Ik maakte mijn laatste kunstproduct vanuit dit leven

Ik bezocht die plaatsen, waar de mens kunst bewaarde en tevens hen, de aardse kunstenaars, omdat het mij interesseerde hoe zij hun werk tot stand brachten.
Over de gehele aarde zwierf ik en keerde tenslotte in mijn laatste vaderland terug.
Ik had mij voorgenomen om een aards kunstenaar in zijn werk te helpen en wilde door de mens op aarde mijn laatste kunstproduct trachten te maken.
Dit leek mij zeer eenvoudig, want ik kon mij thans met de mens op aarde verbinden.
Nu voelde ik dieper, ik had God leren kennen en het leven lief gekregen.
Dit tot stand te mogen brengen was mijn liefste wens.
Lang zocht ik naar dat instrument.
Er gingen maanden en jaren voorbij en ik dacht reeds het te moeten opgeven.
Maar eindelijk vond ik wat ik zocht, want ook daarin werd ik geholpen.
Rond een aards wezen, een achttienjarige knaap die vele gaven en een benijdenswaardig gevoel voor kunst bezat, waren vele meesters van deze zijde, die hem inspireerden.
Ik mocht, door voorspraak van mijn eigen meester, met de meesters uit hogere sferen in verbinding komen.
Ik vroeg hun, of ik mijn laatste kunstproduct, dat ik „het leven” wilde noemen, tot stand zou mogen brengen.
Dit werd mij toegestaan, doch ik moest nog enige jaren geduldig wachten.
Ik ging heen, maar keerde van tijd tot tijd tot hen terug en zag dat zij grote vorderingen hadden gemaakt.
Deze jonge knaap werd tot de kunst aangespoord en dit geschiedde door de meesters.
Zijn gevoel en zijn liefde voor de kunst werden tot grote hoogte opgevoerd.
Zo leerde ik de waarachtige inspiratie kennen; nu begreep ik mijn eigen leven op aarde en hoe de mens op aarde zijn inspiratie ontving.
Heerlijk was het dit alles te mogen waarnemen.
Vanaf deze zijde leidde men al zijn wegen en ook daarvoor waren afzonderlijke wezens, geesten dus, die hem op aarde voor ondergang beschermden, totdat hij in zijn eigen leven bewust werd.
Ik volgde aandachtig dit alles en leerde daardoor.
Van deze zijde werkte men alleen op hem in wanneer het kunst betrof, doch in zijn eigen leven liet men hem begaan.
Hij zou zelf moeten leven; om geleefd te worden, daarvoor voelde men hier niets.
Enige jaren gingen er voorbij.
Eindelijk brak dan de tijd aan dat ik door hem mocht werken.
Ik was gereed, had mij voorbereid, alles diep doordacht en mij met mijn gehele innerlijk daarop ingesteld.
Het grote ogenblik brak aan, dat ik met hem werd verbonden.
De hogere meesters brachten deze verbinding tot stand en ook ik werd geholpen.
Voelt u de diepte, deze oneindige diepte in gevoel en in de kunst?
Voelt u dat inspiratie van mens tot mens, van geest tot geest, van gevoel tot gevoel hoger en hoger gaat, totdat het hoogste gegeven is en de menselijke krachten en gevoelens ophouden te bestaan?
De aardse mens werd geïnspireerd, ik werd door nog hogere wezens bijgestaan en daarachter, nog hoger, nog verder en verder, nog dieper, ligt het volmaakte, de Alvoelende kracht.
Dat is de hoogste liefde, het heiligste door God geschapen.
Daaruit te mogen putten, brengt een kunstenaar het hoogste, wat hem uit het leven van de geest wordt gegeven.
Mijn kunstproduct was voor hem een groot succes en voor mij een ontzaglijke voldoening.
Het droeg de goedkeuring weg van de meesters, waarover ik zeer verheugd was.
Hoe gelukkig was ik en hoe dankbaar jegens God voor dit gebeuren.
In mijn leven op aarde had ik daar nooit aan gedacht.
De inspiratie die de mens op aarde ontvangt, is voor de kunstenaar een grote genade en voor de geest een machtig geluk.
