Naar de eerste sfeer
Voor wij vertrokken zei de broeder tot mij: „Groet hen die u lief zijn en die u begrijpen, Gerhard, want vooreerst zult gij hier niet terugkeren!”
Ik deed wat mijn leermeester wenste en daarna gingen wij op reis.
Rechts van mij ging de broeder, die ik lief had zoals een kind zijn vader en moeder kan liefhebben.
Voor mij was hij beide geweest en altijd zou ik daar dankbaar voor blijven.
Wij wandelden geruime tijd, maar plotseling dacht ik, dat de natuur ging veranderen.
Zag ik goed, of verbeeldde ik mij maar wat?
Maar neen, ik zag groen, werkelijk groen, zoals op aarde.
Hoe verder wij kwamen, hoe meer de natuur en alles wat erin leefde veranderde.
„Zijn wij hier reeds eerder geweest, broeder?”
„Neen,” zei hij, „hier waren wij nog niet.”
Verder gaf hij mij geen uitleg.
De bomen waren in hun zomerkleed en ik zag bloemen, die ik in al de tijd, die ik hier leefde, niet had gezien.
De ene kreet van verwondering slaakte ik na de andere.
„Ziedaar, broeder, vogels!
Waar gaan wij heen?
Het is hier zo heel anders dan in mijn sfeer.
Ik heb die lieve diertjes in tijden niet gezien.
Droom ik of is het werkelijkheid?
Zeg mij dan toch waarheen wij gaan, broeder.”
Ik zag mijn leermeester aan en wachtte af wat hij zou zeggen.
„Alles verandert, broeder.”
„Luister, Gerhard.
Wij zijn op weg naar de eerste sfeer.”
„Wat zegt u?”
„Naar de eerste geestelijke afstemming in de geest.”
„Dat is toch niet waar?”
„Het is de waarheid, wij spotten hier niet, zoals je weet; dat behoef ik je niet meer te zeggen.
U gaat naar uw eigen afstemming.”
Toen vatte ik zijn handen, zag hem in de ogen, maar kon van geluk niets zeggen.
De broeder voelde dat wel en gearmd gingen wij verder.
O, wat was ik gelukkig!
Dan zou ik spoedig naar de aarde kunnen gaan, om dit alles aan Jozef te vertellen.
Hoe kon ik God danken!
Op weg naar de eerste sfeer!
Ik kon het bijna niet geloven.
Vogels zongen, als verwelkomden zij mij in mijn nieuwe omgeving.
Mijn geluk kende geen grenzen.
Naarmate wij vorderden, veranderde alles wat zich in deze afstemming bevond.
Eindelijk trad ik de eerste sfeer binnen.
Nu begreep ik, dat de mens zichzelf afsluit, want zij, die in mijn sfeer leefden, konden die blijkbaar nu nog niet verlaten.
Wonderlijk vond ik alles.
„Goed gevoeld,” zei de broeder tot mij, „dit is zeer duidelijk.
U bent veranderd, waardoor u zich ruimer kunt bewegen; alles is, zoals men zich innerlijk voelt.”
De natuur was zoals men de zomer op aarde kent, zacht, met een klare blauwe hemel met enkele sneeuwwitte wolken, maar dan in de morgen, als het nog zo heerlijk dromerig is, als de natuur zingt en alles je toelacht.
Zó is de eerste sfeer.
Hier zou alles zo blijven, geen schaduw zou het licht verduisteren.
Ik had mijn eerste geestelijke afstemming bereikt!
Vele mensen gingen dezelfde richting uit als wij en ik begreep, dat ik niet de enige was, die hier binnentrad.
Aan de grens wachtte mij de eerste verrassing.
Mijn Grootvader kwam mij tegemoet, hij wist reeds lang, dat ik zou komen.
Kun je je voorstellen, Jozef, hoe gelukkig ik was?
Dit geluk ontvangen de moeder en haar kind, de broeder en zuster en vele andere geliefden.
Allen wachten op hen, die tot God terugkeren.
Dit is voor iedereen bestemd, allen straalden van geluk en ik zag velen tranen van liefde en weerzien schreien.
Het is voorwaar geen kleine reis, die velen hadden gemaakt.
Er zullen erbij zijn geweest, die vijftig en honderd jaren hebben gewacht.
Kun je hun geluk begrijpen?
Lieve mensen, denk hier veel aan, maar denk vooral aan uw eigen afstemming.
Ik ontving mijn woning, want „in mijns Vaders huis is voor iedereen plaats”.
Met miljoenen mensen zijn we hier tezamen.
Eens zal ik mijn eigen geestelijke woning ontvangen.
Nu trokken wij eropuit om de eerste sfeer met al haar schone landstreken te bewonderen.
De broeder leerde mij, hoe ik mij in deze afstemming moest verbinden.
Wij bleven lange tijd in de eerste sfeer, omdat mij veel duidelijk gemaakt moest worden.
Hier doet men ook aan kunst, maar een kunst, die men niet met die der aarde kan vergelijken.
Hoe schoon is de muziek, die ik hoorde!
Alleen hiermee zou ik een boek kunnen vullen.
Ik heb je nog niet verteld, dat de broeder in de derde sfeer leefde en dat die sfeer zijn afstemming is.
Hoe ver ben ik daarvan nog verwijderd, maar eens zal ik er ook komen.
Nu brak er een tijd aan, die voor mij niet zo prettig was, daar ik van mijn leermeester moest scheiden.
Een andere taak dan die, waaraan hij zich jarenlang met hart en ziel had gegeven, was hem opgedragen.
De broeder ging naar de aarde en werd daar de leider van een bekende kring en tevens de leider van een aards instrument.
Je ziet, dat hier alles geregeld is, dat men maar zo niet kan doen wat men zelf wil.
Er zijn er, die van zichzelf beweren, dit wel te kunnen, doch zulke geesten hebben geen geestelijke afstemming.
Ook in de stofwereld leven deze wezens en zijn precies als deze, bijvoorbeeld zij die zich het mediumschap toeëigenen en het toch niet bezitten.
Voel je wat ik bedoel?
Diezelfde mediums trekken die aan, die aan deze zijde geen licht bezitten en zo worden de mensen op aarde belogen en bedrogen.
Beide partijen zijn ongelukkig en zullen dat alles eens hebben goed te maken.
Wanneer men geestelijke afstemming heeft, is men tevens aan een orde verbonden.
Die orde leidt alles, stuurt hen naar de aarde en zij zijn op aarde met duizenden, neen miljoenen geesten in verbinding, die allen één doel voor ogen hebben en dat is, om de mensheid uit alle narigheid te verlossen en vooral om hen te overtuigen van een eeuwig voortleven.
De broeder zou ik later op aarde terugzien.
In de eeuwigheid waren wij één en zouden wij één blijven; toch trof mij zijn heengaan diep.
Hoe lief had ik hem gekregen.
Hij zei: „Gerhard, zoals je mij liefhebt, voel zo voor alles wat leeft.”
Wat zou ik daarop hebben moeten antwoorden?
Geen woord kwam over mijn lippen, maar ik begreep hem.
Daarna ging hij heen en nu wachtte ik af wat zou geschieden.
Eindelijk, hoe had ik daarnaar verlangd, brak de tijd voor mij aan om naar de aarde te vertrekken.
Door hoge geesten, die met de meester Alcar in verbinding staan, werd ik gewaarschuwd mij gereed te maken.
Ik was klaar, Jozef en wachtte met ongeduld die grote en heerlijke tijd af.