Het instinct en voordierlijk bewustzijn

„Miljoenen jaren gingen, zoals ik je reeds zei, voorbij.
Het leven ontwaakte en aanvaardde verschillende stadia.
Ik kan al die overgangen niet volgen, want dat gaat te ver.
Het ene stadium volgde op het andere, doch voordat het instinct ontwaakte en het dierlijke wezen zich dat had eigen gemaakt, moest het nog vele overgangen beleven.
Er is nu gevoel aanwezig en die werking is niet anders dan door het stoffelijke organisme tot stand gebracht.
Is je dat duidelijk, André?”
„U bedoelt dat, naarmate het stoffelijke wezen opgroeide, tevens het innerlijke leven ontwikkelde, Alcar?”
„Prachtig, André, je hebt mij begrepen.
In wezen is er dus gevoel of werking aanwezig, doch dat gevoel – het instinct – ligt nog veraf.
Daarvoor moeten dier en mens hun volwassen stoffelijke graad hebben bereikt.
Deze afstemming en volwassen toestand heb ik je op onze vorige tocht getoond en duidelijk gemaakt.
Aan de oever heb je deze wezens gezien en velen waren reeds gestorven.
Dat is, ook dat weet je, de hoogste graad voor de mens in zijn visstadium, maar nog is het instinct niet aanwezig.
Want voordat het dierwezen die gevoelsafstemming zou bereiken, moest het op een andere planeet overgaan.
Hier was er dus alleen werking, van instinct of bewustzijn kan men niet spreken.
Het zal je dus duidelijk zijn, dat het innerlijke leven die graad van bewustzijn, die men op aarde bezit, hier niet kon bereiken, omdat wij hier in het beginstadium zijn van het stoffelijke en geestelijke leven.
Het innerlijke leven is niet verder dan het stofleven en dit proces of die ontwikkeling zien wij op aarde en zal ik je daar duidelijk maken.
Was er nu geen wedergeboorte, dan was er tevens voor dier en mens geen ontwikkeling en waren wij in dit stadium gestikt.
Er moest dus wedergeboorte zijn, in dit korte bestaan kon mens en dier zijn goddelijke afstemming niet bereiken.
Is dit, wat ik je hier op deze planeet duidelijk maakte, zo ongelooflijk, zo onwaarschijnlijk, zo onnatuurlijk?
Schiep God een volmaakt en volwassen wezen?
Is dit mogelijk, nu wij de schepping hebben leren kennen?
God schiep het universum.
God schiep sterren en planeten, maar iedere planeet heeft een eigen taak, doch het moederlichaam overheerste alle andere organen.
Hier werd het zieleleven geboren voor het gehele universum.
Wanneer dit zo is, moeten wij de kringloop der ziel aanvaarden en is dit de wedergeboorte voor dier en mens.
Hier is leven, André, maar van instinct of dierlijk bewustzijn is nog geen sprake, omdat zij die graad, zoals ik reeds zei, eerst op de eerste overgang ontvangen en wij ons dat eigen hebben gemaakt.
Hier dus werd in onbewuste graad een toestand tot stand gebracht, die de bezieling is en steeds is geweest voor die planeten, die voor dit scheppingsplan een taak hadden te volbrengen.
Er was werking en leven, doch dat leven had nog geen bestaanswereld aanvaard, noch stoffelijk, noch geestelijk.
Dit alles kwam echter tot stand, doordat dit in het grote plan lag opgesloten.
Ik hoop, André, dat je mij begrijpt, want ik wil, dat je dit alles zult begrijpen, omdat ik hierdoor kan aantonen dat wij, mens en dier, in het eerste stadium alles van God hebben ontvangen en ons al die andere eigenschappen eigen moeten maken, die lange kosmische weg die door het heelal voert van deze plaats af, deze planeet moeten bewandelen.
Hier, op deze planeet gebeurde dit machtige wonder.
Het wonderbaarlijke van dit gebeuren zal je nu kunnen begrijpen.
Het is onze heilige Vader, het is God, die dit alles overzag.
Het was dit lichaam, deze planeet, die deze taak had te volbrengen en onfeilbaar deed.
Deze planeet, de moeder van al die andere planeten die tot de derde graad behoren, gaf aan het leven, dat in haar schoot ontwaakte, het eerste leven en het eerste stoffelijke kleed.
Maar niet alleen voor de mens, doch tevens voor het dierenrijk had deze planeet het bezielende leven tot stand te brengen.
Dit ontzaglijke geschiedde, omdat dit alles door één kracht werd bestuurd, door de Alziel tot leven werd gebracht, dus door God werd geschapen.
God is daarom de fontein van wijsheid en de bron van alle liefde, waarvan wij allen een deeltje zijn en dat als goddelijke vonk in ons dragen.
God, mijn zoon, is de natuurlijke wet van al het leven in biljoenen vormen.
God, André, is het volmaakte en dit heb je thans kunnen aanschouwen.
Een onveranderlijke wet zouden wij beleven, wetten van leven en energie, wat de wedergeboorte is.
Dit alles, André, duurde biljoenen jaren, doch God kent geen tijd.
In al die jaren heeft zich één wet geopenbaard en dat is het „Leven”, Gods eigen leven, dat zich in miljoenen vormen openbaarde.
Hier, André, vond de vermenigvuldiging plaats, hier was die wet in werking.
Ik vraag je: waarom zou dit alles niet meer op aarde zijn?
Is er in al die miljoenen jaren iets veranderd?
Is de mens, de werking, de goddelijke vonk en de bezieling anders dan in eerste instantie?
Kan God, die de bron van al het leven is, ons die werking ontnemen?
In niets, André, is er verandering gekomen, alleen is er ontwikkeling gekomen en een volmaakt menselijk en dierlijk organisme.
Hier, mijn zoon, is het sterven en geboren worden ontstaan, op de planeet aarde is daarin niets, niets veranderd.
Is dit alles nu zo onbegrijpelijk?
Zo onnatuurlijk?
Wij allen zijn kinderen van God, aan ons die goddelijke afstemming eigen te maken.
God werkt en leeft in de schepping.
In miljoenen vormen openbaarde God zich en al die openbaringen vertegenwoordigen Zijn eigen leven.
