De piramide van Gizeh

„Wat is dat voor een gebouw, is dat de piramide?
Waarom werd de piramide gebouwd, Alcar?”
„Daarvan zal ik je vertellen, André.
Dit is zeer wonderbaarlijk, ja goddelijk.
Het is in één woord een groot en heilig wonder, maar ook dat wonder wordt niet begrepen, noch gevoeld, ook al zijn zij thans op aarde bezig dat goddelijke raadsel te ontcijferen.
Dat gebouw, André, betekent een goddelijke zending.”
„Een goddelijke zending, zegt u?
Kan een stenen gebouw die kracht bezitten en is het voor dat doel op aarde geboren?”
„Ja, het is daar gebouwd om de komst van Christus te verkondigen, maar er is veel en veel meer, wat men op aarde nog niet kent of weet.
Op onze vorige tocht heb ik je daarvan verteld, doch thans ga ik je dat duidelijk maken.
De hogepriesters en de geleerden uit die tijd wisten er met hun koning alles van, doch de priesters ontvingen die diepe waarheid van deze zijde, omdat zij van hieraf werden gesteund.
Ik zei je, dat men in die tijd alles van deze zijde af heeft ontvangen en de mensheid zich deze schatten nu eigen moeten maken, waaraan zij reeds eeuwen geleden zijn begonnen.
De priesters waren dus reeds in die tijd met onze zijde in verbinding.
Maar waarom en waardoor zij zover waren, dat weet men niet op aarde, dat weten en kennen alleen wij, die aan deze zijde leven.
Hoe alles dus is geschied, daarvan weet men niets af.
Nu, in je eigen tijd, zijn op aarde zulke geleerden niet meer, ook al hebben zij veel bereikt.
Toch leefden eeuwen geleden mensen op aarde die zo ver waren.
Ook dit is een wonder, want deze mensen die een goddelijk bouwwerk begrepen en konden verstaan, leven niet meer op aarde en kunnen er niet meer worden geboren.
Ik zei je reeds, men wilde de mensheid overtuigen en dit geschiedde als volgt.
Van de zevende graad af daalden de kosmische meesters naar de zesde graad af en brachten deze boodschap.
Dit geschiedde dus op dezelfde wijze als wij die andere boodschap ontvingen, zoals je in de tempel der ziel is getoond.
Dan bereikte deze boodschap, deze zending, de vijfde kosmische graad en vervolgens stelden deze meesters zich met de vierde graad in verbinding en deelden hun deze Goddelijke boodschap mee.
Tenslotte bereikte deze zending de derde kosmische graad, waarvan de Mentors zich als taak stelden, wat de bedoeling was, om deze boodschap aan de mensheid op aarde te brengen.
Een Goddelijke boodschap was dus van gevoel tot gevoel, van meester tot meester uit het aller-, allerhoogste afgedaald en bereikte zo de planeet aarde.
In die tijd was de mensheid verder dan nu, althans alleen voor dit gebeuren.
Deze boodschap zou men op aarde brengen, doch daarvoor waren mensen nodig, die op aarde als instrumenten zouden dienen en deze gevoeligheid, geleerdheid, intuïtie en andere begaafdheden bezaten, dus als innerlijk bezit eigen hadden gemaakt.
Want dit konden alleen mensen ontvangen en tot stand brengen.
Onder de mensen leefden dan in die tijd de grootste geleerden die er ooit hebben geleefd.
Onder hen bevond zich de opperpriester en deze bezat de algehele leiding.
Maar aan één mens kon deze boodschap niet worden gegeven, daarvoor waren vele mensen nodig.
Het volk van Egypte begreep die taak volkomen.
Wat geschiedde er nu?
Uit steen zou de Goddelijke Mens worden gebouwd.
Maar niet alleen stoffelijk, doch tevens geestelijk en Goddelijk.
Dit bouwwerk zou de Christus vertegenwoordigen als het volmaakte Goddelijke wezen.
Daarin zou niet alleen worden neergelegd het leven dat de Goddelijke Mens op de planeet aarde zou beleven, doch tevens het eeuwige leven en de goddelijke afstemming.
Zo moest dat gebouw worden opgetrokken.
