De mens en Gethsemane

Goedemorgen, mijn zusters en broeders.
Wij gaan vanmorgen vanuit de sferen van licht, vanuit de ruimte naar Gethsemane.
Ik wil u vanmorgen verklaren wat ge eigenlijk zult doen wanneer Gethsemane tot uw leven spreekt.
We hebben een lange weg afgelegd.
We kwamen voor ernstige problemen te staan, wellicht bent u er even van geschrokken.
Het gaat mij niet, en niemand in onze wereld, om de mens maar een pak slaag te geven, daar bereiken wij toch niets mee.
Maar zo nu en dan gaat het er ons om om u even wakker te schudden.
Méér is er niet.
En wanneer wij dan vanuit de ruimte een reis naar de aarde beleven, wanneer we die reis beleven en voor ziel, geest en stof komen te staan ... wanneer we iets van de werkelijkheid willen aanvoelen waardoor de Messias naar de aarde kwam, dan begint het innerlijke leven eindelijk te dénken.
Ja, wanneer begint gij als mens op aarde te denken?
Voor wát?
De mens schrikt indien wij de persoonlijkheid even oplichten, even dat gevoelsleven aanraken.
O, mijn hemel en mijn God, dan kermt het innerlijke leven reeds en is het angstig om te luisteren, om te aanvaarden.
Hebt ge de boeken ‘Zij die terugkeerden uit de dood’ in uw hart opgenomen, of zijn dat allemaal maar verhaaltjes?
Het gaat er ons niet om – niemand in de ruimte onder die miljoenen die de kringloop der aarde reeds hebben volbracht – om de mens te kraken.
Het gaat er alleen over om nu door de verdoemdheid, die we uit uw leven verbannen, om daar iets anders voor in de plaats te zetten, waardoor ge nieuwe fundamenten ontvangt, nieuw gevoel, nieuw leven, nieuw bewustzijn en dan eindelijk begint om alles eens te aanvaarden en voor uw eigen leven te ontleden.
Wanneer die ontleding niet begint, dan bent u ook niet bezig om te denken.
U hebt zo ontzagwekkend veel bewijzen ontvangen, de menselijke geschiedenis is erdoor opgebouwd.
Socrates en vele anderen gaven hun levens voor ú, uw maatschappij, uw denken en voelen, voor uw ziel, geest en ruimte!
En wat is ervan overgebleven?
Gethsemane ... wanneer u daarin afdaalt, wanneer u een wandeling maakt over de aarde, dan spreekt Gethsemane ...
Gethsemane tot uw leven.
En dan is er niets meer op de weg die u te bewandelen heeft en u ontmoet, dat niet met uw leven heeft te maken.
Alles wat u ziet dat is door uw persoonlijkheid, uw stoffelijke uitdijingswetten ontstaan, omdat ge de ruimte, God vanuit de Albron hebt ontvangen.
Wij gaan vanmorgen schoorvoetend verder en dan liggen wij wellicht neergeknield, dáár in deze ruimte om de stilte van Gethsemane te ondergaan.
Waarlijk, nu staan we voor de reine, zuivere stilte die ook de Albron bezit en waardoor de God van al het leven zich heeft gemanifesteerd en door Christus, vanzelfsprekend, naar de aarde werd gebracht.
Het moet u nu wel duidelijk zijn dat de sferen van licht zijn opgebouwd door reëel altruïstisch denken en voelen.
Ik heb u verschillende mogelijkheden en fundamenten voor u neergelegd, opgebouwd, niet alleen voor stof, maar voor ziel en geest.
Ik heb u de sferen aangetoond, het licht vanuit de ruimte hebben wij aanvaard.
Wij hebben gezien hoe één voor één de werelden door die verstoffelijking naar de menselijke evolutie gingen, van planeet tot planeet en eindelijk hadden wij de kringloop der aarde volbracht.
En nu gaan we verder.
We gaan door de sferen van licht, we gaan door de Vierde, de Vijfde en de Zesde Kosmische Graad en vanuit het Al komen wij naar Gethsemane terug om een taak voor de aarde te volbrengen, iets voor deze mensheid te doen.
Gethsemane wil zeggen: te leren denken, te mediteren, u gereedmaken voor de volgende stap, de taak die u in uw eigen handen hebt genomen.
En dat was voor Christus het korte oponthoud, het neerliggen en het denken: wat zal er geschieden?
Nee ... hóé zal Ik zijn?!
Het is heus, het is zeer zeker geen kleinigheid geweest wat door de Christus heenging toen Hij daar neerlag ... en daarginds Zijn apostelen, om even voor Hem te waken, om Hem even te dienen, te helpen en te steunen.
Om Hem te helpen dragen, voor hetgeen Hij vanuit het goddelijke Al door Zijn Vader gekregen heeft, heeft opgebouwd om dit aan de mensheid gezamenlijk te schenken.
Vanzelfsprekend ligt hiernaast dat de Christus, de Messias Zijn apostelen niet nodig heeft gehad om Hem te helpen dragen; dat moet Hij alléén doen.
En aanstonds wordt ons duidelijk dat wij ook elke graad, iedere levenswet, elk woord en iedere gedachte zélf tot de evolutie hebben te voeren.
Wij krijgen niets cadeau, omdat wij alles bezitten!
Wij hebben alles, doordat wij mens zijn geworden, vanuit de Albron ontvangen.
En wat wil dit allemaal zeggen?
De angst die de mens heeft om zichzelf te openen, dat is waarlijk ontzagwekkend droevig.
De mens met zijn bezit, wáár hij zich ook bevindt.
Bevoel de mens eens, volg die persoonlijkheid eens en raak die persoonlijkheid, die wereld eens even aan.
Betast die ziel, die geest en dan moet u eens kijken hóé onbarmhartig, zielig die persoonlijkheid zich laat zien als u maar even over dat leven heen waait en iets van de fundamenten die ze niet bezitten, raakt.
Want deze schijngestalte is niet van plan om Gethsemane in te gaan, laat staan aanstonds Golgotha te betreden – dat u en mij en iedereen wacht.
Ja, het is geen kunst om naar de aarde af te dalen wanneer deze mensheid gereed ís.
Dan heeft men geen woord, geen boek, geen kunst meer nodig, dan is alles in harmonie gekomen.
Maar het gaat er nu om, om deze tijd, om de mensheid naar die geestelijke evolutie op te stuwen.
Daarvoor kwam Christus, daarvoor heeft elk mens zijn leven nog ingezet.
Aanstonds is dat niet meer nodig.
U hoeft in de eerste sfeer niet achter een persoonlijkheid aan te draven, te stuwen, te praten, te bezielen.
Dat is voorbij, dat gaat vanzelf.
Dat komt uit u, dat wíl men, maar dan in de goede richting.
Gethsemane wil zeggen – hier is dat, dit hof waarin gij zijt –: elke gedachte moet ge nu naar de ruimte sturen, in harmonie brengen met leven en dood, met ziel, geest en stof, met uw wedergeboorte, met vader- en moederschap en duizenden dingen, wetten en problemen meer.
Gethsemane wil u voeren naar de stilte, naar de meditatie.
Dat Gethsemane dat is een bewustwording, dat is een aanvoelen, dat is een denken in de goede richting en in de waarachtige betekenis van het woord.
Gethsemane wil zeggen: ik wíl waarachtig zijn, ik kén mijzelf reeds, want ik wíl, ik weet wat ik doe.
Daar komt niemand in – en die had Christus ook niet aanvaard – die vandaag hallelujah schreeuwt en u morgen en de wereld en God en Christus en de meesters weer voor demonen uitmaakt.
Dat bestáát daar niet meer.
Wij willen ... de ruimte, de liefde, de rechtvaardigheid, de harmonie, Christus, God, de Albron wil met die gevoelsgraden niet eens te maken hebben.
Wij trappen die levens niet weg, maar Gethsemane zegt: ‘Wat doet gij hier?
Eruit ... eruít!’
Jazeker, zoudt ge met modder aan uw schoenen, onvoorbereid zoudt ge Gethsemane willen beleven?
En Gethsemane is de eerste sfeer.
Wie Gethsemane niet heeft beleefd, betreedt geen eerste sfeer.
Want Gethsemane is het álles aanvaarden, is het alles in u opnemen wat de Christus heeft gebracht, wat de Christus heeft bedoeld, waarvoor Hij naar de aarde kwam.
Gethsemane betekent de mensheid aanvaarden.
Voor Gethsemane is er ook geen dood meer, er is daarin alleen leven, hartelijkheid, welwillendheid en zuiver denken en voelen.
