De zeven stoffelijke graden voor het gevoelsleven
Moeder Aarde schiep zeven graden voor het stoffelijke organisme van haar kinderen, zeven soorten lichamen, waarvan de hoogste graad door het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) en de Oosterse volken wordt beleefd.
De eerste vier graden leven thans nog in het oerwoud, terwijl de overige drie graden over de aarde verspreid wonen.
De zesde en zevende graad daarvan bouwden uw maatschappij.
Zoals ik in mijn inleiding al vaststelde, zijn deze graden voor uw wetenschap (in 1943) nog steeds de vele rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), voor ons echter heten ze de zeven graden voor het gevoelsleven.
Iedere graad bezit een eigen afstemming voor het zieleleven, het is deze afstemming, die uw persoonlijkheid vertegenwoordigt.
Om de hoogste graad voor het stoffelijke leven te kunnen bereiken moet de ziel vele malen naar de aarde terugkeren.
Van deze wedergeboorte is de wetenschap nog niet overtuigd.
Evenmin aanvaardt zij, dat de mens na zijn laatste, aardse leven als een astrale persoonlijkheid verder gaat, en de ziel dus ook na het stoffelijke leven een persoonlijkheid is; zij zal het ook niet aanvaarden zolang dit alles nog niet wetenschappelijk bewezen is.
Wij aan Gene Zijde echter hebben ons eeuwigdurend voortgaan moeten aanvaarden.
Toen wij na ons aardse leven dit astrale, bewuste leven binnentraden, voelden wij ons in niets veranderd.
Integendeel, we begrepen eerst toen ten volle, hoe ontzagwekkend diep het leven op aarde en hoe reëel het geestelijke leven is.
We gingen zien, hoe machtig Gods wetten zijn.
Hij schonk ze ons, omdat het Zijn wil is, dat we ze ons eigen maken om daardoor eens tot Hem te kunnen terugkeren.
Terwijl we de graden voor het gevoelsleven op aarde beleefden, leerden we die eerst aan deze zijde bewust kennen en zagen we, dat ze stoffelijk én geestelijk zijn.
We stelden vast, dat het organische leven u deze gevoelsgraden schonk.
Door de ene graad na de andere te beleven kon uw innerlijk leven groeien.
U, die alle zeven graden doorliep, maakte u dus een bewustzijn eigen, dat stoffelijk én geestelijk is.
Als u het aardse leven verlaat en de astrale wereld binnentreedt, bepaalt uw innerlijk leven de plaats, die u aan deze zijde toekomt.
Hier vindt u de zeven graden voor het gevoelsleven terug als de zeven hellen en hemelen.
Indien deze graden voor geest en stoflichaam niet op aarde hun bestaan hadden gekregen, zouden er geen hellen en hemelen zijn geweest.
Ze zouden niet hebben kunnen ontstaan.
Die griezelige gedachte omtrent het laatste oordeel, voor welke wij in dit verband komen te staan, heeft aan deze zijde geen betekenis, omdat wij onmiddellijk na ons sterven een bestaansgraad, een bestaanswereld binnentreden.
Toen wij in het astrale leven aankwamen, wachtte ons geen oordeel en werd ons niet een plaats hier opgedrongen, neen, geachte lezer, wij stonden na ons sterven voor onze eigen persoonlijkheid.
Ons eigen innerlijk bepaalt waar we hier zullen wonen.
God oordeelt niet en Hij wijst ons evenmin een plaats aan.
Zélf zijn we het die oordelen!
De bewustzijnsgraad voor ons zieleleven is het, die ons doet afstemmen op een van de hellen of hemelen.
Wel was het God, Die al deze levensgraden voor het stoffelijke en astrale heelal schiep.
Hij was het, die ons de mogelijkheid schonk verder te gaan, waardoor eenieder van ons de wet voor het terugkeren tot de Alvader beleven kan.
God schiep het stoffelijk organisme en het zieleleven, het stoffelijke heelal en het astrale universum voor ons als mens – het hoogst begaafde wezen in deze ruimte, dat Hij maakte naar Zijn eigen beeld.
God schenkt ons de nodige levens om de graden voor het gevoelsleven te kunnen beleven en ons deze eigen te maken.
Gelooft u werkelijk, lezer, dat u het „Al” door één beleefd aards leven bereiken kunt?
Dat u zich in één simpel, stoffelijk leven gereed kunt maken om in de sferen van uw Goddelijke Vader te leven?
O, neen, om eens zóver te komen zult u alle wetten en graden in de kosmos moeten beleven, want ik herhaal het: het is Gods wil, dat u Zijn schepping bewust leert kennen.
Kosmisch is daardoor de betekenis van uw leven op aarde.
