te bouwen.
Voor de eerste zielen was dit geen nieuw proces.
Zij hadden op andere planeten dit evolutieproces al beleefd.
De artikelen ‘onze eerste levens als cel’, ‘evolutie in het water’ en ‘evolutie op het land’ beschrijven uitvoerig hoe de zielen op vorige planeten hun lichamelijke vorm opbouwden.
Het artikel ‘aarde’ licht toe hoe de eerste zielen deze opbouw herhaalden op aarde.
Reeds in de vroege oertijd bereikten de eerste zielen de volwassen menselijke gestalte, waardoor ze alles beleefd hadden wat de aarde hun aan lichamelijke belevenissen kon bieden.
Hierdoor konden ze afscheid nemen van de aarde.
Het artikel ‘schepper van licht’ beschrijft hoe deze eerste zielen hun geestelijke evolutie in het hiernamaals hebben voortgezet.

Het samenwonen als stam

Omdat er in die tijd op aarde reeds volwassen menselijke lichamen waren gevormd, hoefden andere zielen die later aan hun aardse levensloop begonnen, niet meer te beginnen als oercel.
Zij konden onmiddellijk reïncarneren bij mensen met een lichaam dat dezelfde levensgraad had als het lichaam dat deze zielen reeds op vorige planeten hadden beleefd.
Wanneer de meesters zich richten op dit aardse tijdperk, noemen ze het lichaam dat aansloot op de vorige planeet de eerste stoffelijke levensgraad, omdat deze zielen hiermee hun eerste aardse lichaam beleefden.
Voor deze zielen waren er daarna nog zes stoffelijke levensgraden te beleven, waarbij het lichaam van elke volgende graad krachtiger was dan de vorige graad.
Door het sterkere lichaam in elke volgende graad kregen de zielen telkens nieuwe ervaringen.
De zielen met een lichaam van een verschillende graad gingen zich hierdoor verschillend van elkaar voelen.
Ze voelden zich meer verwant met de zielen die een lichaam van dezelfde graad hadden.
Met deze zielen gingen ze een groep vormen, die later tot een stam uitgroeide.
Zo ontstonden zeven verschillende stammen, die afgescheiden van elkaar leefden.

De gevoelsgraad van de ziel

Al deze stammen ontwikkelden zich en kozen een eigen leefruimte.
De eerste stammen bleven in het dichte oerwoud, waarin ze zich veilig voelden.
Hun ‘gevoelsgraad’ noemen de meesters ‘voordierlijk’, omdat ze kannibalen waren, een gedrag dat de meeste dieren niet kennen.
Hierdoor zien we dat er een groot verschil is tussen de stuwing van de ziel enerzijds en haar graad van gevoel en bewustzijn anderzijds.
De ziel had door haar stuwing een machtig menselijk lichaam opgebouwd, maar daarvan was zij zich als persoonlijkheid nog niet bewust.
De ziel had dit lichaam onbewust gevormd, vanuit haar diepere lagen.
Het artikel ‘onze basiskrachten’ beschrijft met welke krachten de ziel haar stoffelijke vorm kon scheppen.
Door het beleven van dat lichaam kreeg de ziel gevoel en bewustzijn.
Hierdoor volgde haar niveau van bewustzijn de opeenvolgende stoffelijke levensgraden.
Eerst kreeg ze een embryonaal bewustzijn, dan leerde ze zich te bewegen in het water en vervolgens kreeg ze een landelijk bewustzijn.
Als oermens beleefde ze een enorm krachtig oerlichaam, en leerde als persoonlijkheid de kracht van dit lichaam te gebruiken om eten te verzamelen.
Het bewustzijn van de kannibalen was vooral gevuld door honger.
Om deze honger te stillen, kwam de persoonlijkheid in beweging, en vergaarde hierdoor kennis om aan eten te komen.
Het gevoelsleven was vooral gericht op de eigen overleving.
Door een stam te vormen met anderen uit dezelfde levensgraad had men meer kans op stoffelijke overleving.

Bezit

Het lichaam van de tweede stoffelijke levensgraad was krachtiger, waardoor het bewustzijn van de persoonlijkheid zich verruimde.
Nu kreeg de persoonlijkheid het gevoel dat ze iets bezit.
Ze kreeg belangstelling om meer eigendom te verwerven.
Ze ging zien dat er in de wereld meer te koop was dan alleen het dagelijkse eten en drinken, haar interesses vergrootten.
Het lichaam van de derde stoffelijke levensgraad was nog krachtiger, waardoor ze meer grip kreeg op haar stoffelijke leven.
Hierdoor werd ze minder angstig.
Ze kende nu haar kracht, en was gereed om iedereen aan te vallen die in haar bereik kwam.
In de derde stam gebruikte ze de verhoogde lichamelijke kracht nog meer om anderen te beroven van hun bezit.
Daarnaast kreeg ze nu ook al enig gevoel voor schoonheid, ze ging haar lichaam opmaken, zichzelf ‘mooi’ maken met al haar bezit.

