Het bezielende leven

„Wijzelf zouden ontwaken, André, want wij zijn immers goddelijk.
Wij moeten verder, steeds verder en hoger en naarmate wij hoger komen en het goede zoeken, zullen wij ontwaken.
Alles is liefde en wij moeten ons dus de goddelijke liefde gaan eigen maken.
Dat is onze weg en alleen voor de mens, want wij moeten tot God terugkeren.
Ziedaar, de eerste planeet.
Om je alles duidelijk te maken moet ik je opnieuw met het verleden, met het embryonale leven verbinden.”
Alcar daalde op de eerste planeet af.
Opnieuw was André op dit ontzaglijke lichaam, waar ieder mens was geweest.
Op een hoge berg namen zij plaats.
Hier zou alles sterven.
André dacht aan dit proces.
„Dit, hier voor ons, Alcar, is de zichtbare energie en dat wat om ons heen is en waarin wij leven, behoort dus tot de onzichtbare energie?
Als ik u goed heb begrepen, dan is in het onzichtbare alles wat een planeet aan ertsen en mineralen kan bevatten?”
„Ja, dat is zeer goed.
Alles komt uit het onzichtbare voort.”
„Ook goud en zilver en andere metalen?”
„Ja, alles.”
„Wonderbaarlijk is dat, Alcar.”
„Wanneer dit niet in het onzichtbare aanwezig was, kon het niet geboren worden.
De wetenschap is reeds heel ver, maar in de toekomst komt zij verder.
Zowaar er in de aarde goud wordt gevonden, zo is dit tevens in het onzichtbare.
In het onzichtbare leven is alles wat de aarde bezit, want alles is energie.”
„Denkt u, dat men daarmee vorderingen zal maken?”
„Zij zullen thans veel uitvindingen doen, maar daarover heb ik reeds gesproken.
Het is thans de eeuw van de techniek.”
„U kent vele vindingen die straks het licht zullen zien?”
„Ja, ik zie er vele, heel veel zelfs.”
„Als u dat wilt, Alcar, zoudt u mij dan een uitvinding kunnen noemen?”
„Ja, dat zou ik kunnen, doch het interesseert mij niet.
Ik stel mij alleen op het zieleleven in en dat is mijn werk.”
„Het is toch merkwaardig dat u dat kunt, Alcar!”
„Ja, André, ik zou dit kunnen, want ik ken er vele.”
„Is dit ook uw bezit?”
„Ja, van mij en van hen die in mijn eigen sfeer leven.
Wij zien al die mogelijkheden en zouden dit tot stand kunnen brengen, doch de mens heeft gebrek aan geestelijk voedsel en dat is het noodzakelijkste van alles.
De mens moet nu zijn eigen afstemming leren kennen en wanneer zij op aarde weten, dat er een verdergaan mogelijk is, zij gaan leven zoals zij moeten leven en zoals God het wil, dan ontvangen zij wonderen en al die wonderen kennen wij.
Wij weten nu reeds wat de mens over vijfhonderd jaren zal bezitten.
Er is meer dat zij niet kennen dan dat zij reeds hebben tot stand gebracht.
Maar wat heeft het voor nut, wanneer zij al die wonderen voor de vernietiging van het hoogste wezen, dat God geschapen heeft, gebruiken?
Dat is hun ondergang, want er zijn reeds te veel technische wonderen op aarde aanwezig.”
„Kunt u dit niet tegenhouden?”
„Heb ik je in de donkere sferen niet duidelijk gemaakt, dat de demonen van de hel dit tot stand brengen?
Waren wij daar niet bij de genieën en de meesters in het kwaad?
God gaf ons mensen een eigen wil, de goddelijke sferen staan voor ons open, alles, alles hebben wij ontvangen, wij hebben ons geluk in handen.
Is je dat niet reeds lang bekend?”
„Ja, Alcar, ik weet het.”
„Wat wij kunnen doen is, dit alles aan de mensheid te geven.
Wij brengen hun geluk en door ons leren zij zichzelf kennen.
De meesters zonden mij en duizenden anderen naar de aarde, om hun van ons eeuwig voortgaan te vertellen en hen innerlijk te openen.
Wij zullen op deze wijze verdergaan en eens zijn wij daarmee gereed.
Wanneer men op aarde het hogere zoekt, gebruikt men al die vindingen voor het geluk van de mensheid.
Eerst dan komen wij van deze zijde naar de aarde en brengen hun al die technische wonderen.
Alles ligt vast, André, doch men wacht aan deze zijde, totdat zij zover zijn, zij hun leven op aarde begrijpen, eerst dan kan dit een aanvang nemen.
Thans ga ik je met het embryonale leven verbinden.
Wij blijven hier op deze plaats, van hieruit kan ik je alles duidelijk maken.
