Naar school
„Ik zal u komen halen en dan zullen wij vertrekken.
Met dit beeld voor ogen zult u spoedig vorderingen maken.”
Ik legde mij neer om over alles na te denken.
Hoe arm waren die mensen.
Wie geen liefde bezat was een levend dode in de geest.
Ik zou mijn best doen, want ik wilde vooruit, ik zou hard aan mijzelf werken.
Nu begreep ik de broeder in alles.
Hoe eenvoudig was dit leven eigenlijk.
Op aarde sprak men over godsdienst, al die godsdiensten hadden echter geen betekenis, wanneer men geen liefde voelde, geen liefde bezat voor alles wat leefde.
In de mens lag de goddelijke kern, op God had de mens afstemming.
Deze echter waren dood, geestelijk dood, als ik nog eenmaal datzelfde leven mocht beleven, hoe anders zou ik dan leven.
Ik zou mij niets dan liefde eigen maken, want liefde betekent licht en geluk.
Mijn leermeester bezat veel liefde, want hij stond voor mij open en hij gaf zich geheel.
Zó wilde ik ook worden, zoals hij en vele anderen.
Al spoedig kwam de broeder mij halen en bracht hij mij naar een ander, zeer groot gebouw, niet ver gelegen van de plaats, waar ik woonde.
Toen ik afscheid van de broeder nam, zei hij tot mij, dat hij mij van tijd tot tijd zou komen bezoeken.
Ik hield thans zeer veel van mijn leermeester, want hij was voor mij als een vader.
Het viel mij niet zo licht om afscheid van hem te nemen, maar het was voor mijn bestwil.
Door enige hartelijke woorden loste hij ook deze moeilijkheid op en trad ik het grote gebouw binnen.
Ik kreeg een prachtige kamer, waar ik kon studeren, mediteren en tot mijzelf komen.
Honderden zusters en broeders waren bijeen, die zich allen wilden bekwamen.
Allen hadden de leeftijd van ongeveer dertig jaren bereikt, enkelen waren jonger, maar kinderen waren er niet.
Al deze wezens waren van hun eeuwig leven reeds overtuigd.
In mijn kamer wachtte ik af, dat men mij zou roepen.
Daar had ik volop de tijd, om aan alles te denken wat ik had beleefd tijdens mijn verblijf hier.
Ik ging mijn leven op aarde na en het schone dat ik thans bezat.
Zoals ik nu voelde en dacht, daar had ik op aarde nooit van gedroomd; mijn leven was daar zo heel anders geweest.
Nu leefde ik; op aarde echter was ik in slaap gevallen.
Aan mijn innerlijke toestand en mijn afstemming had ik nooit gedacht.
Wel leefde ik, maar hoe!
Men moet het leven liefhebben, anders staat men ernaast en voelt men niets van dat, wat God in alles heeft neergelegd.
Op die kwestie keerde ik telkens en telkens weer terug; ik kon er niet genoeg aan denken.
Ik had nog niet gehoord dat er aan deze zijde verdoemden leefden.
Doch op aarde spreken de priesters van verdoemenis en hel en die hel zou ik straks leren kennen.
Daar zou ik in afdalen en het was daar verschrikkelijk, zoals de broeder mij zei.
Maar ik was niet beangst; wat anderen konden doen, kon ik ook!
Daar bereidde ik mij op voor; wilde mij alles eigen maken, wat hiermee te maken had.
Nu had ik geen dorst en geen honger meer, alleen een geestelijke honger voelde ik in mij en die wilde ik stillen.
Daarvoor was maar één weg en die zou ik bewandelen.
Een heerlijke stilte, die mij weldadig aandeed, heerste om mij heen.
In deze stilte voelde ik het aardse leven nog duidelijker.
Aan de zielen van de mensen knaagt een vreselijk dier en dat dier heet „gemak”, het gemak van het aardse bezit.
Ik vond het nu heerlijk, dat ik geen bezit had gekend.
Aan vele zielen knagen deze diertjes en vele mensen gaan daaraan ten onder.
Zij zullen zijn zoals de broeder hen mij toonde.
De meesten onder hen, die ik had waargenomen, waren reeds vijftig en meer jaren in dit leven en nog steeds knaagde het aan hun zielen en verduisterde zo het eeuwige licht.
Het gemak dient de mens, doch vergeet niet, dat het tijdelijk is.
Eerst thans begreep ik dit alles, nu, in deze stilte, terwijl ik mij voorbereidde om aan een geestelijke cursus te beginnen.
Hier voelde ik de diepe betekenis van het leven op aarde.
Lang zou ik niet behoeven te wachten voor de eerste lessen zouden aanvangen, waarnaar ik natuurlijk zeer nieuwsgierig was.
Men voerde mij reeds naar een ruime zaal, waar enige honderden mensen bijeen waren.
Alle rangen en standen van de maatschappij waren hier tezamen.
Hier kent men geen verschil en maakt men geen onderscheid tussen nationaliteiten en godsdiensten; hier waren blank en bruin één in de geest.
Van blank en bruin is hier geen sprake meer, doch dat leerde ik eerst later begrijpen.
Hier lachte men niet om mijn begrafenispak, want ik zag er die in lompen waren gehuld.
Wij waren reeds zusters en broeders geworden en voelden voor elkander.
Zij, die in lompen gehuld waren, zouden spoedig naar hogere sferen vertrekken en daar ontvingen zij hun geestelijke gewaden.
Op school waren we één in alles.
Ons werd in theorie het geestelijke leven verklaard.
Men maakte ons duidelijk wat het leven op aarde betekende.
Het geboren worden, het leven in verschillende overgangstoestanden, van de jeugd tot de ouderdom en daarna het sterven.