Het is de vonk van bezieling, die afstemming heeft op Zijn Goddelijk leven.
Wat moet ik hieraan nog toevoegen?
Kun je dit alles aanvaarden?
Is je alles duidelijk, André?”
„Ja, Alcar, ik heb u begrepen.”
„Dan gaan wij verder.
Al die Godskinderen nu, die de oever op deze planeet hadden bereikt, waren gereed het verdere leven te aanvaarden.
Van die tijd af ontwaakte het instinct en de eigen wil.
De eigen wil, die de mens bezit, ligt dus in dit proces opgesloten.
De mens ontving een lichaam en zelfstandigheid, maar het innerlijke leven, de bezieling voor dit organisme, ontwaakte op de eerste overgang.
De goddelijke vonk is dus de eigen wil, de bezieling, is werking, is voelen en denken, is de stuwende kracht voor het stoffelijke leven en om tot God terug te keren.
In welke vorm het bezielende leven ook is, dat leven bezit die wil en die goddelijke vonk, is zelfstandig en kan doen en laten wat het zelf wil.
Daarom zal het innerlijke leven opnieuw worden geboren, in duizenden levens overgaan en daarin ontwaken, wil het de goddelijke sferen bereiken.
Duizenden overgangen zijn er dus voor nodig, en daarvoor, André, dient het stoffelijke en geestelijke leven, twee werelden voor de stoffelijke en geestelijke mens, als het zichtbare en onzichtbare scheppingswonder.
De onzichtbare mens stuwt het stoffelijke wezen omhoog, gaat van het ene lichaam in het andere over en daardoor ontwaakt het zieleleven.
Op deze plaats, toen de mens zijn laatste en hoogste stadium voor deze planeet had bereikt, kon hij niet verder.
Toch lag in dit wezen die drang, want het goddelijke vermogen, dat in dit wezen aanwezig was, stuwde het voort.
Doch er was geen ander lichaam en dus was het leven gedoemd te sterven.
Het innerlijke leven, bevrijd van die stoffelijke banden die het gevangen hielden, zweefde verder en leefde in de astrale wereld; dat innerlijke leven werd nu door het organisme op de eerste overgang aangetrokken.
Toen de eerste planeet haar taak had volbracht, ik heb je dat duidelijk gemaakt, was de eerste overgang als tussenplaneet gereed en kon daar dit leven ontvangen.
Ik heb je met dat gebeuren verbonden, want je werd aangetrokken en dit behoef ik niet weer opnieuw te doen.
Wij gaan dus daarheen en volgen de innerlijke mens.
Heb je mij hierover nog vragen te stellen, dan is dit nog mogelijk, André.”
„Neen, Alcar, alles is mij duidelijk.”
„Dan gaan wij heen, hier zullen wij niet meer terugkeren.”
André keerde in zijn eigen leven terug.
Al die tijd had hij door Alcars krachten waargenomen.
Wonderbaarlijk was alles wat hij ook nu weer had beleefd.
„Hoe eenvoudig is dit alles tot stand gekomen, Alcar.”
„Het leven had maar één weg te volgen, één werking te ondergaan en deze werking was in eerste instantie onfeilbaar.”
„Was het dat dan in andere stadia niet?”
„Neen, want de mens, die van zijn krachten bewust werd, vernietigde dit proces.
Wat hier onfeilbaar geschiedde en waaraan de mens part noch deel had, ontving het leven op de volgende planeten eveneens, maar het werd daar bewust.
Nog enige graden verder en dan zal ik je tonen, waardoor je kunt zien, hoe de mens zichzelf verloor en zijn eigen schepping niet begreep.
Toen reeds, André, was de mens heerser en de vernietiger van al dit schone, dat hij van zijn God had ontvangen.”
„Ik begrijp reeds wat u bedoelt, Alcar.”
„Als je mij begrijpt, dan weet je dat toen het instinct ontwaakte en de mens tevens in het scheppende en stuwende leven was overgegaan, maar dat daarmee zijn ondergang reeds vast lag.
In reine liefde geboren, had deze eerste planeet haar taak volbracht en dit grote wonder in de handen van dit wezen neergelegd.
De eerste planeet schiep dit alles, bracht dit voort, want God wilde dat de mens zijn eigen schepper werd en daarvoor ontving hij een eigen wil en al deze krachten, maar je zult zien wat de mens deed.
Het ene leven werd, evenals het andere, afgeslacht en hoewel nu nog niet bewust van dit vreselijke gebeuren, zou straks de mens in zijn hoogste stoffelijke graad dit bewust doen.
Je begrijpt dus, toen de eerste planeet, het moederlichaam in het universum, dit aan al de kinderen Gods had meegegeven, zij tot terugkeren gereed was en daarmee reeds miljoenen jaren bezig is.
Maar in en om deze planeet kwam dit alles tot stand.
Die werking, André, zien wij in het leven op aarde terug, in het „Moederkleed”, de ziel die dit organisme bezit en is één en dezelfde werking zoals in eerste instantie geschiedde.
Maar niet alleen is dit voor het moederlichaam op aarde, wij zien dit tevens in de gehele schepping, want in het dierenrijk is het niet anders.
Wanneer daar het moederdiertje haar taak heeft volbracht en het jonge leven zijn weg vervolgt, dan is dit een wet, een gebeuren, dat wij in het eerste stadium hebben leren kennen.
Maar op aarde is dit het volle bewustzijn van dier en mens.
In al die duizenden toestanden van het dierenrijk vinden wij dit terug en ook de mens, zoals hier geschiedde, kan niet anders handelen, want deze machtige kracht is aan het kleinste organisme gegeven, is een wet, zoals God het heeft geschapen.
Iedere seconde geschiedt dit op aarde, in het water, want ook daar is leven en op duizenden planeten, lichamen dus, waarop leven is.
Overal geschiedt dát, wat je zo-even hebt leren kennen.
Dit is de dienende kracht of het moederlichaam, zoals de eerste planeet is geweest, ieder organisme heeft deze taak ontvangen.
Dit alles is leven, André, is Gods eigen leven en waarom zou dan al dat andere leven in andere en hogere levenstoestanden en vormen het anders beleven, dan in het scheppingsplan moest geschieden?
