Het Vader- en Moederschap voor de Ruimte

Meester Alcar gaat verder en zegt: „Volgen wij dit natuurlijke geboren worden, mijn broeders, dan beleven wij Gods oneindigheid, de verstoffelijking van Zijn leven en wezen.
En dat alles is „Liefde”!
Elke levensgraad vertegenwoordigt Hem als vader en moeder, omdat Hij het is.
En dan zien wij het groei- en bloeiproces, het uitdijen en verdichten, het splitsen en ontwaakt elke zelfstandigheid.
Welke vergelijkingen moeten wij maken, willen wij de ruimte beleven, meester Zelanus?”
„Wat in mij komt, meester, is, te volgen, waardoor de stoffelijke ruimte zichzelf geschapen heeft en hierna, wat dit alles wil zeggen als één geheel.
En dan scheidt zich het vader- van het moederschap af.
Dus Zon en Maan, maar waardoor nieuw leven kwam.”
„Dat is het, wat wij hebben te volgen.
Dit ganse Universum nu, mijn broeders, is eigenlijk slechts twee wetten.
Dit ontzagwekkende geheel kunt ge overzien, indien u het vader- en moederschap volgt en aanvaarden wilt.
Méér is er niet!
Het zijn deze wetten die ons leven hebben bepaald.
Zij voeren ons tot God terug.
Doordat het universum zich heeft kunnen verdichten, kon het leven van God verder.
Hierin leven dus lichamen die het scheppende en het barende principe vertegenwoordigen en andere lichamen weer, die tot dit geheel behoren, maar een andere taak hebben gekregen, omdat zij weer uit het eerste zijn ontstaan.
Is dat duidelijk?
Voelt gij, wat ik bedoel, André?”
„Ja, meester, ik begrijp wat dit wil zeggen.
Immers, er zijn planeten die nimmer moeder-, noch vaderschap hebben gekend.”
„Dat is het.
Dit is het, waarheen wij gaan en hebben te volgen.
En die planeten zijn, meester Zelanus?”
„Bijvoorbeeld Jupiter, Saturnus, Uranus, Venus, mijn meester, en vele andere lichamen die wij kunnen waarnemen.”
„Inderdaad, daarheen voeren ons de meesters.
Wij hebben dus vast te stellen, hoe dit geheel leeft en waardoor dit Universum die zelfstandigheid kreeg en hierna, wat de essentiële wetten zijn voor de ruimte en ons menselijke bestaan.
En dat is het vader- en moederschap.
Wat ik beleven moet is, dat God in de eerste uren voor Zijn openbaringen ingesteld is geweest op die wetten.
Het baren vanuit de „Oerbron” schiep dus nieuw vader- en moederschap.
De Zon heeft zich verdicht.
Maar het Universum scheurde vaneen.
En dat vaneen scheuren geschiedde voor deze wetten, voor vader- en moederschap als de allerhoogste mogelijkheden voor het bestaan, waarna wij dan het uitdijen en verdichten volgen.
Doch doordat de eerste fundamenten werden gelegd, traden er zes volgende stadia naar voren, immers, opvolgend heeft de ruimte zich verdicht.
Dat kon niet ineens gebeuren.
Maar het vader- en moederschap werd door Zon en Maan opgenomen en vertegenwoordigend verdicht, en kon het leven voor de macrokosmos beginnen.
Zie thans in het huidige stadium, waartoe wij en André behoren en al het leven in de ruimte.
Stem u af op dat leven en die bewustwording en wij volgen die ontwikkeling.
Dan wil dat zeggen, dat God zich door het uitspansel heeft verdicht.
En thans?
Aan de ligging van de planeten stellen wij de eigen evolutie vast.
En dan staan wij voor het: waarom leeft de Aarde daar en de Maan daarginds, heeft Mars die ruimte gekregen?
Door de uitstralende krachten van de Zon heeft zich het leven verdicht.
Het is en wordt ons dus duidelijk, dat de ligging van een planeet Goddelijke betekenis heeft en dat is straks te zien en te beleven, waardoor wij, nu volgt het antwoord, de harmonische wetten beleven en dan ook kunnen aanvaarden.
Wanneer wij voor de Aarde en haar kinderen dus vragen: waarom heeft God en is er een ruimte geschapen, is het Goddelijke antwoord:
„God splitste zich dóór het Vader- en Moederschap.”
Dat zijn wetten, maar de sterren en planeten en de zonnen, zouden die wetten bezitten en hierdoor het leven van God voortzetten.
Dat is ons eigen evolutieproces, voor dier en Moeder Natuur.
En niet één vonkje zal hieraan kunnen ontkomen.
De ziel nu, als vonk van God, is voor de ruimte een planeet óf een zon, een ster en nevel.
Meer is er niet.
Maar elke vonk móét zich ontwikkelen, moet terugkeren tot de „Albron”.
Dat zijn de reine en heilige wetten van God en betekenen „Liefde”!
Door de harmonie te beleven, betreden wij en al het leven Zijn wil om te baren en te scheppen.
En dan zien wij dat het éne leven het andere dient, zich geeft voor dat leven, baart en schept.
Nu heeft al dit leven een eigen taak te volbrengen.
En thans kunt ge niet vragen: waarom ben ik geen planeet en zon geworden?
Waarom behoor ik tot de dierenwereld of tot de natuur?
Dat zijn wetten en het leven zal u zeggen tot welke bewuste óf onbewuste levenswet u behoort en vertegenwoordigen zult.
Indien u dat wilt volgen, moeten wij de Maan beleven.
Maar dat komt straks, wij zullen eerst het ontstaan van het universum tot ín het „AL” volgen, eerst daarna beginnen wij aan ons eigen ontstaan.
Welke betekenis krijgt thans het Universum, André?”
„Dat wij dit alles in handen krijgen, meester.
Het Universum wordt vertegenwoordigd door miljoenen vonken van God, maar die moeten ons als mens dienen, ze werden voor ons leven verdicht.
Ik krijg dus als mens de vader- en moederlijke wetten in handen.”
„En dan volgt er, meester Zelanus?”
„De geboorte en de wedergeboorte, mijn meester.”
„Ook dat wordt ons hierin geopenbaard.
Door de wedergeboorte gaan wij hoger en verder.
Maar dit hoger gaan, dat zult u zien, is het volgende stadium betreden.
Hierdoor verruimt ons leven en bewustzijn, dat wij zien en kunnen volgen, door de Zon, haar verdichting en verruiming is voor ál het leven in de ruimte eveneens ontwaking en dat is op aarde te zien.
Elk deeltje hier is nu tevens een vonk van Zijn persoonlijkheid, de verstoffelijkte vertegenwoordiging van Zijn leven, licht, ziel en geest, vader- en moederschap en wil zijn Liefde!
Is u dat duidelijk?
Ik zie deze wetten en ook voor uw leven zijn ze te volgen.
Om dit nu vast te stellen, mijn broeders, maken wij een reis door het Universum en zien wij het vader- en moederschap verstoffelijkt terug.
Want dat wil het Goddelijke „AL”.
Niets is in staat om ons op een dwaalweg te brengen.
En dat is de ontleding voor al het leven van God en het kind van Moeder Aarde.
De eigen levensgraad zegt ons nu, of wij voor vader- en moederschap staan óf voor een graad van leven die niets met deze essentiële wetten te maken heeft.
Wat zullen wij dan beleven, André?”
„De Goddelijke Persoonlijkheid, mijn meester.”
„Ziet u, dat is de bedoeling, hierdoor leren wij God als ruimte kennen.
En volgt, dat wij zien, dat elke vonk een deeltje is van Zijn álles, maar ons door de „Albron” werd geleerd.
Dus zielen van Zijn ziel, geest, licht, leven, vader- en moederschap, maar als verstoffelijkte wetten, als levensgraden en zelfstandigheden.
Is dat juist, meester Zelanus?”
„Ja, mijn meester, ik zie het.”
„Ook al betreden wij straks het menselijke bestaan, toch zult ge zien, dat elke vonk, ook al hoort dat leven tot het Universum, embryonaal is, omdat de „Albron” het óneindige bezit, het ónmetelijke en wil zeggen, meester Zelanus?”
„Dat er aan deze ruimte, hoe onmetelijk ook, toch een einde te beleven is.”
„Ik dank u, want dat is juist.
Van de aarde af is dat niet te zien, toch beleven wij een einde en betekent, André?”
„Dat wij dan de „Vierde Kosmische Levensgraad” betreden, mijn meester.”
„Ook dat antwoord is juist.
Inderdaad, wij kunnen miljoenen jaren verdergaan en toch een einde beleven en is dán, André?”
„De hogere bewustwording voor een graad van leven.”
„En zien wij, meester Zelanus?”
„Een nieuwe zon, ster, planeet, meester, en een nieuwe ruimte, want ál dit leven zal evolueren én scheppen.”
„Dit zijn dus de fundamenten waarop wij voortbouwen.
En vanuit de ruimte kunnen wij dat vaststellen.
Wij behoeven niet naar een ster en planeet te gaan, dat gebeurt straks, doch dan beleven wij die eigenlijke kern, voor onszelf, het dier en Moeder Natuur.
Het is waarachtig, André, de ster waarmee u de ruimtelijke éénheid beleefde, is een kind van de Maan en de Zon en zegt dus, dat wij en al het leven zullen baren en scheppen.
Omdat nu in deze ruimte Zon en Maan eindig zijn, zal ook het leven die wetten hebben te aanvaarden, maar gaat verder en hoger.
