De dierenwereld

„Nu ga ik je opnieuw verbinden en met wat denk je, André?
Kun je dit aanvoelen?
Neen?
Nu, hier is een tweede wonder geschied, mijn jongen, een wonderbaarlijk gebeuren, want waar zijn onze dieren op aarde vandaan gekomen?
Dit leven moet toch ergens geboren zijn en het moet toch evenals de mens, een beginstadium hebben beleefd?
Weet je het niet?”
„Neen, Alcar, ik weet het niet en ik zie het niet.”
„Luister dan: hier, André, op deze plaats, is het eerste dierlijke leven geboren.
Hier, op de eerste planeet, het moederlichaam dus, is het eerste dierlijke leven geboren, ontwaakte de eerste dierlijke cel.
Ook dat geschiedde door God, want God wist dat de mens deze hulp nodig had.
Er zijn mensen op aarde die denken dat de mens het planten- en dierenleven heeft moeten volgen, doch dit spreek ik tegen.
Er zijn tevens mensen op aarde die zeggen, dat de mens in een verder stadium zichzelf kan bevruchten, dus kan verbinden en dit gehele proces in eigen toestand kan beleven, maar ook dat spreek ik tegen.
Dat is niet waar en niet mogelijk, want het is in strijd met het scheppingsplan.
God overzag alles.
Zou dan dat, wat reeds in het eerste stadium aanwezig was en tevens volmaakt, in een later stadium weer moeten vervallen?
Neen, duizendmaal neen, dat is niet mogelijk.
Luister, André.
Het klinkt misschien onwaarschijnlijk, maar het dier op aarde werd uit de mens geboren.
Ik zal je dit wonder duidelijk maken.
Het dier is als het ware de schaduw van het werkelijke, dat de mens is.
Daarom zijn het onze zusters en broeders en moeten wij hen liefhebben.
Maar de mens is nog niet zo ver, want men slacht vele van onze dieren.
Doch niet alleen onze dieren, die zich één graad onder onze mentaliteit en goddelijke kracht bevinden, maar tevens vernietigt men zijn zusters en broeders die de goddelijke kern bezitten.
Toen het eerste menselijke embryo doodging, werd uit dat verrottingsproces het eerste dierlijke wezen geboren.
Hieruit kwam de kiem voort en groeide het dierlijke wezen dat op aarde leeft.
Is het niet wonderlijk?
En toch, mijn jongen, is dit de heilige waarheid.
Ik zal je daarmee verbinden.
Luister nu goed wat ik ga zeggen: toen het eerste menselijke embryo ging sterven, ontstond er een verrottingsproces.
Uit dat verrottingsproces werd het dier geboren, zo ik reeds zei en dat plantte zich in het oneindige voort, van graad tot graad en hield gelijke tred met het wezen, dat een graad hoger en verder is, met de mens.
De mens is het dier dan ook steeds en steeds vooruit en dit blijft voortgaan, totdat wij in het Al teruggekeerd zijn.
Ook daar zal dit leven ons omringen, maar het blijft in die afstemming.
Aan deze zijde is het dier onze grootste vriend en broeder.
Je hebt beleefd dat het naar ons luistert en onze gedachten kan opvangen.
Het doet en handelt naar wat het hogere wezen wil en denkt en naar de concentratie die is ingesteld.
Steeds, in al die miljoenen eeuwen, volgde dit dierwezen de mens, doch bleef onder de kracht en geestelijke graad van de mens voortgaan.
Uit ons dus, André, werd het dierlijke wezen geboren.
Wanneer men dit proces op aarde volgt, thans nu men zover is en meer en meer van het kosmische leven, de bedoeling van Gods schepping gaat begrijpen, kunnen zij dit volgen.
Wanneer de geleerden op aarde zichzelf niet zó voelden en zich meer op het geestelijke leven gingen instellen en het gevoelsleven konden aanvaarden, dan waren zij reeds veel verder gekomen en zouden zij dit machtige probleem hebben leren kennen.
Maar eens komen zij zo ver, doch dat duurt nog duizenden jaren.
De wetenschap maakt snelle vorderingen, maar toch nog niet zo snel, dat zij dit alles reeds kan aanvaarden.
Men zoekt op aarde, doch in de verkeerde richting.
