Jeanne keert terug

Enige maanden later zag ik Jeanne en herkende haar onmiddellijk.
Zij was verjongd en straalde van geluk.
Onder het lezen van een boek hoorde ik Alcar zeggen: „Zie, mijn jongen, wie er is gekomen!”
Ik concentreerde mij in de geest en naast mij stond Jeanne.
Op hetzelfde ogenblik was ik met haar in verbinding.
„Lieve Jeanne, ben jij hier?”
Jeanne antwoordde: „Ja, Jozef, ik ben het en ik ben reeds eerder hier geweest, maar ik mocht je niet storen.”
Het was een heilig ogenblik voor mij en ik hoorde haar zeggen: „Ik leef en ben gelukkig.
Zie je mij, Jozef.”
„Ja,” zei ik, „ik zie je.”
„Hoe vind je me?”
„Je bent jonger geworden en ziet er heerlijk uit, ik ben gelukkig dat je bent gekomen.”
„O,” hoorde ik haar zeggen, „ik heb steeds aan je gedacht, Jozef.
Ik kom je nu zelf voor alles danken.
Wat ben je goed voor mij geweest, hoeveel geestelijke kracht heb je mij gegeven.
Door jou ontwaakte ik en trad bewust dit leven binnen.
Ik ben bij moedertje en Greetje, Jozef.
Ze zijn mij komen halen.
Greetje zie ik niet altijd, zij werkt hard aan zichzelf, maar wanneer ik haar wil zien, kan het.”
Jeanne legde haar schone handen op mijn hoofd, wat ik duidelijk voelde en zei: „Voel je me?”
„Ja, ik voel je, Jeanne.”
„Heerlijk is het om naar de aarde te komen en te worden gezien en gevoeld.
Nu ben ik in het leven, Jozef, waar we zoveel over hebben gesproken.”
Het was een ogenblik stil en ik voelde waaraan zij dacht.
Ze dacht aan de tijd, die voorbij was.
Daarna zei ze: „Ik heb je boek niet meer gelezen en toch was ik de eerste die het bestelde.”
Wonderlijk, dacht ik en vroeg: „Weet je dat nog?”
„Ja, ik weet het; niets gaat verloren.
Alles wat je me van dit leven hebt verteld, is de heilige waarheid, Jozef.
Stemt het je niet gelukkig?
Het is niet te geloven hoe natuurlijk dit leven is.
Wat weet je veel van ons leven af.
Konden de mensen het maar aanvaarden, want het is een grote schat om met die innerlijke waarheid hier binnen te treden.
Je bent de anderen, die er niets van afweten, dan zo ver vooruit.
Dat binnentreden is het wonderlijkste van alles.
Je voelt je, alsof je nog op aarde leeft, zo natuurlijk is het.
Zij, die van een eeuwig voortleven niets weten, moet men ook hiervan eerst overtuigen en je voelt wel, dat dan de fijnere nuances van het stervensproces verloren gaan, want het is machtig wanneer je ze bewust kunt beleven.
Wat hebben wij veel over dit leven gesproken en hoe dankbaar ben ik je, dat je het geduld had naar mij te luisteren.
Dat je je tijd aan mij besteedde, zal ik nooit vergeten.
God weet dat ik dankbaar ben, want met woorden kun je dat toch niet bewijzen.”
„Is alles zoals ik het je vertelde, Jeanne?”
„Alles, Jozef, maar het is grootser, je zult dat niet kunnen beschrijven.
Maar hoe je dat alles zo weet en voelt, dát, Jozef, is het wonderlijkste.”
„Wie heeft je hier gebracht, of kwam je op eigen krachten, Jeanne?”
„Moeder!
Maar ik kan alleen de weg vinden.
Het gaat zoals wij erover gesproken hebben.
Je sprak van wetten, wat ik allemaal nog weet.
Nu, die wetten heb ik leren kennen.
Als je die krachten niet bezit, moet je ze eerst leren, anders is het op aarde voor ons duister en kun je de mensen niet zien.
Alleen hen kun je bereiken, waarmee je in liefde bent verbonden.
Je voelt wel wat ik bedoel.
Zie je moeder?
Ze is hier.”
Ik stelde mij geestelijk in en zag een schoon tafereel, moeder en kind tezamen.
Voor eeuwig waren zij verbonden.
„Ja, Jeanne,” zei ik, „ik zie haar.”
„Moeder is een schat,” liet zij erop volgen, „ze heeft mij zo geholpen.”
Dan na een korte pauze: „De weg naar de aarde ligt in mij, Jozef.
Wij zien door alle stof heen en nu weet ik op welke wijze Greetje zich aan mij vertoonde.
Wat is alles eenvoudig, maar hoe diep en ongelooflijk, wanneer je in het stoflichaam leeft.
O, had ik mij dit maar kunnen indenken, dan had ik op aarde reeds veel met moedertje en Greetje kunnen spreken.
Maar je moet het voelen, dan eerst ga je in dit leven over.
Ik zie aan je uitstraling, dat je hier veel bent geweest, Jozef.
Die wetenschap ligt om je heen en is voor iedere geest, die liefde bezit, zichtbaar.
Het is alles zo wonderlijk.
Hier kun je alles, Jozef, als je zelf iets bent.