Let dus goed op, André.
Je kunt mij vragen stellen, want dat is mogelijk.”
André voelde zich wegzinken.
De verdichte planeet loste voor hem op en hij zag het verleden, het eerste stadium voor zich verschijnen.
Hij herkende dit stadium van zijn vorige reis en wist welk ogenblik dit was en wat Alcar hem wilde tonen.
„Je ziet opnieuw, André, dat de planeet zich verdicht.
Wij dalen echter thans in de astrale wereld en in de werkelijkheid af, maar ik ga je eerst met het eerste stadium van het menselijke embryo verbinden.
Want daar is het eerste leven gekomen, die stuwing, die kracht en die werking: het instinct.”
André ging waarnemen.
Voor zich zag hij miljoenen cellen.
„Je ziet, mijn jongen, dat wij opnieuw in het verleden zijn gedaald en daar voor je leeft het eerste embryo.
Toen, wat ik je duidelijk maakte, dit tot leven kwam, toen die vonk, dat leven dus, in het embryonale leven overging, lag daarin de mens vast, maar niet alleen stoffelijk, doch tevens geestelijk.
De kracht die dit tot stand bracht, dat is de goddelijke bezieling.
Dus uit God kwam dit voort, dit was Gods wil en wanneer dit niet was geschied zou het ene leven het andere niet hebben aangeraakt en niet tot leven zijn gekomen.
Doch de goddelijke bezieling ging in het embryo over, neen, dit jonge leven was bezieling en het evolueringsplan nam in stoffelijke en geestelijke toestand een aanvang.
Maar wat geschiedde hiervoor, André?
Voel je dit wonder?
Heb je mij op onze vorige reis begrepen?
Welk wonder gaan wij thans waarnemen?
Voel je de diepte van het openbaringsproces?
Ik kan doorgaan je vragen te stellen, doch thans moet je mij antwoorden.”
André dacht lang en rustig na en zei: „Ik geloof dat ik u heb begrepen en weet wat uw bedoeling is.
Uit dit ene lichaam werden miljoenen levens geboren.
Is dat uw bedoeling, Alcar?”
„Inderdaad, André, dat bedoel ik, doch hoe geschiedde dit?”
Opnieuw dacht André over dit goddelijke wonder na.
„Hoe diep is dit, Alcar, ik voel het geheel, doch kan mij niet uitdrukken.”
„Dan zal ik je helpen.
Luister.
Het is mijn bedoeling, dat je dit voelt en begrijpt.
Want is je niet opgevallen, dat wij op deze planeet beleven wat in het gehele universum is geschied?
Dat uit dit lichaam miljoenen levens tevoorschijn moeten treden, omdat ook dit lichaam zich splitst, zoals God zich verdeelde?
Dat dit voor mens en dier en al het andere leven is?
Uit dit lichaam ontstond dus het bezielende leven, ontstonden vonken van God, omdat een planeet Gods leven vertegenwoordigt.
Elk deeltje dus, hoe nietig ook, is Gods leven en zal God als stoffelijk en geestelijk leven vertegenwoordigen.
Het stoffelijke leven hebben wij reeds kunnen volgen, het bezielende leven gaat hier een aanvang nemen.
Elk deeltje is dus bezieling, is een deel van deze planeet, is de vonk Gods, omdat wij uit God zijn geboren.
De verdichting bracht dit dus tot stand, het openbaringsproces nam een aanvang toen deze planeet zich splitste.
Alles wat wij hier waarnemen wijst op dit wonder, alleen hier kon dit geschieden.
Hier werd dus de ziel geboren, doch kennen alleen werking, want van bewustwording is hier geen sprake, dat alles moet nog worden geboren.
Is het je duidelijk, André?”
„Ja, Alcar, thans voel ik dit machtige gebeuren.
Hoe diep is dit, doch hoe natuurlijk.”
„Zo is het en dit wonder vinden wij in de gehele schepping in volmaakte en volwassen toestand terug.
Wat dus geschiedde werd geboren, omdat de Alkracht dit voortstuwde en waarvan het deel uitmaakte.
Het gaat mij er dus om je duidelijk te maken wat het bezielende leven betekent en hoe alles geschiedde.
Die eerste werking, dat aanraken en afstoten van het embryonale leven, was in wezen niets anders dan het bezielende leven, dat wij mensen als deel, als afstemming van God hadden ontvangen.
Hier dus, op deze plaats, het eerste menselijke stadium, voelen en zien wij reeds de directe afstemming op God, omdat wij, als bezielend en voelend leven, daar deel van uitmaken.
Voel je wat ik bedoel, André?”
„Ja, Alcar, volkomen.”
