De Astrale en Stoffelijke Kosmos

André is weer bewust op het leven van de ruimte ingesteld, bewust om te denken voor de „Kosmologie” en voor zijn ruimtelijke contact met ons.
Hij kijkt in de ogen van meester Alcar en zijn concentratie is thans perfect, de weken die voorbijgingen, voerden hem tot het leven van God en heeft hem voor veel geopend.
Thans mogen wij verder en dieper gaan, de mens zélf wíl dienen!
Meester Alcar zegt nu:
„U ziet het, mijn broeders, wij mogen verdergaan.
Gij, André, geeft ons die mogelijkheid.
U hebt uw leven daar op de stoffelijke openbaringen ingesteld en al het leven van God heeft u geholpen.
Doordat ge uw leven hebt willen openen, was die éénheid mogelijk en heeft elk mens van de aarde zich eigen te maken.
Hierin kunt ge geen onwaarschijnlijkheid beleven.
Al het leven kan spreken en bezit een eigen timbre, het kan ons als mens dienen, daarvoor heeft God het dan ook geschapen.
En dat is mogelijk op aarde, vele ingewijden hebben iets dergelijks beleefd.
Ge waart één van ziel en gevoel, André, al de stoffelijke stoornissen hebt ge thans overwonnen.
Hebt u gevoeld, hoe wonderbaarlijk het is?”
„Ja, meester.
Ik ben u zeer dankbaar.
Ik dank God voor deze heiligheid.”
„U kunt nu ook voor uzelf het gebeuren verklaren?”
„Ook dat is mij mogelijk, meester.
Ik werd met de Goddelijke kern voor ál het leven verbonden.
En toen gebeurde het wonder.
Op dat ogenblik voelde ik mijn eigen bewustzijn oplossen, doch ik voelde tevens, dat ik mijzelf niet mocht verliezen.
En toen trad het bewustzijn van de ruimte ín mijn leven en noemde zich – „Wayti”!
En ik zelf voelde mij volkomen één, opgetrokken met die andere levensgraad.
Het is de stoffelijke levenswet door God geschapen, doch doordat ik als „mens” het hoogste bewustzijn bezit, kreeg die stof, dat zag ik en beleefde ik, meester, het beleven ervoor.
Even heb ik fouten gemaakt, dat was op het ogenblik, toen die mensen tot mij kwamen, en daarvan heeft ook Wayti mij en al het leven verteld.
Maar mijn bewustzijn bracht mij verder, door die levenswet heen en kreeg ik nieuw denken en voelen.
Even slechts vond ik het vreemd, omdat het wonderbaarlijke ervan mijzelf overrompelde.
En dan die stemmen, mijn meester.
Die ruimtelijke „Wayti.”
„Juist, mijn broeder, de Goddelijke „Wayti” is het!
Maar voelt ge de kracht van dit woord?”
„Ik heb het gevoeld, meester.
Het is bovennatuurlijk.
Het is leven en licht, het is „weten”!
Het is liefde!
Vader- en moederschap is het!
Als mijn leven is gevuld van deze Wayti?
Hoe zal ik dan zijn?
Wayti ... ik wil mij zelf zegenen door de ruimtelijke „Wayti”, mijn meester.
Ik wil als een ster zijn, een boom, als het water, als een bloem, als al het leven van God.
Ik weet het, meester Alcar, ik voel thans wat u en meester Zelanus bezitten, ook ik wil Kosmisch bewust worden!”
„En dat is nu mogelijk, mijn broeder André.
Maar kom, wij vertrekken.
Het is nu mijn doel, uw leven tot de ruimtelijke éénheid te brengen.
Wij zullen de Goddelijke openbaringen beleven voor de Astrale en de Stoffelijke Kosmos.
Hierdoor ontvangt ge het kosmische bewustzijn.
Indien u deze fundamenten kunt leggen, hoe er ook op aarde tot uw leven gesproken wordt, later kunt gij u bewust op ’n wet instellen en dan eerst spreekt die levenswet voor uw wezen en persoonlijkheid en zijt gij met alles één!
Dan hoeft ge niet meer naar de wetten van God te zoeken, op hetzelfde ogenblik, wanneer ge u ergens op instelt, spreekt dat leven en vertelt u dan van de eigen evolutie!
Dat hebben wij ons eigen moeten maken en bezit elkeen in de sferen van licht, de vierde sfeer legt het eerst in uw handen.
En daarvoor zult gij als mens ál het leven van God moeten liefhebben.
Dat is de „Wayti”!
Wayti is daarom álles beleven, Wayti geeft u het contact met al het leven door God geschapen.
Hierdoor beleven wij de scheppingen.