In Gethsemane wordt u niet afgeblaft.
In Gethsemane staat u voor de wetten; die zijn zeer zeker niet zo eenvoudig, want wanneer beleeft ge de werkelijkheid?
Wanneer kunt ge zeggen: vandaag ben ik waarachtig?
En nu gaat u maar eens voor uzelf na hoe wij deze wetten in ons op kunnen nemen en wat u ervan bezit.
Het gaat er mij alleen maar om u duidelijk te maken dat u in dit leven Gethsemane hebt te overwinnen.
En dáárin leefde de Christus ...
De apostelen zijn hier en wachten af en zij weten niet wat met ... wat met de meester begint ... wat de meester doet.
De telepathische eenheid van gevoel tot gevoel, die bezit alleen Johannes, een enkeling.
Hij heeft enkele voelhorens en kan zich op het leven van de Messias, de Christus, afstemmen.
En dan lig je daar ook neer en dan ga je denken.
Dan ga je in de eerste plaats denken: mens, mens, mens ... wat kan ik voor u doen?
Zeer zeker zijn er sekten ontstaan en hierdoor heeft het oude Egypte zichzelf opgebouwd, heeft zich een persoonlijkheid gegeven.
De godin van Isis trad naar voren door het denken: wat kan ik voor u doen?
Wat kan ik u vanmorgen schenken, wat kan ik u vandaag brengen?
Kan ik u terugvoeren naar de wetten waardoor we zijn geboren?
En daar lag de Christus.
Hij maakt zich gereed om leven en dood te ondergaan.
Hij weet: aanstonds slacht men Hem af.
Maar wat kan Hem dat schelen?
Aanstonds voert men Hem naar de beulen van deze mensheid.
De ene mens neemt een zweep in zijn handen en slaat erop los.
Een scheldpartij heeft niets te betekenen, thans worden de lichamelijke stelsels van deze Tempel gekraakt.
En daar zit nu een Goddelijke Persoonlijkheid ...
Die aanvaardt dit pak slaag.
Als u de smarten van de Messias hebt kunnen aanvoelen, wanneer u maar even in deze wereld gaat, dan deinst uw persoonlijkheid terug door het geweld dat de maatschappij, ook in uw beleven nog aanwezig is.
Die ontzagwekkende eenvoud van de Messias, de Christus ...
Daar neer te zitten en het pak slaag, de enorme stoffelijke geseling te aanvaarden en niets te zeggen ...
Dankbaar neer te zitten, met een gevoelskracht die zegt: sla Mij maar, Ik doe u toch niks terug.
Want Ik heb geen gevoel meer ... om boos te zijn, het doet Me alleen maar pijn.
Ontzagwekkende smarten krijg Ik nu u in staat bent om die gesel op te nemen, in uw handen te drukken en Mij af te rammelen.
Dat zijn de eerste schreden die we in ons moeten opnemen, willen wij gereed zijn om Gethsemane te betreden.
Want Gethsemane wil zeggen: meditatie, het afmaken van een gedachte, het afmaken van een woord.
Voor Gethsemane is álles liefde en geluk, harmonie, rechtvaardigheid.
In Gethsemane kunt u niet komen met voorbedachte gevoelens, met uw lange gezichten.
Daarin is de mens gelukkig.
De mens heeft tijd te kort om te denken en te voelen, te werken voor de ruimte, voor de maatschappij; Gethsemane voert de mens tot het hart van deze persoonlijkheid en zegt: wat kan ik voor u doen?
Hierin heeft elk kind van God z’n uren volbracht voordat dit leven de eerste geestelijke hemel kon betreden.
Elk mens van de aarde die een klein beetje gevoel bezit en de eerste sfeer als het ware reeds in zich kan opnemen op afstand, die gaat terug naar de aarde en kwakt zich daar neer, in Gethsemane.
En nu beginnen wij te denken, los van de maatschappij, want hier deugt er niets.
Heel de maatschappij, de persoonlijkheid die mensheid heet, hééft nog geen waarachtigheid, aanvaard dit.
Zolang de Bijbel, zolang de mensheid verdoemenis ... – dat heb ik u verklaard, ik heb u tot die strengheid, tot die plichtsbetrachting gevoerd – zolang deze mensheid een God van liefde niet kan begrijpen, niet wil aanvaarden, dan heeft deze mensheid nog geen realiteitsbezit en hoeft ge als mens, als geleerde, als moeder en als vader deze mensheid niet naar Gethsemane te slepen.
Dat is alleen maar gepraat in een lege ruimte, waar niets aanwezig is, alleen het onbewuste gevoel van de massa, die u niet kunt betasten, die hoort u niet eens!
Want eerst dan zal Gethsemane u ontvangen en aanvaarden, u kunnen beluisteren – Gethsemane beluistert u, dat is een persoonlijkheid, want daarin leeft de God van al het leven – wanneer ge de waarachtigheid beleeft.
En nu: wat hebben wij voor waarachtigs in ons?
Waarom gaat het, waarom leeft ge en waarvoor zult ge nu eigenlijk dienen?
Wanneer wij vanuit de astrale wereld Gethsemane betreden, dan doen we dat schoorvoetend.
Maar u moet eens kijken hoeveel mensen daar binnenvliegen en op de eerste rij willen plaatsnemen, daar juist waar dan de Christus heeft gebeden.
Juist dáár op die plek, die zo angstvallig rein, zo onmetelijk diep is, daar wil de mens onmiddellijk naartoe.
De mens gaat onmiddellijk op de eerste plaats zitten, hij wil in de schaduw staan van de Messias.
De goed denkende mens, de mens die voelt waarheen het gaat, die kunt u daarginds vinden tussen de bomen en de bloemen, of onder de grond.
Hij heeft niets, maar hij durft nog niet naar de werkelijkheid te gaan.
Hij zegt: ‘Ben ik wel gereed?’
En nu krijgt u, vanzelfsprekend, wanneer u de stoffelijke stelsels, de wereld hebt verlaten, krijgt u: wat heb ik hier gedaan, waarvoor leef ik en waarom ga ik nu dienen?
Dat vraagt zich elkeen af.
En nu kunt u daar in de omgeving van Jeruzalem – maar vanuit onze wereld – kunt u miljoenen zielen, vaders en moeders vinden die zich gereedmaken om Gethsemane te beleven.
En nu moet u eens kijken, nu gaat u iets aanvoelen van werkelijkheden.
U gaat thans begrijpen hoe ontzagwekkend het leven van de Messias is.
En hoe die arme kinderen, de apostelen, hun best hebben gedaan en het ook niet konden begrijpen.
Ge gaat hier neerliggen, ge kreunt van smart.
U hebt een pijn in uw hart, zo ontzagwekkend, omdat al de smarten van de aarde, elk mens die bruut, wild, disharmonisch het leven beleeft, tot uw leven komt, dat gaat ge voelen.
U schrikt terug voor een hard, onbekend woord; u bent angstig, omdat de mens zich alweer zal vergeten.
U weet zeer zeker wat het uzelf heeft gekost om ’t zover te brengen, daarvoor hebt ge uw bloed moeten inzetten.
Voor elke gedachte gaf u een fundament, maar dat fundament kostte voor Gethsemane uw persoonlijkheid.
U vraagt hier nu niet meer: wie ben ik en wat kan ik?
Wanneer u de capaciteiten niet bezit, het voelen niet bezit voor uw maatschappij, die kunst, dan vergrijpt u zich niet eens naar een pen.
U laat die pen, u laat dat bewustzijn daar liggen, u bent angstig.
U vliegt niet ineens naar dingen om een mens die naar z’n hoofd te slingeren.
Dat doet u niet meer, dat u weet: u bent bezig uzelf, maar niet die ander, maar uzelf te brandstapelen, tijdelijk te verdoemen – want dat heeft de Messias ons geleerd.
En dan gaat u het leven waarlijk iets anders zien en begrijpen.
En dan komen er gevoelens in u die zeggen: wat ben ik dankbaar dat ik een mens ben; waar ik ook ben en waar ik ook leef, ik behoor tot de Goden, ik vertegenwoordig eens de God van al het leven op aarde en voor deze ruimten.
En dan krijgt u een kleinigheid gelukzaligheid in u.
U gaat nu voelen en begrijpen dat, hoe uw leven ook is, de gelukzaligheid in u komt, omdat uw gedachten vleugelen bezitten, zachtheid, welwillendheid én de réíne liefde!
U laat zich door niemand meer betalen.
U wilt dat werk alleen doen, u moet het ook alleen doen.