Hierdoor móét het leven tot God, het bewuste „AL” terug, doch waardoor naar voren treedt: de mens ís Goddelijk, al het leven van God is het!
Omdat de Eeuw van Christus een aanvang genomen heeft, komt deze Goddelijke wijsheid op Aarde, voordien was het niet mogelijk.
Aldus, door de Goddelijke Scheppingen, als vader- en moederschap, spreekt God tot Zijn geschapen leven en dat leven zal Hem moeten vertegenwoordigen.
Kan nu een geleerde van de Aarde aanvaarden, dat dit alles Liefde is?
Dat de ruimte alléén vader- en moederschap wil zijn?
Men kijkt van de Aarde af naar dit machtige proces, maar begrijpt het niet.
Hoe eenvoudig is toch weer alles, hoe dicht bij ons leven, immers, zijn wij niet vader en moeder?
Hoe innig zijn wij met God verbonden, wanneer wij vader en moeder zijn?
Dat geschenk kregen wij door het Universum in handen.
Indien men dus deze wetten kent, verandert het leven op Aarde en leert de mens zijn Schepper kennen.
Nu ligt dit machtige leven als wezen voor het leven op Aarde open.
Kijk thans naar de sterren, zonnen en planeten en neem al dit geboren worden in u op.
Voel aan, dat de Zon scheppend is gebleven, maar dat de Maan moeder werd en nog is, ook al heeft zij voor het huidige stadium haar taak volbracht.
En eerst dán leeft het vaderlijke en moederlijke gezag van dit Universum onder uw menselijke hart.
Wat wij thans zien is, dat miljoenen vonken van God op macro­kosmische afstemming het vader- en moederschap vertegenwoordigen en bezitten.
Door die miljoenen vonken leeft dit leven verder, het één heeft met het andere te maken en vindt afstemming op het vorige, waardoor wij de verdichtingsgraden zien.
En dan staan wij voor de óverheersende lichamen en zijn altijd weer: vader- en moederschap!
Deze machten en krachten legde God in onze handen.
Ge kunt thans zeggen: ik weet waarvoor ik leef!
Daarginds leeft Moeder Aarde.
Wij kennen haar leven en bewustzijn.
Ge ziet haar als een sikkel, in het Oosten is het dag, het Westen beleeft nacht.
En dat heeft Moeder Aarde zelf in handen.
Zij beschrijft haar levensbaan voor nacht en licht of het leven zou verbranden, zij maakt nacht, wil zij haar leven voortzetten.
Die machtige wetten leren wij straks kennen, maar nu reeds zegt het u, dat haar hogere bewustwording het is, waardoor zij deze wetten beleven moet, die de Maan als moeder niet heeft gekend.
Maar waarom niet, meester Zelanus?”
„Omdat het leven van de Maan zich dan zou afkoelen en waren wij en al het andere leven bevroren.”
„Dat is juist, maar dat kent de wetenschap nog niet.
Die mogelijkheden moet men daar, op Aarde dus, nog vaststellen.
Wij kunnen die openbaringen volgen en volgens de waarachtigheid tot de ontleding voeren.
En dát wil zeggen, André?”
„Dat de macrokosmos de microkosmos heeft geschapen.”
„Inderdaad, zo is het!
Een wonderbaarlijk beleven is het, doch door het vader- en moederschap ontstaan.
Wat nu tot mij spreekt is, dat wij deze drie macrokosmische levensgraden op de „Vierde Kosmische Graad” terug zullen zien, maar dan als één wereld.
Nietwaar, alles evolueert, dit is het begin, het ontstaan van het leven, doch andere bewustwordingswetten zullen verder werken en dit leven afmaken en tot God terugvoeren.
Wat wij op de Vierde Kosmische Levensgraad zullen bewonderen, zal machtig zijn, omdat die ruimte reeds het eigenlijke Goddelijke Plan vertegenwoordigen moet!
Wat in dit Universum dus verspreid ligt en als drie levensgraden is verdeeld, vormt voor de Vierde Kosmische Graad één wereld en dat zullen wij daar zien.
Hierdoor beleven wij dan, hoe de „Albron” het heeft gewild.
Wat ons duidelijk moet worden is, dat dit Universum aan het leven van God de stoffelijke fundamenten heeft geschonken.
Maar dát dit Universum het Goddelijke „AL” nog niet vertegenwoordigen kán, omdat die volmaaktheid als een Goddelijke afstemming er nog niet is!
Is u dat duidelijk, meester Zelanus?”
„Ja, meester, en aan ons astrale leven is dat te volgen.”
„Ook dat is waarheid, mijn broeders, omdat wij ons menselijke leven konden voortzetten.
Ook die werelden leren wij kennen.
Dus voor dit ganse Universum spreken drie levensgraden tot ons bewustzijn.
Hierdoor kregen wij contact met de meer hogere graad.
Wij gingen dus van planeet tot planeet en bereikten de Aarde, om ook haar ruimte weer te overwinnen en verder te gaan, doch thans naar de astrale wereld!
Om ons daar weer gereed te maken voor de Vierde Kosmische Graad.
Nog zien wij nu, dat er nacht is, dat een planeet nacht nodig heeft om zichzelf en het leven te beschermen.
Denkt u, meester Zelanus, dat dit ook voor het „AL” bestaan nodig is, noodzakelijk moet zijn?”
„Néén, meester, dat kan niet.”
„Waarom niet?”
„Omdat wij weten dat God eeuwigdurend werkende is.
Wij gaan dus naar het eeuwigdurende wakker zijn, barende en scheppende bewustzijn.”
„Wat wil dat dus zeggen?”
„Dat de Aarde en dit Universum voor het Goddelijke nog moeten ontwaken.”
„Ik dank u voor dit antwoord.
Inderdaad, wij gaan hoger en hoger, ontwaken en verstoffelijken ons leven, maar daardoor worden wij en al het leven in de ruimten steeds ijler, want wij keren tot het Goddelijke stadium terug.
Dat zegt, dat deze ruimte slechts een beginstadium vertegenwoordigt!
En dat hebben wij te aanvaarden.
Ook al bent u mens, dan hebt u het Goddelijke nog niet bereikt.
Ook al bent u in de wateren, leeft u daarin, ál dat leven evolueert.
En wil zeggen, André?”
„Dat wij straks het leven van de wateren op het land terug zullen zien.”
„Ook uw antwoord is zuiver, want wij zullen die wetten beleven.
Niet alleen nu voor ons als mens, maar tevens voor de ruimte en bovendien voor Zon en Maan.
Zo komen wij tot één geheel.
Totdat wij deze ruimte hebben ontleed en mogen wij verdergaan.
Ook al kijken wij tegen de Zon op, de Maan, de Aarde, al die levens moeten verder en zullen evolueren.
Dat leven is dus tijdelijk.
Ook al duurt het leven van de Maan miljoenen eeuwen, daaraan is een einde gekomen.
En wil nu tot ons als mens zeggen, dat de Maan haar taak voor deze ruimte al reeds heeft volbracht, want zij is stervende.
Een vallende ster nu van de Aarde gezien, is, dat zien wij straks, volgen wij even, de dood voor de ruimte, maar wordt het verdergaan.
Een volgende en nieuwe evolutie is het!
Deze drie macrokosmische Levensgraden nu werken aan het menselijke, dierlijke en plantenleven.
Hoe dat is geschied, volgen wij later, wanneer wij het menselijke geboren worden volgen en eerst dán leren wij de dierlijke, menselijke zelfstandigheid kennen, waarin álles van God aanwezig is.
Waar het de meesters om gaat is dit, dat wij juist deze eerste drie levensgraden voor het volgende stadium tot de Goddelijke ontleding moeten brengen.
Want hierdoor beleven wij het volgende stadium.
Wat dit universum nu als één geheel doet is, zoals ik u zo-even al zei en u hebt kunnen volgen, de fundamenten leggen om hoger te kunnen gaan als mens.
Dit Universum werd dus voor de mens geschapen, natuurlijk en opvolgend ons leven, het dierenrijk en Moeder Natuur.
Al het leven nu, dat de Aarde bezit, heeft een Kosmische weg moeten volgen en ging van planeet tot planeet, doch door het vader- en moederschap verder en kreeg die verhoogde wereld als orgaan te beleven en in handen.
Voor dit universum zijn dus levenswetten en levensgraden geboren die ons als mens zouden dienen.
Op de Maan leefden wij in de wateren, Mars gaf ons reeds het landelijke bewustzijn en Moeder Aarde het volmaakte voor deze ruimte, omdat zij die taak door Zon en Maan in handen kreeg.
God heeft dit voorzien?
Dát is de „Albron”!
Maar elke wet wijst ons in die richting.
Door de stoffelijke openbaringen zien wij die volgende verschijnselen ontstaan.
En dat wil zeggen, aan al het leven is die Goddelijke bewustwording geschonken.
Maar vanuit het ónzichtbare trad dit verstoffelijkte leven tevoorschijn.
De ziel als mens en als planeet heeft die wetten te aanvaarden!
Wat willen deze Drie Kosmische Levensgraden ons nu zeggen, André?”
„Dat wij door de Maan nieuw leven kregen.
En nieuw leven is verruiming, verruiming (is) bewustwording, is leven, licht en liefde!”
„Dat is waarheid!
Wij moeten dit aanvaarden, omdat de wetten van deze ruimte het ons zeggen en zullen schenken.
Hierdoor overwinnen wij dit Universum.
En beleven eens, dat kennen wij tevens, het einde op Aarde om ons dan gereed te maken voor de Vierde Kosmische Graad!