Dus in de eerste plaats om de komst van de Christus te verkondigen, ten tweede, om Zijn heilig leven daarin neer te leggen en ten derde zou de mensheid iets bezitten, waaraan het bestaan van de aarde vastligt.
De priesters stonden onder leiding van bekwame geesten en allen waren voor hun taak berekend.
Zij ontvingen de inspiraties, de mededelingen dus van deze zijde en de geleerden moesten voor de bouw en het toezicht zorg dragen.
De hogepriesters echter ontvingen het geheel in de symbolische betekenis, de geleerden de stoffelijke betekenis.
Ik weet, dat er vijfentwintig mensen aan de piramide hebben gewerkt en dit goddelijke gebeuren tot stand hebben gebracht.
Toen zij al hun berichten hadden ontvangen, werd begonnen met bouwen.
Aan deze zijde waakte men over het geheel en op aarde luisterde men naar hun bevelen.
Fouten zijn er dus in dit machtige bouwwerk niet gemaakt.
In dit bouwwerk lag, zoals ik reeds zei, in de eerste plaats vast de komst en geboorte van Christus.
Op tijd, geen seconde te vroeg of te laat, zou de Heiland worden geboren.
Verder Zijn leven en lijden, Zijn kruisdood en opstanding en het terugkeren tot God.
Tevens ligt in de piramide het menselijk probleem vast, als mens der aarde, als geestelijk wezen en de goddelijke afstemming.
Maar niet alleen dat in dit bouwwerk de gehele mensheid vastligt, doch ook alle gebeurtenissen die men op aarde zou beleven.
Voor duizenden jaren zag men dus vooruit.
Aan de piramide komt geen einde, al denkt men in jouw tijd dat zij dit einde kunnen bereiken.
Dit is niet mogelijk.
Duizenden jaren zullen er voorbijgaan en nog is de diepste betekenis van de piramide niet vastgesteld, omdat deze niet vast te stellen is, omdat dit alleen de kosmische meesters kunnen.
Daarom is het een Goddelijke zending, is het volmaakt.
In het midden van de aarde vond dit plaats en staat de piramide.
Dit zou zo zijn, omdat ook God een plaats in het gehele en innerlijke universum inneemt en dit tevens voor het volmaakte Kind Gods is.
Doch niet alleen daarom.
Op de eerste planeet begon de verdichting van het midden uit en dit heeft ook de planeet aarde beleefd.
Daaruit werden de eerste mensen geboren, daarop stond alle kracht en energie geconcentreerd.
In het midden van de aarde zou tevens het Goddelijke en volmaakte Kind Gods worden geboren en uit het midden van de aarde stroomden de mensen naar alle hoeken van de aarde om zich daar te vestigen.”
„Wat wonderlijk is dat, Alcar.”
„Ja, het is wonderlijk, André, maar stel je dit werk eens voor.
Zie, wij zijn nu op de plaats waar ik wilde zijn en wij bevinden ons in het midden van de aarde.
Daar staan vele piramiden, doch hier staat de piramide die ik bedoel.
Als de Goddelijke mens staat ze hier en wijst ons de weg naar het volmaakte.
Hieraan heb ik geholpen, André.
Ik was echter geen geleerde, geen priester, ik behoorde tot hen die toezicht hielden en meehielpen.
Hieraan liggen duizenden wonderen vast.
De steen was aanwezig en wat daarvoor nodig is geweest om die duizenden kilo’s daarheen en omhoog te slepen, is niet te beschrijven, want in die tijd waren er geen machines.
Maar al waren die er geweest, dan zou dat hier niet eens worden toegestaan, want de mens moest zijn eigen vlees en bloed geven.
Daarvoor gaf men zichzelf.
Geheel Egypte was eraan bezig, eenieder deed wat en wilde helpen.
Daar was het dat ik mijn vriend leerde kennen, maar er geschiedde een ongeluk en hij stortte naar beneden.
Doch je zult je hebben afgevraagd, of de mensen in die tijd zo gevoelig en zo zuiver met ons, dus met de geestelijke wereld in verbinding waren en of zij zulke grote mediums waren, want uit zichzelf konden de mensen dit niet tot stand brengen, hadden dit nooit gekund.
Een mens die de hoogste lichamelijke graad, waarvan ik je vertelde, bezat, was nog steeds niet zover om een goddelijke zending te verstaan en dan dit wonder, dit goddelijke bouwwerk.