U krijgt van niets en van niemand een bedankje, want de ruimte die gaf u alles.
Dat is bloed wat u zelf hebt mismaakt, als u over de wereld kijkt, want in Gethsemane bent u kosmisch, goddelijk bewust.
In Gethsemane kijkt u naar de mensen en naar de wereld en zegt: ‘Ik heb die wereld te dienen, sla mij maar.’
En wanneer u nog een dank wilt aanvaarden van die armoedige kinderen, die armoedige, armzalige, zielige maatschappij en van deze persoonlijkheid, dan blijft er reeds van u niets meer over en bent u niet bezig om fundamenten te leggen, die trapt u vanzelf weer onder uw voeten vandaan.
Christus liet zich niet betalen.
Voor Christus was het leven een begaving, een allenig dienen, het álles geven van zichzelf.
Wanneer Hij de stoffelijke middelen had aanvaard, dan had Hij met stoffelijke middelen kunnen werken, maar dan was Hij verloren geweest.
Christus moest het doen uit Zijn gevoelsgraad, Zijn Goddelijk voelen en denken, Zijn bewustzijn.
En dat was alléén door het woord!
Wanneer we aanstonds neerliggen en ons dan gereedmaken, wanneer u Gethsemane beleeft om de geseling voor de wereld te aanvaarden – de geseling, hoort u? – wanneer we dan voor Pilatus komen te staan en hij zegt: ‘Ja, wie wilt ge van deze twee hebben?’ dan is dat niet Barabbas die tot u spreekt, maar dan is het de Messias!
Nee, het wordt veel indrukwekkender, veel duidelijker spreken deze wetten tot uw bestaan en uw persoonlijkheid, uw vader- en moederschap, omdat nu het goede en het verkeerde tot de welsprekendheid komt en hun eigen hoofden opsteken.
U hebt hier uw handen te wassen in onschuld voor goed en kwaad.
Ja, de Pilatus die leeft in u, en in Gethsemane moet die man, die persoonlijkheid uit ons weg!
Hier staan we voor de naaktheid, we hebben niets meer te verbergen.
Het is slechts het gevoel dat vanuit de ruimte tot ons komt, dat ons rein, zuiver en harmonisch moet bezielen, willen wij deze weg kunnen volgen.
En nu wordt het heus niet eenvoudig.
Nu wordt het moeilijk, omdat u op elke gedachte de kern zult leggen die door de God van al het leven is opgebouwd en aan ál de gedachten, de daden, de gevoelens die we uitzenden, de universele bewustwording moeten geven.
En dat hebben wij in eigen handen.
Het enorme bezit dat u gaat zien, dat u gaat voelen, waarin u leeft als Gethsemane in uw leven ontwaakt ...
Mijn God, mijn God, schreeuwt ge dan, wat ben ik gelukkig dat ik dit in mij mag opnemen, dat ik ga toebehoren tot datgene waardoor Gij uzelf hebt verstoffelijkt!
En wanneer ge nu daar neerligt en denkt, voelt: waarheen gaat het nu, waar moet ik beginnen om te leren denken? en u bent vader, u bezit het stoffelijk, mannelijke organisme, want dan is het vanzelfsprekend dat ge eerst eens gaat denken: wat heb ik gedaan, hoe heb ik gevoeld, hoe heb ik de moeder, mijn moeder aanvaard?
En de moeder, als zij zich gaat zien, wanneer zij zich gaat voelen in Gethsemane ...
Mijn God, mijn God, wat blijft er van ons over wanneer die gedachten woelend, kriebelend ons hart beroeren, wanneer die gedachten náár de keel gaan en bijna uw gevoelsleven smoren?!
Dan schreeuwt ge het uit om hulp, om de rechtvaardigheid, omdat ge weet hoe wij in de levens die voorbijgingen stukken en brokken hebben geslagen en niets anders vertegenwoordigden dan luiheid, afbraak en bewuste ellende.
Schrik maar weer niet ...
Wanneer je de mens laat zien – jazeker, regelrecht van de aarde af – hoe Gethsemane eigenlijk in elkaar is gezet, dan ziet u en voelt u het menselijke organisme.
Nee, dan staat u voor het levende hart van de ruimte.
U bent nu een zenuw, u hebt bewustzijn, u bent bloedsomloop, u hebt het licht in de ogen, u vertegenwoordigt iets van deze mensheid.
Maar wanneer u zich dit eigen hebt gemaakt, dan heet u, dan hebt u de naam gekregen: Gethsemane.
Gethsemane is voelen en denken.
Gethsemane is eenvoud, deemoed, rechtvaardigheid, harmonie, liefde en geluk, opbouwing.
Altijd ten goede, nooit en te nimmer voor de afbraak.
U gaat niet uit het licht naar de schaduw, u bent altijd bezield, bezielend.
U gaat slechts één weg.
Links en rechts, vooruit en achteruit is er niet meer, er is alleen een vóóruitgaan.
Vooruitgaan, naar wat, waarheen?
Wat heb ik gedaan, waarvoor leef ik?
Wat heeft Christus voor mij gedaan toen Hij naar de aarde kwam?
Heeft Hij mijn leven kunnen verdoemen?
Ben ik waarlijk een deel van God?
De meesters die hebben dat in uw handen gelegd, u bent begenadigde mensen, u kunt het op aarde reeds doen.
Wat heeft de mens van de kerk?
Wat heeft het dogmatische kind?
Wat hebben miljoenen op aarde?
Niets, niets, niets!
U bent reeds de begenadigde mensen die Gethsemane kunnen betreden.
U aanvaardt: achter de kist is er leven.
Maar nu moet er niet één verkeerde gedachte meer in u zijn, of u trapt uzélf uit de eerste sfeer en u bent nog niet bezig om met de Christus, met de apostelen tot de meditatie over te gaan.
Dat leeft slechts in de ruimte.
Dat mediteren is er nog niet.
Maar wordt toch eindelijk mens!
In Gethsemane willen we regelrecht naar het menselijke gaan.
Het menselijke, aardse, innerlijke ontzag voor het leven van God ...
En dán eerst komt de taak.
Welke taak hebt u?
U vraagt in de menselijke maatschappij om inspiratie, u wilt dienen.
Maar wanneer begint ge om af te dalen in uw diepe, eigen Gethsemane ... wat daarin leeft?
Daarin zult ge af moeten dalen om eindelijk het uiteindelijke te ondergaan; dat is de laatste gedachte, dat is de zevende graad voor hartelijkheid, welwillendheid en liefde.
Ook de rechtvaardigheid, vanzelfsprekend, staat voor uw deur, en nu kunt u de deur openen en dat leven binnenlaten, in uw hart, in Gethsemane.
Daar staan mensen, hier rondom deze tuin, om dit hof, en ze willen verder en ze kúnnen niet ... en er is niets.
Ze mogen doorgaan, er is niets, er zijn geen muren opgetrokken, maar ze komen geen stap verder.
Ziet u, dat is de goddelijke bron, daar leeft de rechtvaardigheid, (die) zegt: ik ben er nog niet!
Wanneer u in Gethsemane komt dan ziet u daar een prikkeldraad in astrale vorm, een muur van beton die door uzelf is opgetrokken.
En u leeft achter dat beton hier en híér kunt u niet komen.
U benijdt de mens die erin leeft, maar u vertikt het.
De mens wíl zichzelf niet afbreken, de mens wil zichzelf niet vereenvoudigen.
Er is nog geen deemoed, er is geen rein gevoel om het moederschap, vaderschap, de mensheid, uw kind-zijn te ondergaan.
En dan eerst wordt het leven mooi, want nu gaat u voelen dat u geleid wordt!
U bent nu nog ...
U bent nu nog altijd bezig om uzelf door het leven te voeren.
Maar wanneer geeft u zich eens over?
Wanneer laat u zich eens voeren?
Wanneer begint u om uw best te doen, in de eerste plaats waarin u staat, waarin u leeft?
U moet de stoffelijke dingen niet verwaarlozen, want door de stof betreedt ge de Tempel voor de Ziel, voor de Geest, uw Persoonlijkheid.
Is dat niet zo?
Gethsemane voert u tot juist ... tot de innerlijke stelsels, en eerst dan gaan de poorten in het wijde, eeuwigdurende hiernamaals voor u open.
En nu bent u geen mens meer, ook geen persoonlijkheid, u bent nu alleen kind.
Een rein, zuiver, welwillend kind.
Ziet u?
Het menselijke wezen en de persoonlijkheid die nu op aarde leeft, die moet verdwijnen.