Dit kan immers niet, is niet mogelijk, kan niet mogelijk zijn, want dit is de wet van de wedergeboorte, het is het moederlichaam dat dit wonder bezit.
Zie, daar is de eerste overgang, waar wij op onze reis zijn geweest en waarmee ik je heb verbonden.
Ook hier is geen leven meer, maar toch heb ik je dit laten waarnemen en dat zal ik ook nu doen.
Daar voor je zie je de mens die hier leefde.”
André ging waarnemen.
„Toen de mens hier overging, ik bedoel de innerlijke mens, het bezielende leven, was hier een stofkleed gereed en kon het bezielende leven daarin neerdalen.
Wat op de eerste graad niet mogelijk was, kon hier plaatsvinden.
Die drang nu, die het wezen op de eerste graad bezat, ontving het op deze planeet en hier werd het instinct geboren, omdat hier een ander stofkleed aanwezig was.
Nu het onderlichaam zich had gesplitst en het innerlijke leven zover was gekomen, je ziet het, steeds dat volmaakte evenwicht in alles, in iedere overgang, werd het wezen zich bewust van zijn kunnen en kroop het voort en dit was het eerste voortgaan van het menselijke wezen op de begaanbare planeet.
In die stap, dat voortgaan, daarin ontwaakte het instinct.
De eerste schreden die het volbracht, beleefde het dergelijke belevenissen en dit was na een korte tijd tevens het einde van dit stoffelijke bestaan.
Maar in de daarop volgende stadia was nu het stofkleed volmaakter, het klom tot zijn eigenlijke afstemming op en het wezen aanvaardde voor deze planeet zijn bestaanswereld.
Het zocht voedsel en door dit te zoeken ging het in een gevoelsgraad over: het instinct.
Wij zijn nu aan het instinct gekomen.
Hier ontwaakte dus dát, wat men instinct noemt.
Het menselijke maar voordierlijke wezen voelde honger, wat door het stoffelijke organisme veroorzaakt en opgeroepen werd.
Het zou tot zelfstandigheid komen en dit kwam, maar daarmee het instinct.
Nu leefde de mens immers op de planeet wat op de eerste graad niet mogelijk was en het zal je toch zeker duidelijk zijn, dat hier de mens zou ontwaken.
Doordat nu de mens een bestaanswereld had aanvaard en zover was gekomen, gaf dit aan het innerlijke leven beleven, ondervinding en dat beleven was een werking die van binnenuit kwam en zich in honger openbaarde.
Je ziet, opnieuw die eenheid in alles, maar dat het ene het andere wakker roept, omdat die werking van het stoffelijke organisme in het zieleleven overging.
Hier werd dus door het stoffelijke organisme het instinct geboren, het was tevens op deze planeet, dat de mens in zijn eigen wil overging en die wil gebruikte.
Het was ook hier, dat al die belevenissen het groeiproces voor beide organismen verhoogden, het evolueringsproces een aanvang ging nemen en de voordierlijke bewustwording werd geboren, wat voor de mens het goed en kwaad betekende, maar dit onbewust beleefde.
Hier, André, werd het eerst gedood en werd dus het goed en kwaad geboren en verbrak de mens een wet, waarvan ik je heb verteld.
Hier verloor de mens zichzelf, hier werd hij heerser en vernietiger van alles, van al die reine liefde die hij van zijn God had ontvangen.
Hier leefde de mens in voordierlijke toestand en dat dierwezen zou het goddelijke wezen moeten worden.
Het was het begin van die eeuwige weg naar de volmaking en dit zou biljoenen jaren duren.
Het leven hier bezat dus maar één gevoel en dat gevoel was de honger, dat door het stoffelijke organisme in werking kwam.
Ik heb je duidelijk gemaakt hoe oud deze wezens konden worden en daar behoef ik ook niet meer op door te gaan.
Wat je echter nu nog moet weten is het volgende en dan gaan wij verder om te zien hoe het instinct ontwaakt, dat hier dus reeds aanwezig is, maar in de eerste graad, want ook hierin liggen overgangen.
Voordat nu het wezen de hoogste graad van het instinct heeft bereikt, gaat het, zoals wij, in zeven overgangen en graden over.
Ook in het instinct dus liggen graden en dit behoort tot deze en de volgende overgangsplaneten die wij op onze vorige tocht hebben leren kennen.
In het stofleven, ik heb je dat duidelijk gemaakt, zijn zeven graden en dit is dus tevens voor het geestelijke leven.
Voor het stofleven is dit om het hoogste organisme te bereiken en voor het zieleleven om in een andere en hogere bewustwording binnen te treden.
Begrijp je wat ik bedoel, André?”
„Ja, Alcar.”
„Dan voel je dat al die overgangen, die wij van het stoffelijke organisme hebben gezien en die de mens heeft beleefd en ontvangen, tevens voor het innerlijke leven zijn, omdat dit met de zeven kosmische graden verbinding heeft.
Deze zeven kosmische graden zijn, zoals je weet, bestaanstoestanden in het universum, waarvan de zevende de allerhoogste is en dat de goddelijke sferen zijn.
Het zal je nu duidelijk zijn, dat naar de stoffelijke groei het innerlijke en bezielende leven in een hoger stadium overgaat en eerst op de tweede kosmische graad ontwaakt het instinct dat de voordierlijke bewustwording is.
Is je ook dit duidelijk?”
„Ja Alcar.”
„Dan ga ik verder.
Zie nu eens in de astrale wereld, ik ga je daarmee verbinden en let op hoeveel leven hier aanwezig is.
Toch weet men hier van onze astrale wereld, van de duisternis of de hel niets af, hoewel dit toch onze astrale wereld, maar zoals de hel is, moet worden.
Want de mens bezit nog niet het intellect, ook dat moet nog worden geboren, dus ontwaken.
Doch alweer zien wij hoe alles één is, hoe het ene uit het andere ontstaat, hoe uit deze toestand de hel in ons leven werd geboren, wat ik je op deze reis duidelijk zal maken.
Dit is de astrale wereld, André.