Is dit niet vreemd?
Men zoekt en men vraagt op aarde, ziet tegen deze bouwers, geleerden en priesters op, want onder hen bevonden zich de genieën van de aarde die nooit meer op aarde zouden worden geboren.
Ik herhaal het, André, wat ik je reeds zei, nimmer zien wij deze geleerden op aarde terug.
Zij kunnen niet meer worden geboren.
En waarom niet?
Waarom waren die wiskunstenaars, die astronomen, die priesters zo oneindig ver, dat zij deze diepte konden voelen, konden berekenen?
Waardoor bezaten zij deze hoge gevoelens en beschaving en hun buitengewone intuïtie?
Waren deze mensen dan reeds zover en zijn wij dan achteruit gegaan?
Ik kan zo doorgaan, André, en je honderden vragen stellen, maar er is niemand op aarde die er antwoord op kan geven.
Zij zien tegen hen, die dit tot stand brachten, op en dit kunnen zij doen, want de Piramide van Gizeh is een goddelijk wonder, een Goddelijke openbaring.
In steen werd dit alles opgebouwd, in steen de komst van het volmaakte Kind Gods vastgelegd en nog vele wonderen meer, doch dat was de hoofdzaak.
Ik vraag je, is de wetenschap dan achteruit gegaan, zijn die geleerden niet meer op aarde?
Neen, André, zij komen niet meer op aarde; al deze kunstenaars, al die geleerden in gevoel, waren alleen dáárvoor op aarde en zijn dáárvoor geboren.
Deze wezens zijn geïncarneerd en zoals de Christus kwam, zijn ook zij gekomen en voor Hem zou dit gereed zijn.
Voel je, wat ik bedoel?
Ik ga dus nu in de geest terug.
Toen die goddelijke boodschap de derde graad had bereikt, dat wil zeggen de Mentors van de derde graad, maar de zevende sfeer aan deze zijde, werd er beraadslaagd.
Eén van hen moest naar de aarde terug en zou in Egypte worden geboren.
Dat wezen werd een hogepriester.
Met hem zouden er vele anderen komen.
Allen kwamen naar de aarde voor één doel en wel om een goddelijk monument te bouwen en dat betekende een goddelijke zending.
Al die geestelijk volmaakte wezens volbrachten dus een ontzaglijke taak in steen en de volmaakte mens Jezus Christus bracht zichzelf.
Wie dit niet aanvaardt, voelt niet dat deze mensen, die zoiets goddelijks moesten berekenen en in een kosmische symboliek moesten uitbeelden, waar de mens aan vastligt van zijn jeugd tot zijn einde op aarde, dit niet konden doen, wanneer ook hierin geen wonder aanwezig was.
Hier ligt het wonder van de wedergeboorte aan vast, want zij allen werden geboren.
In de sferen heb ik hen naar de aarde zien gaan, ook dit is mij getoond.
Daar werd van tevoren geregeld en uitgemaakt en berekend, hoe dat wonderlijke zou worden geboren.
In de zevende sfeer is dit tot stand gekomen en daalden Mentors van de zevende sfeer, de zesde, vijfde en vierde sfeer naar de aarde en die wezens zouden zich op de aarde in een studie bekwamen.
Het wonderbaarlijke wonder geschiedde.
In de piramide liggen vele wonderen vast, doch de diepste wonderen die wij aan deze zijde kennen worden niet begrepen.”
„Hoe is het mogelijk, Alcar.”
„Ik spreek de heilige waarheid, André.
Al die wiskunstenaars, al die begaafden, die priesters, waaronder de hogepriesters, een meester uit de zevende sfeer, de astronomen die aan deze zijde hun studie hadden vervolgd en voltooid, die als geestelijke wezens al die planeten konden bezoeken, de werking daarvan hadden leren kennen en dat alles als bezit droegen, werden op aarde geboren.
Is dit geen groot wonder?
De Mentor van de zevende sfeer had de leiding van dit grootse plan en was de verbinding met deze zijde.
Al deze geestelijke wezens ontvingen een nieuw stoffelijk gewaad en de plaats waar zij zouden worden geboren lag van tevoren vast.