U moet geen volwassen bewustzijn meer willen verlangen, u moet dat naast u neerleggen.
Christus zei immers: ‘Kom in Mij, maar als kind.’
Wat is dit kind-zijn?
Wanneer wordt ge kinderlijk bewust, wanneer gaat ge kinderlijk zuiver en rein voelen?
Wanneer u op uw achterste benen gaat staan en een ander mens denkt met bruutheid, met wilde kracht te kunnen omvertimmeren?
Dacht gij waarlijk dat de Christus openstond, de apostelen, de ruimten, elke levensbron, door de bron ... door de bron van al het leven ontstaan, die daardoor is opgebouwd, dat u die kunt betreden en beleven door ruwe, brute kracht?
Dat kán immers niet!
Toen de Messias voelde dat het ogenblik zou komen, toen ging Hij in meditatie; Híj zelfs!
Hij schaamde zich niet om neer te liggen en aan een mediteren, aan een denken te beginnen.
Wat vroeg Hij zich af?
U weet immers: indien ’t kleinste insect niet wist dat de God van al het leven, de Albron, de Almoeder het leven had bezield, dat hij zélf die zelfstandigheid had gekregen, wanneer de Christus, wanneer ’t insect, een bloem dat niet kan aanvoelen, dan had Hij waarlijk uitgeschreeuwd: ‘Mijn God, Mijn God, laat deze ellende aan Mijn Leven voorbijgaan, wat bereik Ik?’
Maar dat was het niet!
Dat heeft Hij nooit en te nimmer gezegd!
Want, voelt u, dan had Hij zichzelf uit Gethsemane gejaagd en was Hij niet gereed om deze arme mensheid, Zijn leven en Zijn bloed, Zijn ziel en Zijn geest – dat is Zíjn bezit – te kunnen aanvaarden.
Daarvoor had Hij niet kunnen dienen, dan was Hij verzwakt.
En hiervoor moet men alles inzetten, hierin kom je tot de uiteindelijke graad – zoals ik zo-even zei – om de eigenlijke kern in u op te nemen en te kunnen zeggen: nu ben ik waarheid, ik ben nu een vriend, ik ben een zuster en een broeder, ik beleef en vertegenwoordig vader- en moederschap.
Christus legde zich neer en dacht: ja, Ik moet Mij gereedmaken, de tijd is kort, aanstonds ga Ik de aarde verlaten.
En dat was de smart in Hem, dat Hij geen tijd kreeg door het brute geweld om Zijn taak, om Zijn zending te kunnen volbrengen.
Toen Johannes Hem vroeg na deze meditatie: ‘Meester, wat hebt U gevoeld?
Ik dacht met U in de ruimte te vliegen’, toen zegt Hij tot Johannes: ‘Johannes, Ik wilde dat de mensheid – deze, dit, ons eigen bloed, onze zielen, onze geesten, dit levende fundament – ons de tijd gaf om ... zodat Ik Mij gans kan vertonen, helemaal kan geven.
Ja, Johannes, dan gaan wij vliegen, dan beleven wij een bewustzijn, dan gaan we duizenden jaren vooruit in slechts enkele seconden.
Maar de mensheid, deze massa is nog niet gereed.
Deze massa weet van meditatie, van innerlijk voelen en denken niet af.
Wij krijgen een stoffelijke vernietiging te aanvaarden, Johannes.
Wij kunnen ons sterk maken, wij kunnen denken.
En waaraan zal Ik denken?
Dat Ik eindelijk gereed zal zijn om dit leven te kunnen opvangen.’
Christus liep zichzelf niet vooruit.
Hij ging niet terug tot de Albron; de ruimte, planeten en sterren die konden Hem niet schelen.
Hij ging denken: hóé ben Ik aanstonds gereed om deze klappen, dit bewustzijn te kunnen opvangen?
Zal Ik gereed zijn en precies zeggen wat er in Mij leeft?
Dacht u waarlijk dat de Christus zómaar naar Pilatus ging en later naar Caiphas, onvoorbereid?
Hij had ...
Hij had zichzelf vernietigd, er was van Hem geen Goddelijk bewustzijn uitgegaan.
Maar Hij was gereed!
En die énkele woorden die Hij sprak, die waren dan ook Goddelijk bewust.
En daar valt niet meer over te praten; Hij zei alleen: ‘Gij zegt het ...’
In Gethsemane, mijn zusters en broeders, kom je tot de waarlijke gedachte eindelijk te beginnen met het allereerste: kan ik, moet ik alles wat ik zie en beleef, aanvaarden?
En dan gaan we beginnen om te aanvaarden.
Dan is er geen nee meer, dan is er alleen maar een já!
Er is alleen het woord van de ruimte dat we nu zien.
Hier is geen bedrog, hier is geen leugen meer.
Gethsemane laat ons neerknielen in de goddelijke waarachtigheid.
Nu is ’t eindelijk één begin, wij leggen één fundament: we beginnen om te aanvaarden!
En als u daar niet aan begint, dan lost u daar op en dan gaat een ander, gaat door dat beton, door dat prikkeldraad heen om Gethsemane, en u verwijdert uzelf en dit leven komt binnen.
U staat uw plaats af, uw gevoelsgraad af en schenkt dat aan het andere leven dat bezig is – ziet u? – dat bezig is om te geloven en te aanvaarden, om tegen zichzelf te zeggen: ik wíl begínnen!
Want wat is het begin?
Als u dat nu maar wist!
U kunt lezen en boeken kunt u in u opnemen, u kunt alles doen voor de mensheid, maar wanneer u niet weet: ik ben begonnen, dan komt u er nóóit.
U moet het weten, u moet het voelen.
U moet nu met de allerkleinste gedachte beginnen, het allereerste.
Maar die kleine gedachte is universeel bewust, is ruimtelijk en onmetelijk diep.
Wat is beginnen, wat is neerliggen?
Wat is meditatie, wat is denken en voelen?
Wáár moet ik aan beginnen?
En dat is – aanvaard het – Gethsemane in uw hart, de plek waar u aan die fundamenten moet gaan knabbelen.
U haalt er kruimels af, u slaat er stukken af, omdat u fundamenten hebt gelegd die geen waarachtigheid bezitten.
Want deze fundamenten, die wij op aarde hebben, zijn opgebouwd door leugen en bedrog.
Dat kunt gij en dat kan elk mens het beste voor zichzelf verklaren, u weet precies hoe u bent, hoe u voelt.
In Gethsemane daar krijgen wij de eerste gedachte: er ís geen kwaad, geen verkeerd-zijn meer in mijn ruimte.
Voelt u?
Maar wanneer wij zien dat daar het vergif voor de wereld ons besluipt als een slang in de nacht, dan gaan wij uit de buurt van dat leven?
Nee, dan kijken wij het aan en zeggen: ‘Verdwijn hier!
Ga uit mijn omgeving!
Ik heb u niet nodig.’
En dan staat u onmiddellijk voor de rechtvaardigheid van de Christus, die zei: ‘Ga achter Mij, Satan.’
Gij zijt satans, indien we maar één verkeerd woord in Gethsemane gaan bevoelen.
En dan is het leven niet te berijmen, dan is er geen getierlantijn meer en dan schrijft u niet over goddelijke waarheden in versvorm.
Gethsemane heeft uw Sint Nicolaasgedoe niet nodig – indien u dat wéét – want ook dat is getierlantijn.
Ook dat staat daar met leugen en bedrog, met een vals ik, een masker op.
Elk gevoelsleven, iedere gedachte, daarvan gaan de maskers neer, we komen langzaamaan tot de werkelijkheid.
We willen met dat duistere, afbrekende gevoelsleven niet meer te maken hebben.
We willen dat leven niet meer zien.
En toch voelen wij: indien gij eens met waarheid komt, indien ge eens tot ons komt, tot het licht, tot Gethsemane en aanstonds tot Golgotha, met het werkelijke menselijke kleur bekennen, uw hoofd buigen zoals de ruimte het ons heeft geleerd, dan staan we gereed om uw leven op te vangen.
Maar dan kunt ge neerknielen aan de voeten van de meester, ziet u?
Dan gaan we beginnen om een mensenkind te helpen.
Het gepraat in Gethsemane is er niet; in Gethsemane wordt alleen maar gedacht en gevoeld.
Daar beleeft ge de reine, ruimtelijke goddelijke werkelijkheid.
En dan komt er een stilte onder uw hart, dan gaat gij blij zijn dat er een moeder naast u zit met eenzelfde gevoelsuitstraling.