Je ziet alleen leven, doch de astrale wereld, die wij kennen, die de duisternis is, je kent de hel aan deze zijde, is anders; de mens in de duisternis heeft zich daar een eigen wereld opgebouwd en hoe dat geschiedde zul je ook daar, wanneer wij op aarde zijn teruggekeerd, beleven.
Ik toon hierdoor aan, dat beide werelden, waarvan ik sprak, veranderen.
Wij zien dit eveneens op de bewoonbare planeet terug.
Het stoffelijke wezen is veranderd en het innerlijke leven is in een verder en hoger stadium gekomen, wat het gevoelsleven is en betekent.
En dit geschiedde voor het vermenigvuldigingsproces, de wedergeboorte op de bewoonbare planeet.
Al dit leven wacht in de onzichtbare wereld op een nieuwe geboorte.
Je ziet, André, hoe zich alles heeft verdicht.
De ontwikkeling van beide werelden gaat verder en daarvoor zijn al deze overgangstoestanden, graden van stoffelijke ontwikkeling, maar die ook in de psychische wereld aanwezig zijn.
Hier in de astrale wereld leeft dus het menselijke wezen, dat door het stoffelijke wezen, dat op de bewoonbare planeet leeft, wordt aangetrokken.
Het astrale wezen zal al die overgangen moeten beleven, om eerst dan op een hogere planeet over te gaan.
Wij gaan nu verder en op de volgende overgangen over.”
André keerde in zijn eigen leven terug.
„Ik ga nu naar die toestand waar nog leven aanwezig is.
De hieropvolgende planeten ken je reeds en je kunt je indenken hoe ver het stoffelijke en innerlijke leven is gekomen, want wij zien al dat leven op de voorlaatste planeet naar de tweede kosmische graad terug.
Zwevende zullen wij ons voortbewegen, André.”
„Hoe wonderlijk is het, Alcar, maar ik begrijp u in alles.”
„Dat moet ook wel, wanneer je al die graden en werkingen kunt beleven.
Op de planeet waar wij thans heengaan bezit de mens nog steeds niet het voordierlijke bewustzijn, want dit ontvangt hij eerst op de tweede kosmische graad.”
„Wanneer ik u in alles goed heb begrepen, Alcar, dan is met de geboorte van de mens tevens het goed en kwaad geboren.
Hebben zij hieraan schuld?”
„Die schuld kwam, toen de mens zich al die eigenschappen eigen had gemaakt.
Of zij daaraan schuld hebben is hier, voor deze planeet, niet van toepassing, want de mens wist niet wat goed of kwaad was, dat gevoel zou eerst op de derde graad, dus op aarde ontwaken.
Maar wat wel in hen kwam en wat zij voelden, was datgene wat na hun daad in hen lag en dit gevoel was de goddelijke afstemming.
In de mens op aarde kwam wroeging en dat gevoel was het overgaan naar het intellect, naar het geestelijke leven.
Doch door dit alles ontwaakte de goddelijke vonk en het zieleleven.
Ik zal dat straks op de tweede graad duidelijk maken.
Ziedaar, de laatste overgang naar de tweede graad.
Hier is, zoals je weet, stoffelijk leven aanwezig en dit leven zien wij op aarde terug.”
„Hier zijn wij toch geweest, Alcar?”
„Ja, hier waren wij.
Je ziet, dat hier mensen leven en deze mensen heb je op onze vorige tocht leren kennen.
Op deze planeet is nog een weinig rust, maar op de tweede graad is het voordierlijke bewustzijn ontwaakt.
Het is hier dat de mens in zijn normale menselijke maar dierlijke toestand leeft en ik heb je duidelijk gemaakt hoe natuurlijk hun leven is en dat zij daarnaar leven.
Ook hier kent men nog geen goed en kwaad en leeft de mens zoals hij innerlijk voelt en aan krachten bezit.
In zijn gevoel is hij dus nog steeds onbewust.
Doch het stoffelijke organisme is in een verhoogde toestand gekomen, maar het innerlijke leven heeft echter die volmaakte graad eerst op de tweede graad bereikt.
Daar wordt het innerlijke leven zichzelf.
Daar heerst doodslag en geweld, hier is rust en vrede.
Dit alles wijst erop, dat deze innerlijke mens nog niet bewust is.
Dit dierlijke leven leeft dan ook alleen voor de volmaking van beide organismen.
Hier is het stoffelijke en geestelijke leven één, op de tweede graad is het innerlijke leven reeds achter bij het stofleven.
En dit stadium zien wij op aarde terug.
Ook daar is het stofkleed volmaakt, maar het innerlijke leven is bij al die stoffelijke graden die wij daar kennen, ten achter.
Waar het mij nu om gaat is dit, wat je hier waarneemt.
Je ziet, dat naarmate het stoffelijke organisme (zich) ontwikkelt, het innerlijke leven volgt.
Dat volgen is het ontwaken van beide lichamen.
Het dierwezen heeft nu reeds een krachtig en sterk organisme en daarvan maakt het zieleleven dankbaar gebruik.
Het past zich aan en de kracht die nu het stoffelijke lichaam bezit, is voor de ontwaking van het innerlijke leven.
De mens kan zich bewegen, maar het is het zieleleven dat hierdoor leert en zich dit eigen gaat maken.
Het is dus eenvoudig en dit zien wij bij het kind op aarde: als het kind daar opgroeit, ontwikkelt tevens het innerlijke leven en dit is zoals je ziet ook hier aanwezig, het is een wet en die wet is de natuurlijke ontwikkeling voor het geestelijke en stoffelijke leven.
Hier is echter de mens in een evenwichtige toestand, maar dat evenwicht gaat hij afleggen, dus verliezen en daardoor dooft het goddelijke in de mens.
Dat insluimeren is echter het overgaan in alle andere bewustzijnstoestanden en daar komen al die hartstochten en karaktereigenschappen, die wij op aarde bezitten, uit voort.
Als de mens in dit voordierlijke stadium had kunnen blijven voortleven, was er geen goed en geen kwaad geboren en hadden wij al die ellende niet gekend.
Maar de mens moest verder en zou verder, de mens is goddelijk.
Hij ging steeds verder en hoger en nadat hij die verschillende overgangen had beleefd, ging hij voelen en dat gevoel ontwikkelde zich en ging het in het voordierlijke bewustzijn over.