Men praat en ontdekt, doch er valt niet te praten, men moet voelen, diep in zichzelf afdalen, want daarin, in die diepte, ligt het geheim van dit alles, dit machtige gebeuren, dat Gods schepping is.
Wanneer ik spreek van intuïtie dan bezit het dier dit in hoge mate.
Het dier geeft zich onvoorwaardelijk over en volgt zijn intuïtie, dus voelt en leeft.
De mens echter ontving een eigen wil en stemt op God af, is een goddelijk wezen.
Omdat de mens een goddelijk wezen is, heeft hij één weg te volgen, terwijl het dier in duizenden stoffelijke organismen overgaat.
Het dierlijke wezen volgt dus duizenden en duizenden stoffelijke overgangen en wat voor het dierwezen is, is niet voor de mens.
De mens was, voordat dit machtige geschiedde, de bezielende kracht, want het kwam uit God voort.
Toen God met het scheppingsplan gereed was, wanneer ik het op deze wijze mag zeggen, was dát, wat geboren werd, dus de mens, het eerste verschijnsel en was dus van dierlijk leven geen sprake.
De eerste lichtflitsen, voordat het goddelijke proces een aanvang zou nemen en je in de tempel der ziel waarnam, was dit geboren worden.
Daarin lag reeds de mens aan vast en de eerste verschijnselen van deze ontzaglijke openbaring was dus de mens.
God schiep de mens doordat hij Zichzelf openbaarde en dit openbaren geschiedde op het ogenblik dat de schepping een aanvang nam.
God wist dat de mens zich door de dood zou ontwikkelen en dat uit dat dode lichaam een nieuwe werking, een nieuw leven tevoorschijn zou treden.
Maar God gaf aan Zijn eigen leven in de eerste graad Zijn wonderlijke macht, omdat God zelf in dat wezen overging.
Ik spreek nu van de eerste graad, omdat de mens het hoogste, het aller–, allerhoogste heeft ontvangen.
Maar dit ontvangen is eigenlijk niet mogelijk, want de mens ontving niet, de mens is zoals God en de mens stond nu van zijn eigen verkregen energie weer af.
Uit dat dode lijf dan werd het dierlijke leven geboren.
Is het niet eenvoudig?
In wezen dus is de mens en het dierlijke wezen één, maar de mens is het bewust goddelijke wezen, de bezielende en stuwende kracht.
De mens is dát, wat het goddelijke vermogen is, want wij zijn uit dat goddelijke gekomen.
Door al die miljoenen eeuwen heen, zal het dierlijke wezen ons volgen.
Dit volgen is van het eerste menselijke embryo af reeds geschied.
Toen het eerste menselijke embryo in het verrottingsproces overging, ontstond dus daaruit de eerste dierlijke kiem en dit leven werd, doordat Gods leven in alles is, bezield.
Op het ogenblik dat deze bezieling intrad, ontstond er een proces, dat in werkelijkheid onze eerste graad evenaarde en het menselijke wezen te volgen had.
Uit de eerste schil dus trad een dierlijk wezentje tevoorschijn, werd het geboren, wat met het oog niet was te zien.
Ook de mens leefde in dit stadium, wat ik je reeds toonde en duidelijk maakte en op een druppel water geleek.
Voordat het echter die grootte had bereikt, was dit proces reeds duizenden jaren oud.
In het eerste stadium waren dit slechts cellen en die cellen die ook toen nog stoffelijk niet waar te nemen waren, verdichtten zich op natuurlijke wijze, zoals het evolueringsplan voorschreef en de natuurwetten zijn.
Ik keer echter tot het dierlijke wezen terug.
Toen de mensen nu in het eerste stadium in het embryonale leven overgingen, was het dierlijke leven ook reeds zover gevorderd en in zijn eerste stadium overgegaan.
Steeds volgde nu het dierlijke wezen de mens, maar het bleef onder ons.
Toch leefden beiden in één wereld, maar bleven in hun eigen afstemming en wereld voortgaan.
Deze beide werelden zijn dus niet met elkaar in verbinding, omdat dit niet mogelijk is.
Want in het begin van het scheppingsplan, ik zei het reeds, waren de eerste verschijnselen op het menselijke wezen gericht en eerst toen het embryo was gestorven, kon dit leven een aanvang nemen.
De mens heeft nu op aarde zijn volmaakte lichamelijke graad bereikt en ook het dier heeft zijn hoogste graad aanvaard.