Dan is er geen oud en geen jong meer, er is alleen gevoel, er is alleen leven.
Ja, hoe wilt gij dit op aarde ondergaan?
Maar gij kúnt het hier ondergaan, want de Christus kwam hier ook, Hij bracht het!
Miljoenen mensen hebben het op aarde beleefd.
De enkeling ging door Gethsemane.
U voelt wel, wij kunnen Gethsemane nog niet verlaten.
Maar aanstonds aanvaarden wij de kruisdood.
Dat kruis dat gaan we slepende de berg optrekken.
Als u de symboliek wilt verwerkelijken, zoals de Messias dat heeft gekund, dan slepen we elke verkeerde gedachte op onze schouders omhoog, om die aanstonds – dat zult ge door de volgende zitting beleven, of daarna – op Golgotha te onthalzen, te smoren.
Elke verkeerde gedachte die nagelt gij, de mens, bewust aan een kruis.
En u kijkt ernaar, want nu bent u in staat om uw levensbloed te schenken voor ruimte, voor vader- en moederschap, voor het licht van deze wereld.
Het licht van deze wereld ... omdat dit leven van u is, dat is onder uw hart geboren.
U hebt miljoenen levens afgelegd, u hebt miljoenen werelden overwonnen, maar u hebt die geestelijke uiteindelijke graad nog niet bereikt.
En daarvoor vechten wij nu.
Daarom gaan we neerliggen, hier in Gethsemane, en spreekt de stilte tot ons menselijke hart.
Als u daar wandelt en ge zijt hier tussen de kinderen, dan krijgt ge de smart: ‘Zit u makkelijk, ligt u hier heerlijk?
Kan ik iets voor u doen, kan ik u helpen denken?
Vraag mij, ik ben gereed.’
‘Waarvan komt u, meester?’
Ja, wij hebben daar geleefd tussen miljoenen en waren dankbaar om deze mensen een woord te schenken, maar wij wilden ons daar niet laten afblaffen.
Als er een twijfel in een kind komt, dan zien wij dat onmiddellijk.
‘Aanvaard’, zeggen wij, ‘aanvaard voor eens en eeuwigdurend: ik ben geestelijk bewust.
Indien u mij niet kunt aanvaarden ...
Wij hebben die fundamenten gelegd, wij komen van dáár, wij zijn alleen hier maar om u te helpen.’
Maar waar is dit leven gebleven?
Doordat dit leven aan de twijfel begint: is dat wel zo en kan dat zo en is dat daar ...?
Wég is het!
Eerst het allereerste begin: láát mij denken, láát mij voelen.
Ik moet beginnen om een mens te kunnen beluisteren en dat is nu het moeilijkste wat er is.
Om naar een mens te luisteren, om een mens te aanvaarden: ja, u hebt gelijk.
Luister nu maar elke dag.
Luister naar alles in de wereld, máár ga dit spreken, dit voelen en denken beluisteren naar de graad van uw bewustzijn.
U laat u geen onzin meer verkopen, dat kunt u niet eens meer.
U bent in staat om die mensen te aanvaarden, maar met die nonsens, met die halfbewuste gevoelens ... het vliegen in de ruimte, dat gebouw van luchtkastelen zegt u niets.
Het te hoog grijpen, het te hoog vliegen, iets voor de maatschappij doen en u kunt uw eigen naam niet eens schrijven, dat is hoogmoedswaanzin, daar hoeft u in Gethsemane niet mee te komen, want men heeft u daar niet nodig.
U moet hier in de werkelijkheid zien.
U moet hier de werkelijkheid aanvaarden en u afvragen: waarin leef ik, wie ben ik, wat doe ik, kan ik dat?
En dán voor ziel, geest, vader-, moederschap, universeel licht, God, Christus.
Want u bent en u zijt als Christus, u wórdt dat.
U zult eens deze wereld – heb ik u verleden verklaard, ik heb u angstig gemaakt – u moet aanstonds in de sferen van licht dan gaat u de Christus en uw God-zijn vertegenwoordigen.
U gaat deze ellende van de aarde dragen onder uw hart, dit zijn uw kinderen, dit is uw bloed, dit is een deel van uw ziel, van uw geest.
Dit is universele goddelijkheid wat hier en wat overal leeft!
Mismaak dat leven maar, doe dat leven maar iets, trap dat leven maar ... in Gethsemane doet u dat niet meer.
In Gethsemane betreedt u de voetstap, het eerste fundament legt u daar voor élke gedachte.
U bent een dokter?
Dan zult u in Gethsemane dat dokterschap op honderd procent voor de geestelijke graad beleven, u bent nu een goed mens.
Hebt u het over liefde?
Dan zult u Gethsemane erbij halen, want hier wilt ge liefde zijn!
Hebt u het over harmonie, dan loopt u een mens in Gethsemane niet meer ondersteboven, u blaft een mens niet meer af.
U gaat eindelijk een mens vertrouwen.
En nu heeft de mens op aarde duizenden en duizenden gedachten, duizenden verlangens om iets te doen, maar u komt niet verder.
Waarom niet?
Omdat de persoonlijkheid niet aan de eerste graad begint ... een fundamentje.
U begint niet aan: ik wil wáár zijn, ik wil een vriend zijn, ik wil een zuster zijn, een broeder, ik wil een waarachtig vader zijn.
Daar begint u niet aan.
En omdat u niet aan de eerste fundamenten begint, door de ruimte zichtbaar verstoffelijkt – dat is vaderschap, moederschap – komt u ook niet verder.
Ik moet een goede moeder zijn, een waarachtige moeder; ik moet de liefde dragen.
Ik ben vrouw, dan draag ik de goddelijke Albron manifesterend met mij mee, dat ben ik zélf.
Mijn ogen zeggen het, mijn woorden zullen het vertolken.
Wie bent u?
Doe ik u pijn?
Wie bent u?
Wat wilt u?
Praatjes verkopen?
Vandaag: ‘Ik heb u lief!’
Morgen: ‘Gij zijt mijn meester, gij zijt mijn Christus’, en overmorgen: ‘Ik heb u niet meer nodig!’
Ha ha ha ha ha ... laat de ruimte niet lachen.
‘Vandaag, Crisje’, staat er in ‘Jeus’ en hebben de meesters verteld, is er op aarde gebracht, ‘vandáág bent u een koning, maar morgen?’
‘Ik heb u lief.
O, ik kan buiten u niet leven!’
Maar over veertien dagen?
‘U gaat nóóit meer van mij weg, nietwaar?
Want wij zijn niets als U er niet meer bent, Christus!’
Maar wat doet u morgen met mij?
Dát vraagt Gethsemane aan u.
Ziet u?
Gethsemane wil dat wanneer ge zegt: ik aanvaard de ruimte, ik geloof, dan zúlt ge geloven, want het geloof voert u naar het weten, maar geen twijfelachtig gedoe!
Vandaag moeten wij neerzitten.
‘Moeten we niets anders doen?’ vraagt men en zegt men en slingert men nu nog, na honderden lezingen en al die boeken, André naar zijn gelaat.
‘Moeten wij dan niets anders doen dan hier neerzitten en neerzitten?’
Ja, wíé bent u?
Wie bent u dat u dit durft te zeggen?
Wat doet u dan hier?
U hoort hier nog niet!
U hebt de begenadiging, het gevoel, de liefde, het geloof, de waarheid en de rechtvaardigheid nog niet in u om naar deze Gethsemanese ruimten en woorden te luisteren.
Ik heb niets aan u, verbeeldt u het zich maar niet.
Ik ben niets, ik ben helemaal niets, maar ik heb ruimten beleefd!
Ik heb Gethsemane aanvaard en ik liet mij duizenden malen kruisigen.
Door élk woord van de mens te aanvaarden, onderga ik een kruisdood.
Wie bent u?
Weer angstig?
Bent u nog niet weg?
Gethsemane houdt u gevangen.
O ja, de sterken van geest, de welwillenden, de wetenden die zeggen: ‘Sla mij maar, Christus.
Waarom kan ik voor U niet sterven?’
Een kunst om een dolk in uw hart te zetten, het bloed te laten stromen, het hart bewust uit uw ribbenkast te halen voor de Messias.
Mijn God, het mooiste wat er is!
Te mogen lijden, te mogen voelen hoe de smarten van Satan zijn die over de mensheid zijn uitgestort.
In Gethsemane wordt u waarachtig.
In Gethsemane voelt u zich niet meer stoffelijk, voelt u zich niet meer aards.
Dan gaat gij neerzitten.
U komt de Christus niet onder de ogen, u durft Hem niet aan te kijken.
