Vijfde stoffelijke graad

„Ik toon je dus enkele wezens die tot de vijfde graad behoren.
Dan keren wij naar de vierde graad terug en heb ik je heel veel van het innerlijke leven duidelijk te maken.
De zesde graad behoeven wij niet te bezoeken en de zevende graad daarin leef je zelf.
Nu gaan wij naar het Noorden, daar leven nog mensen die tot de vijfde graad behoren, doch het grootste aantal leeft verspreid.
Zij leven van de jacht en zijn geestelijk niet onbegaafd.
Je voelt dat het thans reeds zover is gekomen, dat het zieleleven een aanvang neemt en zich in begaafdheid manifesteert.
Ziedaar, André, de vijfde stoffelijke graad.”
André zag deze mensen.
„Kent men hen op aarde, Alcar?”
„Ja, men noemt hen eskimo’s.
Vroeger, dus vele duizenden eeuwen geleden, droegen zij een andere naam.
In het Zuiden, Westen en Oosten leven al die andere mensen, die allen tot de vijfde graad behoren.
De vijfde graad heeft zich als de zesde en zevende op alle hoeken van de aarde in die miljoenen eeuwen verspreid en dat komt, omdat velen van hen op zoek waren naar bezit.
Toch is hier de kern van de vijfde graad aanwezig.
Hun lichamen zijn gehard en kunnen tegen dit klimaat.
Een ontzaglijk krachtig beendergestel heeft dit organisme.
Velen hebben een geloof, dat hun door een andere graad is gebracht.
Toch zijn ook zij natuurkinderen en het is niet toevallig dat zij hier leven.
De zevende graad zal in dit leven niet kunnen overgaan en de zesde evenmin.
Een andere afstemming kan dit leven niet beleven, ik bedoel overgaan in alles.
Dat is niet mogelijk, want de stoffelijke toestand past zich aan hun innerlijke leven aan.
Beide behoren tot elkander, al is ook hier het stoffelijke organisme het innerlijke ver vooruit.
Ik zei reeds, zij zijn niet onbegaafd, doch onder de zevende graad te moeten leven, is voor hen moeilijk, want zij kunnen zich slecht aanpassen.
Toch vinden wij in hen ook overgangen en dit betekent, dat er onder hen enkelen zijn, die zich aan de zesde en zevende graad kunnen aanpassen, doch hun stoffelijke afstemming blijft zoals ze is.
Miljoenen jaren geleden waren er hier miljoenen wezens, doch in al die eeuwen zijn zij verspreid geraakt en leven overal op aarde.
Hun innerlijke leven is wonderlijk één met hun stoffelijke leven.
Dat komt, omdat zij alleen zijn en geen beïnvloeding van andere rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) dulden.
Daarvoor ging ik ook hen bezoeken, omdat hier de zuivere vijfde graad aanwezig is.
De zesde graad vinden wij in Achter-Indië terug en tevens in China en Japan en op andere delen van de aarde.
De kern van de zesde graad ligt echter in het Verre Oosten, eveneens de zevende graad die over de gehele aarde is verspreid.
Dit, André, is nu de stoffelijke toestand van het menselijke organisme en de zeven stoffelijke graden die de aarde bezit.
Al die miljoenen wezens leven hun eigen leven, maar en dit is wonderlijk, zij passen zich aan het organisme dat zij bezitten aan, doch zijn zich daarvan niet bewust.
Deze mensen leven hier en zijn gelukkig en dat is voor alle graden één toestand.
Maar wat is dit geluk voor de zevende graad?
Wat zegt het geluk van de eerste voor de zesde graad?
Iedereen voelt en bezit zijn eigen stoffelijke leven en dat is niet omdat dit een ras is, maar omdat dit de graden zijn die de mens zijn stoffelijke graad en toestand op aarde bepalen.
Daarin ligt de mens vast en hij kan zich daarvan niet vrijmaken.
Ik zei je reeds, dit doet de natuur en de aarde en dit is de wedergeboorte op aarde.”
„Het is wonderbaarlijk, Alcar.”
„Ja, maar een machtig natuurwonder, André.
En dit wonder is er van het eerste stadium van de aarde reeds geweest, van die tijd af ging dit geschieden en nog is deze wet bezig, omdat de bezieling leeft en op een lichaam wacht.
Die graden zullen dus niet kunnen oplossen, want het innerlijke leven is nog niet zo ver, heeft die levensschool te beleven en wel stoffelijk en geestelijk.
Is je dit alles duidelijk, André?”
„Ja, Alcar.”
„Dit zijn de stoffelijke graden van het menselijke organisme.
Wij allen hebben die lange weg moeten volgen, maar ook zij die de goddelijke sferen reeds hebben bereikt.
Voel dit miljoenenproces en je begrijpt je eigen toestand op aarde.
Je voelt tevens, dat dit alles een betekenis moet hebben, dat God rechtvaardig is en er aan dat oerwoud een einde moet komen.
Op aarde kent men al deze rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), doch de geestelijke betekenis kennen zij niet.
Er leven zelfs mensen op aarde die zij niet eens kennen, die zich ver van de bewoonde wereld hebben teruggetrokken.
Dat alles moet en zal oplossen, want ook zij zijn Gods kinderen.
Heb je mij nog vragen te stellen, André?”
„Neen, Alcar.
Ik begrijp thans het leven op aarde.”
„Prachtig, dan gaan we verder, want ik moet je nu een algeheel overzicht geven van het bezielende leven, dat in iedere graad leeft en het stofleven bezielt.
Waarheen wij ook gaan, daar is nu leven, leven mensen en dieren tezamen.
Eenieder volgt zijn eigen weg, zijn aardse, geestelijke en kosmische weg en kent en heeft zijn liefde, maar ook zijn leed en ellende.
Wij zullen thans naar de vierde stoffelijke graad terugkeren.”