„Welnu, in het tweede stadium van het menselijke embryonale leven was die werking geen ontvangen meer, maar geschiedde dit uit eigen kracht en was dit het eerste vermogen dat de mens zich had eigen gemaakt.
In het eerste menselijke stadium ontving de mens het van zijn heilige Vader en in het tweede en verdere stadium was dit niet meer nodig.
Het bezielende leven is dus in het eerste stadium geboren.
Het zal je nu tevens duidelijk zijn, dat ik op onze vorige reis je daarvan niets kon en mocht vertellen, omdat je van alles niets zou hebben begrepen en het ene leven van het andere en al die werkingen niet zou kunnen onderscheiden.
Wat dus nu voor het stoffelijke organisme geschiedde en wat de mens ontving, was tevens voor het innerlijke leven, dus het zieleleven, dat de bezieling en het geesteslichaam zou worden.
Het zieleleven dus is de kern van al het leven, want dat is de diepte, de eerste en heiligste werking, ja dat is de vonk Gods en de goddelijke bezieling, die elk wezen en ieder dier zich eigen kan maken en tot het hoogste wezen behoort.
Ik spreek van dier en bedoel dus het dierlijke wezen, dat wij ook even zullen volgen.
Toen het eerste menselijke embryo in verbinding kwam met het andere, was het ene de scheppende en het andere de stuwende kracht.
Beide gingen in elkaar over en dit, zoals ik je op onze vorige reis duidelijk maakte, was het mannelijke en vrouwelijke wezen.
Al waren die organen nog niet volmaakt, in wezen was alles gereed en waren die krachten aanwezig, waardoor de wedergeboorte tot stand kwam.
Na die aanraking, ook dat weet je, stierf het ene leven, het jonge leven zou geboren worden en dit geboren worden geschiedde.
Ik ga je nu met de astrale wereld verbinden en dan zullen wij dat aantrekken en geboren worden volgen.
Ik ga je thans dieper verbinden, dat wil zeggen met de daarvoor liggende verschijnselen.”
André voelde dit duidelijk en hij hoorde nu Alcar zeggen: „Wat zie je, André?”
„Niets, Alcar, ik zie niets.”
„Prachtig, mijn jongen, want er is nog niets aanwezig.
Er kan in deze wereld nog niets zijn, niets leven, want dát, wat er straks is, moet nog geboren worden, of, met andere woorden, het eerste menselijke embryo moet nog sterven, eerst dan treedt het bezielende leven hier binnen.”
„Wat is dat voor een wonder, Alcar?”
„Dat is het wonder, dat vóór het embryonale leven ligt, dus vóór de geboorte van het eerste menselijke embryo.”
Hoe is het mogelijk, dacht André.
Hij zag niets en er was ook geen leven.
Waar was de astrale wereld?
Leeg, geheel leeg.
„Is dit goed, Alcar?”
„Zeer duidelijk, André.
Vraag mij liever tien, twintig keer wanneer je denkt dat het je niet duidelijk is, hoor André.”
„Ja, Alcar, maar dit voel ik en is mij duidelijk.”
„Dan ga ik verder.
Je zult wonderen beleven, André, psychische of geestelijke wonderen.
Hier is dus niets aanwezig, absoluut niets.
Je ziet een lege ruimte.
En dit is heel natuurlijk, want er waren nog geen astrale werelden, die moesten nog worden geboren.
Toen nu het eerste menselijke embryo werd geboren en volwassen was en de verbinding tot stand kwam, stierf dat eerste celletje en eerst toen kwam de astrale wereld tot stand en werd ook die wereld, dat de onzichtbare wereld zou worden, geboren.
Dat werd dus het Hiernamaals.
Wanneer je uittreedt, treed je die wereld binnen en als de mens sterft gaat hij dus daar binnen.
Voel je, André, waar de sferen uit zijn geboren?
En dat ons leven een en dezelfde toestand is als die lege wereld die daar voor je ligt, maar dat wij en al het andere leven in het biljoenenstadium leven?
Dat wij zover zijn gekomen?
Dat het embryonale leven van dier en mens is geëvolueerd, het menselijke en dierlijke stadium heeft bereikt?
Hier echter, op deze plaats, hier werd dat alles geboren, dit is het ontstaan van de schepping, de zichtbare en onzichtbare wereld.
Maar ik ga nu verder en dan zul je spoedig zien, dat de astrale wereld met biljoenen vonkjes, of levende wezentjes gevuld is.
Nadat nu het eerste embryo overging, dus stierf, aanvaardde het bezielende leven de astrale sfeer en wachtte daar af om opnieuw te worden aangetrokken.
Ik verbind je nu met dat eerste stadium en je zult voor je zien de astrale wereld van het eerste menselijke embryo, als bezielend en levend wezen.”
André ging waarnemen en zag biljoenen lichtende vonkjes aan zich voorbijgaan.