En die stuurt ons na miljoenen eeuwen weer verder en hoger, waarna wij het eeuwigdurende zullen betreden en het Goddelijke Bewuste „AL” is!
Kan God nu straffen?
Kan Hij Zijn eigen leven verdoemen?
Eén vonk te vernietigen, indien dat mogelijk was, zou betekenen, dat dit ganse machtige geheel zou instorten.
Ook al is dat leven embryonaal, het zou niet mogelijk zijn voor de ruimte, omdat er thans gapingen zouden ontstaan, gaten en kuilen en dat kan niet, omdat élke cel God vertegenwoordigen moet!
Wij nemen veranderingen waar en die vertegenwoordigen de Goddelijke evolutie.
Dat wil zeggen, het sterven op aarde wordt evolutie!
En die evolutie wordt en is bewustwording.
Een dood is nergens te beleven, een dood is er niet!
Wat voor het stoffelijke oog doodgaan is, is voor de ruimte en voor al het leven het verdergaan voor God, het terugkeren tot het Goddelijke stadium waartoe wij en al het leven behoren.
Wij mogen dus met stelligheid aanvaarden, dat de Vierde Kosmische graad één wereld is.
Dat beleven wij hier ook, maar deze ruimte is onderverdeeld door drie graden voor de verstoffelijking en de vergeestelijking voor elke vonk van God!
Voelt ge thans, hoe wonderbaarlijk alles is?
En dat wij voor God verder moeten gaan, dat ál deze macrokosmische vonken opnieuw zullen baren en scheppen?
Dat zij hier scheppen en baren voor de Vierde Kosmische Graad?
Want dát is het!
Daardoor kunnen wij hoger gaan en zien wij dat het Universum verandert, al het leven heeft die wetten te aanvaarden en is alleen door het vader- en moederschap mogelijk!
Wij stellen nu voor de mens van Moeder Aarde vast: het Universum waarin gij leeft, werd door God geschapen om ons tot Zijn evolutie te voeren.
De ziel als mens kreeg hierdoor het Universum in handen.
Door het vader- en moederschap is dat alléén mogelijk!
De planeten en Zonnen schiepen voor ons als mens die mogelijkheden en wil zeggen, de macrokosmos schiep de microkosmos.
Planeten en zonnen leven daarvoor.
De eerste Drie Kosmische Levensgraden hebben geen andere betekenis!
Zij willen deze evolutie bevorderen, maar dat waren de eerste fundamenten om verder te gaan.
En dan volgt:
De hoogste meesters uit het Goddelijke „AL” willen thans, dat het kind van de aarde ontwaakt.
Dat God, voor ál Zijn leven een begin heeft moeten scheppen en baren, waarna het leven in deze ruimte kon beginnen.
Een dood is er niet!
Wat de Bijbel van het begin van de Goddelijke Schepping zegt, is in strijd met de werkelijkheid!
God haalde geen rib uit het éne leven vandaan om het andere te scheppen, dat is ontstaan door het moederschap!
Deze ruimte wil niets anders zijn, noch betekenen, maar dit Universum legde de fundamenten om hoger en verder te gaan.
Dit alles is dus: geboorte en wédergeboorte!
En niet één cel of vonk van God kan eraan ontkomen.
Indien u dit niet aanvaarden kunt op Aarde, staat uw menselijke én Goddelijke ontwikkeling stil.
Dat wil zeggen, uw menselijke bewustwording.
En wat wilt gij aan het leven op Aarde doorgeven, André?”
„Ik zou het leven op Aarde willen zeggen, mijn meester, dat ik mij thans reeds ruimtelijk bewust voel.
En wil zeggen, dat ik deze ruimte, die toch zo machtig is, zál overwinnen.”
„Prachtig en gij, meester Zelanus?”
„Door het vader- en moederschap, mijn meester, ging ik en al het leven verder.
Door de wetten van dit Universum leerde ik mijzelf kennen en kan ik aanvaarden, omdat ik tot de astrale wereld behoor.
Ik heb deze ruimte reeds overwonnen!”
„Dat is waarheid, wij leven in de geestelijke wereld en hebben ónze kringloop der Aarde volbracht.
Wat de Bijbel dus geeft, is in strijd met de wetten van God.
Toen de Bijbelschrijvers begonnen, was de schepping al miljoenen tijdperken oud en mochten wij vaststellen.
Volgens de Goddelijke Openbaringen moeten wij het evolutieproces voor de macrokosmos én de microkosmos aanvaarden.
Deze wetten van God tonen ons door het vader- en moederschap de uitdijings­mogelijkheden, waarna de volgende bewustwording voor ál het leven naar voren treedt!
Kan de wetenschap dat reeds aanvaarden, meester Zelanus?”
„Néén, op Aarde is men nog niet zover, meester.”
„Is de geleerde dan ook in staat om de Maan van de Aarde af te leren kennen, André?”
„Indien het vader- en moederschap wordt aanvaard, já, mijn meester.”
„Waarachtig, zo is het.
Alléén het vader- en moederschap voert de geleerde tot de Goddelijke essentiële wetten, naar de ruimtelijke én menselijke evolutie.
Indien deze wetten worden aanvaard, kan de mensheid, kan de Universiteit op aarde vooruit.
Alléén de Universiteit van Christus kán op elke vraag antwoorden!
En thans verder.
Miljoenen lichamen kregen een zelfstandigheid.
De ruimte is gevuld door het protoplasma, de eigenlijke kern nu als de centrale bron, dat is de Zon als vader.
Hierdoor beleven wij, dat er óm de centrale bron van de ruimte, nieuw leven kwam.
Maar die „Centrale Bron” vertegenwoordigt dus de „Albron” als vader en moeder.
Is u dat duidelijk?
Die Centrale bron werkte voor het moederschap, aldus Zon en Maan.
Maar, wij weten nu, dat al het leven diezelfde wetten, diezelfde krachten bezit.
Wat zien wij nu, meester Zelanus?”
„Dat élke vonk in de ruimte óf moeder- óf vaderschap bezit.”
„Dat is het woord en dan volgt er?”
„Dat wij dat aan het leven kunnen zien, meester.”
„Ook dat is waarheid en moeten ons de wetten verklaren, een wet nu als een lichaam.
Dat zegt ons thans, wat een ster is en wat een planeet te betekenen heeft en waarom dat leven die zelfstandigheid heeft ontvangen.
Rondom ons is er leven ontstaan.
Was er geen licht, geen Zon, was er tevens geen evolutie.
Máár, dit machtige uitspansel heeft zich gesplitst, myriaden levens zijn er ontstaan.
Mijn vraag is thans en dat wil deze ruimte, willen de meesters: waarvoor dient dit alles!
En daarbij komt de volgende vraag, die mij direct met het bewuste leven van Moeder Aarde verbindt: wat hebben al deze organen te betekenen voor de ruimte?
Hoe moeten wij de ruimte als Universum zien?
Wat heeft God dus bedoeld?
Ik word daarmee verbonden, mijn broeders.
Keren wij terug naar de aarde en volgen wij even het menselijke organisme, zien wij het Universum daarin terug.
Zelfs in de wateren is het Universum te beleven.
Dit zijn essentiële fundamenten voor al het stoffelijke leven.
Daardoor zullen wij later vaststellen, dat de mens door zijn zintuigen het Universum vertegenwoordigt.
Dat wil zeggen, dat het licht in het menselijke oog verstoffelijkt werd en dat het menselijke „OOG” ruimtelijk is verdicht, doch door de kern ín ons, dat de Goddelijke baring en scheppende krachten zijn, de „Albron” ín ons, de afstemming die wij bezitten en daardoor een orgaan is geworden.
Voelt gij dit?
Dat zegt, dat elk deel van het menselijke organisme tevens ruimtelijk werd verdicht en dat door deze ruimte als krachten en wetten en als uitdijingsmogelijkheden, het menselijke organisme is ontstaan.
En nu staan wij meteen voor miljoenen levenswetten.
Stoffelijk én geestelijk!
Ze zijn voor ziel, geest en de stof!
Voor de zelfstandigheid als deel van het geheel, waarvoor hier sterren, Zonnen en planeten dienen.
Het menselijke oog kreeg licht en uitstraling door de ruimte.
En dat wil zeggen, dat wij ons de ruimte als leven eigen moeten maken.
Elke wet van de ruimte zien wij ín het menselijke wezen op aarde terug.
Hierdoor heeft God zichzelf aan de mens, aan het leven geschonken en dat dit mogelijk is, bewijst ons de bestaande schepping, dus de aarde, de ruimte, kortom al het leven van God.
Wat voor de ruimte licht is, straalt het menselijke oog uit.
Wat hier kracht is, kregen wij ín het menselijke organisme terug en werd de spierkracht voor de mens, de kracht van het zenuwstelsel en de bloedsomloop, met al de bijkomende stelsels, die voor het geheel werken en een eigen taak hebben te vervullen.
Wat zijn nu de hersens voor de ruimte?
Waarom kreeg de mens een schedeldak?
Waarom oren en een mond?
Een hart met bloedsomloop?
Waarom een stel benen om te kunnen lopen?
Die verschijnselen beleef ik hier, mijn broeders.
Die zie ik hier in de ruimte, indien wij die ontwikkeling voelen en beleven, doch waardoor de voortplanting gestalte kreeg.
En ga ik even verder terug, dan sta ik voor de macht van de mens en het dier.
U ziet het, dit zijn organen, de Zon is nu een orgaan voor het scheppingsplan.