Doch de geest moet zijn gevoel voor kunst bezitten en innerlijk dragen, dus zich in het ene of andere leven hebben eigen gemaakt.
Wanneer wij eenmaal zijn verbonden, werkt het aardse instrument nagenoeg dag en nacht en in een trancetoestand voort.
Hoe inniger de inspiratie, dus onze verbinding is, des te dieper doorvoelt de kunstenaar zijn scheppingsproduct en hij weet niet van ophouden.
Zijn zielekrachten en al zijn liefde legt hij in dit kunstwerk, doch verhoogd door de meesters aan deze zijde.
Ik zei reeds, ik maakte door hém wat ik in mijn leven op aarde wilde maken en niet meer had gekund.
In die toestand voelde ik geen haat, in mij lag liefde.
Hoe dacht ik op aarde?
In mijn leven op aarde wilde ik door mijn kunst een ander leven vernietigen.
Dáár was ik in opstand, kende mijzelf niet, God, noch leven, noch dier, noch mens.
En in die dierlijke afstemming wilde ik het hoogste, het heiligste tot stand brengen.
Hoe boog ik mijn hoofd, hoe vroeg ik om vergiffenis.
Ik was nu heel dankbaar, dat mij deze genade werd toegestaan.
De meesters maakten door hem verschillende grote werken en deze kunst zal niet uitsterven, tenminste wanneer de mens zich niet aan die beelden vergrijpt.
Maar hoe voelde zich de mens op aarde?
Waardeerde deze mens hetgeen hij ontving?
Voelde hij onze inwerking, deze geestelijke hulp?
Wist en begreep hij hoe hij deze inspiratie ontving?
Ik volgde hem in zijn doen en laten en wilde weten of hij zijn eigen leven begreep.
Maar hoe werd ik teleurgesteld.
Toen ik de meester daarnaar vroeg, zei deze tot mij: „Luister, mijn broeder Lantos.
In zijn eigen leven is hij een gewoon mens zoals vele anderen.
Maar hij bezit een verhoogd kunstgevoel, dat hij zich in andere levens eigen heeft gemaakt.
Toch denkt de mens dit uit zichzelf te kunnen.
Doch gij ziet wat hij is, wanneer hij alleen en op eigen krachten dit zou moeten doen.
Voor ons is hij te bereiken en het gaat ons ook alléén daarom.
Wat hij met zijn eigen leven op aarde doet, moet hij zelf weten.
Maar geen mens op aarde is in staat deze hoogte in de kunst te bereiken, wanneer hij niet door ons werd geholpen.
Wij hebben ons tot taak gesteld de mens op aarde te helpen en hem de ogen voor het hogere te openen.
Deze kunstenaar is op aarde teruggekeerd en wij wisten dit van tevoren.
U ziet, dat al zijn wegen worden gevolgd, doch hij zal moeten leven zoals hij zelf wil en voelt.
Uw vraag kan ik dus met een krachtig „neen” beantwoorden.
Hij plaatst zich op een voetstuk en dat voetstuk heeft alleen voor de aarde betekenis.
Hij voelt echter zeer duidelijk dat hij wordt geholpen, doch negeert dit, doordat hij zijn persoonlijkheid op de voorgrond stelt en zich als zodanig voelt.
Zijn ijdelheid speelt hem parten.
Wanneer hij zijn innerlijk gaat verrijken, liefde gaat voelen en zijn God begrijpt, zich buigt voor Gods heilige leiding en deemoedig is en zal blijven, dan kan deze mens na zijn aardse dood de sferen van licht binnengaan.
Voelt u wat ik bedoel?
Doch wanneer hij denkt dit zelf te kunnen en zijn aardse leven beleeft zoals de mens, die grofstoffelijk is, voelt, gaat hij juist door zijn kunnen geestelijk ten onder.
Hij schiep wonderen, maar die wonderen zijn hem door ons gegeven en door ons tot stand gebracht.
Hij is slechts een instrument, meer niet.
Wij aan deze zijde hebben ons zelf geheel afgelegd, doch hij zal dat hebben te leren.
Het zijn slechts enkelingen, die deze hoogte op aarde hebben bereikt en wier innerlijk leven een samengaan is van geestelijke ontwikkeling, maar dat is dan ook het schoonste, dat de mens zich op aarde kan eigen maken.