„Ik laat je deze wereld zien in een lichtende atmosfeer, André, omdat je anders helemaal niets zou kunnen zien, want hier was nog geen licht, kon geen licht zijn, omdat de uitstralende mens nog moest worden geboren.”
Mijn God, dacht André, wat weet u veel, hoe is het mogelijk.
Hoe wonderbaarlijk en natuurlijk is dit alles.
„Je ziet, André,” hoorde hij zijn leider zeggen, „dat allen in beweging zijn.
In werkelijkheid dus is dat de bezielende mens en moet dat het goddelijke wezen worden.
Nu nog en lange tijd daarna is het onbewust, maar je ziet het leeft, want het is in beweging.
Dit diertje of leven móét worden aangetrokken, of er zou thans geen geboorte mogelijk zijn.
Dit leven wordt dan ook aangetrokken, want dit proces gaat verder en verder.
Van het eerste stadium gaan wij in het volgende over en ik zal je een tweede stadium tonen.
Het zal mij echter benieuwen of je iets opvalt.”
Opnieuw ging André in de astrale wereld over.
Wat hij zag was wonderlijk.
Er was meer beweging en hij kon al die lichaampjes beter zien, zij waren duidelijk zichtbaar voor hem.
Waar hij ook zag, overal was leven.
Links en rechts, boven en onder hem waren deze diertjes van licht.
„Heb je mij gevoeld, André?”
„Ik zie ze duidelijk, maar wat dit betekent weet ik niet.”
„Ik zal je dat duidelijk maken.
Dit is het tweede stadium en is dus verder dan het eerste.
Hierin is meer kracht aanwezig dan in het eerste stadium.
De geestelijke energie is dus groter en dichter dan in de eerste toestand, want je kunt het beter waarnemen.
In de volgende stadia is dit natuurlijk nog krachtiger en nog beter zichtbaar.
Dit komt doordat het eerste embryo in stoffelijke toestand in het tweede stadium is overgegaan en dus ook die verhoogde afstemming hier is ingetreden.
Is je dit opgevallen, André?”
„Neen, Alcar.”
„Ik ga je nu weer met de stoffelijke wereld verbinden, om daarna tot de astrale wereld terug te keren.
Zie je daar het tweede embryonale stadium, André?”
„Ja, Alcar.”
„Dan kun je toch duidelijk zien, dat dit diertje groter is geworden en zich heeft verdicht.
Het innerlijke leven volgt dus de stoffelijke wereld en is één in dat lichaam.
Beide lichamen moeten in elkander overgaan en dit overgaan is een wet.
Het is zoals wij in ons leven zijn en de stoffelijke mens op aarde is.
Wij zijn de energie voor het stoffelijke wezen op aarde, wij zijn de wil die de mens bezit.
Het is dus de bezielende kracht voor dát, wat daar voor je in het tweede stadium van het embryonale leven leeft.
Wat wij als geest en als mens op aarde zijn, is dus reeds de stoffelijke en de geestelijke bewustwording en dat alles, zoals ik reeds zei, moet dit jonge leven zich nog eigen maken.
Dit, André, zullen wij nu volgen.
Zie, André, hoe dit aantrekken geschiedt.
Op onze vorige tocht heb ik je daarmee verbonden, doch thans volgen wij dit proces in de algehele wordingstoestand.”
Opnieuw zag André het tweede stadium voor zich.
Hij zag dat twee cellen zich verbonden.
Op hetzelfde ogenblik dat dit plaatsvond, kwam uit de astrale wereld een dergelijk wezen neerdalen en ging in die beide stoffelijke cellen binnen.
Daarna zag hij, dat de verbinding werd verbroken.
„Heb je dit goed en duidelijk kunnen volgen, mijn jongen?”
„Ja, Alcar heel goed.”
„Dan volgen wij dat diertje.
Nog enige tijd heeft het te leven en dan zul je een ander proces zien, want het moet sterven.
Ik houd je dus daarmee verbonden.”
André bleef waarnemen.
In die biljoenen levens volgde hij dit ene wezen.
Het was wonderlijk hoe Alcar dit tot stand kon brengen.
Hij hoorde nu zeggen: „Alles concentratie, André.
Ik ben met dat diertje één en roep dus het verleden tot mij terug.
Jij ziet wat ik zie en je wil laten zien.
Ik kan dat, omdat dit tot de werkelijkheid behoort.
Was dit niet mogelijk, dan zou je dit voelen en tevens kunnen waarnemen.
Wanneer in onze wereld de geest zich wil verbinden, dan kan hij deze verbinding tot stand brengen wanneer het tot Gods schepping behoort en hij daarvoor de krachten bezit.
Deze krachten moeten dus in hem aanwezig zijn, anders is het niet mogelijk.