Allen werden dus op aarde geboren en dit was alleen mogelijk door twee wezens, het mannelijke als scheppend wezen, het vrouwelijke als stuwend en dienend organisme.
Denk je dit wonder nu eens in.
Allen kwamen op aarde om dit tot stand te brengen.
Onfeilbaar geschiedde wat van tevoren was besloten.
Aan deze zijde was alles gereed, eenieder had zijn eigen taak en was daarvoor berekend.
Ik heb de sferen gezien waar zij leefden, ook dit wordt aan deze zijde bewaard.
Steeds waren zij tezamen, eenieder volgde zijn eigen weg en zij wisten wat hen te wachten stond.
Maar jaren van voorbereiding, van meditatie gingen er voorbij.
In die jaren groeide dit bouwwerk en werd afgemaakt, doch nog steeds in gedachten.
Eindelijk dan kon dit ontzaglijke proces een aanvang nemen.
Eén voor één losten zij in de wereld van het onbewuste op en wachtten daar op het ogenblik van aantrekken en werden toen één voor één op aarde in Egypte geboren, daar waar dit bouwwerk tot stand zou komen.
Allen werden bij ouders geboren die de middelen bezaten om hun kind te kunnen laten studeren, doch vooral op hun innerlijk afstemming hadden.
Iedere ziel, hetzij geleerde of wiskunstenaar, of priester, volgde zijn eigen weg die hem van tevoren, dus aan deze zijde, was toegewezen.
In niets anders zouden zij zich kunnen bekwamen.
De wiskunstenaar voltooide zijn studie, de astronomen volgden hun studie, de priesters werden voor dat priesterschap opgeleid en de Mentor stond met zijn koning aan het hoofd daarvan.
Denk je dit eens in!
Alles geschiedde dus naar wens en men kon een aanvang maken.
Allen waren daar, wisten van niets af, de verbinding met Gene Zijde zou nog tot stand moeten komen en die kwam tot stand.
De hogepriester kreeg die verbinding en met hem alle andere priesters.
Hij echter trad uit en ontving aan deze zijde zijn bevelen, men maakte hem duidelijk wat zou geschieden, zoals ik jou alles van ons leven duidelijk heb gemaakt.
Langzaamaan werden zij wakker en bewust en werd de geestelijke sluier van hen afgenomen, zodat zij wisten waarvoor zij op aarde waren gekomen.
Ook dit grote wonder, mijn zoon, zul je op deze reis beleven en in algehele toestand ontvangen.
Alleen dus dáárvoor, voor niets, niets anders, waren zij op aarde.
De Mentor van de zevende sfeer bezat de leiding voor dit Goddelijke werk, maar wie waren zijn leiders?
Kun je je dat voorstellen, kun je dat voelen, André?”
„Neen, Alcar, dat kan ik niet.”
„Dan zal ik het je zeggen.
De voorbereiding die zij allen in de sferen hadden beleefd, was eveneens op aarde nodig.
Ook daar hadden zij jaren van meditatie nodig, voordat de geestelijke verbinding tot stand kwam.
Nu werden alle kosmische graden verbonden, dat wil zeggen alle graden, al die planeten dus, kregen één verbinding.
Uit de hoogste Hemel, de zevende kosmische graad, kwamen de berichten naar de zesde, vijfde en vierde graad en de Mentors van de vierde graad stelden zich met de aarde in verbinding.
Dit is echter de enige maal in de menselijke geschiedenis, dat een hogere kosmische graad met de aarde een directe verbinding tot stand bracht.
Voor dit doel was dit mogelijk en daarom is dit bouwwerk goddelijk.
De kosmische meesters van de vierde graad bleven tot aan het einde toe met de aarde in verbinding.
Zij ontvingen dus hun berichten van de vijfde, de zesde en van de zevende graad, welke de Goddelijke sferen zijn.
Ik heb je dat alles duidelijk gemaakt, zodat je dit kunt begrijpen.
Toen alles gereed was en zij op aarde met de meditatie en de geestelijke verbinding gereed waren gekomen, werd er begonnen.
Ik zei je reeds, dat de stenen aanwezig waren, want ook dit werd hun op aarde van deze zijde af getoond, waar deze stenen waren te vinden.
Alles klopte onfeilbaar, maar de bouw was een bovenmenselijk werk, doch ook daarbij werden zij gesteund.