Elke ziel door God geschapen, betreedt hierdoor Zijn Universiteit.
En alleen door Golgotha kan men dat op aarde en aan deze Zijde bereiken.
Heb daarom lief alles wat leeft en u gaat verder.
Heb lief en gij zijt nooit alleen.
Heb lief en het leven raakt het uwe en wijst u de weg om verder te gaan.
Want uw Goddelijke afstemming waakt over ziel, geest en stof, over vader- en moederschap, uw wedergeboorte.
Zou het anders kunnen zijn?
Néén, want wij volgen de werkelijkheid.
En daarom was uw beleven op Aarde machtig; geestelijk goud hebt u ontvangen.
Wilt u mij thans volgen?
Wij leven thans in de Astrale Kosmos.
Hierna verbinden wij ons met de Maan, om vast te stellen hoe zij aan haar eigen leven is begonnen.”
„Wij zijn gereed, meester” ... gaf ik als antwoord en ook André was zover.
En dan zegt meester Alcar:
„Welnu, mijn broeders, er zijn miljoenen geestelijke en stoffelijke werelden ontstaan.
Uit de Astrale Kosmos is de stoffelijke geboren.
Wilt gij u daarop instellen?
Onze reis heeft thans een aanvang genomen.
En wilt gij waarnemen, meester Zelanus, wat er intussen is geschied?”
Ik ben gereed, geachte lezer, omdat ik de wetten ken en ik weet wat mijn meester bedoelt.
Ik kan zeggen:
„Ik zal mij aan de wetten overgeven, meester.
Ik zal u verklaren wat er nu tot mijn leven spreekt.
Zoals André dat op aarde heeft beleefd, ontvang ik thans de Goddelijke waarheid, waardoor André beleven zal, wat hij daar mocht ontvangen en ziet hij ook deze Goddelijke waarachtigheid.
Ik ben op dit ogenblik nog ingesteld op het stoffelijke Universum.
Ik moest dus even teruggaan, de ruimte dwingt mij ertoe.
Wat ik nu zie, mijn broeders, is het vonkelende Heelal waarin wij en Moeder Aarde leven.
Wij maken deel uit van deze ruimte.
De hoogste meesters volgen mij.
Zij hebben mij nu tot hun bewustzijn opgetrokken, de Goddelijke controle is dus ingesteld, zodat ik geen fouten kan maken.
Het Goddelijke woord wordt mij geschonken.
Dat woord komt onder mijn hart, meester.
Ik voel de ruimte onder mijn hart kloppen, mijn bloedsomloop versnelt zich, toch blijf ik alles overheersen.
Het is de bezieling die ik ontvang en waardoor ik de Goddelijke Scheppingen ga volgen en beleven.
Ik ben thans vruchtbaar geworden, ik zal baren en scheppen.
Door mijn éénzijn geschieden deze wonderen.
Mijn leven dijt uit, ik voel mij thans als God, als vader en moeder.
Door mijn gevoelsleven vertegenwoordig ik de uitdijingswetten en de levensgraden daarvoor.
Hierna betreed ik die volgende zelfstandigheid en zie ik het leven voor mij ontwaken en bewust worden.
Ik zie thans, dat de Astrale Kosmos de Stoffelijke heeft geschapen.
En dat gebeuren vertegenwoordigt God als „Moeder”!
Het leven ging vanuit het Moederschap tot het scheppende vermogen en eerst toen volgde de éne verdichting na de andere, waardoor het leven in de ruimte gestalte kreeg.
Het is wonderbaarlijk wat ik zie en kunt u mij volgen?”
„Ga verder, wij beleven alles.”
„Ik zei zo-even, mijn broeders, dat de Stoffelijke Kosmos uit de Astrale is geboren en dat geldt voor al het leven wat wij zullen leren kennen.
Daal ik echter tot de wetten voor deze geboorte en de wedergeboorte af, dan beleef ik miljoenen openbaringen en de wedergeboorte van élke cel en geeft mij verruiming, geestelijke én stoffelijke ontwaking.
Dan sta ik dadelijk voor de wetten van leven en dood, dat het verdergaan is voor de stoffelijke ruimte en spreekt het leven de taal der bewustwording die verkregen is.
God gaf Zichzelf aan al het leven en dat krijgen wij mensen in handen.
Dit voert mij nu tot de „zeven openbaringstijden”.
Dat zijn dus de zeven overgangen, voordat de eigenlijke wet naar voren trad.
Hoe machtig dit is, zullen wij volgen.
God splitste zich in myriaden deeltjes, maar voor het Universum, hierna is het Embryonale leven geboren, omdat elke cel deze wetten te beleven kreeg.
Nu kregen die levenscellen als Zonnen en planeten het eigen bestaan te aanvaarden.