Eerst dan rust op alles Gods heilige zegen.
Dan rust op beide toestanden geluk, dan groeit en bloeit de kunst en dwingt het de mens ontzag te voelen voor alles wat hem wordt gegeven.
Dan is alles liefde en verbinding met ons.
Niet één, maar duizenden hebben zich te gronde gericht.
De weelde konden zij niet dragen, zij vergaten en verloren zichzelf, alléén, omdat zij hun leven op aarde niet hebben begrepen.
De aardse meester wordt op handen gedragen.
Dat gedragen worden moet men willen en de mens wil dat, is voor een hoger leven te zwak.
Van hier, zo u reeds hebt beleefd, ontvangt de mens zijn inspiraties.
Van hieruit worden zij tot het hoogste opgevoerd.
In deze wereld wordt alles berekend, uitgedacht en doorvoeld.
Toch denken de mensen op aarde dat zij het zijn en dat zij die krachten innerlijk dragen.
Nogmaals, broeder Lantos, geen mens die op aarde leeft, kan dit tot stand brengen.
De geest, de mens, het leven dat aan deze zijde leeft, brengt hem zijn inspiraties.
Iedere kunstenaar voelt en weet, dát, wanneer hij niet meer zichzelf is en het als vanzelf gaat, hij in een andere, voor hem onbekende toestand is gekomen.
Dit is dan de betekenis.”
„Maar,” vroeg ik de meester, „wat moeten wij dan doen?”
„Niets, broeder Lantos, niets, wij kunnen niets doen.
Waart gij soms anders?
Leefde u op aarde niet een dergelijk leven?
Leefde u geestelijk?
Ga in u zelf na hoe gij uw leven beleefde.
De één drinkt om de nodige inspiratie te ontvangen, een ander zoekt het in het leven, in hartstocht en verdierlijking.
Doch om de geestelijke inspiratie te ontvangen moet men het hogere zoeken.
Een geest van het licht weet dit alles, maar het bedroeft hem, wanneer hij moet toezien, dat de mens door zijn kunnen ten onder gaat.
Toch kunnen wij niet ingrijpen, want zij moeten hun eigen leven beleven en niet door ons geleefd worden.
Wij binden onze instrumenten niet aan handen en voeten vast, dragen alleen zorg, dat zij in het aardse leven zichzelf zijn.
Wij weten waarvoor wij op aarde terugkeren.
Wij zijn daar gekomen om de mensheid te dienen en hen wakker te schudden.
Wij brengen hun het leven en wel het eeuwige leven.
Wij brengen hun geluk en houwen uit steen ons leven, waaraan zij hun eigen leven kunnen toetsen.
Deze kunst zal stralen naar onze innerlijke krachten.
Dat is de liefde die wij bezitten.
Wij vragen de mensen zich te openen.
Zij zullen leren, dat er meer bestaat tussen hemel en aarde dan zij zich tot nu toe konden indenken.
De mens die dit alles ontvangt is een begenadigd mensenkind.
Wij hebben echter instrumenten, die, voor zij aan een nieuw kunstproduct beginnen aan God om kracht vragen en deze heilige inwerking wordt hun dan gegeven.
Deze kunst leeft, want daarin ligt het eeuwige leven.
Ook wij hebben ontzag wanneer dit eenmaal op aarde is geboren en dan knielen wij allen, geen uitgezonderd, neer, om onze Vader voor alles te danken.
Want Zijn wil geschiedde.
In een verheven en religieuze toestand wordt het geschapene tot stand gebracht.
Gij moet hen zien, deze kunstenaars!
Waar zij komen brengen zij geluk en zij begrijpen hun leven op aarde, waarvoor zij dienen en waaraan zij dit alles te danken hebben.
De omvang van hun inspiraties kunnen zij niet aanvoelen, maar toch weten zij en zeggen, dat zij het niet zijn, maar hun Vader die in de hemel is en dat Hij het hun heeft gegeven.
Zie, dan is alles liefde, dan zullen de mensen deze kunst angstvallig bewaken en zullen zij hun hoofd buigen, wanneer zij een dergelijk beeld bewonderen.