Uit het oerwoud vandaan

Toen de persoonlijkheid het kannibalistische gevoel aflegde, kwam ze tot de ‘dierlijke’ gevoelsgraad.
Ze ging voelen zoals vele dieren op aarde in hun natuurlijke omgeving, waarbij het recht van de sterkste geldt.
Ze kende nu ontzag voor de mens met het sterkste lichaam.
En ze begon de natuurkrachten zoals storm en onweer te vrezen, want die waren nog sterker dan het menselijke lichaam.
Later ging ze deze natuurkrachten aanbidden, en kreeg zo ontzag voor een oppermacht.
De verhoogde kracht van de vierde stoffelijke levensgraad gaf haar het gevoel om haar leefwereld te vergroten.
Daarom ging ze aan de rand van het oerwoud wonen.
Ze stond nu aan de vooravond van de verkenning en verovering van de gehele aarde als levenstuin.
Ze verliet het oerwoud op zoek naar meer bezit.
De jacht naar meer eigendom maakte haar onrustig, maar gaf haar als persoonlijkheid wel meer werking en schakering.
Veel bezittingen gaven haar voldoening en hierdoor ontwaakte er iets, dat later het karakter zou vormen.

Meer stoffelijk gevorderd

Door de verhoogde kracht van een lichaam van de vijfde stoffelijke levensgraad durfde de persoonlijkheid nu naar andere leefgebieden te trekken.
Dankzij haar krachtige lichaam kon ze zich ook in koudere streken handhaven en haar levenswijze aan een bar klimaat aanpassen.
Met de verhoogde kracht van een lichaam van de zesde en zevende stoffelijke levensgraad ging de persoonlijkheid de hele wereld verkennen.
De stammen splitsten zich en verspreidden zich over de hele aardbol.
De mens gaf die afsplitsingen verschillende namen en zo ontstonden de vele volkeren en nationaliteiten.
De persoonlijkheid wilde nu alles beleven wat er op aarde te vinden was en joeg vele levens lang meer van hetzelfde na, zonder zich een hogere gevoelsgraad eigen te maken.
Ze gebruikte de lichamelijke kracht van de hoogste stoffelijke levensgraad om met geweld de heerschappij over de omgeving te vergroten.
Hoe meer stoffelijk bewustzijn en intellect ze kreeg, hoe dieper de afbraak werd.
Ze ontwikkelde dodelijke wapens om de wereld te kunnen overheersen.
Daardoor heeft ze met een lichaam van de hoogste stoffelijke levensgraad de grootste ellende in de wereld aangericht.
Waar het gevoel om veel te willen bezitten eerst haar wereld vergrootte, ging het daarna een grote remmende rol spelen voor haar innerlijke ontwikkeling.
Vele levens werden overheerst door het verlangen om steeds meer te bezitten.

Karma

Toen de menselijke ziel alle stoffelijke levensgraden beleefd had, kwam er een ander proces tot ontwaking.
Tot dan had de ziel ingesteld gestaan op het beleven van de stoffelijke levensgraden om alle ervaringen op te doen die een aards lichaam kon geven.
Na dit beleven kwam de ziel vrij van deze gerichtheid, want er was geen sterker lichaam meer dat haar nog andere ervaringen kon geven.
Die ervaringen hadden het bewustzijn van haar persoonlijkheid verruimd, die nu naast eten en slapen ook aan veel andere aardse zaken kon denken.
Ze had het kannibalisme ver achter zich gelaten en was tot de dierlijke of grofstoffelijke gevoelsgraad gekomen.
Ze had zelfs al een maatschappij opgebouwd en kunsten en wetenschappen ontwikkeld.
Als persoonlijkheid was ze zich echter niet bewust van de ellende die ze in haar vele levens aan andere mensen had aangedaan.
In haar sterke gerichtheid op haar krachtige lichaam en stoffelijk bezit heeft ze andere mensen getreiterd, verkracht en hun lichaam vernietigd.
Hierdoor heeft ze veel karma opgebouwd.
Het artikel ‘karma’ licht uitgebreid toe wat dit voor gevolgen had.
De ziel had door de gewelddadige handelingen van haar persoonlijkheid haar harmonie met andere zielen verloren, want ze had onder meer het lichaam van andere zielen vernietigd.
Aan elke ziel die hierdoor nog levenstijd miste, werd die tijd teruggegeven, door aan die ziel een nieuw lichaam te geven, wat op aarde door het moederschap gerealiseerd kan worden.
Wanneer de benadeelde ziel dit niet meer nodig had, zette men op een andere wijze de gecreëerde duisternis in licht om, bijvoorbeeld door een lichaam te geven aan andere zielen die hierop wachtten.