Al die verschillende overgangen werden ons duidelijk gemaakt.
Ik zag vele menselijke sterfbedden, die alle natuurlijk anders zijn naarmate de mens zich voelt.
Dat alles was zeer machtig en leerrijk.
Verder hoe de geest de mens helpt, als hij sterft, hoe aura’s worden verbroken en verbindingen tot stand worden gebracht.
Daarna hoe de mensen dit leven binnentreden en al naar hun afstemming hun sfeer en hun geluk zullen ontvangen.
Met dat alles reeds ging, wil ik de tijd met de aardse vergelijken, een maand heen.
Toen kwam de broeder mij bezoeken en samen wandelden wij in de natuur en hier stelde hij mij verschillende vragen, die ik alle beantwoordde.
„U maakt goede vorderingen,” zei hij „en hebt alles begrepen.
U ziet hoe nuttig het is te mediteren.”
Het stemde mij gelukkig dit van mijn leermeester te horen.
Met frisse moed zette ik mij weer aan de arbeid.
Daarna leerden wij kosmische krachten kennen.
Toen ik met mijn verhaal begon, vertelde ik je daarover.
Het zijn die krachten, waaraan de mens kan voelen, dat hij zal sterven.
Men maakte ons duidelijk, hoe die grote innerlijke krachten verloren kunnen gaan en de mens ze niet meer voelt.
Je hebt mij zeker begrepen, toen ik daarvan vertelde?
Verder de draagkracht van ons innerlijk vermogen op geestelijke afstemming.
Dat ging erg diep en daar alleen kregen wij ruim veertien dagen voor.
De diepte van de menselijke ziel te voelen, is ontzagwekkend.
Toch konden wij dit alles begrijpen, omdat wij allen in gevoel van de aarde waren bevrijd.
Dat alles houdt verband met de constitutie van het menselijk lichaam en daarin liggen de overgangstijden, die de mens op aarde beleeft.
Het zijn de jaren van tien, twintig en dertig, totdat de menselijke afstemming, met andere woorden de volwassen leeftijd is bereikt.
Dat zijn alle kosmische gebeurtenissen, waarvan men op aarde niets voelt; doch onbewust gaat de mens daarin over.
De betekenis ervan ligt in de ziel verborgen; het zijn onbewuste krachten en het is de liefde, die de mens draagt.
In het ontwaken – zo zou ik het willen noemen – manifesteert zich de geestelijke afstemming, die kosmisch is.
De mens komt dus op aarde met een vast doel en hij kan zijn bestemming niet ontlopen.
Dat alles leerden wij en begrepen het, zoals ik reeds zei, doordat wij in ons gevoel de aarde hadden verlaten.
Had ik niet aan mijzelf gewerkt, dan zou ik hebben moeten wachten, totdat ik aanvaardde en mijzelf had afgelegd.
Wie dus niet wil, zal hier een levend-dode blijven.
Daarna liep de les over de eerste ogenblikken in dit leven, waarvan ik reeds vele gevoelsovergangen kende, die ik door mijn eigen leermeester mocht beleven, zoals ik je reeds heb verteld.
Vergeet echter niet, dat ik dit alles in flitsen vertel, daar het anders te lang zou duren en dat is de bedoeling niet, zegt de meester.
Dan leerden wij ons te verbinden en het aanvoelen van verschillende toestanden, de hellen en hemelen, van de laagste toestanden tot de hoogste sferen.
Wij leerden, dat elke menselijke afstemming een hel of hemel kan zijn.
Daarom spreekt men hier van hemelen en hellen.
Wij zagen door prachtige visioenen de hemelen aan ons geestesoog voorbijgaan en wij waren opgetogen van geluk, dat ons nog zoveel schoons te wachten staat.
De diepten der hel hadden wij al geleerd en wij keerden daarna door al die overgangstoestanden terug naar de hoogste hemel van de geestelijke afstemming.
Daarna leerden wij de kosmische graden kennen, maar daarvan begrepen wij niet veel, doch door dat alles werd ons een beeld gegeven van alle leven in het universum.
Ook daarmee ging ruim een maand voorbij en toen kwam mijn leermeester mij weer bezoeken.
Ik was overgelukkig, hem terug te zien.
Ook nu was hij tevreden, maar ik had ook mijn best gedaan, want ik hield niet op, voordat ik alles voelde en begreep, waartoe wij wandelingen in de natuur maakten, daar het leven, dat in alles ligt, de mens zal helpen.
Zo leerde ik verschillende problemen oplossen om die later te kunnen beleven.
Intussen maakte ik vele vrienden en deze werden mijn broeders en zusters in de geest.
Voor eeuwig zullen wij zusters en broeders blijven.
Daarna moesten wij proeven afleggen en werden wij één voor één ondervraagd.
Ik heb maar enkele fouten gemaakt en geen van allen behoefde het examen over te doen.
Wij voelden hoe noodzakelijk het voor onszelf was, dit alles te weten.
Nu begreep ik de vele problemen, die de broeder mij duidelijk had gemaakt; thans zou ik ze gaan beleven en mij eigen maken.
Ik slaagde dus en toen de broeder mij kwam halen, keerden wij tezamen naar mijn sfeer en naar het gebouw terug, waar ik leefde.
Ik was voor deze cursus in een andere toestand overgegaan, maar wist daarvan niets af, want het gebouw lag niet zo heel ver van het mijne verwijderd.
Toch was ik een overgangstoestand binnengetreden, zoals de broeder mij zei.
De sferen lopen ineen, waarvan ik echter niets zag, omdat het de eerste overgangstoestand naast mijn eigen sfeer was.
Nog een toestand verder en hoger, en men kan het waarnemen, omdat dan alles gaat veranderen.
Maar dat zou ik later beleven.