Dus innerlijk moet je die krachten bezitten.
Het is niet anders dan liefdekracht en het vermogen om liefde te voelen voor alles wat leeft.
Wat heb je een mooie taak!
Weet je dat ik later mag terugkeren om je nog meer over dit leven te vertellen, Jozef?
De meester naast mij zegt het.
Wat is dat een groot geluk!
Vind je het niet heerlijk?”
„Het is niet te geloven, Jeanne.”
„Toch is het zo, je zult er wel van horen.
Nu kan ik niet lang blijven, want ik ga met moeder naar mijn zusters en broers.
Is dat niet prachtig?
Zij weet, hoe men hen kan vinden en ik ga dat ook leren, maar moeder zegt, dat ik hen niet kan bereiken.
Ze zullen ons noch zien, noch voelen.
Is dat niet verschrikkelijk?”
„Zie je me duidelijk, Jeanne?”
„Heel duidelijk, Jozef, als op aarde, doch heel anders.
Je zit in een licht; in een waas zie ik je en dat waas is je uitstraling en daarin zie ik verschillende kleuren.
Het is wonderlijk en dat heeft ieder mens, een licht of een donker waas.
Ik zie dat je me aankijkt, Jozef; en ik zie in je ogen, zoals op aarde.
Wat is het machtig.
Je spreekt, voelt, hoort en ziet me en toch ben ik onzichtbaar voor hen, die deze gaven niet bezitten.
Ik voel mij precies als toen ik nog op aarde leefde en ben in niets veranderd.
Vele wonderen heb ik reeds beleefd; het éne is nog schoner dan het andere.
Alles is indrukwekkend!
Voel je me, Jozef?
Ik drukte je beide handen.”
Ik voelde haar en een heerlijk gevoel doorstroomde mij.
„Nu moet ik gaan,” hoorde ik haar zeggen, „maar ik kan haast niet van je heengaan.
Ik ben weer aan het praten, Jozef.
O, wat ben ik gelukkig.
Jij kunt je ons geluk voorstellen, want je kent dit leven.
Moedertje laat je groeten.”
„Doe haar van mij de hartelijke groeten, Jeanne.”
„Ze hoort het al en is zeer dankbaar.
Ze heeft die uitgezonden gedachten opgevangen, zoals ik deed de laatste dagen voordat ik overging.
Nu ga ik heen, Jozef, maar ik kom terug.”
Jeanne en haar moeder losten voor mij op, de verbinding werd verbroken.
Ik kon niet meer lezen en legde het boek neer.
Hoe wonderlijk was alles.
De dood is geen dood, maar is het leven.
Jeannes gebed om te mogen terugkeren was verhoord, zij leefde.
Nadat zij was heengegaan, zei Alcar tot mij: „Wanneer zij later terugkeert, zal ze van haar leven aan deze zijde vertellen en er zullen tevens anderen komen, wat je in een boek zult vastleggen.
Wacht nu geduldig af, zij is een geest van liefde en is gelukkig.”
Jeanne is nu bijna vier jaren over.
Toen ik met het eerste hoofdstuk van dit boek was begonnen, zag ik Jeanne.
Zij zou van haar leven vertellen en het tweede hoofdstuk vullen.
Toen dat van Priester X gereed was, werd ik met Jeanne verbonden.
Jeannes woorden vloeiden in mij over; we waren één van ziel, één van geest.
„Hier ben ik weer, Jozef”, zo begon zij te vertellen.
„Je hebt veel gedaan in die tijd, ik zie het.
Het is niet veel wat ik zal zeggen, maar toch de moeite waard om het aan de mensheid te vertellen.
Nu zie ik je leider, waarvan je mij zoveel vertelde.”
Ik zag, dat Alcar zich met haar had verbonden.
Het was een schoon ogenblik voor mij.
Daarna zei Jeanne: „Je mag mij eerst enige vragen stellen, Jozef.”
Ik glimlachte en Jeanne voelde wat er in mij omging.
Ik hoorde haar zeggen: „Ja, Jozef, nu zijn de blaadjes omgekeerd, ik weet nu veel van dit leven af.”
Ik vroeg haar: „Hoe weet je zo nauwkeurig waaraan ik dacht?”
„Ik heb je gedachten opgevangen; dat is heel eenvoudig, want ik ben immers één met jou?”
„Is het moeilijk voor je om je te concentreren, Jeanne?”
„Neen, ik kan je gemakkelijk bereiken.”
Na een kort ogenblik zei ze: „Voel je de stilte, Jozef?
Die heerlijke rust waarover wij hebben gesproken?
O, het is hier zo rustig, maar je moet die innerlijk dragen en bezitten.
Het is de kracht der liefde.”
„Heb je bergen en dalen gezien, Jeanne?”
„Ja, Jozef, ik zal je daarvan vertellen.
Waarnaar ik verlangde, heb ik van God ontvangen.”
Ik vroeg haar nu, of zij alles wist wat er met haar geschied was, waarop zij antwoordde: „Ik weet mij alles te herinneren; het is diep in mijn ziel gegrift.
De laatste dagen voordat ik heenging, beleefde ik wonderlijke dingen.
Toen ik daar zo neerlag en mijn zuster hoorde snikken, wilde ik met haar spreken, maar ik had geen macht meer over mijn stoflichaam en stemorganen.