Door inspiratie ontvingen zij de eenvoudigste middelen, om de stenen, die duizenden kilo’s, naar boven te brengen.
Toch gingen er velen ten onder en werden verpletterd.
Vele wonderen liggen dus zoals ik zei, aan de piramide vast.
In de eerste plaats de geboorte en de komst van Christus, Zijn heilig leven en sterven.
Verder vertelde ik je dat alle gebeurtenissen van de aarde, de gehele mensheid tot aan de laatste mens die op aarde zal leven, daaraan vastliggen.
Tevens de ontwikkeling van de aarde, maar bovendien vertegenwoordigt de piramide het universum, al de kosmische graden en de loop van de verschillende planeten.
In één woord, de schepping ligt aan de piramide vast, ook wat wij nu volgen, wat je hebt beleefd, de mens als de schepper van duisternis en licht, alles, alles ligt aan de piramide vast.”
André had vol bewondering geluisterd en keek naar dat stenen gebouw dat de loop der dingen voorspelde.
„Men heeft dus duizenden jaren vooruit gezien, Alcar?”
„Ja, en dat is alleen mogelijk voor hen, die het stoffelijke leven kennen en beheersen.
Dat zijn de kosmische meesters.”
„Het is niet te geloven en toch, men moet het aanvaarden, Alcar.”
„Maar er is nog meer, André.
Onder de piramide ligt een tweede bouwwerk.
Daarvan weet men echter niets af.
Er zijn daar tevens vele gangen, die met het geheel hebben te maken.
Verder heeft iedere steen een eigen betekenis.
In jouw tijd heeft men de diepte van de piramide ontdekt en telkens zullen er mensen worden geboren, die haar ontsluieren.
Iedere eeuw heeft haar eigen betekenis.
In iedere eeuw leven er wezens op aarde die dieper in dit kosmische raadsel zullen binnendringen.
Ook dat ligt vast, op tijd zullen al deze mensen worden geboren.
Volgens de Bijbel kan men de piramide ontsluieren, doch ook in de Bijbel zijn diepe waarheden en werkelijkheden vervalst, omdat de natuur en de kosmische betekenis niet zijn begrepen.
Iedere geleerde dus, die hiervan zijn studie maakt, kan en zal niet verder en dieper kunnen gaan dan hijzelf aan gevoel bezit.
Wanneer zij straks een eeuwig en kosmisch voortleven aanvaarden, je voelt het zeker reeds, is de geleerde veel en veel verder, gaat hij dieper en dieper om dit Goddelijke raadsel te ontsluieren, dan zij die zich op dit ogenblik daarmee bezighouden.
Een geleerde die van een kosmisch leven niets afweet, geen wedergeboorte kan aanvaarden, dringt nimmer tot de diepste betekenis door, want opnieuw roept hem de dood een halt toe en hij komt niet verder dan zijn eigen leven aan diepte bezit.
Maar voor ieder mens is dit tot stand gebracht, want wij allen moeten Christus volgen en alleen door Hem kunnen wij het Al, dat men de Koningskamer noemt, bereiken.
Dat is het hoogste dat een mens kan bereiken, doch wij weten hoe diep alles is, dat wij steeds hoger en hoger gaan en dit in de piramide vastligt.
Ik zou hiervan boekdelen kunnen vullen, doch dat is de bedoeling niet.
Je voelt zeker, André, welk een wonder en hoe diep alles is.
Dit is niet te beschrijven, ik zou dit alleen niet kunnen, want ik zou al die kosmische graden moeten bewandelen, duizenden neen miljoenen jaren vooruit moeten zien en dat is voor mij niet mogelijk.
Toch, zoals ik zei, kan ik boekdelen vullen en alleen reeds van dát vertellen, wat met mijn eigen afstemming te maken heeft.”
„Liggen hier al die verschrikkelijke gebeurtenissen, zoals oorlog, ook aan vast, Alcar?”
„De laatste verschrikkelijke afslachting die de mensheid op aarde heeft beleefd, was op de seconde af berekend.
Het verloop en de evolutie van de aarde en van de mensheid ligt vast en is berekend.
Ik zei je reeds, alles hebben zij overzien, dit konden zij, deze begaafde wezens, die met een taak naar de aarde zouden komen.