De tweede ronde

Om zich met het leven in harmonie te brengen, reïncarneerde de ziel opnieuw in lichamen van verschillende stoffelijke levensgraden.
Zo begon ze haar tweede rondgang op aarde, ditmaal om zichzelf vrij te maken van alle disharmonie die haar persoonlijkheid in de eerste ronde gecreëerd had.
Leven na leven werd nu licht gegeven waar duisternis was gebracht, en zorg gedragen voor diegenen die in ellende waren gestort.
Die stuwing kwam uit de diepte van de ziel en was overheersend op haar persoonlijkheid.
De persoonlijkheid was zich niet bewust dat haar eigen ziel haar in die bepaalde levensomstandigheden had gebracht, maar ze voelde een stuwing om voor bepaalde mensen goed te doen.
Er kwamen nu zielen uit beide rondes naast elkaar te leven.
Ze hadden beiden een lichaam dat tot dezelfde stoffelijke levensgraad behoorde, maar ze bevonden zich op een heel ander punt in hun eigen innerlijke evolutie.
De ene ziel beleefde dat lichaam om de kracht van die stoffelijke graad te ervaren, en de andere ziel gebruikte dat lichaam van dezelfde stoffelijke graad om zichzelf in harmonie te brengen.
In gevoelsgraad konden beide zielen verschillen, omdat de ziel die voor harmonie terugkeerde al meer levens had beleefd en hierdoor meer kans had gekregen om haar gevoelsgraad te verhogen.
Dit naast elkaar leven van zielen uit beide rondes zorgt er nog sterker voor dat er aan de hand van het lichaam niet vastgesteld kan worden in welke graad van evolutie de ziel en haar persoonlijkheid zich bevinden.
Alleen aan het gedrag kan in bepaalde mate te zien zijn tot welke gevoelsgraad de handelende persoonlijkheid is gekomen.
Dit thema wordt verder behandeld in de artikelen ‘anti racisme en discriminatie’ en ‘mens of ziel’.

Duizenden stoffelijke levensgraden en ziekten

Toen de ziel de zevende stoffelijke levensgraad tot stand bracht, was dat lichaam krachtiger dan de vorige graden.
Elk lichaam was tot dan toe kerngezond gebleven en bestand tegen alle weersomstandigheden.
Maar later is dit lichaam volkomen gedegenereerd, en de lichamelijke weerstand is ontzettend verminderd.
De lichamen van de ‘hoogste’ stoffelijke levensgraad kregen de meeste ziekten en gebreken, de slechtste gezondheid en de minste lichamelijke kracht.
Hoe kon dit gebeuren?
In het begin waren alle lichamen van een bepaalde stoffelijke levensgraad te vinden in dezelfde stam.
De zeven stammen leefden gescheiden van elkaar.
De voortplanting vond plaats binnen de eigen stam.
Elke stoffelijke levensgraad bezat een eigen kracht en werking van de lichamelijke stelsels.
Toen het bewustzijn van de ziel toenam, en de persoonlijkheid zich ging realiseren dat er ook buiten de eigen stoffelijke levensgraad veel te beleven viel, kwamen de eerste vermengingen tot stand.
De kinderen die hierdoor ontstonden, ontvingen een lichaam dat uit twee verschillende stoffelijke levensgraden samengesteld was.
Dit veroorzaakte een wrijving, een voortdurende spanning in hun lichaam, omdat er twee werkingen met een verschillende kracht tegen elkaar inwerkten.
Naarmate de bezitsdrang en de hartstocht toenamen, steeg ook het aantal vermengingen.
Na miljoenen jaren kwamen hierdoor de eerste ziekten tot stand, omdat het lichaam het verschil in krachten in zichzelf niet meer kon harmoniseren.
Hoe hoger de stoffelijke levensgraad, hoe meer vermengingen, en daaruit volgend hoe meer lichamelijke afbraak en ziekten er ontstonden.
De vermengingen hebben zich generatie na generatie uitgebreid, zodat in de huidige tijd geen enkel lichaam op aarde nog gerekend kan worden tot één bepaalde stoffelijke levensgraad.
Na honderdduizenden jaren van vermenging zou er daarom nu van duizenden graden gesproken kunnen worden, als men nog in stoffelijke graden wil blijven denken.

Leven in harmonie

Wanneer er geen andere zielen meer op aarde leven waarmee een ziel door karma verbonden is, komt ze vrij van de aardse cyclus, en zet ze haar geestelijke evolutie voort in het hiernamaals.
Wanneer ze hierin de geestelijke gevoelsgraad heeft bereikt, heeft ze als persoonlijkheid het stoffelijke gevoel losgelaten dat te maken heeft met het beleven van de stoffelijke levensgraden op aarde.
Dan is haar persoonlijkheid het lichamelijke als gevoelsleven overstegen, en voelt ze een universele liefde voor alle andere zielen.
Dan brengt de persoonlijkheid zich niet meer in disharmonie met het leven.
Dan is ze ‘ontwaakt’ in haar aangeboren harmonie, zoals toegelicht wordt in het artikel ‘harmonie’.
Dan maakt ze zich klaar om haar geestelijke evolutie voort te zetten op een planeet van de volgende kosmische levensgraad.
Hier zal ze opnieuw stoffelijke levensgraden beleven, maar ditmaal in een harmonisch lichaam zonder ziekten.
Daar is elke ziel als persoonlijkheid tot het bewustzijn gekomen dat het lichaam alleen dient om de gevoelsgraad te verhogen tot een universele liefde voor al het leven in de kosmos.