Dat was een vreselijk ogenblik voor mij.
Ik voelde mij zo onmachtig, want ik leefde reeds buiten mijn stoflichaam en bevond mij op de grens van twee werelden, tussen het aardse en het geestelijke leven.
Dat gesnik van mijn zuster maakte mij droevig.
O, laten de mensen zich toch aan een sterfbed beheersen, want het is voor hen, die heengaan, zo moeilijk.
Velen voelen het en daarom is het een verschrikking.
Je zou hen, die achterblijven, willen helpen, maar je kunt het niet.
Toch voel je hen in je nabijheid, zij trekken je terug en terugkeren is niet meer mogelijk.
Voel je de betekenis van dit alles, Jozef?
Het is een ontzaglijke strijd, een onrust, wat toch niet nodig is.
Wisten de mensen maar, dat doodgaan leven betekent.
Het is het binnentreden in het eeuwige leven, waar licht en geluk is, waar familieleden je opwachten.
Kon men deze kloof maar overbruggen, maar ik zie een onpeilbare diepte, die vooreerst nog niet te peilen is.
Alleen door het spiritualisme zal men zo ver komen.
Dat is de brug en de verbinding met onze wereld.
Toen ik voelde, dat ik mijn zuster niet meer kon bereiken en droefheid mij overviel, zag ik plotseling moedertje en Greetje, wat mij zo gelukkig maakte, dat het mijn droefheid deed verdwijnen.
Hoe gaarne had ik mijn zuster verteld, dat zij leefden en alles waarheid is, maar ze zou het immers niet kunnen geloven?
Greetje en moeder spraken mij toe; ik verstond ieder woord en ze zeiden mij, dat ik spoedig bij hen zou zijn.
Dat stelde mij gerust en ik wachtte geduldig af.
Toen ben ik in slaap gevallen.
Hoelang ik heb geslapen, weet ik niet.
Daarna voelde ik een hevige inwerking, een zeer sterke stroom waardoor ik bewust werd.
Je weet van wie die krachten waren en dat ik jou in mij voelde komen.
Ik kan dit grote gebeuren niet beschrijven; dit kan men alleen voelen.
Doch het is dezelfde toestand als waarin wij ons thans bevinden, want ook nu zijn we één.
Wat je aan mijn sterfbed beleefde, Jozef, was een heilig gebeuren.
Nu weet ik waarom dat zo moest.
Het is om de mensheid te overtuigen.
Je kunt je niet voorstellen, hoe schoon het is om van deze zijde met de mensen in verbinding te zijn.
Wacht even, Jozef, ik moet mij concentreren en de meester zegt, dat ik niet moet afdwalen.
Op het ogenblik, dat je mij naderde, was de verbinding reeds tot stand gebracht.
Ik voelde mij bewust en lichter worden.
Het was een zeer merkwaardig gevoel.
Ik dacht zoals ieder ander mens en toch wist ik, dat ik op aarde zou sterven.
Je ziet, hoe ik mij van alles bewust was, want er is immers niets veranderd?
Daardoor wist ik, dat het geesteslichaam het voertuig is van dát, wat ik straks zou verlaten.
Ik kan je dan ook mijn gevoelens niet beschrijven, die ik op dat ogenblik voelde, toen ik werkelijk zag dat er geen dood was.
Een groot geluk voelde ik in mij komen en hoe dankbaar was ik voor alles.
Mijn gehele leven ging aan mij voorbij.
Daarna zag ik, dat een zilveren draad mij aan mijn stoflichaam geklonken hield en die draad eerst zou moeten breken; dan eerst zou ik op aarde gestorven zijn.
Toen zag ik een groot wit licht en met dat licht zag ik jou.
Toch duurde het nog geruime tijd voordat je bij mij was.
Al dichter en dichter voelde ik je naderen, maar angstig was ik niet, want ik voelde dat moeder en Greetje bij mij waren.
Jij hebt hen niet kunnen waarnemen, omdat je met mij was verbonden.
Toen je dicht genaderd was, riep ik je, ik voelde je in mij komen en in gevoel ging ik in jou over.
O, hoe gelukkig was ik toen ik je voelde.
Wij hebben samen gesproken en het zal voor de mensen een wonder zijn, maar het was ook een wonder.
Je wenste mij goede reis, ik hoorde je en ik zag je.
Daarna moest je heengaan; ik wilde nog iets zeggen, doch je was reeds weg en ik voelde mij terugzinken.
Kort voordat ik zou sterven hoorde ik Moeder zeggen: „Jeantje, je bent aanstonds bij ons, Greetje is er ook, houd je dus rustig.”
Toen wist ik niets meer en ben ik onbewust gestorven.
Tussen mijn slaap en het overgaan ligt dus een korte tijd, waarin ik niet bewust was, doch Moeder heeft mij later alles verteld, want ik wilde het weten.
Na het breken van het fluïdekoord, werd ik naar mijn eigen afstemming gebracht in de sferen.
Ik was los, Jozef, los van mijn stofkleed en ik ontwaakte in het leven na de dood.
Het sterven zal geschieden zoals de mens zich innerlijk voelt.
Voor de één is het overgaan mooier dan voor de ander.