Ook de Maan is dat.
De mens bezit organen om te scheppen en te baren.
Wat hier nu Universeel is gebeurd en tot stand kwam, zien wij in het menselijke en dierlijke leven terug.
Immers, de vonk Gods als cel zal spreken en zál álles bezitten wat ook God bezit, waardoor de vonk als cel schept en baart!
Is dit nu niet wonderbaarlijk?
Dat moeten wij allemaal beleven.
Doch eerst dán, wanneer wij die reizen ondergaan en zover zijn gekomen.
Dan beleven wij het embryonale bestaan en vertelt ons de moederlijke planeet.
De Zon schept!
De Maan baart!
De moeder baart en de man op aarde zal scheppen, doch nu heeft zich het licht van de ruimte verdicht als verharde of halfwakende stof.
Zachte stof, maar waarin alles aanwezig is.
Ik zal deze wetten beleven, omdat wij straks voor de verschijnselen staan.
Kijk nu naar al dit leven en gij begrijpt het.
Wij zien eerst nu het bewuste vader- en moederschap.
Dat wil zeggen, baring of scheppen, maar miljoenen lichamen hebben dit nooit gekend.
Is dat verkeerd, meester Zelanus?
Is dat in strijd met de Goddelijke rechtvaardigheid?”
„Néén, meester, onrechtvaardigheid bestaat er niet.”
„Maar waaraan stelt u dit vast?”
„Omdat het vader- en moederschap er ís.
Al die andere lichamen hebben ook een andere taak te vervullen.
Zei u zo-even niet, vroeg u mij niet, waarom heeft de mens benen, armen?
Welnu, kan een arm de taak beleven van het menselijke oog?
Dat is niet mogelijk, maar dat wil zeggen, wij beleven een orgaan voor het eigen bestaan, de eigen zelfstandigheid.
En dat zegt ons en u op aarde ... dat vóór alles het vader- en het moederschap gestalte heeft gekregen en wat hierna de geboorte onderging, maakt deel uit van het geheel en heeft alléén die taak te vervullen.
Hierdoor sta ik voor het menselijke essentiële op aarde en kan ik zeggen, de mens van de aarde toeroepen: vader- en moederschap is álles, is het heiligste door God geschapen.
Beleef het of gij komt niet verder!”
„Ik dank u, meester Zelanus, dat is inderdaad alles!
Kijk nu even naar de katholieke kerk.
Wat doet thans een geestelijke?
Die man negeert vader- en moederschap en dat is in strijd met de Goddelijke schepping.
Wat doet thans zo’n zuster van de kerk?
Zij negeert het moederschap!
En die levens zouden zich buiten de Goddelijke schepping plaatsen, indien God niet waakte.
Immers, door het baren en scheppen ontvangt de ziel nieuw leven en nieuw leven wil zeggen, de wedergeboorte beleven en verdergaan.
Dat móét de kerk herzien want het is fout, het is afbraak!
Volg deze wetten nog even en wij komen tot de nieuwe bewustwording.
Immers, de Maan zond leven uit.
Dat is levende uitstraling.
Maar de Maan schiep het leven voor deze ruimte.
Wij zullen later vaststellen, dat de Maan alléén zichzelf heeft kunnen verdichten vóór de mens, het dier en bloem en plant.
Dat wil dus zeggen, dat de Maan als de moeder voor deze ruimte, het zieleleven heeft geschapen.
Wat Mars beleefd heeft, leren wij kennen.
Wat de Aarde heeft volbracht eveneens, wanneer wij het begin van élk lichaam volgen in embryonale toestand.
Ik blijf dus met de ruimte verbonden, ook al maken wij soms menselijke vergelijkingen.
De maan nu, mijn broeders, zond bewuste uitstraling uit.
Naarmate de Zon zich verdichtte, werd de uitstraling voor het moederschap sterker.
Voelt hij ook dit?
Dat wil zeggen, rondom de Maan kwamen er overgangsplaneten.
En die liggen in het Universum verspreid.
Maar die lichamen kregen verdichting, toen de menselijke ziel aan haar leven begon.
Ook die wetten zullen wij later volgen.
Dát leven nu, wat door de Maan werd bezield, kreeg moederschap te beleven en wat door de Zon is bestraald en dus uit die levensbron voor het moederschap een eigen taak te verwerken kreeg, volgde de scheppende kracht, waardoor de sterren en planeten, meteoren zijn geboren.
Ik ga weer even verder, omdat het vader- en moederschap mij dwingt dit te volgen, eerst dan begrijpen wij dit ganse geheel.
Ik vraag u thans, meester Zelanus:
Doet het er iets toe welk lichaam moeder en vader is in de ruimte?
Wanneer wij weten dat élk orgaan, dus Zon en Maan, sterren en planeten één organisme zijn?
Voelt ge wat ik bedoel?
Dan zal het u duidelijk zijn, wat ik wens te weten en ontleden wil.
Nietwaar mijn broeders, dit álles is één organisme.
Dat de mens dit Universum heeft genoemd, is alleen omdat het kind een naam zou dragen.
Maar dat de geleerde God niet kent, weten wij.
En nu dringt naar voren, dat ál die stoffelijke namen geen betekenis bezitten, maar dat wij de ruimte moeten zien als één lichaam.
Waarvan Zon en Maan vader- en moederschap vertegenwoordigen en ál die miljoenen sterren en planeten slechts delen zijn van deze stelsels, deeltjes zijn van dit lichaam en daarvoor een taak vervullen.
De Zon schiep nu nieuw leven, omdat al die vonken zich konden verdichten door de „Centrale-Bron” als het verdichte vaderschap.
Dat zijn de sterren.
De Maan zond haar levende kracht uit; naarmate zij aan haar eigen ontwikkeling begon, werden andere delen van de ruimte en dit lichaam tot werking gedwongen, maar waardoor bijplaneten ontstonden.
Waardoor wij later zullen zien, dat elk lichaam hierin of vader of moeder is.
Maar dat zijn Saturnus en Jupiter, Venus, Uranus niet, zij hebben nimmer moeder-, noch vaderschap leren kennen en ook dat heeft natuurlijk iets te betekenen voor dit macrokosmische organisme.
En ook dat is te volgen!
Kunnen wij nog verder, mijn broeder André?”
„Ja, meester, ik heb alles begrepen.”
„Kunt u mij een verklaring geven?
Wilt u deze wetten volgen?
Ik zie, dat de ruimte tot uw leven zal spreken.”
En waarachtig, André is gereed en zegt:
„Waarover u spreekt, mijn meester, voert mij tot de dampkring voor Maan en Zon.
In de eerste plaats heeft de Maan, heeft elk lichaam een eigen afsluiting ontvangen.
Wat nu buiten deze afsluiting leeft, wordt bezield.
De Zon heeft deze ruimte als taak in zich opgetrokken, de Maan als volgend leven en begon haar evolutie.
In haar kwam er leven tot stand.
In haar begon er een evolutie.
Ook voor het vaderschap.
Daardoor is het, mijn meester, dat er sterren en planeten zijn geboren.
Maar dat er tevens halfwakend bewustzijn is ontstaan, door Jupiter, Saturnus, Venus, Uranus, vertegenwoordigd, doch dat wil zeggen, „halfwakend bewustzijn”!
En die lichamen hebben een eigen taak gekregen.
Ik voel thans iets wonderbaarlijks.
Ik zie dat deze lichamen de „adem­halingsorganen” zijn voor de ruimte als organisme.
Dus noch vader-, noch moederschap.
Deze planeten als gasbollen, mijn meester, kregen het eigen bewustzijn doordat het vader- en moederschap reeds was begonnen.
Die lichamen hebben met hun namen niets uit te staan.
Dat zíjn voor de ruimte ademhalingsorganen.
Zij zorgen, dat de atmosfeer zuiver blijft en is hetgeen ik thans mocht beleven.”
„Dat is een Goddelijk woord, mijn broeders.
Meester André-Dectar, u wordt Kosmisch bewust!
Inderdaad, zo is het!
En dat moet thans naar voren treden, willen wij weten, waardoor al dit leven geboren werd.
Wij zien dus, mijn broeders, en voor het kind van de aarde leggen wij dit vast, de Universiteit van Christus zegt ... al de planeten die géén vader- noch moederschap bezitten, vertegenwoordigen thans voor het vader- en moederschap een eigen opgelegde taak en is het longsysteem voor het Universum.
Dat is het ademhalingssysteem voor de ruimte, maar élke vonk zal die ademhalingsorganen bezitten, ook dat weten wij reeds ...
Het spreekt nu dus tot uw bewustzijn.
Dat al dit leven in de ruimte het vader- en moederschap dient!
En dat er niet één vonk of cel is te zien, die geen taak gekregen heeft, want dat is niet mogelijk en heeft dus niets met ónrechtvaardigheid uit te staan.
De Universiteit van Christus zegt dus, al die andere planeten, waarop géén leven aanwezig is, want dat kán niet, dienen voor de ademhalingsorganen voor dit Universum.
Of al dit leven is gestikt!
Was gestikt in het begin van de schepping en voor nu, het huidige stadium.
Als de plant voor de wateren, doen die organismen dienst.
Als de longen voor de mens!
Wat zijn thans de hersens, waar leeft de denkkracht voor de ruimte?
Voelt u dit, meester Zelanus?”
„Ja, meester.”
„Wáár leeft die kracht, meester André?”
„Dat is de „Almoeder”‚ ... mijn meester.”