Je ziet, dat er vanaf het begin van de schepping steeds dierlijke wezens zijn geweest.
Er is dus geen tijd op te noemen dat zij er niet waren.
Dit is te verklaren, omdat men dit proces vanaf deze zijde volgen kan, wanneer wij ons met het verleden verbinden en dus opnieuw dit voor ons zien.
Op deze reis is je toch duidelijk genoeg getoond, dat wij in het verleden kunnen terugkeren.
Ik sprak van vele, ja zelfs van duizenden overgangen, waarin het dierlijke wezen moet overgaan.
Al die diersoorten die eens hebben bestaan en op deze planeet leefden, zijn hier dus gestorven.
Wat voor het dier hier geschiedde was tevens voor de mens, omdat ook de mens verder en hoger ging, maar het dierlijke wezen zou de mens volgen.
Op de derde graad, dus op aarde, zal ik je dit wonderlijke duidelijk maken, want daar was het, dat deze stoffelijke maar dierlijke wezens, die dus reeds gestorven waren, in het heelal oplosten, omdat zij een lagere graad in dit kosmisch plan innamen.
Dit alles is zeer diep, André, maar ik zal je dit duidelijk maken, door je met dit onzichtbare leven te verbinden.
Wanneer dit nu niet was geschied, ik bedoel dit oplossen van het dierlijke wezen, dan zou men kunnen aanvaarden, zoals men op aarde denkt, dat de mens eerst door het planten- en dierenleven is gegaan, voordat het leven de menselijke toestand aanvaardde.
Doch dit is niet mogelijk, want het dier loste op en ging in het heelal over.
Maar uit dit stoffelijke wezen, ontstond een nieuw leven en uit die graad werden andere diersoorten geboren.
Voel je wat ik bedoel, André?”
„Ja, Alcar, uit het ene dier ontstond de andere diersoort.”
„Ja, heel goed.
Ieder dierlijk wezen in soort en in graad en in kracht, bracht dus een ander dierwezen voort, omdat dit dierwezen door het verrottingsproces in stand werd gehouden en eruit tevoorschijn trad.
Doch de mens, zoals ik reeds zei, volgde maar één weg en die weg was voor de volmaking van het stoffelijke organisme.
Het dier echter ging in duizenden diersoorten over, het aanvaardde het ene leven om in het andere en weer hogere binnen te treden, doch bleef steeds en al die miljoenen jaren door, één graad onder het denkende en voelende, tot God terugkerende wezen.
In alles, in welk stadium de mens en het dierlijke wezen zich ook bevond, zie je de reïncarnatie, of ook het dierlijke wezen was in eerste instantie ten dode opgeschreven en was Gods schepping en openbaringsproces vernietigd.
Steeds maar weer de wedergeboorte op aarde en op andere planeten.
Dit is het aanvaarden van een hogere toestand, totdat dier en mens het volmaakte organisme hebben ontvangen.
De mens dus heeft de hoogste graad, wat het goddelijke bewustzijn is, maar ook het dier bezit een kosmische afstemming, doch het bereikt niet onze hoogte.
Dier en mens, ik zei het reeds, is één, het kent en het heeft één bezieling en is Gods leven.
Doordat de mens het goddelijke wezen is, heeft de mens ook maar één weg te volgen.
Maar het wonderbaarlijke van dit wordingsproces is, dat toen de mens de tweede graad op kosmische afstemming, waar wij aanstonds heengaan, had bereikt en noch mens noch dier was, tevens het dierlijke wezen in een voordierlijke toestand was gekomen.
Het dier volgde echter het menselijke wezen op de voet en toen de mens de derde graad, de planeet aarde, had bereikt, had ook het dierlijke wezen zijn vooreeuwse organisme afgelegd.
Toch drong dit dierlijke wezen op de derde graad door; daar leefden in vroegere tijden voordierlijke gedrochten, doch ook de mens had zijn volmaakte toestand nog niet bereikt.
Dat alles zul je leren kennen en ga ik je duidelijk maken.
Je ziet, André, hoe innig beide aan elkander verbonden zijn en het dierlijke wezen het goddelijke wezen volgde.
Dit ging miljoenen jaren, neen biljoenen eeuwen door en op aarde en in jouw tijd nu, vindt men het dier en de mens, die beide hun hoogste stoffelijke graad hebben bereikt.