De één gaat naar het licht en de ander naar de duisternis.
Zij, die van niets weten, hebben het ’t moeilijkst, maar allen, wanneer zij hier binnentreden, begrijpen het wonder niet, dat zij toch leven.
Ze betasten en bevoelen zich en denken dat zij voor een raadsel staan.
Alles schijnt ongelofelijk; ze kunnen het niet aanvaarden.
Als het hier al zo moeilijk is, hoe dan op aarde?
Maar hier zijn ze van alle aardse zorgen bevrijd en leven in geluk en liefde.”
Op dat ogenblik kwam er een patiënte bij mij, die ik moest behandelen.
Toen ik weer voor de schrijfmachine had plaatsgenomen, hoorde ik Jeanne zeggen: „Je moest een mens helpen, hè?
Ja, ik zag het en zo heb je mij ook geholpen.
Jouw uitstraling vermengt zich met de hunne en jouw kracht maakt, dat het lichaam weer gaat werken.
Wat is het eigenlijk eenvoudig.
Op aarde kun je dat niet zien, het is te ijl, dat is alleen in de geest mogelijk, of je moet helderziende zijn in de hoogste graad, waarvan je mij op aarde reeds hebt verteld.
Van deze zijde kun je alles in de stof zien, als je tenminste licht bezit, anders sta je in de duisternis en hoe wil je licht zien, als er duisternis heerst?
Mijn eerste indrukken in de geest waren geweldig.
Ik lag op een hoge berg en zag in een diep dal.
Rondom deze berg liepen smalle paden, om er bovenop te kunnen komen.
Een groot geluk doorvoer mij.
Ik lag daar alleen; geen wezen zag ik, alleen in de verte wandelden mensen in de schone natuur.
Het was een prachtig vergezicht.
Toen begon ik te denken.
Hoe kom ik op deze hoge berg, dacht ik, ben ik reeds gestorven of droom ik?
Neen, ik droomde niet, ik was gestorven, ik wist het heel zeker, want ik voelde me anders dan op aarde.
Ik jubelde het uit en riep: Jozef, ik ben los, ik ben ontwaakt!
Dit waren mijn eerste gedachten en onmiddellijk dacht ik aan ons gesprek.
Maar waar waren moedertje en Greetje?
Dat vond ik vreemd; waar waren zij, die ik zo innig lief had?
Plotseling meende ik door het groen en de bloemen, die om mij heen waren, een gedaante te zien.
Zij was nog ver van mij verwijderd, maar zij liep in mijn richting.
Toen dacht ik weer aan mijzelf.
Hoe is het mogelijk, ik ben op een berg, waar ik zoveel van houd, wie had dat nu kunnen denken.
Geen ogenblik twijfelde ik eraan, dat ik niet was gestorven, want ik voelde het, ik zag en hoorde het aan de natuur.
Hier om mij heen was het te stil voor de aarde.
Op aarde kent men die stilte niet.
Hier zong alles een schoon en prachtig lied en het stemde mij gelukkig.
Goddank, dacht ik, ik ben in de stilte.
O, Jozef, hoe dankbaar was ik je.
Toen voelde ik behoefte om God voor alles te danken.
Weer zag ik die verschijning, doch ze verdween voor mijn ogen.
Kende ik haar?
Ze droeg een prachtig gewaad, ik zag verschillende kleuren.
Er was iets in die verschijning dat mij bekend voorkwam.
Die gestalte kende ik, maar waar had ik haar reeds eerder gezien?
Op aarde?
Hier had ik verder nog geen wezens ontmoet.
Weer zag ik haar en toen was er geen twijfel meer mogelijk.
Ik riep heel hard: „Moeder, moeder, bent u het?”
Direct daarop lag ik in haar armen!
Die eerste ogenblikken zal ik je niet beschrijven, ik zou het niet kunnen.
Het weerzien in het leven na de dood is een te groot geluk.
Wanneer je weet, dat je op aarde bent gestorven en toch eeuwig leeft, omringd door bloemen, vogels en familieleden, is alles zo heilig en overweldigend, dat het met geen woorden te zeggen is.
Daarna kwam de tweede verrassing, Greetje, in een schoon gewaad gekleed, stond voor mij om me te omhelzen.
Mijn lieve vriendin, mijn zuster, ze leefde, was verjongd en schoon.
Je ziet, alles gebeurt wel voorbereid, want ik moest in stilte wakker worden.
Daarna, toen ze mij veel hadden verteld, viel ik weer in slaap, want het had mij overweldigd.
Het duurde echter niet lang, of ik ontwaakte weer in een onbeschrijfelijk geluk.
Daarin zou ik blijven, steeds en voor eeuwig.
Zes dagen volgens aardse tijd had ik geslapen.
Dat was niet lang, want velen doen er maanden over.
Na mijn ontwaken was ik mij van alles bewust en stelde ik moeder duizend vragen, die alle beantwoord werden.
Moedertje is nu nog groter wijsgeer dan op aarde.
„Kleine wijsgeer,” zei ze tot mij, „begin je alweer vragen te stellen?”
Dat ontroerde mij diep, want het herinnerde mij aan mijn kinderjaren op aarde.
We schreiden samen van geluk.
Wie zou niet wenen na ontvangst van zoveel liefde en waarheid?