Doch dit is niet voor de normale aardse en stoffelijke mens, want hij is nog niet zover.
Van tijd tot tijd, ook dat zei ik zo-even, zullen er mensen op aarde geboren worden, die een gedeelte van de piramide zullen ontsluieren.
Dit gaat steeds verder en voor ieder mens en zolang er mensen op aarde leven, kunnen zij de menselijke toestand berekenen, want die ligt vast.
Maar het einde van alle dingen te berekenen is niet mogelijk.
Steeds weer opnieuw staat daar dit stenen gebouw en roept de mens een halt toe, want op aarde heerst alleen goed en kwaad, licht en duisternis.
Dit gebouw, André, betekent de opstanding van de Goddelijke mens.
Alle ellende is in dit gebouw vastgelegd.
Dit gebouw is dus goed en kwaad, zoals de mens in zijn leven is.
Maar één weg voert door dit stenen gebouw omhoog en dat is de weg die onze hoogste meester Jezus Christus ons wijst, die wij allen te volgen hebben, willen wij het Al binnengaan.
Is het niet wonderbaarlijk, dat wij alles wat ik je op deze drie reizen duidelijk maakte, hierin terugvinden?
Hier ligt de mens en zijn Goddelijke afstemming aan vast, moet de mens „mens” worden.”
„Wat is dat voor een beeld, Alcar?”
„Dat is de sfinx.
Wie dit beeld voelt, voelt en begrijpt de piramide.
Zij vraagt, zij roept, zij dwingt ons tot onszelf te komen en in onszelf af te dalen.
Eerst dan mogen de mensen hier binnengaan.
Zij zegt: „Mens, ken uzelf, word zoals ik, hoor, wat ik te zeggen heb”.
Maar de mens luistert niet.
Dit beeld heeft een diepe betekenis en heeft met de Bijbel te maken.
Aanschouw dit gelaat, André, en voel aan wat het zeggen wil.
Luister, veel heeft het te zeggen, toch zijn er maar weinigen die het verstaan.
Dit is voor de mens, maar de mens loopt het voorbij en stapt binnen.
De sfinx roept ons een halt toe en zegt, tot hier en niet verder en buig uw hoofd.
Gij kinderen van God, zie mij aan, gij allen, die hier binnen willen gaan.”
André zag dat zijn leider neerknielde en ook hij deed het.
Hij luisterde aandachtig naar hetgeen zijn leider zei:
„Zoals het heelal is en Gods eigen leven, is de waarachtige liefde die in u is.
Gij zijt een God van liefde, neem mijn zonden weg en sta mij toe u te naderen.
Mijn hart behoort u toe en de Vader in de Hemel.
Wat gij van mij wilt, zal ik trachten te bereiken.
Ik zal mijn hoofd buigen, want dat is uw wil.
Zie, gij glimlacht reeds.
Gij laat mij voelen dat ik u begrijp en uw leven aanvaard.
Door u ontvang ik het waarachtige leven en treed ik de werkelijkheid binnen.
In uw schaduw zal ik mijn eigen leven leren kennen en mijn God liefhebben.
God is in u.
In u ligt het leven van de eeuwigheid.
Geve God aan de mensen op aarde de genade, u te leren kennen.
Wij zullen trachten onszelf te overwinnen, ons geheel af te leggen, en vragen u, onze ogen te openen.
God helpe ons, Amen.”
Christus wil is het, mijn zoon, dit wonder te verstaan, anders is het beter uit dit machtige gebouw te blijven.
Een allesoverheersende liefde overstraalt ons en allen die hier binnentreden, maar die alles overweldigende liefde zullen wij ons eigen moeten maken.
Door de sfinx leren wij God in de Hemel en als kind van God, als een deeltje daarvan, onszelf kennen.
Dat ligt aan dit gebouw vast en is de bedoeling van de piramide.
Maar er is nog een ander wonder dat ik je duidelijk zal maken.
Zie naar dit gebouw, André, zie omhoog naar het hoogste gedeelte, zie je dan niets vreemds aan de piramide?”
André keek omhoog en zei: „Neen, Alcar, ik weet niet wat u bedoelt.”
„Luister dan, André.
Is het niet vreemd, wanneer ik je thans ga zeggen dat de piramide niet af is?”