Ik kan je alleen dát laten zien wat in mijn eigen leven aanwezig is en ik als bezit draag.
Ook dat weet je.
Nog kun je dat wezen zien, maar ik ga je met het volgende stadium verbinden.
Het diertje daar voor je is enige uren oud, nadat de verbinding is geschied.
Dus enige uren later gaat dit stoffelijke diertje over en treedt het bezielende leven de astrale wereld binnen.”
André zag dit wonder geschieden.
Het diertje bewoog zich, doch dit voortbewegen voelde hij verzwakken.
Traag ging het verder, maar nog was het in beweging.
Dit was een wonderlijk tafereel.
Het was precies alsof de mens op aarde zijn laatste adem uitblies.
„Nu opletten,” hoorde hij Alcar zeggen.
Dan voelde André, dat het ogenblik was gekomen.
„Maar wat is dat, zie ik goed, Alcar?”
„Ja, je ziet duidelijk, André, de astrale geest, het bezielende leven treedt de astrale wereld binnen.
Je hebt thans voor de tweede maal het verbinden, het aantrekken en het stervensproces in het tweede stadium van het embryonale leven zien voltrekken.
Dus geboren worden, sterven en neerdalen van het bezielende leven.
Dit is zoals op aarde nog geschiedt.
Dit is de wedergeboorte, zoals zij in al die biljoenen jaren is geweest.
Had dit jonge leven de bezieling niet kunnen aantrekken, dan was ook dat jonge leven gestikt en was er van voortzetting en voortplanting geen sprake.
Neen, God wist en overzag dit alles, daarvoor schiep God Zijn eigen wezen, daarvoor gaf God dit wezen die bezielende kracht, bezitten wij die vonk, die ontzaglijke wil, waardoor wij ons eigen lot, geluk en rust, vrede en harmonie in handen hebben.
Op aarde zal ik je dat alles duidelijk moeten maken, hier echter werd alles in eerste instantie vastgelegd.
Is het geen wonder, André?”
„Ja, Alcar, en toch zo natuurlijk.”
„Maar nu ga ik even naar het dierenrijk, want ook dat behoort bij ons werk en ik moet eenieder zijn illusies ontnemen, die denkt dat wij, goddelijke wezens, uit een planten- en dierenrijk zijn gekomen en dat wij die wegen en dat leven moesten volgen.
Nogmaals: ik spreek dit onherroepelijk tegen.
Ik ga nu terug naar het eerste stadium, want in dat stadium zou het dierlijke leven worden geboren.
Wij volgen nu eenzelfde toestand, dus in de eerste graad, doch voor de dierlijke wereld.
Zie daar voor je, André, eenzelfde verbinding vindt plaats.
In het tweede stadium, je hebt dit zo-even gezien, had het nog enige uren te leven.
Dit alles heb ik je zo-even en op onze vorige reis duidelijk gemaakt.
Zie nu wat geschiedt.
Dat diertje sterft en wij volgen dat diertje.
Het astrale leven is reeds hier binnengetreden, maar het stoffelijke diertje ondergaat een verrottingsproces en daaruit werd het andere leven geboren.
Voel goed aan, dat het reeds in een staat van ontbinding verkeert.”
André zag ook dit wonderlijke proces voltrekken.
Hij zag dit kleine lichaampje in een slijmachtige toestand oplossen.
Uit dat proces echter kwam iets tot leven, hoewel het bijna niet te zien was.
Toch, hoe nietig het ook was, kwamen uit dat verrottende celletje kleine diertjes tevoorschijn.
Hij hoorde Alcar nu zeggen: „Ik heb je het einde getoond, maar lange tijd ging voorbij, voordat dit eerst werd geboren.
Maar nu moet je eens verder zien, André.
Wat zie je nu?”
„Ik zie honderden van deze diertjes, Alcar.”
„Heel goed, zo is het.
Uit het eerste menselijke schilletje, als ik het zo wil noemen, traden honderden dierlijke levens tevoorschijn.”
„Wat is dat voor een wonder, Alcar?”
„Dit is het machtigste wonder dat wij kennen, doch tevens het natuurlijkste.
Op je vorige tocht heb ik je dit reeds getoond.”
„Weet men op aarde hiervan?
Kent men dit wonder, Alcar?”
„Neen, de geleerden op aarde zoeken naar het beginstadium van mens en dier, maar weten nog steeds niet welk organisme het eerst is geboren.”
„Is dit dan niet vast te stellen?”
„Neen, dit is niet meer mogelijk.
Ik heb je echter duidelijk gemaakt, dat het openbaringsproces op één wezen geconcentreerd is geweest en dat was het menselijke wezen.
Doch het volgende wonder dat geschiedde, kwam uit dit gebeuren tot stand en daardoor ontstond de dierenwereld.