Allen, die hier binnentreden en met hun geliefden worden verbonden, zijn diep ontroerd.
Je moet hen zien, er is niets schoners te bedenken.
Ik was in een sfeer aangekomen, die grensde aan mijn eigenlijke afstemming.
Het is een louteringssfeer, een plaats waar men zich voorbereidt.
We wandelden in de natuur en weer ging mijn aardse leven aan mij voorbij.
O, konden de mensen dit maar aanvaarden, dacht ik.
Ik leef en allen leven, maar op aarde denkt men dat wij dood zijn.
Hoe groot is dit wonder.
Rondom ons waren bomen, bloemen en vogels van een verheven schoonheid.
Alles, wat de natuur op aarde kan voortbrengen, vindt men in ons leven terug, maar ik zeg je, alles is schoner dan op aarde.
Ik zag vele gebouwen en tempels.
In het gebouw waar ik ontwaakte, komen duizenden van de aarde aan en zij zullen allen verdergaan, om hun bestaanssfeer binnen te treden.
De één is hier langer dan de ander, want alles gaat naar je innerlijke afstemming, hoe je voelt en wat je aan liefde bezit.
Hier weet men een mens te waarderen en te dragen.
Hier is de mens een kind van God.
Je weet wat dit betekent.
Men kent ons beter dan op aarde, want hier kun je niets verbergen; zij zien in je leven en zelf zie je in dat van hen en gaat in elkaar over.
Hier worden je goede daden gewaardeerd en begrijpt en voelt men hoe je het bedoelt; hier ben je tot in het diepst van je ziel open.
Zo is de mens, de natuur, zo is alles.
Huizen en gebouwen zijn niet gesloten, dat zou aards zijn en hier kent men geen aardse toestanden.
We zijn verheugd, dat we met de aarde niets meer te maken hebben en de kringloop op aarde hebben volbracht.
Hoe verlangend was ik om heen te gaan en ik heb er geen spijt van en ben gelukkig dat ik niet oud behoefde te worden.
Jong te mogen sterven, is op zichzelf een grote genade.
Met moeder tezamen keerde ik naar de aarde terug, want ik zou jou ontmoeten.
Ik zweefde de aarde tegemoet.
De mensen kunnen zich dat niet voorstellen, doch eens zullen ook zij het beleven.
Je weet, dat we elkander hebben gesproken en dat ik terugkeerde naar de sferen.
Een maand bleef ik daar, toen ging ik naar mijn eigen afstemming in de geest, dat is de tweede sfeer, waar ook Greetje en Moeder zijn.
Moeder kwam op dezelfde plaats aan als ik, daarom konden wij ons op aarde ook zo goed begrijpen.
Mensen, die zich op aarde één voelen, zullen elkaar aan deze zijde terugzien.
Hun afstemming houdt hen verbonden.
Zij, die een andere afstemming bezitten, gaan leven in verschillende sferen en zien elkander niet.
Op aarde wilden zij zich niet verbinden en hier kunnen zij het niet, al zouden zij het nog zo graag willen.
Dan is het te laat en niet meer mogelijk, hun wegen gaan uiteen totdat de één zich op de ander wil afstemmen en in liefde wil ontvangen.
Zij hebben dus eerst hun aardse leven af te leggen.
Zij, die de geestelijke verbinding bezitten en die liefde dragen, zijn de gelukkigen aan deze zijde.
De mooie verbinding, die ik met Moeder en Greetje bezat, maakte, dat ik haar in dit leven aanstonds zou terugzien.
Ik zei je reeds, dat wij veel wandelden.
Ook in mijn nieuwe omgeving wandelden wij in de natuur en ik knoopte gesprekken aan met andere wezens, die mijn zusters en broeders zijn.
Zo leerde ik mijn eigen sfeer kennen en voelde het bezit in mij komen.
Toen wij waren uitgesproken, begon ik aan werken te denken, want ook dat moet eens komen.
Anders sta je stil in je ontwikkeling.
Ik zonderde mij een tijdlang af om tot mijzelf te komen en te overdenken wat ik zou gaan doen.
Ik voelde en zag de vele fouten, die ik nog bezat en op deze wijze kwam ik tot mijzelf en leerde mij kennen, zoals ik mij nog niet gekend had.
Door de stilte en rust, die om mij was, kwam ik in deze verheven stemming.
Ik wilde hoger komen, doch voelde, dat dit niet zo eenvoudig was.
Je hebt het leven te beleven en met rondwandelen alleen kom je niet verder, zodat ik mij ergens in wilde bekwamen.
In die geestelijke rust leerde ik begrijpen, hoe Onze Lieve Heer het bedoelde.
Geleerd of niet geleerd, hier volgt men maar één weg, die wij allen te bewandelen hebben.
Geleerdheid kennen wij hier niet.
Wie veel liefde bezit en voelt, is wijs, want hij ziet en zien is weten en betekent geestelijke wijsheid.
Door sferenschoonheid, meditatie en verheven muziek kwam ik zo ver en ik besloot mij voor anderen te geven.
Voor anderen te werken betekent voor jezelf iets doen.
Zo is ons leven, daardoor kom je vooruit.