Uw aardse levens zijn het die u in deze zeven stoffelijke en geestelijke graden naar alle rassen (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) en volken der aarde voeren en u de gelegenheid schenken lichaam en geest zo hoog op te voeren, dat zij het hoogste stadium voor de aarde bereiken.
Maar u moet nog verder, u moet terug naar God.
Het is daarom, dat u na uw aardse leven nieuwe werelden wachten.
En daar uw graad van leven naast de stoffelijke tevens een astrale afstemming bezit, die u als persoonlijkheid vertegenwoordigen moet – ik merkte dit al eerder op – stelt hij uw plaats in het eeuwige leven vast.
U treedt hier een hemel of een hel binnen.
Ook die persoonlijkheid bezit weer graden, niet alleen voor het zieleleven, doch tevens voor het organisme, graden die wij straks zullen leren kennen.
Maar om hen gaat het mij thans nog niet, wij leren hen straks kennen, als we het medium volgen, dat geestelijke gaven bezit en onze wereld dient.
Ik zei u al, dat de eerste vier van de zeven (lichamelijke) graden voor het gevoelsleven in het oerwoud vertegenwoordigd zijn, terwijl de andere drie over de verdere aarde verspreid leven.
De mensen in deze graden behoren tot de hogere en hoogste rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), zij bezitten meer bewustzijn, ze handelen heel anders dan de eerste vier graden en tonen gevoel, waardoor hun geestelijke afstemming naar voren treedt.
Het organisme heeft deze bewustzijnsgraden in handen, door dit organisme trad u die afstemming binnen en ontving u het hogere, bewuste leven.
Het is dus geen toeval dat u tot het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) behoort en u een hoger bewustzijn bezit dan de oerwoudbewoner.
Doordat uw organisme de zeven graden volgde, kwam u zover.
Het is Moeder Aarde, die u dit geschenk gaf, zij stelde u in staat al die organismen te beleven, zij voedde, kleedde en verzorgde u.
Zij toonde zich in alles een ware Moeder!
Het moet u duidelijk zijn, waarom God de graden voor het stoffelijke bewustzijn schiep.
Zij vormen voor u de stoffelijke trappen om hoger te komen.
Daar God wil, dat u Zijn schepping in haar totaal bewust leert kennen, kunt u onmogelijk stadia in het scheppingsplan overslaan.
Het beklimmen van alle stoffelijke trappen, die u van het oerwoud naar het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) voeren, is dus het ondergaan en het beleven van een stoffelijke wet; het is nodig voor de ontwikkeling van lichaam en ziel, beide.
Miljoenen zielen leven in één graad, zij maken deel uit van een natuurlijke, stoffelijke afstemming, die voor de wetenschap (in 1943) een rassoort (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) is, doch voor onze wereld een geestelijke graad vertegenwoordigen moet en wel omdat het menselijke leven eeuwigdurend is.
Indien u mij begrijpt, moet tevens duidelijk zijn, dat, al vertegenwoordigt de mens een geestelijke graad, dit nog niet wil zeggen, dat hij de geestelijke bewustwording en persoonlijkheid bezit.
In de stoffelijke graden, die Moeder Aarde voor uw evolutie schiep, zijn de volgende afstemmingen vertegenwoordigd: de voordierlijke, dierlijke, grofstoffelijke en stoffelijke.
De geestelijke behoort tot ons leven.
Op aarde vindt u al deze afstemmingen vertegenwoordigd, u kunt de mensen, die er in leven, aan hun handelingen kennen.
Ook de dierenwereld bezit eigen gevoelsgraden voor het stoffelijke en innerlijke leven.
Elk organisme, elk organisch leven in de natuur bezit die graden.
Met de mens keren verschillende graden voor de dierenwereld tot God terug.
Al het leven – evenals de geestelijke bewustwording – is op de Maan ontstaan.
Deze planeet ontving als eerste van God de zorg voor Zijn schepsels.
Door graad na graad voor het stoffelijke leven te beleven, kwam dit bewustzijn ten laatste naar de aarde, want intussen was ook Moeder Aarde gereedgekomen om aan haar taak te beginnen.
In die miljoenen levens is uw innerlijk en dat van het dier tot de graad van uw stoffelijk aards bewustzijn gekomen, terwijl uw organisme naarmate deze evolutie vorderde eveneens veranderde, zólang tot u opklom tot het hoogste stadium, dat u als mens kunt bereiken.
Het dier moet zijn graden beleven door het aanvaarden van duizenden soorten van stoffelijke organismen, voor de mens echter schiep God slechts één organisme.
Aan de vervolmaking hiervan werkten alle planeten in de ruimte mee, met de aarde als laatste overgang.
Dan staat de mens, z’n zieleleven tenminste, voor de astrale wereld met haar hemelen en hellen.
Het dier groeit in die duizenden stadia tot de gevleugelde soort, want alleen die gaat in de astrale wereld verder.