Zij leren aanvoelen, dat het Gods heilige krachten zijn, de afgezanten van God, die voor de kunst naar de aarde terugkeerden.
Daarom zou ik de mens willen toeroepen: Buig uw hoofd voor alle zielsproducten.
Daarin ligt liefde, reine en zuivere liefde, de gevoelens van het verhoogde wezen.
Uit de Hoogste Bron werd u dit gegeven.
Leer dit te voelen.
Weet dat alles leed en smart betekent, zieleleed van hen, die eens op aarde leefden.
Voel steeds dieper aan en ga verder totdat gij het eeuwige leven in de kunst voelt.
Dan voelt gij dat er een voortgaan is en dankt gij God uit het diepst van uw ziel, dat gij dit op aarde mocht ontvangen en aanschouwen.
Nogmaals, het gaat ons alleen om de mensheid door kunst te bereiken.
De één doet dit door muziek, anderen door geschriften, het woord en door het gebed, wij door de schilderkunst en de beeldende kunst.
Mens der aarde, zie in dat alles de eeuwigheid.
Dan is het werk van de mens die aan Gene Zijde leeft beloond en weten wij dat er geen tranen voor niets zijn gestort.
Dan eerst kunnen wij verdergaan om ons in de geest te bekwamen.
Voel en weet, dat thans op aarde het hoogste is gebracht.
Voel door dat stenen beeld heen, voel erachter en gij voelt het eeuwige leven.
Wanneer gij nog verder gaat voelt gij uw God en weet gij dat Hij een Vader van Liefde is.
Dat alles kunt gij door onze kunst.
Wanneer gij de geestelijke kunst voelt, knielt gij neer en bidt en zult gij uw diepste gevoelens in uw gebed neerleggen.
Zie in dat stenen gelaat en ga erin over.
Wanneer gij daar zachtkens binnentreedt, voelt gij de liefde van het wezen die het tot stand bracht.
Het maakt ook u gevoelig en de tranen zullen u in de ogen komen.
Dan knielt gij neer en dankt gij uw God voor alles wat gij op aarde hebt ontvangen.
In de kunst ligt het geheim van uw leven, het is godsdienst en geloof, het is reine liefde.
Broeder Lantos, zo gaf God u de genade toch nog uw gevoelens in steen uit te houwen, terwijl gij in het leven van de geest zijt.
Ga verder mijn broeder, in de sferen van licht wacht men u op.”
„Weet u daarvan?” vroeg ik de meester.
„Wij zijn met elkander in verbinding.
Wij werken voor één doel, de mensheid van een eeuwig voortgaan te overtuigen.”
„Ik dank u heel innig,” zei ik, „dat u mij deze genade toestond en ik dit mocht beleven.”
Daarna nam ik afscheid van de meesters.
Weer toog ik op weg.
Ik had geleerd dat het mogelijk is, om op verschillende wijze met de mens op aarde in verbinding te treden.
Dan zou het tevens mogelijk zijn om van hetgeen ik beleefd had te vertellen.
Maar daarvoor moest ik mij gereedmaken en ik zou trachten de sferen van licht te bereiken.
Er was maar één mogelijkheid dit te kunnen en daarvoor wilde ik mij thans geheel geven.
Ik volgde een tijdlang de zelfmoordenaars en leerde al die verschillende overgangen in de geest kennen.
Toen ik dit alles wist, voelde ik in mij een groot verlangen komen, om die mensen bij te staan.
Het werd steeds inniger in mij en bij iedere stap die ik deed groeide het, zodat ik het niet meer van mij af kon zetten.
In deze nieuwe gevoelstoestand ging ik geheel over en daardoor wilde ik mij nuttig maken.
Ik wilde dienen, de mens helpen die in leed en smart verkeerde.
In de sferen van licht wachtte men mij op en wanneer ik daar zou aankomen, zou ik nieuwe wonderen beleven.
Daarom toog ik op weg en de eerste mens die ik ontmoette zou ik helpen, want voor mij ligt oneindig veel werk.
Alles is ellende, leed en smart, dat de mens zichzelf heeft opgelegd.
Ik ga hen aan deze zijde en de mens op aarde steunen, om hen voor algehele ondergang te behoeden.
 
Einde tweede deel