Die graad zul je leren kennen en dan zien wij het goed en kwaad dat in al die eeuwen geboren is.
Het enige goede, dat wij hier kunnen waarnemen, is de verzorging van het jonge leven dat in het moederleven aanwezig is.
Dat is tevens de liefde en die voordierlijke liefde moet ontwaken.
Dat gevoel wordt krachtiger, naarmate de mens in zijn lichamelijke afstemming is.
Alles is dus in wording.
Wanneer het jonge leven zijn bestaanstoestand heeft bereikt gaat het heen.
De moeder bekommert zich niet meer om dit kind, dat toch haar eigen leven is, maar daar weet zij niets van.
Je voelt dus dat, evenals bij de dieren, hier geen geestelijk bewustzijn is.
Zelfs op aarde, maar dan bewust, handelen moeders zoals dit voordierlijke wezen handelt.
Doch wat hier als natuurlijke kracht voltrokken wordt, doet daar de moeder, die toch het volmaakte stoffelijke lichaam bezit en die lange weg heeft moeten volgen, in volle bewustzijn; zij stemt zich op een voordierlijk gebeuren af.
Dat is iets ontzettends, dat meermalen gebeurt en waarvoor de mens een zware straf zal ontvangen.
Je ziet daardoor tevens, hoeveel dierlijke wezens op aarde leven en allen hebben toch de hoogste stoffelijke toestand bereikt.
Ik bedoel het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), wat ik je duidelijk heb gemaakt.
Hier dus, André, handelt de mens in zijn natuurlijke afstemming.
De mens echter, zo ook het dierenrijk, kan hier niet blijven, maar moet tot God terugkeren.
God gaf de mens alles, maar het goddelijke wezen ging door dit alles te gronde.
Wij gaan nu naar de tweede graad, want daar werd het voordierlijke bewustzijn geboren.
Spoedig zullen wij daar zijn, André.
Wanneer je mij in alles goed hebt gevolgd, dan begrijp je, dat ik voor het stoffelijke organisme juist hier en op de eerste graad lange tijd moest vertoeven, waar ik je het meeste duidelijk had te maken, doch dat ik voor het innerlijke leven op aarde moet zijn.
Want op de planeet aarde is het innerlijke leven tot volle bewustzijn gekomen en daar gaat de mens in het geestelijke stadium over.
Het zal je tevens duidelijk zijn, dat men hier nog geen God kent, geen godsdienst, geen reine liefde, geen geloof, wat toch de mens zich op aarde eigen heeft gemaakt.
Dit alles moet nog geboren worden.
Maar nu gaan wij op de tweede graad over.
Ziedaar, André.”
Alcar daalde op de tweede kosmische graad af.
Hier waren zij geweest en waren die ontzaglijke voordierlijke wezens.
„Daar voor je zie je de mens die hier leeft.
Hij bezit het voordierlijke bewustzijn.
In al die miljoenen jaren is dus het stoffelijke en innerlijke leven zover gekomen.
Ik behoef je het stoffelijke organisme niet duidelijk te maken, dat heb je beleefd.
Hier, André, zoals ik reeds zei, heerst doodslag en geweld, want het voordierlijke bewustzijn is ontwaakt.
Een nog hoger bewustzijn kan hier niet worden geboren, dat is niet mogelijk en dat zul je begrijpen.
Eerst op aarde zal zich de mens dit eigen maken.
Maar het is wonderbaarlijk, André, te zien, dat met de stoffelijke groei het innerlijke leven volgt en de innerlijke mens hier handelt naar de kracht van het stoffelijke kleed, dat hij bezit.
Hier leven mensen zich uit en weten nog steeds niets van een God van liefde.
In het eerste stadium van deze planeet trad dit leven uit het embryonale leven tevoorschijn.
Doch het innerlijke leven werd in het eerste stadium geboren, de moederplaneet dus, waar wij zijn geweest.
Toen deze planeet gereed was en het leven een aanvang kon nemen, verdichtte zich de planeet aarde om de innerlijke mens te kunnen ontvangen.
Ook dat is je bekend en daar behoef ik niet op in te gaan.
Ook hier zullen wij niet lang blijven; we gaan aanstonds naar de aarde terug, want daar is het dat het menselijke bewustzijn werd geboren.
Toch ga ik je nog met de astrale wereld verbinden.
Zie en neem waar, André.”
André zag, dat hij in de onzichtbare wereld overging.
Hoe machtig was het beeld dat hij thans waarnam.
Ontzaglijk had het astrale leven zich verdicht.
Waar hij ook zag, overal was leven.
„Je ziet, André, toch is dit nog niet de astrale wereld die wij als de hel kennen.
Nog is in deze wereld niets opgebouwd, want het goede en het kwade bouwde zich een eigen wereld op.
Wat voor ons de hogere sferen zijn, zijn dus voor de demonen van de hel de donkere sferen of de hel in het leven na de stoffelijke dood.
Je weet, dat de mens die van de aarde het Hiernamaals binnentreedt, daar zijn geestelijke woning zal ontvangen, wanneer die woning in zijn zieleleven aanwezig is.
De demonen van de hel dalen in deze duisternis af en zij zijn het die op aarde het kwade zoeken.
Hier is van geestelijke woning niets te zien, want de mens is nog niet zo ver, heeft dit vermogen niet, omdat hij van God en reine liefde niets weet.
Het innerlijke leven heeft een wet te beleven en die wet is de ontwikkeling van het stoffelijke organisme.
Eerst dan aanvaardt het leven zijn laatste toestand, heeft het innerlijke leven zijn kringloop der aarde volbracht en maakt zich gereed, om de sferen van licht binnen te treden.
Doch hierover straks.
Eén gebeuren zal je reeds zijn opgevallen.
Wanneer je alles goed hebt gevolgd, André, dan zal het je duidelijk zijn dat God niet straft, niet kan straffen, maar dat de mens het zelf is, die zich in dit kosmische geheel onmogelijk maakt.
Wij zullen dit op aarde leren kennen.
Voel je wat ik bedoel?”
„Ja, Alcar.
Ik heb dit gevoeld.”
„Over miljoenen jaren is dit alles opgelost, maar dan is de mens op de planeet aarde overgegaan.