Waarom dus thans voorhistorische diersoorten niet meer op aarde leven, zal je duidelijk zijn, omdat zij én de mens in een hogere stoffelijke graad zijn gekomen.
In de vele eeuwen die voorbij zijn, keerde het ene dierlijke wezen na het andere tot het Al terug en loste dat voorhistorische wezen op.
Maar uit God zijn wij en in God leven wij, dier en mens en het dierlijke en het goddelijke wezen – één kracht – zullen weer in die bron van leven terugkeren, doch de mens blijft kosmisch bewust.
Het dierlijke stofwezen op aarde is volmaakt en toch, je ziet het, daar worden nog nieuwe diersoorten geboren, omdat de diepste krachten die het dierlijke wezen bezit, nog niet zijn uitgeleefd.
Doch dit zijn maar enkele diersoorten.
Ook leven in oceanen diersoorten, die men nog niet kent en ook deze wezens zullen eens naar een hogere graad overgaan, dus naar een andere toestand en zullen een ander organisme aanvaarden.
Ik spreek hier nu over graden en zo kennen wij in de dierlijke wereld zeven graden van dierlijke afstemming.
Begrijp je wat ik bedoel, André?
Dan begrijp je tevens, dat ook het dierlijke wezen zeven kosmische en wel geestelijke en stoffelijke graden bezit.
Is het niet wonderlijk, maar toch eenvoudig?
Wordt een dier opnieuw tot de aarde aangetrokken en zal het daar geboren worden, dan gaat het zieleleven in het stoffelijke leven over en handelt en voelt het dier naar de toestand waarin het is.
Dit is dus naar het stoffelijke organisme.
Het organisme bezit een kosmische afstemming, maar in één graad liggen nu voor het dierlijke leven honderden overgangen en al die overgangen bevatten zeven graden.
De laagste tot de hoogste overgang is, wat ik bijvoorbeeld met het roofdier de panter en het huisdier de kat kan vergelijken.
Dit zijn overgangen, André, stoffelijke graden en het dierlijke wezen handelt naar zijn stoffelijke graad.
Dit zijn overgangen maar in één soort.
Begrijp je wat ik bedoel?”
„Ja, Alcar.”
„Prachtig, dan ga ik verder.
Andere diersoorten bezitten in hun toestand duizenden overgangen en toch, je voelt wel wat ik bedoel, behoren al die wezens bij één graad en dat is de stoffelijke maar kosmische afstemming.
Wanneer je dit wonderlijke gebeuren begrijpt, verklaart dit al die vele diersoorten op aarde.
Maar al die soorten, groot en klein, bezitten dus één afstemming.
Het stoffelijke organisme en dan de soort waarbij deze dieren behoren, geeft het dier die verschrikkelijke kracht mee, maar het instinct, dat het gevoel is, handelt en past zich op natuurlijke, maar toch wonderlijke wijze aan dat stoffelijke organisme aan.
Het huisdier de kat is vals, een panter niet minder, maar het gevoel van de panter en dat van het huisdier, is één kracht, één leven, doch het stoffelijke organisme dwingt het dier zó te handelen zoals het geboren is.
Wanneer nu dit dierlijke instinct is ontwaakt en is uitgeleefd, ziet men zeer gevoelige en tamme dieren, ook al zijn zij in de kern als het jonge verscheurende dier.
Want in wezen is het dier, ook het gevaarlijkste, toch aan de mens verwant, want het dier is uit de mens geboren en is in die verhoogde menselijke toestand op te trekken.
Dit verklaart, dat het steeds voor de mens mogelijk is, het wildste dier te temmen, want in wezen zijn wij één, maar wij, die goddelijk zijn, bezitten intellect, dat het dier nimmer kan benaderen, noch in kan overgaan.
Het dier en de mens zijn in leven één, doch wij zijn uit de eerste graad en het dier heeft zich bij ons aan te passen.
Er zijn echter dieren die nu verder en hoger zijn dan de mens op aarde.
Wanneer het dier de hoogste graad, de zevende graad, heeft bereikt, bezit dat dierlijke wezen eigenschappen, die de mens nog niet bezit.
Aan deze zijde volgt ons het dier en luistert naar onze wil.
Wie zich deze concentratie op aarde reeds eigen maakte, is in staat zich met het dierlijke wezen te verbinden.
Wij, die geestelijk zijn en die geestelijke graad hebben bereikt, bezitten deze gave van kracht, wat onze persoonlijkheid en de liefde is die wij bezitten.