Nu zal ik je vertellen hoe ik deed: Toen ik tot mijzelf was gekomen, vroeg ik moeder wat ik zou moeten doen.
Zij raadde mij aan eerst een school te volgen.
Op die school, zei zij, word je van dit leven en alle overgangen in de geest en het heelal verteld.
Je leert daar de afstemming der ziel kennen en daarna gaan de leerlingen met bekwame gidsen op reis, om de waarheid van alles wat ze hebben geleerd te zien.
Dat wilde ik dus gaarne doen.
Diep, heel diep in mij voelde ik die kracht, want je kunt hier niets op aanraden van anderen doen, wanneer je het zelf niet voelt.
Het is nodig, dat je al de liefde, die in je is, erin zult neerleggen.
Het is zeker weten, hier bestaat geen twijfel.
Twijfelen is ten onder gaan, is levend dood zijn.
Doch ik leefde, ik wist en voelde wat ik wilde gaan doen.
Ik volgde dus die school, Jozef en deed na enige maanden een klein, maar innig examen.
Op aarde zal men in die korte tijd niets bijzonders kunnen leren, ook aan deze zijde eigenlijk niet, maar het waren theoretische lessen en de gidsen zouden ons de praktijk van dát, wat we hadden geleerd, tonen en duidelijk maken.
Wij droegen innerlijk die krachten, doch moesten ons van de waarheid overtuigen.
Voel je wat ik bedoel?
Met honderden tegelijk gingen wij op reis, allen in groepen verdeeld.
Van moeder en Greetje had ik afscheid genomen, want het zou een lange reis worden.
Mijn eerste in het leven na de dood, waarvan je mij op aarde zoveel vertelde, heb ik mogen beleven, Jozef.
Moeder en alle andere geesten hebben ook die weg gevolgd.
„Ga,” zei moeder, „want wanneer je terugkomt, kun je aan je geliefd werk beginnen.”
Eerst leerden wij alle overgangen en sferen, die onder onze eigen sfeer liggen, kennen.
Wij bezochten onbekende landen waar mensen leefden, die niet zo gelukkig waren als wij en leerden droevige toestanden kennen.
Zo gingen wij van sfeer tot sfeer en alles werd door ons begrepen.
Dat is je bezit, waarover ik zo-even sprak.
Je voelt het, je draagt het, je behoeft alleen maar waar te nemen.
Er is niets dan leven, Jozef, in het Universum.
Iedere geest, die het heeft waargenomen, zal je dat vertellen.
Als de mensen op aarde zouden kunnen zien wat om hen leeft, werden zij angstig en zouden geen kwaad meer doen en vooral geen kwaad spreken van hen, die zijn heengegaan.
Tot aan de rand van de duisternis zijn we geweest, maar in de hel daalden wij niet af.
Wij leerden hoe wij ons in het Universum moeten concentreren en leerden zweven en verschillende andere geestelijke krachten kennen en ons eigen maken.
Ik zag de zon, maan en sterren vanuit deze zijde, wat een onvergetelijk schouwspel was.
Zij, die geen innerlijk licht dragen, zien in een ontzaglijke duisternis en zien natuurlijk niets van dit alles.
Ik zag mensen van de aarde komen en gaan, zij, die daar werk verrichten, hetzij stervenden halen of hun familieleden beschermen.
Voor iedere geest is er werk en alles dient om de mens op aarde te helpen.
In de sfeer der aarde werken miljoenen geesten.
De aarde, van hieruit gezien, is vreselijk.
Dat komt door het kwaad, dat op die planeet leeft en waar je je geen denkbeeld van kunt vormen.
Dat moet je eerst zien en beleven, doch het is ontzettend droevig.
De gidsen volgden een vast plan en leerden ons wat noodzakelijk was.
Stap voor stap moeten wij onze geestelijke weg veroveren, eigen maken, wat betekent, schrede voor schrede vooruitgaan, zoals de eeuwige ontwikkeling is.
In de sfeer der aarde zagen wij niets dan droefheid.
Duizenden jaren dwalen zij reeds en het zal nog lang duren voordat zij op de goede weg zijn.
Daar leerden wij tevens het doel van het aardse bestaan kennen.
Geruime tijd bleven wij daar; dan echter keerden onze gidsen met ons naar de sferen van licht terug om het kerstfeest mee te maken.
Het was juist tegen die tijd, maar het wordt hier eerder gevierd dan op aarde en dan nog zo heel anders.
Hier wordt niet gegeten of gedronken.
Hier is het een feest van meditatie.
Het kerstfeest in de sferen is om het leven van Gods volmaakt Kind te leren kennen.
Aan dit heilige feest nemen duizenden en duizenden geesten deel, van hoog tot laag, uit verschillende sferen komen zij bijeen.
Christus is op aarde geboren en gestorven.
Ik ken en weet nu hoe alles is geweest, maar het is anders dan men de mens, jong en oud, op aarde leert.
Daarover spreken kan ik niet, dat doet zelfs geen hoge geest en zij laten het na, omdat zij allen een groot ontzag voor dit heilige gebeuren voelen.
Iedereen is onder de indruk van dat grote en heilige, waarmee wij zijn verbonden.
De kerstboom, zoals men die op aarde kent, is bij ons een lichtzuil en beeldt Christus’ heilig lijden, leven en sterven uit.