U hangt niet aan de rokken van een meester.
U zult wel voorzichtig zijn, u durft niet eens in zijn schaduw te stappen.
Wanneer worden wij mens?
Wanneer het menselijke over uw lippen komt.
Is dat niet de liefde die u vraagt?
Wil de moeder dan geen Gethsemane beleven door de liefde?
Hoe smaakt uw kus?
Ga in de natuur en buig u voor het dierlijke instinct.
Jazeker, u krijgt nu de kus van uw koe, uw dier geeft het volgens de reine afstemming.
Maar de menselijke kus is berekend, is vuil, vies en diefachtig.
Vandaag aanvaardt men u, wordt u binnengehaald met open deuren en groot tumult, morgen gaat gij met een heilige, menselijke voorzienigheid bewust de deur uit.
En dan heeft men u leeggeplunderd.
Kijkt u zelf, dat is de mens.
In Gethsemane moet u bewijzen dat u dát niet meer kunt.
En in de allereerste plaats, waar het ons, waar het Christus, waar het God om gaat, waar het uw vader en moeder om ging toen u in haar leefde, de moeder: word kind, word ruimte, word waar, word zacht, word welwillend, beleef vriendschap zoals het is.
Ga toch eens eindelijk beginnen om te leren denken en doe nog niets.
U kunt veel beter uw hele leven uw stoffelijk-zijn zwijgzaam ondergaan, u kunt rustig ‘de kist’ inwandelen en u voorbereiden door dit gevoel dat u door Gethsemane wordt geschonken, dan nu reeds te gaan schreeuwen, omdat u toch moet aanvaarden: de mensen moeten u toch niet.
U hébt het nog niet, u bezít het nog niet.
U moet eerst dankbaar zijn dat God u te eten en te drinken gaf.
En wat doet nu de wereld, wat doet de mensheid voor zichzelf, voor de massa?
Wat doet een volk?
Weet u dat niet?
Hier liggen wij neergeknield om eindelijk eens te beginnen en af te vragen: wat doen wij, wie ben ik, wat wil ik?
En dan gaat ge rustig neerzitten.
U bent gelijk ’n ... psychopathisch wezen ...
Zoudt u wel willen, dat zal de wéreld van u maken.
Wanneer de wereld u niet begrijpt – wanneer de colleges die u ontvangt, die in uw ziel tot bewustwording worden gebracht, wanneer u dat alles aan de wereld wilt schenken, bent u een psychopaat, want men begrijpt u niet.
Maar Gethsemane voelt u!
De waarheid die nu vanuit de ruimte tot u komt, die krijgt ge door ’n droom, die krijgt u door een handeling; een vriend, een zuster, een broeder, een liefde komt het u vertellen.
Men legt het in uw handen.
Het is merkwaardig, het menselijke, ruimtelijke, massale reageren krijgt nu geen voetangels en klemmen meer te zien.
Gethsemane legt geen klemmen en voetangels voor uw leven neer, die maakt u zélf!
Die maakt de mens zelf.
Dacht u dat Christus op de aarde kwam met naast Hem het goddelijke nirwana, heiligheden en ruimtelijkheden, kleurenrijken – en naast zich een dolk?
Er was niet één verkeerde gedachte in Hem ... een reine Gestalte.
En dat kunt u hier op aarde bereiken.
U kunt dat bereiken en dan staat u voor een welwillend mens en dan moet u eens zien, dan zult ge voelen hoe ontzagwekkend mooi nu een mens voor u is.
Dan zijt gij dankbaar als u man bent en de liefde van de moeder tot u spreekt.
Dan moet u maar eens in die oogjes kijken en dan gaat u dat hart maar eens bevoelen, en zij zegt: ‘Ja lieverd, ja mijn schat!’
Wees voorzichtig, want wanneer ge in Gethsemane zegt: ja lieverd, ja mijn schat, dan zult ge moeten weten wat schat-zijn en lieverd-zijn betekent, anders zegt u het daar niet meer.
U durft in Gethsemane niet te zeggen: ik hou van u.
U weet niet wat dat is en wat het wil zeggen: ik hou van u.
Wat gebeurt er?
Dan gaat u een ruimte bewandelen, u komt nu in de ruimtelijke stelsels terecht, u hebt nu planeten en sterren in uw handen, u kent elke levensbron.
U weet hoe diep een moeder nu is, u dráágt dit leven.
U kúnt haar dragen omdat u het kosmische bewustzijn hebt ontvangen.
Nu kunt u zeggen: ik hou van u.
Maar wanneer kunt gij dit, uw hou-van-u, kwijt?
Gethsemane aanvaardt het!
Wanneer u dezelfde levensbron als moederschap en vaderschap voor u ziet, en die moeder die zegt: ‘Ik hóú van u, in mij leeft álles ...
Gethsemane’, dan staat ook in haar leven, als een stralend beeld, Christus voor u.
Ja ... dan hoort ge ’n zacht gefluister onder uw hart en dan wordt er ’n nieuw kind geboren onder uw hart.
U kunt de eerste weeën gaan voelen, als u Gethsemane beleeft.
Of u waarlijk van die stoffelijke gedachte iets hebt afgeknabbeld, of u waarlijk een stoffelijk denken en voelen geestelijk hebt bezield, dat gaat u vóélen.
Want dat zijn de weeën voor de nieuwe geboorte, die weeën hébt u in u!
Gethsemane is één wee, het is het beleven van een gevoelsgraad, één gedachte, ja, enkele woorden: ‘Ik heb u lief’, en ‘Nu komt u maar bij mij, ik zal u voor eeuwigdurend aanvaarden.’
U hebt nog niet voor víjf seconden van die oneindigheid waarin God leeft, die ééúwigdurend is ... voor nog geen vijf seconden waarachtigheid in u om te begrijpen: ik heb u eeuwigdurend lief.
Kletspraat!
Dacht u dat Christus zich nog langer liet bedriegen door mensen die een geestelijke weg willen bewandelen, die Gethsemane willen betreden?
Dan hoort u toch vanzelf achter u en links, voor en rechts van u, omhoog ook: ‘Huichelaar, verdwijn hier, satan, stuk afbraak!’
Is dat dan niet waar?
Dat doet u toch zélf.
Niemand in de ruimte, niemand in Gethsemane, niemand op Golgotha, niemand vanuit de eerste, de tweede, de derde sfeer zal een hard woord tot u spreken, dat doet u zélf!
U breekt, ú verduistert het licht uit de ruimte.
En dan heeft dat Christus, dan heeft dat de mens gedaan?
Dan heeft dat de maatschappij gedaan?
Néé, dat bent u zélf.
Weet u hoe diep, hoe machtig, hoe universeel goddelijk een menselijk wezen is?
Waarom trapt u dat wezen uit Gethsemane?
Waarom wilt u er zélf instappen wanneer u er nog niet toe behoort?
Kom er toch voor uit, u kunt het toch niet.
Dan kan de mens, dan kan de ruimte u helpen om die evolutie te vervolgen.
Máár ... buigen!
Buigen en neerliggen en denken: ik heb u lief!
Over vier maanden, over twee maanden ...
Heel de wereld, wanneer de wereld ontwaakt: ‘Ik heb u lief, ik hou van u!’
Hoe ontzagwekkend is het gevoel in de mens wanneer de mens de liefde gaat betreden.
We zijn waanzinnig, we weten niet meer hoe we zijn, hoe we handelen.
Die mens, die mens, die mens ...
Maar over vier maanden?
Alles wordt afgeslacht, menselijk bloed, het menselijk licht in de ogen heeft niets meer te betekenen.
Maar zoudt ge willen zeggen dat dit kind geen schuld heeft?
Waar zijn de eerste fundamenten gelegd voor deze afbraak?
Een mens die wil, heeft zonneschijn, ontwaking, evolutie, rechtvaardigheid, welwillendheid, harmonie onder het hart en elk woord wordt harmonisch doorvoeld.
Dat is de maatschappij, dát is de menselijke persoonlijkheid die in harmonie komt met Gethsemane.
Van dat prullige gedoe, dat zielige gedoe van de aarde, daar wilt u niets meer van weten; een mens wordt kostbare substantie, jazeker!
U hebt het licht in de ogen, u hebt het spraakvermogen, u hebt talent, u hebt bewustzijn – en door één woord slaat u dat alles kapot!
Maar wanneer ge volgens de harmonie, de stilte en de meditatiewetten van Gethsemane gaat denken: waarom? dan gaat gij vanzelf verder.