Al die planeten dus die onder de derde graad zijn, moeten oplossen, doch alleen het innerlijke leven gaat verder en hoger, totdat de mens de hoogste sferen heeft bereikt.
De stoffelijke en de innerlijke wereld gaan dus in het Al over, lossen op en behoren dan tot de onzichtbare energie.
Je weet tevens, dat alleen de goddelijke sferen zullen blijven en een plaats in het universum zullen innemen.
Je keert nu in je eigen leven terug.”
„Wat is alles machtig, Alcar, wat u mij toont.”
„Ziedaar, André, honderden mensen leven hier bijeen.
Als een dier op aarde verbinding zoekt en dit geschiedt, dan vinden mensen dit een natuurlijk gebeuren.
Maar wanneer zij hier mensen zouden zien die zich verbinden, al zijn die mensen voordierlijke wezens, dan zouden zij hun ogen sluiten en heengaan.
Hier is echter de mens als het dier op aarde.
Van sommige dieren is dit waar te nemen, doch van andere weer niet, want het dier voelt dit en staat niet toe, dat men dit waarneemt.
Ook dit behoort bij het dierlijke instinct, maar het meer vertrouwde dier, dat zich aan het menselijke wezen heeft aangepast, beleeft dit omdat het de natuurlijke weg volgt.
Doch dit zijn mensen en deze mensen beleven de bevruchting dus als het voorwereldlijke dier.
Dit is hier heel gewoon, André, want zij weten niet beter.
Wij kunnen dit volgen.
Zie maar, op dit ogenblik wordt het astrale wezen aangetrokken en nu ga ik je met de onzichtbare wereld verbinden, zodat je dit proces kunt volgen.”
André zag dat het bezielende leven aanwezig was.
Hoe is het mogelijk, dacht hij, als die wereld niet bestond, was er geen leven, geen ontwikkeling mogelijk.
„Op dit ogenblik, mijn jongen, is de verbinding tussen twee stoffelijke wezens tot stand gekomen en daalt, zoals je ziet, het bezielende leven dat reeds duizenden malen heeft geleefd, in het stoflichaam van de moeder af.
Op hetzelfde ogenblik dus dat de verbinding geschiedt, wordt het innerlijke leven aangetrokken en is dit een nieuwe geboorte op de bewoonbare planeet.
Ziedaar, André, weer een andere toestand, een gevecht op leven en dood.
Dat ziet men hier steeds en velen zullen er thans sterven.”
Als wilde dieren vochten deze wezens; André zag dat zij zich vaneenscheurden.
Spoedig bleven er enigen liggen en zouden sterven.
Niets dan moord en geweld, hartstocht en verdierlijking.
„Je ziet, André, hoe zij elkander aanvallen.
Dit gaat reeds miljoenen jaren door en vooreerst komt hieraan geen einde.
Ik ga je met dit wezen verbinden en ik zal je een stoffelijke overgang laten beleven, maar tevens, hoe het bezielende leven zich losmaakt, evenals dit op aarde geschiedt.”
André zag dit wonder zoals op aarde geschieden.
Bij verschillende mensen had hij het stervensproces mogen volgen.
„Wordt dit geesteslichaam ook afgehaald, zoals men van Gene Zijde doet, wanneer iemand op aarde is gestorven, Alcar?”
„Ik ben verheugd dat je mij deze vraag stelt, André.
Dit is hier nog niet mogelijk en niet nodig, omdat de mens deze hoogte nog niet heeft bereikt.
Voel je wat ik bedoel?”
„Hebben deze mensen die afstemming nog niet bereikt, omdat zij het volmaakte menselijke lichaam nog moeten ontvangen en het innerlijke leven nog niet zover is?”
„Zo is het, inderdaad, zij zijn nog niet zo ver.”
„Hoe natuurlijk is ook dit verschijnsel, Alcar.”
„Het zegt ons, dat het innerlijke leven nog moet ontwaken.
Op de planeet aarde zal ik je ook dit duidelijk maken.
Dit is alleen mogelijk, wanneer het zieleleven een bestaanssfeer, voor ons het Hiernamaals, dus een geestelijke toestand heeft bereikt.
Al deze wezens bezitten dus geen geestelijke afstemming, dit is nog steeds het voordierlijke bewustzijn.
En dan nog dit.
Dit is een astrale wereld, maar een wereld van onbewustzijn.
De geest Lantos heeft je daarvan verteld.
(voetnoot in eerste druk: Zie ‘De Kringloop der Ziel’.)
Het zieleleven wordt door het stoffelijke wezen aangetrokken, doch wanneer de mens op aarde sterft, keert het innerlijke leven in deze wereld terug, wat de wereld van het onbewuste is.
In ons leven, dus het leven van de geestelijke mens, is het Hiernamaals een wereld die bewust is, waarin mensen leven die een geestelijke bestaanswereld hebben bereikt.
Voel je ook dit?”
„Ja, Alcar, u leeft immers in die wereld?”
„Juist, dus ik en miljoenen anderen zijn zover gekomen, doch hier in deze toestand was die wereld nog niet aanwezig, omdat het innerlijke leven nog zou ontwaken.
Ook dit grote wonder zul je op aarde leren kennen, je zult zien en beleven hoe de mens zich heeft ontwikkeld.
Deze mensen bezitten dus geen geestelijke afstemming, want die is er niet, eerst over duizenden jaren heeft het innerlijke leven zich deze krachten eigen gemaakt.
Alles dus, wat wij in het leven na de stoffelijke dood bezitten en kennen en ons hebben eigen gemaakt, is hier niet aanwezig.
Al de vragen, bijvoorbeeld waar zal het innerlijke leven geboren worden, wordt het koning of keizer, geleerde of bedelaar, rijk of arm, zal het ziekte of ellende op aarde ontvangen, kennen wij niet op deze planeet.
Dat behoort bij de aarde, eerst op de planeet aarde kan het zieleleven deze wetten beleven.
Maar ook eerst in het derde tijdperk werd dit op aarde geboren, uit de mens kwam dit voort.
Doch wat hier wel aanwezig is, dat is, dat het hoogste stoffelijke wezen tevens het daarop afgestemde innerlijke leven aantrekt.