De geleerden moeten dit proces kunnen voelen, het te berekenen is niet mogelijk.
Deze planeet schiep voor het gehele universum het bezielende leven en is het allesomvattende in de schepping.
Een andere taak had dit lichaam niet te volbrengen.”
„Maar dan kunnen de geleerden toch tot deze diepte niet komen, omdat zij op een andere planeet leven?
Voel ik dit goed, Alcar?”
„Neen, dat is niet duidelijk, want iedere planeet schiep een eigen organisme, doch hier werd de kern geboren voor het gehele universum, met andere woorden, wat hier geschiedde vinden wij op aarde terug.
Doch er is meer.
De geleerden trachten het ontstaan van het heelal stoffelijk te verklaren en dat is niet mogelijk.
Wanneer zij zich niet op de geestelijke of onzichtbare kosmos gaan instellen, zullen zij nimmer het ontstaan van alles begrijpen, noch kunnen verklaren.”
„U wilt dus zeggen, dat zij alleen door het innerlijke leven te volgen, de mens, planeten en sterren en alles wat in het heelal aanwezig is, kunnen vaststellen?”
„Inderdaad, André, of zij dringen tot het beginstadium niet door, omdat de dood hun een halt toeroept.
Wij hebben kunnen volgen en in de tempel der ziel is je dit duidelijk gemaakt, dat wij, mensen en dieren en alles wat in het universum aanwezig is, uit het niets zijn geboren.
Dat niets manifesteerde zich in een schemerlicht, werd dichter en dichter, totdat het wordingsproces een aanvang nam.
Wanneer de geleerden op aarde een Almacht of Oerkracht aanvaarden, dringen zij tot het beginstadium door, want daarin ligt en leeft het goddelijke raadsel.
Zij zoeken thans in het bestaande, in dat wat reeds gereed en verdicht is, doch daarachter, biljoenen jaren geleden, diep in het verleden van dier en mens, ligt de werkelijkheid.”
„En kunnen zij dat niet aanvaarden, Alcar?”
„Neen, want zij kennen en aanvaarden het eeuwige leven niet, kennen zichzelf niet en voelen de diepte niet die in hen ligt, lopen zich tegen het raadsel „dood” te pletter.
Steeds en steeds weer kom ik hierop terug, moet ik hierop terugkomen, want dit verspert hun de weg, het ontneemt hun de verbinding met de onzichtbare kosmos.
Daarachter, achter die sluier, het raadsel „dood”, ligt en leeft de werkelijkheid.”
„Weten zij hoe het verdichtingsproces geschiedde, Alcar?”
„Ja, André, dit proces kennen zij en hebben zij in duizenden toestanden leren kennen en kunnen volgen.”
„Ook dat de aarde een doorschijnende vuurbol is geweest?”
„Ook dat weten zij en hebben zij kunnen vaststellen.”
„Maar waarom komen de geleerden dan niet verder, want zij zijn dan toch heel vergevorderd?”
„Ik zei je reeds, zij zoeken in het bestaande, in dat wat reeds gereed is, volgen de werkingen en tijdperken op aarde en toch komen zij niet verder en voelen dat zij machteloos staan.
Iets roept hun dan een halt toe.
Op een ogenblik kunnen zij niet verder, want zij zien de planeet aarde als een vuurbol, een gloeiende massa en dan houdt voor hen alle bestaan, dus ook van dier en mens op.
Het zegt hun dat er voordien onmogelijk leven kan zijn geweest en er een tweede schepping heeft plaatsgevonden.”
„Maar dat is toch niet mogelijk, Alcar?”
„Het verheugt mij dat je dit voelt, André.
Neen, dit is niet mogelijk, er is steeds leven geweest en een tweede schepping druist tegen alles, wat met het goddelijke te maken heeft, in.
De planeet aarde verkeerde in verschillende tijdperken, overgangstoestanden zoals het ijstijdperk, het gloeiings- en verdichtingsproces.
Doch wij aan deze zijde zien daar doorheen en kennen al deze toestanden.
Geen meter aarde is daarvan vrij gebleven, de gehele aarde heeft dit proces beleefd en toch was en is er steeds leven geweest.”
„En is dit het dode punt, Alcar?”
„Ja, André, hier houdt alles op, daarin verliezen zij zichzelf.
Toch beleeft de planeet aarde ook nu al die overgangen, nog zien wij in het innerlijke van de aarde zich dit proces voltrekken en ondergaat de aarde al deze overgangstijden, al zien en beleven zij daar op de oppervlakte weinig van.
Maar wanneer ook dit zou ophouden, er geen vuurspuwende bergen meer waren, waaraan en waardoor zij dit gloeiingsproces kunnen waarnemen, geloof mij, dan zien wij op aarde geschieden wat hier reeds miljoenen jaren geleden is geschied en het stervensproces van deze planeet betekent en waarin tevens de aarde zou overgaan.”