Wij verzekeren u: wanneer gij waarlijk gaat denken, gaat voelen en u op Gethsemane gaat afstemmen, in één jaar kunt ge meer bereiken dan anderen in eeuwen hebben gekund!
En waarom?
Elke gedachte is doorvoeld, is waarachtig beleefd, ziet u?
En dat doet u goed, dat is een gelukzaligheid in u.
U vraagt niets van de wereld, u wilt van geen mens geen dank.
Want dank neemt mijn fundament af.
Ik moet mij gans, ik moet me uiteindelijk volkomen verliezen en geven.
Alles van mezelf moet weg, eerst dán ben ik voor het dienen, het geven – ja, voor welke gaven, voor welke daden? – volkomen opgelost.
Ik moet oplossen, ik moet verdwijnen, als mens hier zo, want ik zal eens al de levensgraden en -wetten in het goddelijke Al moeten vertegenwoordigen!
Dan is het toch duidelijk dat ik dit wat ik nu ben, kwijt moet, dat ga ik veranderen, dat ik dat ga verruimen door meditatie, door te denken.
En dan hebben wij geen Schrift, dan hebben wij geen andere dingen nodig om ons tot die werkelijkheid te stuwen.
Dan spreekt Gethsemane ín u, onder uw hart, maar dan bent u welwillend, doordacht en bewust.
U gaat elk woord beleven door Golgotha te ondergaan.
Dat wil dus zeggen: elk woord krijgt de kracht van de Christus.
En dát is niet zo eenvoudig, dat eist en vraagt van uw levens alles.
Maar wanneer u dat bezit, wanneer u dat hebt, dan kunt u voor uzelf zeggen: met mij gebeurt er niets meer, niets kan mij neerslaan, ik ben bewust, ik weet!
Ik heb met het aardse stoffelijke, maatschappelijke niet meer te maken, ook al leef ik er middenin, want ik leef geestelijk, innerlijk in de sferen van licht.
Ik ben vandáár gekomen om mijn kinderen van de aarde tot het licht te voeren, tot het licht te brengen en nu leef ik in de Alzekerheid.
Is dat niet mooi, is dit niet de moeite waard om u daarvoor geheel te geven?
Hoe zal ons leven zijn aanstonds wanneer wij Gethsemane verlaten?
Hebben wij ons afgevraagd voor duizenden eigenschappen: ik ben nu gereed, ik ben nu klaar, ik kan weg?
U voelt het, u kunt niet meer uit die sfeer vandaan, er zijn nog duizenden dingen die u moet afmaken.
Het vragen stellen in deze ruimte is begonnen.
Elke gedachte vraagt aan u: Hé, wacht eens even, beleef mij eens!
Wat wilt ge?
Ik ben geloof?
Nee, ik wil weten!
Wanneer ben ik wetende?
Ik ben rechtvaardig, beleef mij eens, bewijs mij eens!
Eerst dan kunt gij zeggen: u behoort míj ...
Maar nu behoor ík u, nu bent ú van mij.
Ik ben onwaarheid en de onwaarheid kilt en breekt en maakt deze persoonlijkheid volkomen af.
Ja, zie hier nu maar uit te komen!
En toch is het heel eenvoudig!
Duizenden fundamenten liggen daar en die moeten Gethsemane uit, want ge zult zwevende de ruimten van God beleven, vertolken en overwinnen!
Is dat niet zo?
Is dit zwaarte?
Nee, de ruime klanken, het geluk van Moeder Natuur komt u tegemoet.
Er is niets meer waarvoor u beven zult, alles is hartelijkheid, welwillendheid, alles straalt u tegemoet, u bent de gelukzaligheid zélf.
Dat maakt u zich eigen, want u gaat voelen, u weet nu waarvoor u leeft.
Achter de kist is er ruimte, achter de kist loopt ge met broeders en zusters, ge gaat hand in hand: ‘Waar wilt ge heen, mijn kind?’
Nu zijt ge zover om een planeet te ondergaan.
U gaat naar de maan.
Deze ruimte behoort u toe, dit is geen hok, geen huisje onder de grond!
Deze ruimte is uw huis.
Een planeet legt u zó op uw handen, want die leeft onder uw hart.
U hebt eindelijk de kracht ontvangen en u hebt eindelijk die krachten opgebouwd om wet na wet te ondergaan.
U ging vanuit het embryonale leven naar het visstadium, u bewandelde planeet na planeet, graad na graad, bewustwording na bewustwording.
En eindelijk kon u zeggen: ik heb de kringloop der aarde volbracht, ik heb de aarde in mijn hart.
Ik ben nu gereed om Golgotha te overwinnen.
We gaan Golgotha bestijgen.
Ik ga dragen.
Niets slaat mij neer, ik zal werken tot de laatste snik.
En nu gaat ge voelen dat uw tijd te kort is, dat de tijd kostbaar is.
Eén dag is ontzagwekkend voor de ruimte – en is niets ...!
De nacht maakt u ongelukkig, omdat gij neer moet liggen en aan de stoffelijke stelsels de krachten moet geven om te slapen, om uit te rusten om morgen weer gereed te zijn.
Uren zijn voorbij, maar Gode zij gedankt ... u leeft, u hebt die uren bedacht.
Er is geen seconde meer, of u geniet van die seconde.
U hebt die seconde fundamenten gegeven, ‘vleugelen’, u bent wetende!
Ja, wetende voor alles.
U bent wetend in de reine klanken van de ruimte.
U weet hoe Christus voelde, hoe Hij zich gaf en waarvoor Hij naar de aarde is gekomen.
U kent de Bijbel van a tot z.
U hebt die Schrift niet nodig, want waar er maar even wordt gevloekt, waar maar even wordt gezegd: ‘Dáár zult gij gaan om een kind te vernietigen’, dan ... dan is dat de Satan.
U weet dat dát niet deugt, dat is onwaarheid.
De werkelijkheid van Gethsemane zegt u: ‘Kijk maar in dit perkament.
Dit behoeft u niet te lezen, de natuurwet zal het u bewijzen.’
Is dat niet eenvoudig?
U komt vanuit de eerste sfeer, een hemel aan Gene Zijde, en u bewandelt de aarde in een stoffelijke toestand, maar met een menselijk levend hart.
Waar gaat u aanstonds naartoe?
Waar zult ge zijn?
Zult ge waarlijk in staat zijn om een vriend, om een zuster, om een vader en een moeder in het astrale, universele één-zijn, hen dáár te kunnen ontvangen?
Als er maar één verkeerde gedachte in u is, wanneer die hoogmoedswaanzin, wanneer die bluf, die stoffelijke afbraak niet uit u weg is, dan ziet u uw vrouw en uw man niet eens meer.
Dan is de één dáár en de ander hier.
Dan moet de ene eerst ... dan zal de ene eerst moeten beginnen om zich gereed te maken voor Gethsemane.
Ja, dan komt de welwillendheid, het aanvaarden, het hoofdbuigen vanzelf, maar dan stáát u alleen.
Alléén zult gij het moeten doen en niet door de hulp van duizenden en miljoenen.
U zult in Gethsemane plichtsbetrachting in de eerste plaats aan uw voeten neerleggen, zodat de mens die u ontmoet, die in uw leven schouwt, kan zeggen: ‘Ja, waarachtig, dit leven is wáár.’
Het is toch merkwaardig dat de mens op aarde zichzelf áltijd maar weer een gewaad omhangt en groter wil zijn dan hij is.
Hij zet een kroon op zijn hoofd die hij niet eens heeft verdiend, hij zwaait met een scepter die hij niet heeft.
Nee, want dat is alleen maar het geslaan op een ander geluk, op een ander leven, het is het gebeul van een afgejakkerd mensenkind.
Die dingen heeft men in Gethsemane niet meer nodig.
Daar spreekt de wijsheid, daar spreekt het licht, daar spreekt de liefde, daar spreekt de rechtvaardigheid, daar liggen wij neer in reine, stille meditatie.
Neerliggen en te wachten en te kunnen zitten.
Ja, moeten wij hier zitten, moeten wij hier altijd maar zitten?
Gód heeft u beluisterd.
De sferen van licht krijgen een vloek, een klap in het aangezicht als u zegt: ‘Moeten wij hier maar neerzitten en luisteren?’
Bent u zover dat u alles weet?
Dan heeft u God en Christus niet meer nodig, dan bent u een godheid en dan bent u Christus!
Is dat niet waar?
Waar het ons om gaat, is om u tot het denken te brengen, alleen maar tot het denken.
Meer verlang ik niet van u; u moet het zélf weten.