Wordt hier dus de verbinding door twee volmaakte stoffelijke wezens tot stand gebracht, dan trekken die twee mensen tevens het hoogste innerlijke wezen aan.
Je weet immers, dat ook hier zeven graden van stoffelijk en innerlijk leven aanwezig zijn.
Dit is een wet, een natuurlijke wet, die zij allen hebben te volgen.”
„Is dit op de aarde dan niet zo, Alcar?”
„Je bedoelt, of die wetten niet bij de planeet aarde behoren?”
„Ja, Alcar.”
„Ja en neen, doch het is de mens die deze natuurwetten heeft gestoord.
Hier trekt dus het gelijke wezen het gelijke aan en dit is tevens voor de aarde, doch op aarde leren wij oorzaak en gevolg kennen.
Hier is ook dit nog niet zover en weet men van oorzaak en gevolg niets af.
Hier beleeft men en zal men beleven, hier komen verbindingen tot stand en worden verbindingen verbroken.
Het zal je dan ook duidelijk zijn, dat alles wat men op aarde bezit, eerst op aarde zou worden geboren.
Eerst toen de mensen zover waren, ontwaakte het innerlijke leven en ontstonden al die geestelijke wetten die wij aan onze zijde kennen en bezitten.
Hier zijn wij dus nog steeds in een wordingstoestand voor de innerlijke en stoffelijke mens.
Maar nu een ander wonder.
Je weet, dat ik mij met het verleden kan verbinden, in verschillende toestanden liet ik je dit beleven.
Tot in het diepste verleden daalden wij af en dit kan ik omdat ik met de hogere meesters in verbinding ben.
Dat wezen daar voor je, André, gaan wij nu volgen en keren daarom in zijn diepe innerlijk en verleden terug.”
André keek naar deze mens, hij legde zich neer om te slapen.
Geheel naakt was hij en als een beest behaard.
Groot en sterk was zijn lichaam.
Een reus op aarde was een dwerg in vergelijking met hem.
„Je ziet, André, deze mens bezit het mannelijke kleed, doch ik zie meer en wat ik zie zul je waarnemen.
Ik verbind je met zijn innerlijke leven.
Het verleden zul je zien, want ik blijf met hem verbonden.”
André ging zien.
Voor zich zag hij een tafereel en hij begreep wat dit betekende.
Dit was de eerste stoffelijke graad die de mens op deze planeet had aanvaard.
Hij kende die stoffelijke graden, er waren er zeven.
„Zie je deze toestand, André?”
„Ja, Alcar, is dit de eerste stoffelijke graad?”
„Heel goed, André.
Zie nu naar deze mens.
In hem leeft het bezielende leven dat daar in de eerste graad is geweest en dat leven en organisme heeft hij afgelegd.
Honderden malen keerde het innerlijke leven in een stoffelijk organisme terug voordat het de hoogste stoffelijke graad voor deze planeet behaalde.
Doch dat wezen ging over en wij zien het innerlijke leven terug, maar in een ander gewaad.
Doch er is meer en ik zal je een ander leven tonen.”
Opnieuw ging André waarnemen.
Voor zich zag hij een moeder met kind.
De moeder droeg dit jonge leven en verzorgde het.
„Wat betekent dit beeld, Alcar?”
„Dit betekent, dat de ziel in het moederkleed is afgedaald.
Zie goed en voel aan dat dit zo is.
Dit is op deze planeet alleen te voélen, op aarde kunnen wij dit waarnemen, omdat daar het bezielende leven in een bestaanswezen is overgegaan, dat wil zeggen, men herkent daar de innerlijke mens.
Dat is hier niet mogelijk, omdat het innerlijke leven nog steeds niet de geestelijke afstemming heeft bereikt.
Aan het innerlijk herkent men op aarde de uiterlijke mens, doch eerst aan onze zijde zien wij, dat het bezielende leven het evenbeeld is, zoals het stoffelijke organisme is geschapen.
Heeft het zieleleven in een ander leven geleefd, dan kunnen wij dit waarnemen, want het stoffelijke gelaat ligt aan het innerlijke leven vast.
Wij herkennen dus die andere persoonlijkheid en wij weten, dat dit met een ander leven te maken heeft.
Dit is, zoals ik reeds zei, hier niet te zien, doch alleen te voelen, maar wat men hier wel waarnemen kan is, dat dit wezen hier voor je, in het vorige leven het moederlichaam bezat.
Deze moeder, André, is één en hetzelfde wezen als innerlijk en bezielend leven, wat thans daar, in het scheppend organisme, leeft.
Voel je dit wonder?”
„Ja, Alcar, ik zie het.”
„Dat is dus het wonder van de wedergeboorte.
Als dit niet mogelijk was, stond de schepping stil.
Voor ieder leven, de innerlijke mens dan, is dit goddelijke wonder.
Deze moeder met haar kind was de voorlaatste incarnatie die dit leven, deze mens beleefde.
Ik zal al die vorige incarnaties niet volgen, doch je ziet dat ook hier dit moest zijn of het innerlijke zo goed als het stoffelijke organisme zou zijn uitgestorven.
Dit dierwezen, André, heeft de volmaakte stoffelijke graad behaald en wordt straks door de planeet aarde aangetrokken, om daar opnieuw te worden geboren.
Maar van de eerste planeet af is de bezieling geboren en dit innerlijke leven zien wij reeds in het voordierlijke bewustzijn terug en heeft die lange weg afgelegd.
Dat het innerlijke leven het moederkleed ontvangt is, omdat de ziel het dienende gevoel of de schepping zal beleven.
Op onze vorige tocht heb ik je dat duidelijk gemaakt, doch op onze volgende reis zul je dit beleven; dit behoort tot de wedergeboorte op aarde.
Deze moeder nu is een voordierlijk wezen en beleeft dit machtige gebeuren zoals de natuur is.
Ook op aarde is de mens over het algemeen niet anders.
Ook daar beleeft de mens dit en voelt niet het machtige van dit vermogen, dat de schepping en stuwende kracht is.
Wij zien en weten hoe de mensen op aarde leven en van Gods schepping niets begrijpen, niets zien en voelen, want zij weten niet, dat zij uit dat machtige zijn voortgekomen.