Je krijgt een beeld van Christus’ heilig leven; je voelt de religie van het grote gebeuren hier op aarde, zo zuiver als kristal.
Ons Kerstfeest is dus een feest van gebed en meditatie; je komt tot jezelf.
Gods Heilig Kind komt in ons; iedereen, die aan het feest deelneemt, voelt het.
Ik zag gewaden, die schitterden en vele wezens straalden licht uit, zoals ik nog niet had gezien.
Het waren hoge geesten en leiders uit andere sferen.
De muziek, die ik daar hoorde, kan ik niet beschrijven.
Het is zeer wonderlijk en ook daarvan had je me verteld.
Alles is waarheid, Jozef, alles is liefde.
Liefde betekent geluk en licht in de geest.
Allen knielden neer toen het feest voorbij was, om God voor alles te danken.
In stilte keerden wij naar onze eigen sfeer terug.
Daar wachtten moeder en Greetje mij op.
Bijna een vol jaar was ik op reis geweest.
Ook zij hadden dit alles beleefd.
Onze gidsen vertrokken weer opnieuw met vele anderen.
Lange tijd bleef ik bij moedertje en toen kreeg ik verlangen om alleen te zijn.
Ik zonderde mij af en overdacht alles wat ik had mogen beleven, wat geruime tijd duurde.
Wanneer ik moeder wilde zien, dan riep ik haar in gedachten en zij kwam tot mij wanneer het mogelijk was.
Nu eerst maakte ik mij al die krachten en wijsheid eigen en drong het tot diep in mijn ziel door.
Ik mediteerde lange tijd en voelde, dat ik werd opgenomen in andere, voor mij nu bekende toestanden.
Ik was bewust geworden en wist wat ik wilde gaan doen.
Nu kon ik mij voor anderen geven en ik besloot om voor kinderen, die jong op aarde zijn gestorven, een moeder te zijn.
Dit was ook moeders weg en ik wilde haar volgen.
Greetje deed weer ander werk, maar ze werkt hard aan zichzelf, al heeft zij het moeilijker gehad bij het overgaan dan ik.
Haar sterven was een verschrikkelijk gebeuren, een uiteen scheuren van stof- en geesteslichaam.
Eindelijk brak dan de tijd aan en werden mij drie kinderen toegewezen.
Twee ouderen, het waren beide jonge knapen, gingen al spoedig in andere handen over en zo kon ik mij aan een lief klein meisje van zeven jaren geheel geven.
Het kind van zeven tot veertien jaren komt van de aarde in de eerste of tweede sfeer aan.
Haar vader leefde nog op aarde, doch haar moeder aan deze zijde, echter in een andere toestand.
Wij wandelden in de natuur en ik leerde haar, wat ik zelf had moeten leren.
Ik vertelde haar van dit leven en bezocht met haar de aarde en toonde haar hoe zij daar was geboren en gestorven.
Ook een kind leert alle geestelijke wetten kennen, doch zij moeten een bepaalde leeftijd hebben bereikt.
Jong en oud, allen hebben te leren.
De kinderen voelen en kennen strijd, omdat hun gevoel aards is en ook zij moeten zich aan dit leven aanpassen.
Grote zonden hebben zij niet begaan en toch zullen zij zich moeten louteren, daar zij met de aarde verbinding hebben gehad.
Maar hun ontwikkeling gaat dan ook sneller dan op aarde.
Bevrijd van al die aardse kwellingen, kunnen zij zich op zichzelf concentreren en ook dit, het is heerlijk om te zien, leren zij volkomen.
Dit werk is heel mooi; ik doe het met liefde en tracht haar in de geest te leiden.
Mijn pleegkind wist dat haar vader nog op aarde leefde en dat zij straks, wanneer het zover is, met haar moeder verbonden zou worden.
Hier zijn moeder en kind tezamen, wanneer zij één afstemming bezitten.
Maar ook leven er moeders en vaders in de donkere gebieden en zullen vooreerst niet boven komen.
Vele jaren gaan voorbij, het kind leeft verder, maar toch zal eens die tijd komen, dat moeder en kind worden verbonden.
Hartverscheurende tonelen heb ik gezien.
Kinderen die naar hun vader en moeder vroegen en wanneer men dan weet dat moeder en vader een afschuwelijk leven op aarde hadden geleefd, dan behoef ik je niet te zeggen hoe droevig dit alles is.
Maar ik zag ook andere toestanden, gelukkige, heel gelukkige.
Een dergelijk gelukkig geval, waarin de moeder met haar kind werd verbonden, zal ik je beschrijven.
Mijn kleine meid was zo ver en ook de moeder, dat zij met elkander verbonden konden worden.
De tijd daarvoor was bepaald en met een gids zouden wij haar moeder gaan bezoeken.
Haar moeder was kort nadat het kind de aarde had verlaten, gestorven.
Zij kwam hier niet bij haar kind in dezelfde sfeer, maar leefde onder die van haar kleine schat.
Doch een moeder, die weet hoe zij haar kind zal kunnen bereiken, doet alles en zal spoedig zo ver komen.
Wanneer zij echter in de duisternis leeft, gaan er vaak honderden jaren voorbij, voordat zij zo ver zijn.