Ik spreek hier voor Moeder Natuur.
Als u mij wilt bewijzen, als u kunt aantonen dat u mens zijt, dat Gethsemane in u spreekt, dan beul ik mij af!
Ja, God hoort mij wel, Christus ziet mij.
Ik kijk hier in de mooie gelaten van mijn zusters en broeders, die wéten wat ik wil.
Ik vertolk hun levens, zij kunnen op elk woord hun stempel zetten, hun gevoelsleven door verklaren.
Zij weten wie ik ben en wat ik wil en waarheen ik ga.
Zij weten alles, omdat ik harmonie ben, rechtvaardigheid ben, ik ben liefdevol, welwillend.
Ik ben bezig om mijn Albron te vertegenwoordigen om de mens die nog niet in deze levensgraad is ontwaakt.
En wat doet u? vroeg ik u!
U kúnt het nog niet, mijnheer, mevrouw, mijn broeder, mijn zuster.
U behoeft niet in uw pennen te vliegen, u behoeft u niet zenuwachtig te maken om nu al te gaan werken, u kúnt het niet eens.
U moet eerst ...
U begint nu te leren denken.
Als ik u klaar krijg, als u zichzelf wilt helpen om u gereed te maken voor het ogenblik achter de kist, dan doet u al alles.
Dan behoef ik u daarachter ook niet verder te dragen, dan krijgt u eindelijk de kracht om te leren lopen.
Want aan Gene Zijde is leugen en bedrog afbraak.
U bent niet in staat om een voet te verzetten, want leugen en bedrog keldert u, kist u aan uw eigen plaats, dit is uw wereld, uw kringetje, u zit daaraan vast.
Ja, u zit vast aan afbraak, vernietiging, mismaking, verdierlijking.
Want aan Gene Zijde kunt u alleen lopen ... láát u alleen lopen ...
Welwillendheid ... de welwillenheid gaat vooruit, de rechtvaardigheid gaat vooruit, die zijn vliegend, ruimtelijk bezield, maar géén leugen en bedrog!
Dat zit hier, dat sluit zich af in een ijskelder.
U wordt als de Noordpool zo koud.
En kan de Noordpool Grote Vleugelen bezitten?
Zó is de mens!
Bent u bang?
Daar kijk ik in het gelaat van de heilige voorzienigheid, ook de drie-eenheid; en die in uw leven tot de ontwaking moet komen.
En daarvoor dient Gethsemane.
Ik heb er nog niets van gezegd, ik ben er nog niet eens aan begonnen.
Wij zijn nog niet neergelegd, we liggen nog niet, we mediteren nog niet.
We vragen nog niet, we smeken nog niet, we wandelen maar ...
We zijn bruut, we zijn wild, nergens hebben we tijd voor.
Ach, mijn God, wanneer kan ik neerzitten en wanneer kan ik denken?
Wanneer begin ik?
Ik weet niet waar ik aan moet beginnen.
Duizenden gevoelens stormen er door mijn persoonlijkheid en ik weet niet waar ik moet beginnen.
Mijn God, geef me de eerste tekenen.
En dan ziet u ... ja, dan ziet u wat ik nu zie en vanuit de hemelen, de ruimte tot me komt.
En dat was voor de eerste christenen het teken des kruises en wil zeggen: ik hou van u!
Dan moet u over dat hou-van-u een kruis neerleggen: ik heb u lief!
Dan zal het kruis u vertellen of het er is, of u waarachtig liefhebt, maar meestal kijkt u in een donkere duisternis, in een diepe nacht en is er van kruisverlichting en uitstralingen geen sprake.
U hebt nog niets?
U hebt álles, wanneer u nu begint om mediterend het woord te ondergaan.
En dan zegt de Messias aanstonds: ‘Maakt u er zich maar voor gereed.’
We zullen nu eens tot de maatschappij gaan en kijken of wij voor alles in staat zijn.
Ja ... nu gaan we eens eventjes kijken: wat is eenvoud, wat is deemoed?
Wanneer mogen wij iets zeggen?
Dat zullen wij nu aanstonds, nu wij klaar zijn ...
Goed, wij zijn maar gereed.
U voelt wel, eeuwen en eeuwen zullen wij in Gethsemane vertoeven.
Net als de man die kwam en zei, een reiziger – er is een man bezig, hij beharkt het stoffelijke Gethsemane in Jeruzalem – hij zegt: ‘Mijnheer, mag ik hier even binnen?’
‘Kom binnen, vreemdeling.’
Daar is een man bezig met een hark, hij houdt het Gethsemane schoon.
‘Zo, kind’, zegt dit oude leven.
‘Mag ik ’n ... mag ik een beetje ... mag ik een beetje zand?
Mag ik, mag ik ’n klein beetje grond?
Hier heeft toch Christus geleefd?’
‘Wat’, zegt de man, ‘u kunt karrenvrachten weghalen hier, dit heeft geen betekenis meer.’
‘Wie bent u?’
‘Wie ik ben?
Ik ben van eenzelfde bewustwording, gevoel als u.
Ik ben naar Jeruzalem gekomen om te vragen om iets voor de Christus te doen.
Maar ik weet nog niet waar ik moet beginnen en toen dacht ik ... toen vroeg ik aan deze stad: mag ik Gethsemane verzorgen?
En nu heb ik ... nu ben ik hier zeventien jaar en wat ik hier zie is niets anders dan verdorde grond.
Kijk maar naar de wereld.
Wanneer de wereld verandert, verandert Gethsemane.
Dan komen de bloemetjes terug.
Het leven is verdord.
Maar indien gij wat zand wil meenemen naar uw huis om het daar neer te zetten ... zeggen ja, elke dag te gaan kijken naar de aarde waar de Christus op wandelde, waarin Hij leefde ...
Ga gerust, u kunt alles krijgen wat Jeruzalem bezit, het kost u niets.’
‘Mag ik een bloemetje?’
‘Neem alles, daar ... pluk ze maar uit de grond, ze hebben niets meer te betekenen, niets!’
En dat kind doet het, dat kind gaat weg.
‘Ik heb een bloem, ik heb een bloem, ik heb een bloem ... uit het leven van de Messias, want hier heeft Hij geleefd.’
Hij gaat wandelende omhoog, hij trekt zich van de wereld niets aan.
De mensen kijken naar dit kind.
Hij huilt, hij schreit: ‘Mijn God, mijn God, laat mij dan toch iets beleven.
Hier heeft Hij toch geleefd?’
Dan zegt dit kind: ‘Ik ben verkeerd begonnen.
Zeventien jaar loop ik hier rond en ik wacht op een woord, maar hier vind ik Hem niet meer.
Ik moet Hem vinden, daarboven.
Maar ik heb ... ik heb daar ook gelegen, maar ik heb niets gehoord, ik ben geen Judas, ik ben geen apostel; ik wil wéten!’
Ja, u wilt weten.
Maar u hebt uw kind-zijn, uw contact, uw eeuwigdurende liefde en gevoel, uw vaderschap en moederschap afgelegd.
U bent hier als méns gekomen en niet als ziel, noch als geest noch als leven.
De maatschappij, die bemodderde persoonlijkheid hangt aan uw leven.
U bent stof, u bent modder, u bent verkeerd, u kunt niet denken, u kunt niet voelen, u gaat achterwaarts vooruit.
U had dáárheen moeten kijken en dan rustigjes aan.
Jazeker, nu schreit u, nu voelt u dat Christus onder uw hart leeft.
Hij zegt: ‘Kom gerust, Mijn kind, schrei niet meer, Ik vang u op.
Aanvaard Mijn bloemen, aanvaard Mijn bodem.
Voelt ge Mij?’
Voor deze ziel leeft Gethsemane!
Voor deze ziel is Christus daar nóg, om u toe te roepen: ‘Leer denken, leer te begrijpen, leer aan te voelen wat het wil zeggen: ik ben mens, ik ben vader, ik ben moeder.
Ik wil vriend zijn, want maatschappelijke vriendschap voert u naar de eerste sfeer.’
En dan wordt u gekist.
Maar dan komt ge terug en dan kijkt ge naar de wereld en dan zegt u: ‘Wat hebt u van mij te zeggen?
Dank u.
Ben ik een schoft?
Dank u wel.
O, wilt u mij geselen, wilt u mij slaan?
Heb ik een aframmeling verdiend?
O, geef mij, geef mij dat pak slaag, sla mijn beenderen kapot, wellicht leer ik dan beter.
Ik ben bezig om mijzelf te slaan, maar ik kan niet meer ...’
Ik dank u.
Ik dank u ...