„Wat zegt u, niet geheel af?
Wat is dat voor een raadsel?”
„Dat is een geestelijk raadsel, maar met een goddelijke betekenis.
Ik zal je dat in enkele woorden verklaren.
Wij missen de top van de piramide.”
„Waarachtig, daar heb ik geen erg in gehad, Alcar.
Heeft dit een betekenis?”
„Ja, André, ik zei reeds, dat ook dit een geestelijk raadsel is, maar een goddelijke betekenis heeft.
De top van de piramide is de zevende kosmische graad, dus de allerlaatste stoffelijke afstemming die de mens kan bereiken.
Wij weten dat daarna het Al, dus God komt, maar wij weten tevens dat geen geest, hoe hoog hij ook gekomen is, God in zijn algehele toestand kan verklaren.
Voel je reeds, André, waarheen ik wil en wat dit betekent?
De zevende kosmische graad is het einde van de stoffelijke mens.”
„Mijn God, hoe is het mogelijk, Alcar, ik begrijp reeds de betekenis, hier houden menselijke en geestelijke krachten op te bestaan.”
„Zeer goed, zo is het.
Daarom kon men de piramide niet afmaken, want dan zou men God in wezen moeten kennen en God is niet in steen, noch geschriften of in kunst vast te leggen.”
„Hoe wonderbaarlijk is dit en toch zo natuurlijk, Alcar.”
„Het zegt ons, André, dat de mens die de zevende kosmische graad heeft bereikt, zijn Vader in de Hemel heeft begrepen.
Het Al is dus niet vast te leggen, noch te verklaren.
Daarom is de piramide niet af en dat is hetgeen ik je duidelijk wilde maken.
Thans ga ik verder.
Aan dit gebouw, André, zoals ik reeds zei, heb ik helpen werken.
Hier leerde ik mijn vriend kennen.
Op onze vorige tocht zei ik je, dat hij mij mijn liefde ontstal.
Wij kregen twist en hij viel mij aan, waarna een worsteling ontstond.
Toen viel hij naar beneden.
Enige dagen later ging mijn vriend over.
Hij had de leeftijd van achtentwintig jaren bereikt.
Ik wilde niet doden, maar het was een samenloop van omstandigheden.
Toch lag dit vast, want in de sferen heb ik alles gezien.
Op het ogenblik dat dit geschiedde, overviel mij een ontzettend gevoel.
Het was alsof ik mijn eigen kind doodde.
Wij weten nu dat dit zo is, toen echter lag in mij al dat vreemde gevoel en diepe raadsel.
Mijn gehele leven, tot aan mijn dood, bleef dit gevoel in mij en ik leed verschrikkelijk.
Beiden hadden wij elkaar dus weer ontmoet zonder dit te weten.
Wij keerden naar de astrale wereld terug en moesten afwachten om opnieuw geboren te worden.
In verschillende andere levens ging ik over en leerde ik mijn tweelingziel kennen.
In mijn laatste leven op aarde zag ik ook haar terug en jij weet wie zij is.
Ik zei reeds, in verschillende levens ging ik over en in twee daarvan ontmoette ik hem weer op aarde.
In één daarvan was hij mijn meester en ik zijn slaaf.
Op jeugdige leeftijd ging ik over, een wild dier maakte een einde aan mijn leven, maar ik redde het zijne.
Ook daarvan heb ik je verteld en ga dus verder.
Mijn ster kreeg nu een andere glans en de zijne verbleekte.
Zijn weg was anders dan die van mij, want hij had nog goed te maken, terwijl ik bijna aan mijn einde was.
Ik was verder dan hij op de geestelijke weg, waarvan wij echter niets weten.
Toch zou ik nog vele malen op aarde terugkeren, want ik had nog niets verdiend.
Eeuwen gingen er weer voorbij.
Nogmaals zou hij mijn eigen kind worden, doch dan zou ik zijn vader zijn.
Dit is die andere toestand waarvan ik sprak.
Nu geschiedde ook dat wonder.
Zij, die eens mijn moeder was, werd nu mijn vrouw en hij ons kind.
Dit was in Jeruzalem, waar ik koopman was.
Daar zullen wij nu heengaan, daar heb ik je weer andere wonderen te tonen en duidelijk te maken.”