Het zieleleven legt dus een lange weg af voor het op aarde bewustzijn bezit.
Alle soorten van mensen leven bijeen.
Maar iedere levensgraad valt te herkennen.
Aan zijn daden kan de afstemming, waarin de mens leeft, worden vastgesteld, de daden zetten u voor de wetten en voeren u tot de persoonlijkheid.
Aan het karakter, waaruit de daden voortvloeien, herkent u het innerlijke bewustzijn, waarna u kunt vaststellen op welke van de geestelijke innerlijke graden het afstemming heeft.
Als de ziel de stoffelijke graden voor het organisme heeft beleefd, staat zij voor de wetten van oorzaak en gevolg.
Voor haar begint het goedmaken van het kwaad in vorige levens begaan.
Dit moet geheel zijn opgelost wil de mens de sferen van licht betreden.
Wie alles, wat ik u tot nu heb verteld, goed aanvoelt en begrijpt, zal thans de verklaring weten voor de vele schijnbare onrechtvaardigheden, die de wereld te zien geeft.
Waarom leeft de ene mens in het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) te midden van beschaving en gemak en beleeft de ander de ellendige staat van het oerwoud?
Waarom krijgt de een rijkdom en gezondheid en de ander armoe en ziekte als zijn deel?
Met deze vragen, die voor tallozen op aarde grote problemen zijn, weet ge alleen maar geen raad, als ge aanvaardt, dat ge slechts één leven ontvangt, zoals uw kerken en uw wetenschap nog steeds beweren.
Als ge kunt aanvaarden, dat de ziel een evolutie moet doormaken om al die stoffelijke graden te beleven, ziet u in, dat er van Goddelijke onrechtvaardigheid geen sprake is.
Indien u even doordenkt moet het u duidelijk zijn, dat God als een Vader van liefde Zijn kinderen niet onrechtvaardig behandelen kán!
Hij kan niet Zijn ene kind alles geven en het andere in ellende laten omkomen.
God heeft met alles in de ruimte een bedoeling en zo moet het ook betekenis hebben, dat de ene mens in het oerwoud leeft en de andere te midden van het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl).
Voor God zijn ál Zijn kinderen gelijk, niet één kind krijgt meer van Hem dan het andere.
Maar geniet u niet meer dan een oerwoudbewoner?
Is uw levenspeil met dat van een onbewuste te vergelijken?
Leeft u in een en dezelfde bewustzijnsgraad?
Neen, maar zie daarin geen onrechtvaardigheid van God tegenover de oerwoudbewoner.
De laatste kán uw levensgraad eenvoudig niet beleven, omdat zijn zieleleven er niet voor gereed is.
Zijn ziel moet nog aan stoffelijk bewustzijn winnen, om eens het geestelijke gevoelsleven te kunnen binnentreden.
U als blanke bezit in uw staat in elk opzicht meer geluk dan hij.
Het ellendige bestaan in het oerwoud ligt te ver van u weg.
Maar toch volbracht ook ú daar uw eerste levens!
Wat dus onrechtvaardigheid lijkt, betekent in wezen evolutie.
Om tot God als bewúste zielen te kunnen terugkeren moeten we alle graden, die Hij schiep, beleven.
In één leven is die hoogte niet te bereiken, daartoe zijn er vele nodig.
In de ganse schepping zijn deze levensgraden vast te stellen en te volgen.
Elk dier vertegenwoordigt de eigen levenswet als graad.
Moeder Aarde schonk deze graden aan al haar leven, aan mens en dier.
Zij dwingt u ertoe hen te beleven, zólang tot ge op aarde de hoogste soort hebt bereikt.
Eerst dan kunt ge verdergaan.
De engelen uit de hoogste sferen aan deze zijde leefden eens in het oerwoud.
Eraan ontkomen kan niemand.
God schonk ons al deze graden om te ontwaken.
In ons leven heeft de astrale persoonlijkheid de graden leren kennen en is hen toen gaan begrijpen.
De meesters aan deze zijde voerden mij en anderen erin terug en overtuigden ons door het beeld van Gods scheppingsplan aan ons te tonen.
Eenieder, die de sferen van licht betreedt, wordt met de beleefde stadia in verbinding gebracht.
Er valt dan niet langer te twijfelen, de wetten spreken hun duidelijke taal.
Wij zien voor ons, hoe er steeds weer een lichaam gereed was om ons zieleleven in zijn evolutie te dienen.
Wij ervaren, hoe ons zowel het vrouwelijke als het mannelijke organisme geschonken werd en begrijpen, dat dit nodig was, omdat God wil, dat we heel Zijn Schepping bewúst leren kennen.
Ongelooflijk diep lijkt alles en toch is het kinderlijk eenvoudig voor hen die de wetten kennen.