Het dierlijke wezen de duif bijvoorbeeld die uit verre landen de weg naar haar eigen huis terugvindt, bezit die hoogste graad van kosmisch gevoel, in stoffelijke en geestelijke afstemming en is de mens ver vooruit.
De mens op aarde heeft in gevoel zijn hoogste afstemming nog niet bereikt en bezit die afstemming eerst dan, wanneer hij het geestelijke leven is ingegaan en de vierde sfeer heeft bereikt.
Dat gevoel dat de duif bezit, vindt men ook bij andere diersoorten terug.
De hond bijvoorbeeld bezit dit gevoel en behaalt bijna die bewust geestelijke graad, maar komt er niet boven uit en kan dus niet in die bewuste, menselijke graad overgaan.
Ook het paard en vele andere soorten bezitten dit gevoel, zijn in hun soort in deze toestand en hebben hun hoogste graad bereikt.
Deze diersoorten hebben een fijn gevoel, staan het dichtst naast het menselijke wezen en benaderen dit bewustzijn.
Toch gaan al die diersoorten er niet in over, omdat het niet mogelijk is.
Het zal je dus duidelijk zijn, dat vele dieren in gevoel verder zijn dan vele mensen op aarde.
Het dier in hoogste graad volgt zijn intuïtie en dit is dus het gevoel, dat de mens bezit die de vierde sfeer heeft bereikt.
Daaronder dus, dicht in zijn omgeving, leeft het dier, hoewel nog op aarde in de stoffelijke toestand.
Doch het is dit gevoel dat het dier bezit, terwijl de mens een voordierlijk leven beleeft en onder deze graad van gevoel is.
Daarom, André, zijn vele dieren op aarde verder dan de mens en zegt men dikwijls, een dier zou dat niet kunnen doen.
Ik bedoel dan het dier dat deze hoogte heeft bereikt en zover is gekomen.
Toch komt eens de mens zover en zal die hoogte bereiken.
Wij zijn thans op de derde kosmische graad en gaan naar de vierde, maar daarvoor hebben wij duizenden jaren nodig.
Waarom dit zo lang duren moet en waarom dit nodig is, heb je in dit alles kunnen volgen, want ook daarin is niets veranderd.
Hoe hoger wij komen, des te moeilijker wordt onze weg.
Ik heb je reeds duidelijk gemaakt, dat de mens op de vierde graad honderden jaren in stoffelijke toestand oud kan worden.
In het eerste stadium van het menselijke embryo stierf dit embryo onmiddellijk, wanneer de bezieling in het andere leven overging.
Doch steeds vergrootte zich dit proces en werden seconden minuten, minuten uren, uren dagen, dagen weken en maanden, tot tien en twintig jaren toe.
Daarna, op de tweede graad, dertig jaren en ouder en op de aarde nog weer ouder.
Echter op de vierde graad varieert dit leven en daar kunnen de mensen honderden jaren oud worden.
Op de vijfde kosmische graad gaat het echter nog verder en hoger en daar wordt het leven duizenden jaren oud.
Nog hoger wordt de mens tien- en twintigduizend jaren, om eens op de zevende kosmische graad te blijven.
Dan zal men die jaren niet meer kunnen uitspreken, want dan leeft de mens in het oneindige.
In al die overgangen, André, je voelt het, ligt één wet en dit is het evolueringsplan, een wet om tot de Vader terug te keren.
Wanneer men het leven op deze wijze volgt, gaat men deze diepte aanvoelen en is het leven op aarde te begrijpen.
Op deze planeet werden dus de mens en het dier geboren en daarom is dit de moederplaneet.
Doch nu, nu wij biljoenen jaren verder zijn, nu, na al die eeuwen, leven er nog wezens op aarde, die zichzelf niet kennen en anderen het leven ontnemen.
Wanneer men op aarde ziet, dat het aantal mensen en dieren toeneemt, dan komt dit, dat een tweede graad overgaat en op aarde geboren zal worden, wat ik je op deze reis duidelijk zal maken.
Maar het aantal zielen, mensen en dieren dus, is niet vast te stellen, dit gaat in het oneindige.
Maar toch, je zult dit aanstonds beleven, losten al die wezens op, want deze planeet is thans levenloos.
Nu, mijn jongen, zul je tot jezelf terugkeren.”