„Zeer juist, de denkkracht voor de ruimte gaat verder om dit leven te bezielen en dat is eeuwigdurend door de „Albron”.
Totdat deze ruimte oplost en de eigen taak heeft volbracht.
Maar ook die bron is verstoffelijkt.
En dat wil zeggen, dat het Universum een eigen bescherming geniet.
Wat doen de hersens voor de mens?
Welke taak verrichten deze organen voor het menselijke organisme?
Wie van u krijgt het antwoord?
Ik zie dit antwoord voor mij, althans voor de ruimte, wij weten, waarvoor de mens hersenen heeft gekregen op aarde.
Men denkt, dat ze zijn óm te denken.
Is dat waar, meester Zelanus?”
„Néén, meester, dat is niet waar.”
„Hoort u dit, André?”
„Ja, meester, ik ga het voelen en zien.
Het is wonderbaarlijk.”
„Die organen zijn te ontleden, mijn broeders.
Hier in de ruimte zien wij waarvoor de denkorganen geschapen zijn.
Van hieruit is te volgen en vast te stellen, waarvoor de mens hersenen gekregen heeft, alles is vanuit de ruimte te volgen, omdat de planeten het zijn die ons die wetten in handen hebben gelegd.
Door de scheppende kracht zijn ze ontstaan en hebben ze zichzelf geschapen.
Weet u het reeds, André?”
„Ja, meester, het antwoord komt in mij, dat deel wil tot mijn leven spreken.
Ik zal u aanstonds antwoorden.”
„U ziet het, hoe noodzakelijk het is geweest, dat u zich op aarde op het leven hebt ingesteld.
Doordat het leven spreekt, krijgen wij als het hoogste bewustzijn die wijsheid toegezonden.
Door dit éénzijn van gevoel tot gevoel, zijn wij daartoe in staat.”
Wij volgden even de ruimte en André zegt daarna:
„Ik weet het, meester.
Dat bewustzijn zegt mij, ónze hersenen zijn voor ons leven te zien en te beleven door onze uitstralende krachten.
Dat is de dampkring, de eigen afsluiting of het éne leven zou het andere uiteen rukken.
Die krachten, mijn meester, dwingen een lichaam de eigen baan te volgen.
De hersenen voor de mens echter, vangen het gevoelsleven op of de menselijke gevoelens in de mens beleefden geen rem, kregen geen eigen baan te beleven, te volgen is dat ... waardoor de menselijke stem door de andere organen spreekt.”
„Weet u, mijn broeders, dat dit een kosmische ontleding is voor mens, dier en plant?
Waarlijk, zo is het, de menselijke hersenen vangen alleen het gevoelsleven op, zij hebben geen andere taak te verrichten, omdat het gevoelsleven als de persoonlijkheid spreekt.
En dat is nu voor de ruimte de aantrekkingskracht, waardoor die eigen bescherming naar voren treedt, maar vanuit het vader- en moederschap geregeld wordt.
Voor het Universum is de baring uitdijing, door de stralen van de Zon als de scheppende kracht baart de moeder, waardoor al deze wetten zijn ontstaan.
Straks, wanneer wij het menselijke organisme ontleden, ontmoeten wij deze mogelijkheden en kunnen dan volgens de wetten van de ruimte élk menselijk orgaan volgen, waarna wij het leven op Aarde, voor mens en dier leren kennen.
Hoe de menselijke machine als organisme werkt, waarvoor ál die miljoenen weefsels geboren zijn, kent de geleerde van de aarde nog niet.
Maar ook die wonderbaarlijke verstoffelijkte organen zijn te volgen.
En dan staan wij vanzelf voor de ziel, het leven en de geest, hierna voor de persoonlijkheid als mens en stellen daaraan zijn bewustzijn vast.
Ik ga hier even op in, omdat het noodzakelijk is, de wetten mij dwingen om het ruimtelijke fundament te volgen, willen wij later begrijpen, waardoor de mens armen en benen gekregen heeft, het menselijke oog om te zien, een mond om te spreken, maar boven alles, de organen om te scheppen en te baren.
En wat heeft dit weer te betekenen, André?”
„Dat het Universum geschapen is voor ons als mens.
Opdat wij zullen evolueren.
De ziel als mens is hierdoor in staat gesteld, zichzelf te vergeestelijken en te verstoffelijken.
De planeten en Zonnen werken daarvoor, omdat de „Albron” zichzelf splitste.
De hoogste meesters in het „AL” willen, mijn meester, dat wij als mens begrijpen waarvoor dit alles geschapen is en dat de mens God in alles te vertegenwoordigen heeft.
Tot mij komt thans: wie gaf de mens het woord op Aarde?
Wie heeft de „Eerste Kosmische Levensgraad” ... Maan ... genoemd?
Wie gaf de sterren en planeten een naam – voor alles is dat.
Wat blijft ervan over wanneer wij voor de wetten van God komen te staan?
U spreekt over de menselijke hersens, maar waarom heeft de geleerde van de aarde het moederlijke orgaan ... „baarmoeder” genoemd?
Om te baren en moeder te zijn.
Dat is duidelijk.
Maar wij moeten trachten om het woord, dat op Aarde betekenis heeft gekregen los te maken van de Goddelijke wet of wij kijken daar nimmer achter de geboorte, de eigenlijke kern voor het geboren worden.
Immers, hierdoor zijn er onwaarheden ontstaan, zijn er onwaarheden opgebouwd.
Ik zie, de Zon is vader, op Aarde noemt men haar ... moeder.
Nu komt de geleerde daar op een dwaalweg.
U krijgt nooit het waarachtige beeld van God te beleven, omdat de Goddelijke kern het woord niet vertegenwoordigen kan.
Natuurlijk, mijn meester, heeft men op aarde het woord geschapen, dat ook waarachtig de kern voor het leven uitbeeldt.
Want het woord ... baarmoeder zegt alles.
Het menselijke oog, zegt alles.
Ruimte, licht, duisternis, die woorden zeggen alles waardoor God zich heeft gemanifesteerd.
Maar nu al dat andere nog, waardoor ook de hersens de waarachtige werking te vertegenwoordigen krijgen.
Eerst dán, mijn meester, wanneer de geleerden het doel, de taak voor het lichaamsdeel kennen, verandert de wijsheid, maar betreedt de astronoom de Goddelijke studie en weet men daar hóé de mens als organisch leven is, waarvoor elk deel dient.
En dan, mijn meester, zie ik, komt er tot mijn leven en bewustzijn, dat de menselijke nieren zijn ontstaan, omdat ook het Universum die organen bezit en voor het menselijke organisme de zuivering aanvaarden, zoals ook de plant voor de wateren heeft gekregen en hier door de halfbewuste planeten vertegenwoordigd worden.
Dat zijn dan Saturnus, Jupiter en de anderen organen, die u straks zult volgen, willen wij die wetten zien en beleven.”
„Wel, meester Zelanus, een Goddelijk antwoord, door André ontvangen en aan ons bewustzijn geschonken.
Die wetten hebben wij allemaal te ontleden, mijn broeders, en voelt ge, waarvoor wij staan en de Universiteit van Christus kán!
Er is niets op aarde of de Universiteit van Christus zal het tot God terugvoeren en volgens de wetten van het Universum ontleden.
Maar de mensheid is nog niet zo ver.
Voor al deze geestelijke wetenschappen moet het kind van Moeder Aarde nog ontwaken.
Nu zullen wij deze wijsheid op aarde brengen.
Wij dienen waarachtig voor de „Universiteit van Christus” ... en voor een nieuwe bewustwording.
Nu ontvangt de mensheid wijsheid!
En weet het, mijn broeder André, heel deze ruimte, ja elke cel wil u helpen dragen en is ertoe in staat.
Gij zult daar al uw moeilijkheden overwinnen.
Hier kunt gij u overtuigen van élke wet door God geschapen, door de „Albron” tot bewustzijn gebracht, omdat elk orgaan tot uw persoonlijkheid spreekt en hiernaast een deel van uzelf is!
Ook dat zullen wij leren kennen.
En eerst dán kan het kind van Moeder Aarde zeggen, ik kén mijzelf!
Weet nu, uw leven is dienende.
De wijsheid dient, om het kind van de aarde te openen voor het „Koninkrijk Gods”.
Hiervoor hebben vele kinderen van God gediend.
De wetenschap op aarde wordt dus vergeestelijkt en wil zeggen, door de ziel én de geest tot de verstoffelijking.
Al de geestelijk en wetenschappelijke groten der Aarde hebben daarvoor gewerkt.
Hiervoor trokken de meesters Tempels op en is het oude Egypte geboren.
Wij zetten hun werk en taak voort.
Elke geestelijke sekte nu, werd door de meesters bezield, totdat de mens zichzelf zocht en kon men ophouden.
Door de boeken ‘Geestelijke Gaven’ hebt ge ook die mogelijkheden gekregen en kunt ge aanvaarden.
Weet het nu, géén leerling kan u helpen dragen, dat kan alleen een bloem, een dier, Moeder Natuur kan het, een ster, een planeet, Maan en Zon zijn ertoe in staat, géén mens, omdat de mens u niets te schenken heeft.
De mens is nog onbewust.
Al die natuurlijke kinderen, u hebt het reeds beleefd, spreken tot uw leven en dat is dragen, dat is ruimtelijk éénzijn!
Hoe is nu het bewustzijn van een psycholoog?
Wat weet een dominee, een godgeleerde van de wetten af?
Hoe willen zij zich verrijken, indien zij de wedergeboorte niet kunnen aanvaarden?
Komen wij zo verder?