De één vervloekt de ander en dat in een volmaakt stoffelijk kleed!
Hier, André, is de mens, althans de innerlijke mens, zoals op aarde.
Toch leven reeds op aarde mensen, die zich op het hogere leven afstemmen en zich die krachten eigen maken, die liefde voelen en weten dat zij hoger gaan.
Doch de aarde is overbevolkt van dierlijke wezens en die dierlijke wezens leven in een volmaakt organisme.
Hier verzadigt men zich aan het leven van anderen, doch zij zijn zich daarvan niet bewust.
Op aarde weet men echter van goed en kwaad af, zijn zij zich bewust van een Vader van Liefde, een God die al Zijn kinderen liefheeft, zijn verder en hoger gekomen op hun kosmische weg, doch leven zich uit.
Als er nu geen hoger gaan mogelijk was, André, geen andere planeten waren die een hoger geestelijk, zo goed als stoffelijk leven konden ontvangen, dan bleef de mens die hier leeft in dit stadium voortleven.
Dat is echter de bedoeling niet van God, want al dit leven moet tot God terugkeren.
Het goddelijke ligt in hen en zij maken daarvan deel uit.
Hier dus hebben wij het voordierlijke bewustzijn leren kennen.
Deze planeet schiep dit krachtige en volwassen organisme in voordierlijke afstemming.
De aarde verfraait dit organisme en tevens beleeft de innerlijke mens deze vooruitgang en past zich wonderlijk bij dat stofkleed aan.
Hoe wonderlijk dit aanpassen is, hebben wij van het eerste ogenblik af kunnen volgen.
In al die graden is dit geschied en waarom zou dit niet op aarde zijn?
Indien de Schepper van dit alles dit niet had overzien, dan was er van voortgang geen sprake geweest, doch het één werd uit het ander geboren.
Dat voortgaande leven schiep zijn eigen organisme, omdat het die genade van zijn eerste toestand af bezat en dit eeuwig blijft behouden, totdat wij het Al hebben bereikt.
De drang om te scheppen die in ieder wezen of leven aanwezig is, is tevens de heiligste gave die wij van God hebben ontvangen, God heeft dit ontzaglijke in onze handen neergelegd.
Voel je de betekenis van dit alles, deze genade, deze kracht en macht, André?
Daarom en alleen hierdoor zijn wij goddelijk, God gaf ons alles en aan ons dit machtige te begrijpen, te leren voelen, wat de bedoeling is geweest om aan ons die krachten te schenken.
God als de Schepper van het universum, van mens en dier, legde in ons die goddelijke macht.
Ik vraag je: wordt dit door de mens begrepen?
Voelen zij op aarde waarom zij daar zijn, waarom zij „mens” zijn?
Wat „mens” te zijn betekent?
Wat het zeggen wil dit alles te hebben ontvangen?
Dat wij als God zullen worden en ons al die krachten eigen moeten maken?
Dat daarvoor al die duizenden, neen miljoenen planeten zijn, of wij zouden tot God niet kunnen terugkeren?
Wat moet ik hier nog aan toevoegen?
Dit is toch duidelijk en dit kan de mens volgen.
Hier, André, leven menselijke wezens en die wezens kunnen hier niet blijven.
Zij allen die hier leven, zullen op de planeet aarde worden geboren.
Als dit zo is, dan is het tevens mogelijk om nog verder en hoger te kunnen gaan en wij weten, dat dit ons Hiernamaals is.
Maar ook dan gaan wij verder, kunnen wij verdergaan om de hoogste graad te bereiken, dáár waar het volmaakte Kind Gods leeft, dat naar de aarde terugkeerde, om van Zijn Almachtige Vader, die in de Hemel is, kond te doen.
Christus, het volmaakte en Goddelijke Wezen, keerde naar de aarde terug en op aarde zal ik je vertellen waarom en waarvoor Hij op de derde graad neerdaalde.
Ook dat was een wet en voor het volmaakte Kind Gods een genade, om Zijn heilige Vader, de Alkracht, de Albezieling te mogen vertegenwoordigen.
Want dat is geschied en is een genade Gods, waarvan nog zoveel mensen op aarde niets begrijpen, niets voelen, omdat zij hun eigen leven niet eens kennen en zich te pletter lopen tegen de dood die hun een halt toeroept.
Op deze planeet was het voor de Christus niet mogelijk hun geestelijk voedsel te brengen, hier zijn ze onbewust en nog niet zo ver, het zijn voordierlijke mensen.
Dit kon alleen op aarde, was alleen daar mogelijk.
Dit is de psychische afstemming van deze planeet en allen, geen uitgezonderd, komen op aarde.
De mens op aarde zal hen aantrekken.
Nog leven hier miljoenen wezens en wordt hier het proces geboren worden en sterven beleefd, zoals op aarde.
Je begrijpt zeker wel, André, hoeveel eeuwen er zullen voorbijgaan, voordat het laatste wezen is opgelost en op aarde een nieuw lichaam heeft ontvangen.
Doch dit staat vast, dit moet en zal geschieden.
Allen, niet één uitgezonderd, zijn hier geweest, wij allen waren voordierlijke wezens.
Dit zijn de wonderen en geestelijke wetten van de tweede kosmische graad, doch op aarde zien en beleven wij andere wonderen.
Daarvan zal ik je vertellen, André, en alles duidelijk maken.
Wij gaan nu naar de aarde en ook hier komen wij niet meer terug.
Heb je mij in alles begrepen?”
„Ja, Alcar, het is geweldig.”
„Dat is het, André, doch hoogst natuurlijk.
In snelle vaart zullen wij ons nu verplaatsen.
Zie, daarginds voor je, André, dat is de planeet aarde.
Op aarde heb ik je heel veel duidelijk te maken en allereerst de ontwikkeling van de planeet aarde, wil je een duidelijk beeld van het zieleleven ontvangen.
Ik zal je dus het beginstadium van de aarde moeten tonen en daarvoor keer ik tot het eerste stadium van de aarde terug.
Daarna ga ik je met het zieleleven verbinden, doch tevens zal ik je duidelijk maken hoe zich de astrale wereld voor de mens en het dierenrijk verdichtte.”