„U wilt daarmee zeggen, dat juist door die verschijnselen als het ware de innerlijke planeet leeft?”
„Ja, André, zo is het.
Daaraan herkennen wij het innerlijke leven van iedere planeet.
Hier is dat alles reeds lang voorbij, maar tevens waren deze verschijnselen hier niet aanwezig, althans niet in die oerkracht en geweldigheid.”
„Heeft deze planeet dan andere werkingen gekend en ondergaan, Alcar?”
„Ja, André, want iedere planeet heeft en kent een eigen werking, maar neemt tevens een eigen plaats in het kosmische geheel in.”
„U heeft mij hierover nog niets verteld, Alcar?”
„Neen, mijn zoon, dat is ook niet nodig, je zou het ene van het andere niet meer kunnen onderscheiden.
Ik volg alleen de natuurverschijnselen zoals wij ze aan deze zijde hebben leren kennen en daardoor tracht ik je het openbaringsproces duidelijk te maken.
Daardoor krijg je een beeld hoe alles is geschied.
Ik houd mij dus aan een vast plan, ga niet verder en niet dieper dan alleen noodzakelijk is.”
„Het is dus niet uw bedoeling, Alcar, de algehele schepping en de ontwikkeling van de aarde te volgen?”
„Neen, André, mij is daarvan niets gezegd, ik volg alleen wat mij is opgedragen.”
„Het is toch mogelijk voor u, Alcar?”
„Jazeker, ik zou het gehele aardse proces kunnen volgen, we zouden tientallen boeken kunnen vullen, doch dat is de bedoeling niet.”
„Zijn er reeds geleerden op aarde die anders gaan denken, Alcar?”
„Ja, zeker, er zijn er die een andere schepping voelen, doch ook zij komen niet verder.
Er zijn geleerden op aarde die weten en reeds aanvaarden, dat het ene uit het andere is geboren, maar tevens en het voornaamste is wel, dat zij voelen, dat alles wat zij waarnemen slechts tijdelijk is en zoals vele andere stoffelijke dingen moet oplossen.”
„U weet dat deze geleerden er zijn, Alcar?”
„Ja, wij weten dat deze geleerden op aarde zijn geboren en deze zullen de wetenschap, hun studie – de geologie – een krachtige stoot geven, doch ook zij stranden, omdat men deze theorie niet aanvaardt.
Deze wezens weten en voelen, dat het aardse leven slechts een overgang naar iets hogers betekent.
Zij zijn dus reeds bezig om de geestelijke weg te bewandelen en als zij voortgaan zullen zij vorderingen maken, maar dan vervalt de ene theorie na de andere.
Wie vandaag beroemd en geleerd is, is de volgende dag een grote niet in het universum en vooral een aards wezen.”
„Wanneer ik u goed heb begrepen, Alcar, dan ligt aan het innerlijke leven de stoffelijke kosmos vast?”
„Ja, André, en die weg moeten zij volgen, eerst dan komen zij verder.”
„Deze planeet heeft zich toch zoals alle andere verdicht?”
„Ja, doch de werking en de verdichting, de vele overgangen die de planeet aarde heeft ondergaan, zijn hier toch niet aanwezig.
Iedere planeet schiep een eigen organisme, verdichtte zich omdat het bezielende leven een levenstoestand kon aanvaarden, doch de planeet aarde zou dat organisme van mens en dier af maken.
Alle energie ontving de planeet aarde, toen al deze planeten hun taak hadden volbracht, wat ik je reeds duidelijk maakte.
Nu sterft deze planeet, de dood heerst hier, waar je ook ziet.”
„Wat is dat alles toch machtig, Alcar, ik heb er geen woorden voor.”
„Dit is machtig, André en toch zien wij door al die wetten heen, omdat wij dit hebben beleefd.
Maar wij gaan nu verder en zullen thans tot dit wonder hier voor je terugkeren.
Hier voor je leeft dit kosmische raadsel en zo zien wij alle wonderen van God, omdat wij ons daarmee kunnen verbinden.
Je ziet, André, dat uit de eerste menselijke schil het dierlijke leven werd geboren.
Al die levens zullen opnieuw in elkaar overgaan en zich met andere wezens verbinden en op deze wijze geschiedde dit ontzaglijke proces.
Uit ons dus, uit het eerste ontbindingsproces, je weet dit reeds, is het dierenrijk ontstaan.
Maar tevens ontstond uit dit alles, waar het mij nu om gaat en waarom ik je dit alles opnieuw duidelijk heb moeten maken, wil je het ontstaan van hetgeen ik je aanstonds wil tonen begrijpen, „de dierlijke astrale wereld”.