De mens moet door de meesters ontwaken.
Men moet op aarde begrijpen, dat God zichzelf door het ruimtelijke vader- en moederschap heeft kunnen verdichten, maar waardoor wij Zijn leven leren begrijpen.
Wat is leven en dood?
Waarvoor hebben al deze lichamen gediend?
Luister wat de Maan als Moeder aan uw leven te zeggen heeft.
Wij horen nu:
„Ik zweef nog steeds in deze ruimte en heb toch mijn taak reeds volbracht.
Ik heb mijn eigen bescherming of ik zou uiteen spatten, maar dat is nu niet mogelijk.
Weet u, wat men op aarde van mij zegt?
Dat ik een deel ben van de aarde.
Wij zijn met elkaar in botsing gekomen.
Ik ben een stuk van een ander lichaam.
Kan dat?
Is dat mogelijk?
Hoe zijn de harmonische wetten ontstaan?
Die zult gij nog leren kennen.
Ik beschrijf nog altijd mijn eigen levensbaan.
Ik sterf rustig, mijn eerste dampkring is nu opgelost, maar ik bezit er zeven.
Hierdoor keer ik terug naar de „Oerbron”, de Almoeder.
Is dat niet eenvoudig?
Mijn sterven is het terugkeren tot die bron en dat is voor al het leven.
De mens zal God in het „AL” vertegenwoordigen, maar ook wij zijn daar aanwezig.
Ook dan zullen wij u als mens dienen.
Kom tot mijn moederschap en u kent mij.
Ik vertegenwoordig de „Almoeder” voor dit Universum, maar straks voor de Vierde Kosmische Levensgraad.
Is dat soms onwaarschijnlijk, nu wij weten, dat wij tot Hem terugkeren?
Daarvoor heb ik mij gesplitst.
Gij en al het leven in de ruimte kregen van mij „de ziel”!
En de geest, hierna zijt ge aan uw leven begonnen.
Zie dit vader- en moederschap en ge kent ons en mij, waarvoor wij dienen!
De vraag thans: waar zijn al deze lichamen voor nodig, dat kunt gij volgen.
Ik zond mijn eigen krachten uit en die werden door dezelfde bron waardoor ik mijn leven kreeg, opgenomen en verwerkt.
Ik schiep voortplanting, evolutie voor al mijn kinderen.
Doordat God zich splitste, konden wij aan ons eigen leven beginnen.
Ga verder en kom tot mij, ik zal u antwoorden.
Ge kunt mij beleven.
Ik zal u mijn wetten verklaren.
Gij zult zien, waardoor en waarom ik mij voor de aarde aan één kant laat zien.
Ook die wetten kunt ge beleven.
En dan staat ge voor eenvoudige wetten, het begin van al het leven, maar waardoor ik Moeder werd.
Hoort ge mij?
Ik ... ben het, de „Moeder” van deze ruimte.
Wilt gij mijn begin niet beleven?
Zie nu, ik geef u dat beeld te zien.
Had ik anders moeten en kunnen handelen?
Had ik mijzelf om mijn eigen as kunnen wentelen?
Wat was er dan van mijn leven terechtgekomen?
Waarom heeft mijn kind.. Moeder Aarde dat wel gekund?
Omdat zij het verdere stadium zou vertegenwoordigen, doch dat door mij en de Zon geschapen werd.
Eerst toen was dat mogelijk.
Is dit onwaarschijnlijk?
Hier is niets onwaarschijnlijks te beleven en dat zal u spoedig duidelijk worden.
Stel u op al het leven in en het spreekt.
Wilt gij niet even het oneindige beleven?
Ik ben harmonie.
Ik ben het nog!
Ik ben het altijd geweest.
Waarvandaan krijg ik mijn licht?
Hebt u daar iets aan om dit te weten?
Ik ben geen licht voor de nacht, want nacht voor de aarde is iets anders.
Dat daar de nacht door mijn kind ingesteld is, kunt u door mij en haar volgen.
Wat heeft God met dit alles bedoeld?
Dat zult gij leren kennen.
Maar wilt ge aanvaarden, dat ik mijn taak reeds volbracht?
Wilt ge geloven, dat ik stervende ben en terugkeer tot de Albron?
Wilt ge aanvaarden, dat ik thans tot uw leven spreek?
Gij kent het leven op aarde.
Wat voor het menselijke wezen, het dier en Moeder Natuur is, mocht ik baren.
Luister naar mij, ik weet alles, omdat ik aan alles het leven gaf.
Dat heeft de „Albron” in mijn handen gelegd en kunt ge aanvaarden.
Wat zijn halfbewuste planeten?
Wat is bewust moeder- en vaderschap?
Jazeker, de halfbewuste planeten en Zonnen voorzien de ruimte, dit organisme van levensadem.
Zij zijn het, die deze ruimte van atmosfeer voorzien, zij dienen de macrokosmos en geven levensenergie aan elke vonk.
Ze dienen dit geheel als stuwende kracht, dit Goddelijke huis als een organisme.
Het zijn de levenswetten voor het Heelal in stoffelijke toestand.
Zegt het u niet alles?
En het ene leven dient het andere, doch al dit leven is één en is vader of moeder, óf bezit een andere taak.
Meer is er niet te beleven, zo moet u mij en de ruimte als organisme zien en beleven.
God heeft het zo gewild?
God schiep zichzelf door deze wetten!
Dit zijn dan ook de stoffelijke en de geestelijke openbaringen.
En dit alles ís harmonie, stoornissen hebben wij nimmer beleefd.
Hierdoor zult gij zien, dat élke vonk een eigen afsluiting bezit.
Jazeker, mijn kinderen, dat zijn onze hersens, om te denken en om te zorgen dat de „Oerbron” ín ons, die wetten niet overschrijdt, want dat is het!
En indien u dat volgt, beleeft ge die wetten.
Tot aanstonds, mijn kinderen.”
Wij hebben deze woorden in ons opgenomen en stellen ons thans op de ruimte als gewaad in, want ook dat leven wil tot ons spreken.
En nu spreekt het Universum een menselijke taal.
Wij horen:
„Ziet u mij?
Voelt u mijn leven?
Hebt u het gouden gewaad gezien?
Maar daarvoor was ik er reeds.
Ik voer u dus terug tot de „Alziel”.
Maar ga meteen verder en tot dit bestaan terug, opdat gij mij zult leren kennen.
Ik vraag u, hebt u mijn tevredenheid kunnen voelen en beleven?
Mijn tevredenheid, mijn taak voor mijn leven ín mij?
Hebt ge mij reeds volgens de wetten aangevoeld?
Ik ben thans het verstoffelijkte gewaad voor God.
Al deze planeten en Zonnen, al deze myriaden levens, leven thans ín mij.
Ik ben dus eigenlijk de ruimte, wat gij verstoffelijkt ziet, dat zijn mijn organen, waartoe Zon en Maan behoren.
De geestelijke ruimte heeft zich dus verdicht.
En dat ben ik nu geworden.
Ook ik heb nieuw leven geschapen.
Straks ziet u mij als de „Vierde Kosmische Levensgraad” terug.
Dat is mijn volgende stadium.
Ook ik zorg voor mezelf om verder te gaan en die wetten zult ge leren kennen.
Is dat nu zo vreemd?
Nu gij ziet, hoe ik mijzelf verstoffelijkte, is dit niet te begrijpen?
Wanneer u de Vierde Kosmische Graad ziet, denkt u er anders over.
Ge staat dan voor de waarachtigheid, want alles evolueert!
Al het leven zál tot het uiteindelijke terug ... gaan!
Ik heb dus gezorgd voor deze algehele afsluiting.
Dat hebt ge als mens en als geest ook gekregen, nietwaar, u bent stof en geest geworden.
Ik zorgde voor deze afsluiting, maar mijn kinderen hebben mij natuurlijk geholpen, doordat ook zij aan het leven begonnen.
En dat gaf mij deze afsluiting, een nieuw gewaad.
De uitdijingswetten schonken mij die mogelijkheid.
Zoals gij uw stoffelijke verdichting op aarde kreeg, is ook mijn gewaad geworden.
Ge noemt het Gods huis, maar dat is het niet.
Het is de ruimte voor mijn lichaam, een andere betekenis is er niet!
Zoals gij uw verdichting op aarde mocht beleven, is mijn gewaad en zijn mijn kinderen geworden.
Ze maken deel uit van mijn persoonlijkheid.
Is dit een wonder?
Gij beleeft mij en vanzelf zult gij het leven in embryonale toestand terugzien.
En eerst dan zult ge beleven, dat élke vonk tóch Albewust is bezield en die afstemming te vertegenwoordigen heeft.
Jazeker, dat is waarheid, de Zon is ... vader!
Wat gij op aarde als mens ontvangen hebt om te scheppen, die organen zijn uit dit licht als de scheppende kracht ontstaan.
Kunt gij dat volgen en overzien?
Ga verder en gij komt zo ver!
Vele sterren en planeten hebben hun opgelegde taak reeds volbracht en ook dat zult gij beleven.
Ziet gij thans, dat het zo is?
Zij keren tot de „Albron” terug?
Zij vervolgden hun weg, ook zij evolueren en schiepen voor zichzelf een ander en nieuw gewaad.
Ook wij zullen de wedergeboorte moeten aanvaarden of wij komen niet verder.
Waarom speelt ge voor heilige op Aarde?
Voelt ge thans, dat ge hierdoor uw voortgang belemmert?
Aanvaarden zult ge deze wetten!