God gaat verder!
Elke cel krijgt Universum te beleven.
Iedere wereld is één cel slechts, hoe diep en machtig dat leven ook is.
Zon en Maan zijn slechts cellen van God en krijgen dus het eigen bestaan.
Ze dienen echter het vader- en moederschap, dat door de planeten naar voren trad.
Maar uit dit miljoenenproces is de macro­kosmos ontstaan.
Wat God in het oneindige tot stand heeft gebracht, voor de ruimte, moet al het leven opvolgen.
En thans Zijn wil vertegenwoordigen om tot het „AL” terug te keren.
De ruimte zou dit leven verdichten, maar elke vonk, elk deel van God bezit zijn afstemming.
Wanneer u dit voelt, mijn broeders, dan moet het u duidelijk zijn, dat God hierdoor Zijn ruimte heeft gevuld.
In de miljoenen eeuwen die voorbijgingen heeft het leven zich kunnen verdichten, doch door de Goddelijke Harmonische wetten.
De Zon kreeg voor de ruimte de scheppende kracht te aanvaarden.
De Zon als „vader” diende het barende principe, het moederschap.
De taak aan dit leven opgelegd werd voor het Heelal de verstoffelijking van al deze vonken.
De licht uitstralende organen dus, mijn meester, zorgen voor voortplanting.
En die overheersende kracht als wetten, zien wij terug als levensgraden en zijn wij in staat om daarvan de eigen zelfstandigheid en diepte vast te stellen.
God schiep voor deze ruimte drie opvolgende levensgraden.
Als hoofdplaneten zijn dit: Maan, Mars en de Aarde.
Zij werden met elkaar verbonden en aanvaardden deze kosmische éénheid.
Hierna zijn de bijplaneten geboren.
Deze drie planeten zouden het leven van God voortzetten.
Dat legde God in handen van deze lichamen, zij zouden zich splitsen en hierna zien wij het leven voor mens, dier en plant.
Hoe die ontwikkeling is geweest, zullen wij volgen.
Wij hebben te aanvaarden, dat hierdoor de stoffelijke ruimte is geboren.
Het beeld, mijn meester, dat ik dus waarneem is, dat dit leven vanuit de „Oerbron” het leven kreeg.
U ziet thans, ik ben daarmee verbonden, dat de Zon reeds sterker wordt.
Hierdoor komt het moederschap tot de ontwaking en dat is de Maan.
Omdat nu het universum direct op het menselijke leven ingesteld is, moeten wij kunnen zien en volgens de levensgraden kunnen vaststellen, waardoor God Zijn krachten op dit verdichtingsproces heeft kunnen instellen en Hij dit geboren worden heeft mogen bespoedigen.
Hierdoor, mijn broeders, zien wij, dat de ruimte nieuw leven zal baren en scheppen en dat wil zeggen, dat er méér ruimten zullen ontstaan en dit Universum dus het „AL” nog niet kan zijn.
Dit leven is nog niet zo ver!
Doch straks zien wij die werelden.
Dat zijn dan de „Vierde, Vijfde, Zesde en de Zevende Kosmische Levensgraden”, waarvan de Zevende het Goddelijke „AL” vertegenwoordigt.
Ook daarvoor zult gij het antwoord ontvangen.
Het is dus duidelijk en dat moet ik thans ontvangen en beleven, dat deze ruimte opvolgende levensgraden als wetten en werelden geschapen heeft.
En dan staan wij voor het „Uitdijende Heelal”!
Wat u nu moet beleven is, hoe de Zon zijn krachten aan het moederschap heeft gegeven, waardoor leven ontstond en (dat) kunnen wij straks, wanneer wij de stoffelijke cel als een levensgraad voor ons zien, vaststellen.
Eerst dan zijn wij in staat het stoffelijke geboren worden te volgen.
In mijn leven komt dus het „weten” van de ruimte.
In mij leeft deze Goddelijke openbaring.
Ik zie en voel, dat dit levenscentrum door de Zon het bewuste dienen heeft ontvangen.
En ook thans nog, dus voor het huidige stadium, gevoed wordt.
Indien u dit voelt, zegt het u, hoe de eerste graad de volgende het eigen leven gaf en geschapen heeft.
De cel zal álles bezitten en heeft dus Goddelijke afstemming, doch daarenboven zien en bewonderen ... hoe die stelsels de eigen zelfstandigheid kregen, voor God als harmonie en de levensrechten.
Ik geef mij nu aan uw leven over, indien u wilt, kunt gij vergelijkingen maken.”