Deze moeder had de eerste sfeer bereikt en het kind leefde in de tweede.
Ze werd naar een verbindingstoestand gebracht en wij daalden tot haar af, gingen dus elkander tegemoet.
Dat weerzien is voor de moeder en het kind een groot geluk.
Zij, die moeder zijn, kunnen dit gevoel het dichtst benaderen.
Zij voelen die grote kracht en weten en kennen de heiligheid van deze verbinding.
Moederliefde is de krachtigste liefde, die wij hier kennen, totdat ook deze liefde in sferenliefde, de Universele liefde, zal overgaan en wanneer dit geschiedt, voelt de moeder voor haar kind, de vader voor zijn zoon, de zuster- en broederliefde.
Heerlijk was dit weerzien.
Op verre afstand zag ik de moeder naderen, zij werd begeleid door een zuster in de geest.
Nog zagen zij elkander niet, maar wij kwamen steeds dichterbij.
Plotseling zag het kind de moeder, zij vloog op haar af en het lieve kleine meisje lag in moeders armen.
Ik beleefde een weerzien in het leven na de dood en ik dacht aan mijn eigen binnentreden en voelde al dit grote en heilige geluk.
Wij bleven in de natuur wandelen en toen de tijd van vertrek was aangebroken, voegden wij ons bij hen en stelde de moeder mij vele vragen.
Hoe dankte zij mij, dat ik zo goed voor haar kind zorgde, zij zou dat later alles weer goedmaken.
Zij zal dan mijn weg volgen en aan andere kleinen haar liefde, haar reine moederliefde geven.
Zo leert en geeft de één zich aan de ander en dat is dienende liefde.
Zo komen we schrede voor schrede vooruit en zullen het Zomerland, dat in de vierde sfeer is, bereiken.
Daar zullen we een hogere liefde voelen en daar zijn we bevrijd van alle aardse gedachten, om eerst dán in het geestelijke leven over te gaan.
Hoe het daar is, dat heb je zelf reeds beschreven, zodat ik er niet over behoef te spreken.
Wij keerden terug naar onze sfeer, daarna, na lange tijd, terwijl mijn lief kind in moeders handen was overgegaan, ben ik mij in andere toestanden gaan bekwamen.
Ik maakte een nieuwe reis en wel met moedertje en Greetje tezamen.
Zo zal ik steeds doorgaan mij voor anderen te geven.
Verder hoop ik hier op aarde een taak te ontvangen om anderen te mogen beschermen.
Dat zal echter nog lang duren, want ik moet mij nog veel eigen maken.
Doch ik ben op een weg, die opwaarts klimt naar voor mij nog onbekende oorden.
Wanneer ik nu in de sferen zal zijn teruggekeerd, ontvang ik ander werk.
Moeder is steeds bij mij en zal steeds bij mij blijven.
Nu ben ik bijna aan het einde van mijn kort verhaal gekomen.
Heel gelukkig zullen allen zijn, wanneer wij enige mensen van ons leven overtuigen.
Beste Jozef, veel zou ik nog willen zeggen, maar ik moet ophouden.
Ik beschreef slechts flitsen, kleinigheden; ik zou over mijn leven reeds een groot boek kunnen vullen, maar er wachten anderen.
Ik zie hier een broeder naast mij staan, die je wil spreken en dus zal ik even ophouden.
Hij zal alles met zijn eigen leven onderstrepen en meer te vertellen hebben dan ik.
Zijn leven is anders, omdat elk leven zich in een andere afstemming bevindt en elkeen weer andere aardse eigenschappen heeft af te leggen.”
Even werd nu opgehouden en werd ik met een andere intelligentie verbonden.
Daarna ging Jeanne verder: „Ik heb veel mogen beleven in de weinige jaren dat ik aan deze zijde leef.
Hoe is dan het leven van hen, Jozef, die de vierde, vijfde, zesde en zevende sfeer hebben bereikt?
Wat weet ik van de eeuwigheid af?
O, het is nog zo weinig en toch, ik zei het zo-even, zou ik aan het vertellen kunnen blijven.
Maar al die miljoenen wezens, die in de hogere sferen leven, die lichtende gestalten, zij willen de mensheid helpen, want alles, wat je zult en kunt ontvangen, gebeurt door hun krachten en leiding.
Veel zal ik voor je bidden en ik hoop, dat God je de kracht mag schenken, veel aan de mensen te geven.
Nogmaals Jozef, het zijn slechts flitsen.
Nu neem ik afscheid van je, maar zal van tijd tot tijd, wanneer het voor mij mogelijk is, tot je terugkeren.
Werk, werk in de geest.
Je doet ons werk en er zijn velen, die je kunt helpen.
Ik wens je geluk en veel licht toe.
Vaarwel, Jozef.
Ik dank de meester voor zijn grote hulp.
Je Jeanne.”
Jeanne was heengegaan.
Zij leeft en zal blijven leven.
Eens zullen wij bij haar zijn en voor eeuwig bij haar blijven, bij hen, die ons zijn voorgegaan.
Jeanne keerde naar haar moedertje en Greetje terug en ik had opnieuw wijsheid in de geest ontvangen van een, die ik op aarde had gekend.
 
Wie het eeuwige leven „voelt”,
Voelt zich veilig.
Alcar