Indien wij zo’n heilig leven hadden volbracht, hadden willen volgen, het beter hadden willen doen dan God ... de „Albron”, had gij dan uw leven ontvangen, had het Universum zich kunnen verdichten?
Voelt gij uw tegenstrijdigheid daar, uw stilstaan, uw verkeerde denken en voelen?
Wij zullen u overtuigen dat het niet goed is, omdat wij de Goddelijke harmonische wetten hebben opgevolgd!
Gij doet verkeerd, wij niet!
Gij zult dus ook mij op de „Vierde Kosmische Graad” terugzien?
Néén ik ben dát!
Ik ben dat zelf!
Ik ben daar die verhoogde ruimte, waarin opnieuw ál dit leven aanwezig is, ook al zijn de ruimtelijke wetten vanzelfsprekend veranderd.
U hebt immers de Drie Kosmische Levensgraden voor mijn leven gevolgd?
Hierdoor begrijpt u wat ik bedoel!
Ik zal dus hier langzaamaan oplossen en toch mijn taak afmaken.
Ik zal hier dienen en ik zal daar zijn.
En wanneer u het „AL” betreden zult ziet gij mij ook daar terug en hebben wij allen ons eindstadium bereikt.
Wordt het niet eenvoudig?
Is dit niet door het kind van de aarde te begrijpen?
Gij ziet mij dus ín God terug, dáár, waar wij eeuwigdurend het bewuste „AL” zullen voortzetten.
U als mens leeft dus ín mij!
Ook het dier, Moeder Natuur, maar zij kreeg eerst haar ruimte te zien en te beleven, toen ik volkomen gereed was en konden mijn organen aan de opgelegde eigen taak beginnen.
Voelt u dit?
Begrijpt ge dit eenvoudige gebeuren?
Ik vervolg mijn weg dus voor God, maar vooral voor uw persoonlijkheid als mens.
Het is waarachtig, wij allen gaan verder en hoger.
Voelt ge de diepte en de Goddelijke kern aan van ons éénzijn?
Begrijpt ge, hoe Goddelijk bewust mijn woord is?
Dat ik geen fouten kan maken?
Voelt ge dan ook het beleven van elk evolutieproces?
Dat zelfs het nietigste insect deze wetten te beleven heeft?
Ziet u, dat is het uitdijingswonder, ook ik dijde uit, totdat mijn bewustzijn aan die verhoogde wereld als ruimte begon te dienen en te werken en dat werd dus mijn nieuw organisme.
Ik schiep dus voor al het leven de eigen afsluiting of het kleine organisme werd door het meer sterkere uiteengerukt.
Is dat niet wonderbaarlijk?
En dacht u, dat dit niets te betekenen had?
Dat zijn wetten, mijn kinderen.
Ook ik schep een nieuw leven, doch dat zal gebeuren doordat ik zal baren.
Mijn uitstraling is door het baren tot de verdichting gekomen en wil u zeggen, dat, wanneer ik de zeven graden voor die verdichting heb beleefd de uiteindelijke, maar verhoogde levensgraad geschapen is.
Door mijzelf natuurlijk.
Hierdoor ziet gij, dat ál het leven zal baren en scheppen!
En indien dat niet zo was, had het leven geen evolutie gekend.
Dan waart gij direct bij het eerste embryonale leven reeds gestikt.
Dat was dan het dode punt geweest en hadden die manifestaties niet plaatsgevonden.
Is dat duidelijk?
Doordat ik moeder ben, kreeg ik door te baren die scheppende krachten te beleven en dat is voor al het leven van God.
En dat hebt u zelf ook als mens.
U weet, dat ge ziel en geest zijt.
Of ik zou mijn leven niet eens openen, gij zoudt mij niet begrijpen.
Al het leven nu moet van zichzelf vertellen, moet aan uw bewustzijn verklaren waardoor het de eigen zelfstandigheid gekregen heeft.
Al het leven moet tot uw bewustzijn spreken, omdat dit uw controle is en het bewuste kind van God in het „AL” bestaan wil!
En dat is „Christus”!
Moet ik u dat nog zeggen?
Gij zijt nu tot en ín mijn leven opgetrokken, omdat Christus wil, dat het kind van Moeder Aarde ontwaakt!
Gij zijt in mij opgetrokken om mijn onmetelijkheid te beleven en mijn voortplanting te kunnen vaststellen of gij komt niet verder.
Aan ál het leven van God is gezegd, dat gij komt!
Wij verwachten u dus.
Wéét dus en aanvaard nu, ik schiep mijn gestalte om u te dienen!
En gij kreeg uw gestalte en uw leven omdat gij álles zult vertegenwoordigen voor de „Almoeder”!
Is dat niet waar?
Tot later, mijn kinderen, in het Goddelijke „AL” zien wij elkaar terug, doch dan eerst door de Vierde Kosmische Levensgraad en dán nog verder en hoger om dat uiteindelijke te zien.
Ik verwacht u daar en ziet gij mijn gouden uitstraling terug.
Voelt gij nog, dat dit mijn gouden Goddelijke gewaad niet kan zijn?
Het Uitspansel, dit Universum dus, sprak tot uw levens.”
Wij keren tot ons bewustzijn terug, ook André.
Het woord is machtig en liefdevol, het vader- en moederschap voor de ruimte heeft gesproken.
Totdat de ziel als mens, want dat is het, deze ruimte overwonnen heeft, blijft ál dit leven in stand.
Eerst dán lost ook deze ruimte op!
Maar al deze lichamen zullen dienen, totdat de ziel als mens zich deze wetten eigen heeft gemaakt.
Dat is dan het uiteindelijke voor de mens van de aarde.
Psycholoog, wat weet ge van dit alles af?
Dominee, kent ge God, uw Bijbel?
Die vragen worden u thans gesteld.
Dante, Darwin, wat wisten jullie van dit alles?
Niets!
„Néén” ... gaat meester Alcar verder ... „onwaarschijnlijke verschijnselen en wetten zijn in het Heelal niet te beleven.
Dat is niet mogelijk.
Het vader- en moederschap voert ons tot de zelfstandigheden voor elke wet.
En eerst dan zien wij het volgende stadium.
En volgens ons verkregen bewustzijn zullen wij die wetten voor ons menselijke bestaan ontleden.
Nietwaar, ook wij zijn vader en moeder geworden.
Ook wij als mens beleven het vader- én het moederschap of wij kwamen niet verder!
Ook wij scheppen een gewaad.
Ook wij bezitten Zon en Maan in ons leven, omdat dit het baren en scheppen ís!
En vanzelf te vertegenwoordigen heeft!
Wat hier in het Universum is geschied, dat beleven wij als mens.
Als mens zult ge thans op aarde ziende zijn.
Ge zult daar tevens bewust en onbewust zijn van de Goddelijke wetten, maar de „Alziel, het Alweten” zal u daar tot de Goddelijke ontwaking voeren.
Wat ik zie, mijn broeders, is het Universele voortbestaan.
Wat ik nu voel is en wil zeggen, dat wij zichtbaar zijn geworden door het vader- en moederschap van de ruimte.
Wij zijn delen van dit organisme, door de harmonische wetten gaan wij verder en zullen ze tot de menselijke en ruimtelijke verdichting voeren.
Wat is nu Universeel bestaan?
Niets kan deze ontwikkeling tegenhouden, omdat het zegt, dat wij eeuwigdurend voortleven.
Hierdoor zal de God van al het leven ín ons ontwaken!”
En dan spreekt het vaderschap van de ruimte tot ons leven en krijgen wij te horen en te beleven:
„Hoort u mij ook?
Ik ben de Zon als Vader!
Ik vertegenwoordig de scheppende kracht als bezieling voor God.
Ik ben één met het kleurenrijk Gods, waardoor ik aan al het leven kleur gaf.
Door mij schiep God het kleurenrijk.
Door mij leeft gij.
Door mij hebt ge groei en bloei gekregen.
Gij kent uw zonnebloem op aarde, nietwaar?
Dat is mijn persoonlijkheid.
De steel is de „Albron”, de kern mijn innerlijk lichaam, de bladeren vertegenwoordigen mijn uitstralende kracht, als licht, leven en bewustzijn.
Hoe vindt u dat gouden licht?
Heb ik iets abnormaals geschapen?
Is dat mijn beeld niet?
Het zaad is mijn voortplanting, is baring en schepping.
Waarom hebt u mij daar zo duidelijk genoemd en begrepen?
Waarom mijn vaderschap nu niet vertolkt en wij waren dichter bij elkaar geweest.
Nu spreekt mijn leven en bewustzijn tot uw persoonlijkheid.
Tot uw ruimte en bestaan.
En wat is „goud”?
Mijn licht als verdichte stof!
Hebt gij dat niet overal in de ruimte kunnen zien en beleven?
Thans beleeft gij echter mijn leven als embryonaal bewustzijn, ook al zijt ge mens.
Voor u hebben wij ons verdicht.
God gaf ons de bezieling om voor uw leven te dienen.
Volg mijn gouden uitstraling en vergelijk mijn geluk met de astrale gebeurtenis, die openbaring hebt gij immers gevolgd?
Is dit het kleurenrijk Gods?
Ik schiep miljoenen zonnen, omdat zij mij moeten dienen, ook al vertegenwoordig ik de Centrale-Goddelijke bron.
Ik heb daarvoor het leven in handen gekregen en mocht dan ook het leven bevruchten.
Kunt gij nu mijn scheppen volgen?
Hebt ge daar en waar gij zult leven mijn leven lief?