Thans is de gehele ruimte stoffelijk en astraal bewoond, alle graden zijn door het zieleleven in bezit genomen, ja, de mens heeft het „AL” reeds bereikt.
De eerste oerwoudbewoners leven thans in de goddelijke sferen.
Wie de wereld en de mensen, wie Gods schepping wil leren kennen, moet daarom weten van het bestaan van de zeven stoffelijke graden voor het gevoelsleven.
Zonder deze kennis stelt de schepping u voor onoplosbare raadsels!
Christus kwam uit het „AL” naar de aarde om er Goddelijke wijsheid te brengen.
De graden kennend ging Hij tot het blanke ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl), want een lager bewustzijn kon Zijn wijsheid niet ten volle omvatten.
Zelfs het hoogste bewustzijn nagelde Hem nog aan het kruis.
Maar hoe zou het oerwoudinstinct gehandeld hebben?
Door Christus is op aarde een directe verbinding ontstaan met God en de astrale wereld.
Hij beleefde eens als ieder ander schepsel – want God maakt voor geen van Zijn kinderen onderscheid – alle levensgraden en kon daardoor de goddelijke sferen binnentreden.
In Hem, die zelf moeizaam worstelend die lange weg had afgelegd, was het verlangen gegroeid de aardse mens te helpen.
Zijn Goddelijke Zending voerde Hem toen naar de hoogste bewustzijnsgraad, naar het Westen.
En hierdoor spreekt opnieuw duidelijk, hoezeer Christus Gods wetten, Gods leven kent!
Waarom ging Christus niet naar het Oosten, dat toch als het Westen de hoogste levensgraad bezit?
Omdat het Westen wel en het Oosten niet voor Christus openstaat.
De oorzaak hiervan ligt in het machtige verschil, dat tussen deze beide zelfde levensgraden bestaat.
Het Oosten, als persoonlijkheid gezien, staat anders ingesteld dan het Westen.
De Oosterling bezit zijn natuurlijk instinct nog, terwijl de Westerling zich gesplitst heeft.
De eerste leeft dichter bij de natuur, hij is natuurlijker dan de Westerling.
Uw maatschappij heeft daaraan schuld.
Door zijn aard is de Oosterling sterk op de occulte wetten ingesteld.
Groot is zijn godsdienstig besef, groot zijn eerbied voor het Opperwezen.
Is het wonder dat hij door het occultisme naar de goddelijke verschijnselen en openbaringen zoekt?
Tot het westerse gevoelsleven spreekt het occultisme veel minder dan tot de Oosterling.
De Westerling zoekt niet zelf, hij kan alleen ontvangen en dit maakt hem voor de komst van Christus geschikt!
De Oosterling is ingesteld op de occulte wetten, de Westerling op Christus.
Het Westen, dat openstond, doordat het niet zelf zocht, verkreeg zijn bewustzijn door Christus en bezit daardoor voor de aarde en voor ons leven het allerhoogste.
U moet hieruit echter vooral niet afleiden, dat de Westerse persoonlijkheid nu boven alles verheven staat.
In vele opzichten is het Oosten het Westen ver vooruit.
Terwijl het Oosten sterk bewust is van de mystieke wetten, die het zieleleven beleeft, is het Westerse gevoelsleven in dit opzicht levend dood.
De Oosterling weet van de wedergeboorte af, aanvaardt haar, het Westen daarentegen moet voor deze werkelijkheid nog ontwaken.
Dit zal echter geschieden en door zijn open-zijn zal het de Westerling vergemakkelijkt worden.
Dat het Westerse bewustzijn de hoogste graad voor de aarde inneemt, wordt ook bewezen door het Oosten zelf.
Vele van zijn wijsgeren en geestelijke heiligen, de ingewijden, kwamen al naar het Westen.
Terwijl zij in het eigen land niet begrepen werden, vonden zij hier begrip.
Het Oosten en het Westen – twee werelden, voor God echter volkomen één.
Dezelfde weg volgen die volken.
Het doel, waarnaar deze leidt, kunnen zij evenwel slechts door Christus bereiken!
Het Westen ziet dit in, zijn gevoelsleven – als persoonlijkheid genomen – is Christus.
Het Oosten echter, dat nog blind is voor Hem, zoekt God te leren kennen – de Zichtbare en Onzichtbare God.
Hiervoor zet de Oosterling, de ingewijde, zijn eigen leven in.
De Westerling heeft niets in te zetten, hij heeft alleen te aanvaarden wat Christus bracht, maar hierdoor verkreeg hij het hoger bewustzijn.
Zo zal het Westen eens ook tot de mystiek komen en daardoor de geestelijke levensgraad binnentreden die tot onze wereld behoort.
Ik kom thans tot de zeven geestelijke graden voor het gevoelsleven.