De bewustwording op aarde

Hoeveel had ik om na te denken.
Ik kwam niet uitgedacht.
Telkens beleefde ik nieuwe wonderen.
Verheven was het beeld van de vierde kosmische graad.
De mens op aarde wachtte ontzaglijk groot geluk.
Liefde, niets dan Liefde!
Hoe ver voelde ik mij reeds van de aarde verwijderd, dán kwamen al die sferen in de geest en dáárna de mentale gebieden.
De ziel legde daar haar geesteslichaam af en ging verder.
O, ik begreep en voelde het volkomen.
Merkwaardig was het, dat men hier steeds alleen werd gelaten om te kunnen nadenken.
Hoe deed men op aarde?
Daar gunde de één het geluk niet, dat de andere mens bezat.
Ook ik was zo geweest.
Nu zou men mij alles kunnen aandoen en toch zou ik niet kunnen doden.
Ver van mij lagen deze gevoelens.
Hier leefde ik in mijn bezit en naast mij en in mij, mijn Marianne.
In de kamer van gebed wilde ik met haar zijn, om voor onze eeuwige verbintenis Gods zegen af te smeken.
Haar geestelijke woning zou als de mijne zijn.
Vol van geluk knielde ik neer en dankte mijn Almachtige Vader voor al het schone en heilige dat ik had ontvangen.
Ik was een deeltje van het machtige heelal, een deeltje van God en ieder mens had dezelfde afstemming.
Hoe verlangde ik dit alles op aarde te kunnen vertellen.
Om op aarde te mogen sterven, was een genade, want er wachtten de mens vele wonderen.
Ik dacht reeds op aarde bewust te zijn, maar hoeveel graden van bewustzijn had ik thans beleefd?
Nu eerst was ik wakker en toch, eerst in de vierde sfeer was ik geestelijk bewust.
Overgaan en wakker worden, steeds dat overgaan en binnentreden in andere sferen.
Wonderlijk was het.
Maar ik aanvaardde en geloofde alles, omdat ik met eigen ogen had waargenomen.
Nu zou ik weer andere wonderen beleven.
Ik voelde mij zo gelukkig en weer nam ik plaats, aan de voeten van Marianne, om van haar afscheid te nemen.
Toen trad mijn leider binnen.
Ik was met mijzelf gereed en wachtte af.
„Zijt gij gereed, Lantos?”
„Ik ben gereed, meester.
Waarheen u ook gaat, ik stel mij te uwer beschikking.”
„Prachtig, Lantos, kom dan hier bij mij en tracht u met het hogere te verbinden.”
Ik knielde neer en bad tot God om mijn leider de krachten te schenken mij alles te mogen openbaren.
Lang waren wij in gebed.
Onder het bidden voelde ik mij in een zeer eigenaardige stemming komen.
Het was alsof mijn gevoel wegvloeide en ik in een stilte binnentrad die ik reeds eerder had gevoeld.
In mij kwam het verlangen om opnieuw te worden geboren.
Diep daalde ik in gevoel af en voor mij zag ik de wereld van het onbewuste.
Een nog sterker gevoel kwam in mij en ik zag de mens op aarde.
Daarna een huisgezin, vader en moeder en kinderen.
De moeder was in opstand.
Wat betekende dit beeld?
Duidelijk zag ik dit alles.
Toen zag ik alleen de moeder en ik voelde dat ik met haar werd verbonden.
Wij waren beiden één.
Mijn God, wat moest ik nu beleven?
Ik voelde mijzelf als het kind dat zij innerlijk droeg.
Diep zonk ik in een slaap en die slaap duurde negen maandenlang.
Dan ging ik heen en werd wakker.
Op aarde dus gestorven en in de geest geboren!
Wat betekende dit tafereel?
Ik keek naar mijn leider en vroeg: „Wat betekent dit, meester Emschor?”
„Gij zult dit beleven.”
„Keer ik naar de aarde terug om dat te beleven?”
„Ja, mijn Lantos.
Gij zult de bewustwording op aarde beleven.
Gij wordt echter niet geboren, voor die tijd, slechts enige ogenblikken daarvoor zult gij tot dit leven terugkeren.
Wat daar geboren wordt is slechts een dood lichaam, gij, als ziel en als geest, keert terug.
Ik heb u met de meesters verbonden.
Hebt gij dit alles gevoeld en beleefd?”
„Ja,” zei ik, „duidelijk.”
„Luister, broeder Lantos.
Ik mag u bij de moeder, dus tijdens dat zij u draagt, wakker maken.
Na de geboorte keren wij naar de aarde terug en zult u dit proces opnieuw beleven en ga ik u dus met het verleden verbinden.
U weet dat dit mogelijk is.
Zijt gij gereed?”
„Ik voel mij gereed, meester.”
„Zie om u heen, voor enige tijd keert u tot de aarde terug en wanneer u daar sterft, zult u in uw woning terugkeren en ontwaken.”
In snelle vaart daalden wij af naar de wereld van het onbewuste.
Hoe dieper wij daalden des te duidelijker voelde ik mij met die wereld verbonden.
Spoedig hadden wij die sfeer bereikt en zei de meester tot mij: „Wij bevinden ons thans op de plaats en in de sfeer, waar gij met uw vriend Roni hebt gesproken.
Nog een graad dieper en die wereld trekt u aan en dan kunt gij u daarvan niet meer bevrijden.
Ga, Lantos, treed binnen, op aarde zullen wij elkander terugzien, daar zal ik met u spreken.”
Nog dieper daalde ik af, maar bleef met de meester verbonden.
Een ontzaglijke slaap voelde ik in mij komen, toch hoorde ik nog zeggen: „Hoort u mij, Lantos?”
„Ja,” zei ik, „maar ik heb slaap.”
„Gij zult slapen, maar voelt u hoe ver uw vorig leven, waarin gij zo-even leefde, thans van u verwijderd is?”
„Ik voel niets dan slaap, alleen slaap, meester.”
„Weet u hoe dit komt?”
„Neen, meester.”
„De wereld van het onbewuste trekt u aan, u gaat daarin over.
In het leven, waarin u straks zult geboren worden, is voor u alles onbewust.
Wanneer u op aarde geboren zou worden kan dus alleen dát bewust in u zijn, waarvoor u op aarde zult leven.
In uw vorig leven was uw kunstenaars-gevoel in u bewust, doch van al uw vorige levens wist gij niets.
Daarom weet men hiervan op aarde weinig af.
Ik bedoel de reïncarnatie.
Later, wanneer wij weer tezamen zijn, zal ik u dat duidelijk maken.
Vaarwel, mijn broeder Lantos, dit behoort bij uw kringloop der aarde en zal elkeen beleven, opdat de mens zich van zijn eigen leven zal overtuigen.”
Toen zonk ik in een diepe slaap en voelde en hoorde niets meer.