Ik zal je met die wereld verbinden, want ook dat jonge leven ging over en trad de onzichtbare wereld binnen.
Voel je het grote wonder, André?”
„Ja, Alcar, doch daaraan heb ik niet gedacht.”
„Zie nu, daar voor je, weer een ander tafereel, de astrale dierlijke wereld.”
André zag dit leven.
„Ik heb je nu alleen met het dierenrijk verbonden, maar thans ga ik tot onze eigen astrale wereld over.
Let even goed op, André.
Je kunt duidelijk het astrale dierwezen van het menselijke wezen onderscheiden.”
„Hoe wonderlijk is dit alles, Alcar.
Ik heb er geen woorden voor.
Hoe ontzaglijk, beide leven in één wereld en toch is de ene wereld voor de andere afgesloten.”
„Prachtig, dat je dit waarneemt, want ik wilde je dit duidelijk maken.
Wanneer nu de mens op aarde het bezielende leven, dus het astrale wezen, gaat aantrekken, ik keer dus tot onze eigen wereld terug, dan daalt het zieleleven af zoals het embryo is en aanvaardt het dat leven.
Het zieleleven keert dus terug tot in het eerste stadium en treedt in het stoffelijke leven, dat de moeder is, binnen en is de bezieling voor dat jonge leven.
Ik wil je daardoor duidelijk maken, dat dit proces, dit gebeuren, in al die biljoenen jaren zo is geweest en nog steeds in het menselijke en volmaakte stoffelijke lichaam op aarde aanwezig is.
Voel je wat ik hiermee bedoel, André?”
„Ja, Alcar.”
„Het bezielende leven aanvaardt dus het eerste stadium om het menselijke embryo op aarde na de bevruchting te bezielen.
Hier is dit bezielende leven onbewust, doch wij gaan dit volgen en straks gaat het bezielende leven tot het instinct over.
Ik heb je nu de astrale wereld van ons eigen leven getoond en tevens van het dierenrijk.
Verder de bezielende kracht en wat het geesteslichaam moet worden; hoe uit de eerste schil het dierenrijk werd geboren en het binnentreden in de astrale wereld.
Nu gaan wij verder en in een ander stadium over.
Ik laat je nu zien wat zich enige eeuwen later voordeed.”
Opnieuw zag André de astrale wereld.
Mijn God, dacht hij, wat is dat allemaal?
„Je ziet niets dan leven, André.
Wat je thans waarneemt zijn de duizenden overgangen.
Eeuwen zijn er voorbijgegaan en je ziet nu de eerste en laatste graad van ontwikkeling tezamen.
Ook in de stoffelijke wereld zien wij eenzelfde tafereel.
Ook daar is het jonge leven vermeerderd.
In de astrale wereld vinden wij al die overgangen tezamen, doch tevens in de stoffelijke wereld.
Het aantrekken en geboren worden, het sterven en het verbinden heeft zich in een biljoenenproces vermeerderd en nog zijn wij eerst eeuwen verder.
Weet je nu hoeveel zielen er zijn, hoeveel mensen er op aarde leven?
En wat de eerste planeet tot stand had te brengen en haar taak was in dit machtige gebeuren?
Dat is niet te peilen en niet te berekenen, dat moet men aanvaarden.
Dit is niet alleen ontzaglijk, doch het is goddelijk, want alleen een Almacht kon dit overzien en tot stand brengen.
In het eerste stadium heb je een lege ruimte gezien, nu is er leven en al dat leven zien wij op aarde terug.
Al dat leven wordt de innerlijke mens, dat is de bezielende kracht voor het stoffelijke wezen, de mens.
Dat leven is de stuwing, is de vonk Gods, doch tevens een deel van God en zal tot God terugkeren.
Een duidelijker beeld van het zieleleven heb ik je niet kunnen geven.
Hier voor je is alles geschied, André, is voor het gehele universum het zieleleven geboren.
Voel je wat dit betekent?
Hier op deze planeet, zoals je weet het moederlichaam, heeft zich dit proces voltrokken.
Hier, André, ligt de wedergeboorte aan vast en wie dit niet kan aanvaarden, moet dan maar wachten totdat zij op aarde sterven en hier in onze wereld binnentreden waar zij door hun zusters en broeders zullen worden geholpen en zij zich deze wijsheid eigen moeten maken.
Er zijn vele mensen op aarde die hun schouders voor de reïncarnatie zullen ophalen, maar anderen voelen het, want diep in hen ligt deze waarheid en werkelijkheid.
Ik maakte je dit opnieuw duidelijk om aan te tonen, dat de wedergeboorte in eerste instantie aanwezig moest zijn, of Gods schepping was niet geslaagd en wij waren in dit stadium vernietigd.”