Meester Alcar vraagt onmiddellijk aan ons, eerst aan André:
„Ik heb alles begrepen, waaraan zijn deze wetten vast te stellen, André, wanneer wij die menselijk, dierlijk en natuurlijk willen zien?”
„Ik kan deze wetten zien, mijn meester, wanneer ik mijzelf volg.
Ook (voor) het dier op aarde en voor Moeder Natuur.
Wat meester Zelanus zag en beleefde, zie ik nu op aarde terug.
Immers ál het leven werd vader en moeder.”
„Inderdaad, mijn broeders, dit is te volgen.
God legde Zijn wetten eerst in handen van Zon en Maan.
Door deze lichamen kregen wij als mens Zijn wetten en openbaringen in handen.
Voor dier en mens is er geen verschil, doch wij als mens kregen het hoogste bewustzijn.
En dat wil zeggen, meester Zelanus?”
„Dat de ruimte steeds vader en moeder is gebleven.
Wij moeten aanvaarden, dat Zon en Maan die wetten hebben verstoffelijkt en konden wij aan ons leven beginnen.”
„Juist, zo is het.
Straks zullen Zon en Maan ons die overtuigende waarheden schenken.
Buiten het vader- en moederschap ís er geen bestaan en zijn dus de essentiële wetten voor de ruimte en later, wanneer het leven als de vonk van God aan het eigen bestaan begint.
Toch denkt men op aarde, dat de „Zon” moeder is.
Hierdoor kunnen wij vaststellen, dat de astronoom nimmer het Goddelijke plan leert kennen.
Hier staan wij dus reeds voor de fouten.
Dat is in strijd met de werkelijkheid.
De planeten zullen baren en de Zonnen zullen scheppen.
Het zijn de allerhoogste wetten die door God verdichting kregen en waardoor Hij zich heeft hunnen openbaren.
Betreden wij nu het volgende stadium, dan zullen wij waarnemen, dat de Zon aan de eigen verdichting is begonnen.
Dit zwakke licht krijgt voor deze ruimte, waarin wij nu zijn, Goddelijke betekenis.
Het wordt het vaderlijke en moederlijke ontwaken op macro­kos­mische afstemming en wil zeggen, dat de ruimte aan die zelfstandigheid begint.
Wat ik waarneem, mijn broeders, is, dat de ruimte zich heeft gesplitst.
Elke cel nu, gaat verder en heeft een eigen taak te aanvaarden.
Elke cel volgt deze Goddelijke wetten op.
En is alleen moeder- en vaderschap.
Hierdoor kreeg de Goddelijke Schepping de evolutie te beleven.
Waar wij ook zullen zijn, daar beleven wij deze wetten als vader- en moederschap.
En het vader- en moederschap voert ons direct tot de volgende levensgraad.
Dat wordt ons Goddelijke contact, mijn broeders!
Maar er zijn miljoenen levensgraden geboren en al die werelden hoe groot en klein ook, vertegenwoordigen God en hebben slechts één doel, om zichzelf te vergeestelijken en te verstoffelijken, dat het terugkeren tot God is!
Mijn vraag is nu, meester André, hoeveel levensgraden als ruimten zijn er geboren.
U hebt dat reeds gezien, dus u moet het weten.”
En André is gereed als hij zegt:
„Zeven opvolgende levensgraden zijn er geboren, meester.”
„Waar kregen die zeven levensgraden het eigen bestaan?”
„Door de eerste openbaringen vanuit de „Albron”.”
„Dat is juist, mijn broeders.
Wij zien dus die werelden terug.
Wij kunnen die werelden thans reeds als stoffelijke levensgraden voor de ruimte zien, want ze hebben zich verdicht.
Het Goddelijke openbaringsproces is het, waardoor deze levensgraden als overgangen zichtbaar werden.
Dat is dus geschied!
Het zijn zeven opvolgende verdichtingsstadia en die mochten wij op onze vorige reis aanschouwen.
Die zijn later van enorme betekenis.
Wij zien dan, dat ook God vóór-stadia heeft moeten aanvaarden en wil zeggen, het leven was ineens niet af, dat heeft miljoenen jaren geduurd.
Wat heeft dit voor de mens op aarde te zeggen, meester Zelanus?”
„Dat God geen werelden geschapen heeft in één dag, meester.
En dat de Bijbel met onwaarheid begint!”
„Zo is het en dat is nu reeds vast te stellen.
Inderdaad, de Bijbelschrijvers hebben de mens een beeld geschonken, dat in strijd is met de Goddelijke werkelijkheid.
Maar daar komen wij later meermalen op terug.
Wat wij thans moeten doen is, het vader- en moederschap voor de ruimte volgen en ontleden.
Eerst dan staan wij voor Zon en Maan, voor het vader- en het moederschap.”
–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–o–