Voorbericht

Geachte lezer,
Ook deze trilogie heb ik van Gene Zijde ontvangen.
Wat u in al die andere boeken hebt gelezen is wonderlijk, doch dit grenst aan het ongelooflijke.
Tóch heb ik dit aan Gene Zijde mogen beleven en toen het was geschied, werd het vastgelegd.
Hierin behandelt mijn leider het Ontstaan der Schepping.
Dit eerste deel gaat over „Het Stoffelijke Organisme”.
Het tweede behandelt „Het Zieleleven” en het derde deel „De Wedergeboorte op Aarde”.
Alcar vertelt, hoe hij aan Gene Zijde werd overtuigd en ik mocht het met hem, door uit te treden, beleven.
Wat moet ik hieraan toevoegen?
Alleen zou ik u hier nog op willen wijzen.
Alcar sprak in het derde deel van ‘Een Blik in het Hiernamaals’ over mijn mediumschap en dat ik dat in waarheid niet eens in eigen handen heb.
Hij zegt daarin, waarom dit nodig was en u voelt daardoor, dat alles wat ik heb ontvangen, de reine en zuivere waarheid moet zijn of ik zou het niet hebben ontvangen.
Hoe zou ik, die daarvan nooit heb gehoord, nooit een boek over dergelijke geestelijke wonderen in handen heb gehad, dit toch kunnen vertellen?
Waar zou ik al deze wijsheid, al die wonderbaarlijke problemen, de honderden vragen, die in deze boeken worden beantwoord en waarvan wij aardse mensen niets kunnen weten, hebben opgedaan?
Of u dit wilt aanvaarden, moet ge u zelf af vragen.
Alcar zegt: diep in ons ligt het antwoord en dat moet gij vóelen, geen mens kan u dat opdringen.
Ik kan u alleen dit zeggen, dat ik ook deze boeken ontving, nadat ik alles aan Gene Zijde had beleefd.
Ik sta hier met mijn leven voor in, want ik weet, dat dit heilig is en het voor ons, aardse mensen, een genade is dit te mogen ontvangen.
Het geeft ons antwoord op al onze vragen: vanwaar wij zijn gekomen en waarheen wij gaan.
Of er een ander leven is na dit verschrikkelijke aardse en stoffelijke leven.
Of er planeten zijn die bewoond zijn.
Of wij vele malen op aarde terugkeren.
En nog vele vragen meer.
Geachte lezer, op al uw vragen wordt door de geest Alcar, die in zijn laatste leven op aarde een groot kunstenaar was, antwoord gegeven.
In het derde deel noemt Alcar zijn aardse naam, zoals hij heette toen hij ’t laatst op aarde leefde en vertelt hij waarom ik voor hem als instrument mocht dienen.
Heel dankbaar ben ik, dat ik dit mocht ontvangen voor hen, die dit kunnen voelen en in zichzelf durven af te dalen om het antwoord te zoeken.
Zelf kon ik dit niet beschrijven, want ook voor mij is dit te wonderlijk.
Alleen zij kunnen dat, die ervan weten, zij, die op aarde hebben geleefd en nu dáár zijn, waar ook eens voor ons allen geluk is.
Moge Gods zegen op dit werk rusten.
’s-Gravenhage, september 1939
J. R.