Mijn Universele stuwing bracht de Aarde tot het werken en dienen.
Ik laat u dus voelen wat u wacht.
Wat gij op aarde kent, is door mij ontstaan.
In al het leven ziet gij mij terug.
Indien uw bewustzijn zich wil openen.
Indien gij het scheppende bewustzijn van het barende weet te onderscheiden, is dat mogelijk.
Eerst dan beleeft ge het Alvermogen om te scheppen en te baren.
Welke planeten dienen nu als moeder voor mij?
Waarom schiep ik halfwakend moeder- en vaderschap?
Wat is een ster en een meteoor?
Halfwakend en onbewust vaderschap.
Omdat het geen bewust vaderschap bezit, zal het dienen voor mijn organisme.
Het zijn dus mijn stelsels!
Dat kunt gij aan het leven vaststellen, het is te zien en te beleven.
De planeten voor het moederschap zijn bewust moeder, door mijn licht heb ik die organen verdicht.
Mijn licht zal gestalte geven aan élk stoffelijk orgaan, dat aldus voor het geheel dient.
Voelt gij dit?
Zeker is, dat al die organen mij dienen, zij verzorgen thans mijn levensadem.
En dat licht, van mijzelf, zult gij u eigen maken door het leven van God te dienen en lief te hebben.
Komen wij nu dichter bij elkaar, nu ik u deze wetten verklaar?
Waardoor gaf ik u het licht in de ogen?
Hoe gij u dat eigen hebt gemaakt, leert ge straks kennen, ge staat nu voor de menselijke zintuigen.
Door te baren en te scheppen kregen ook zij bewustzijn en uiterlijk en verstoffelijking.
Is dat niet waar?
Hierdoor kreeg u als mens levensvatbaarheid.
Uitdijing, bewustwording!
Ook ik schiep nieuw leven voor de Vierde Kosmische Levensgraad.
Gij zult mij ook daar leren kennen.
Ook voor mij zijn die zeven graden geschapen of God had dit Universum als het uiteindelijke verdicht, maar dat is niet waar, wij gaan verder.
Hoe hoger gij nu komt, des te schoner wordt mijn gouden licht.
Dat wil zeggen, dat élke levensgraad het verder- en hoger gaan heeft te scheppen en te baren, te verzorgen.
Dat zijn dus de geestelijke en de stoffelijke wetten waardoor gij als mens het Goddelijke vader- en moederschap beleven zult.
Nu weet ge meteen, dat ook ik slechts een vonk ben van Zijn bestaan, meer niet!
Maar ik bezit alles, ik heb al zijn eigenschappen gekregen.
Dag, mijn kinderen, ga verder nu, wij volgen u.”
Meester Alcar zegt en vraagt:
„Hebt u dit gehoord, meester Zelanus?”
„Ik kan antwoorden, mijn meester.
Het is mij duidelijk.
Ik heb alles begrepen, een openbaring is het voor mijn bewustzijn.”
„Kunt gij thans aanvoelen waar de „Vierde Kosmische Graad” leeft?”
„Hierin en hierachter, mijn meester.
In en om ons bewustzijn.”
„En wil zeggen?”
„Links en rechts en boven en onder mij, doch onzichtbaar voor het leven, dat die bewuste graad nog niet bezit.
Ik kan een vergelijking maken door de sferen van licht, onze astrale wereld.”
„Is het dan mogelijk, dat de Vierde Kosmische Graad de „Derde” overheerst?”
„Néén, dat is niet mogelijk.”
„Waarom niet, André?”
„Omdat wij die bron van leven nog moeten verdichten.
Wij hebben die bewustwording nog niet bereikt, meester Alcar.”
„En dat betekent?”
„Dat wij uiteindelijk eerst de graad van leven moeten bezitten, willen wij als mens die wet vertegenwoordigen.
En de Vierde Kosmische Levensgraad ligt en leeft boven ons bewustzijn.
Wij moeten die wereld voor ons leven vergeestelijken en verstoffelijken.”
„Zo is het, mijn broeders.
Dit universum lost eens volkomen op.
En dat is weer eenvoudig, omdat wij deze ruimte overwonnen hebben.
Maar door het vader- en moederschap is dat mogelijk.
Maar het hierna wordt thans het dichtbij vertoeven, André.
Waar wij leven, daar is ook de Albron aanwezig, doch door het evolutieproces krijgen wij die wetten in handen of wij komen niet verder.
Wat de Zon als scheppende kracht zegt, openbaart zich voor ons leven als mens en dier, bloem en plant eveneens.
Wij hebben dus hier een einde te beleven en dat is noodzakelijk of wij kwamen niet tot God terug.
God manifesteerde zich door de „Albron” – door de zeven overgangen, dat zijn zeven werelden, ruimten, de Zevende is het Goddelijke bewuste „AL”!
Het vader- en moederschap werkt dus evoluerend.
Het is dus duidelijk, dat de mens van de aarde moet verdwijnen.
Indien wij dit alles op aarde brengen, lost daar die dood op.
Een doodgaan is er hier ook en zullen wij straks volgen, maar alles is evolutie!
Hoe arm aan gevoel is nu het leven op aarde?
Daar staat men nog steeds voor een waarachtig sterven.
Daar is het verlies, maar wordt het afbraak, wanneer men een geliefde ziet vertrekken en hierna beweent, omdat de dood er is.
Is dat niet afschuwelijk, mijn broeders, nu wij zien hoe God het leven Zijn ruimte gaf?
Miljoenen mensen op aarde kennen alleen de dood en doodgaan is verdergaan, is ontwaking, is wedergeboorte, dat ons straks duidelijk wordt, wanneer wij ook die wetten volgen.
Het is waar, God schiep bezieling.
Hij schiep werelden voor de mens als Zijn kind.
En wij beleven Zijn werelden door onszelf te verstoffelijken en te vergeestelijken.
Als onbewust leven schiepen wij disharmonie, wij vergrepen ons aan Zijn harmonie, aan Zijn vonk van licht, leven en liefde en schiepen moord na moord.
Of is dat niet waar?
Wat hebben wij met ons leven gedaan?
Dat wij ook die wetten zullen leren kennen, kunt ge thans aanvaarden, ik bedoel de harmonische Goddelijke wetten voor elke stoffelijke en geestelijke levensgraad.
Voel aan, dat het licht van de ruimte ijler wordt.
Is dat niet voor al het leven?
Wij als mens verijlen, vergeestelijken en verruimen ons leven en bewustzijn.
Door het vader- en moederschap, u ziet het, beleven wij al de wetten, ook het kleurenrijk Gods.
Ook het leven op aarde zal veranderen.
Het menselijke gewaad wordt schoner, omdat er zeven graden voor deze evolutie zijn geschapen of het was niet mogelijk.
Wat op aarde de grofstoffelijke levensgraad bezit, wordt ijler en gaat verder.
Wanneer wij daar die wetten beleven, André, komen wij vanzelfsprekend voor Socrates te staan en leren wij, dat zelfs elke gedachte universeel diep is en moet worden, wil de geestelijke persoonlijkheid zich van de stoffelijke wereld bevrijden.
En dat is het toekomstige stadium voor al het leven.
De man als schepper moet voor het moederschap ontwaken, de moeder voor de scheppende levenskrachten, beiden vervullen één taak en zijn één voor al de werelden van God.
Wij stellen dus vast, voordat wij verdergaan, dat niet één planeet zich door eigen krachten heeft kunnen verdichten.
Het vaderschap schiep het moederschap.
En dat zijn de essentiële wetten voor al het leven.
Ook het Universum heeft ze moeten aanvaarden.
En dan volgt er, dat de menselijke en dierlijke graden ons dat zullen bewijzen!
Hierdoor heeft de God van al dit leven zichzelf kunnen manifesteren.
De microkosmos zal de macrokosmos overwinnen, het leven van deze ruimte heeft ons die wetten in handen gegeven en verklaard.
Wij gaan eeuwigdurend verder, door vader- en moederschap schonk God ons die mogelijkheid.
Het einde van één leven is het betreden van het volgende.
Dat moet het kind van de aarde weten.
Heb geen angst meer voor uw dood, heb hem als „wet” lief, gij gaat verder!
Waarom heeft God ons geschapen?
Met welk doel?
Dat is u thans geschonken!
Aan die heiligheid behoeft gij en al het leven niet meer te twijfelen.
Graad na graad zal het ons aantonen.
Maak u thans gereed om verder te gaan.”
Geachte lezer, thans komen wij tot het vergelijken met de aarde, wij maken ons deze wetten eigen, doordat wij denken en eerst hierna is dit alles, deze Goddelijke wijsheid ons bezit.
De eigen graad van leven en bewustzijn zal u zeggen hoe ver u bent.
Aan u, ook u gereed te maken voor de volgende wetten.
In ons komt thans de stilte, de harmonie voor de ruimte.
Want wat is harmonie?
Waardoor is harmonie ontstaan en wanneer kan de ruimte en het leven van God zeggen: ik ben in harmonie met het oneindige?
De wetten zullen ons dat verklaren.
Wat is een levenswet?
Wat is Harmonie?, komt er tot ons leven.
Ik zie nu reeds, dat André het woord zal ontvangen.
Wie van u heeft het?
Wie voelt, wat wij moeten beleven en thans zullen ontvangen?
Daarvoor stellen wij ons bewustzijn open.
En de God van al het leven weet, dat wij het waarachtige willen volgen.
In ons leeft er dank, én het buigen van de menselijke persoonlijkheid!
Geef ons alles, wij willen dienen!
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–