Geestelijk bedrog in Holland, Amerika en de rest van de wereld

Antoon verwacht Jeus, in zestien jaar hebben de jongens elkaar niet gezien.
Als een oud man komt Jeus daar aan, Antoon schrikt, maar ze weten het, in Europa heeft men honger geleden.
In enkele maanden heeft ook Jeus zich niet kunnen herstellen, doch dat zal thans gebeuren, Amerika bezit wat meester Alcar nodig heeft voor Jeus.
Kan Antoon zijn broer begrijpen?
Hendrik is onderweg van Florida en komt dus, hij wil Jeus zien en praten, praten over vroeger en Crisje, alles weer opnieuw beleven en vooral, vertel ons waardoor jij een schrijver en een schilder bent geworden?
Wie ben jij eigenlijk, Jeus?
Antoon heeft gevoeld dat Crisje gestorven is, hij beleefde het, voelde het, alsof hij erbij was, zo was het, Jeus weet het, Crisje heeft haar kinderen nog één voor één bezocht.
En dat kan hij Antoon nu allemaal verklaren.
Als Teuntje (Antoon) hem zegt dat hij nu in New York is en hij moet kijken, hoort Teuntje, dat Jeus dit alles al kent.
Waardoor?
Jij bent hier nog niet geweest, Jeus?
Jawel, Teun, ik was hier meermalen, voor het boek „De Volkeren der Aarde” moest ik meermalen met mijn meester naar New York, ik ken dus deze stad en zij doet mij niets.
Teun weet het al niet meer, zijn broer is een vreemde voor hem en deze wereld!
Meester Alcar zet Jeus direct voor een kuur en zegt: fruit eten, eieren eten, drinken, fruit, fruit, fruit ... en niets anders!
Jeus is doodmoe, zijn rug is het.
Wat dat is, weet hij niet, maar daar zit iets, wat meester Alcar kent en dat moet nu overwonnen worden.
Ineens is dat niet mogelijk, maar door versterkend voedsel moet het gebeuren en daarvoor in de eerste plaats moest Jeus naar Amerika.
Já, Gerhard is aan de overkant.
Wist je dat, Jeus?
Jeus zegt: ik heb Gerritje in Holland gezien en wist toen, dat Gerhard hier was gestorven.
Vader bracht Gerrit tot mij en toen zag hij mij schrijven.
Vader zal Gerrit wel onder handen nemen.
Já, ik heb hem gezien, dat hij door een vis zijn dood zou beleven, is net iets voor Gerritje.
Hoe is het mogelijk.
Jeus krijgt nu het drama van zijn broeder Gerrit te horen.
Gerritje ging vissen, had zware laarzen aan, de vis trekt Gerritje uit z’n bootje en nu kan dit jong van moeder Crisje niets meer zeggen, hij zakt en maakt zich vrij van zijn stoffelijk lichaam, maar de Lange is erbij om zijn kind op te vangen.
Dát had je nu eens mogen beleven, zegt Jeus tegen Teun en Hendrik; dát moet je eens zien!
Ik kén die wetten, wanneer de mens achter de kist komt, staat hij daar en kan niet meer tot tien tellen.
Vader heeft hem thans in handen, Gerritje leeft aan Gene Zijde en leert veel, nu mag hij zich volkomen buigen.
Jeus schildert al voor de jongens, wonderen gebeuren er, maar zullen deze twee al deze wonderen kunnen begrijpen en verwerken?
Hendrik geeft hem al ...: wat anderen kunnen kan ik ook.
Ik wil voor mijn eigen leven achter de kist iets doen, kunnen wij „De Volkeren der Aarde” hier niet uitgeven?
Ik heb geld, Jeus.
Ik wil iets voor de mensheid en voor moeder doen.
Kan dat?
Wat denk je?”
En thans spreekt meester Alcar door Jeus, Jeus vangt die gedachten als bezieling op en geeft Hendrik en Teun:
„Luister.
Als je dat wilt, jongens, dan moet je weten wat je te wachten staat.
Já, Hendrik, dat kan, waarom niet, maar weet je wat je beleven zult?
Dit werk vraagt álles van je persoonlijkheid en je leven als inzet, vraagt méér dan dat en kun je dat volbrengen?
Hiervoor moet je willen leven, willen dienen!
Ik heb nog géén cent aan de boeken verdiend en zal dat ook niet verdienen, want dit werk gaat voort, langzaam maar zeker, en dat langzame ervan eist alles, geduld, overgave, veel liefde voor je leven achter de kist en je medemens.
Kortom, Hendrik, je geeft je geld ervoor en je weet niet of je er één cent van terugkrijgt, maar je doet machtig werk, voor eeuwigdurend is het, het geeft je achter de kist ruimte en geluk!
Wat wil je?
Ik zou dat heerlijk vinden, „van eiges” ... wij tezamen werken voor de mensheid, voor Crisje en vader, Miets en vele anderen?
Is dat niet om alles van jezelf te willen inzetten?
Maar je moet het zelf weten, jongens, nogmaals, dit kost alles, alles!”
Ze weten het nu en Hendrik neemt een besluit, hij geeft zijn eigen verdiende geld en zet het voor „De Volkeren der Aarde” in!
Jeus schildert en schenkt ze zijn kunst.
Wij willen de jongens door de kunst helpen, méér kunnen wij niet.
Wil de mens daar onze kunst, dan gaan wij verder.
Ná al die lezingen werkt Jeus dag en nacht, zijn geweldige wilskracht bereikt alles, omdat in hem de liefde van de ruimte leeft.
Onuitputtelijk is Jeus en toch, zijn kuur gaat verder, het organisme krijgt nieuwe kracht en zijn geest en persoonlijkheid Grote Vleugelen.
De twee hart attaques hebben hier schuld aan, máár, ook Jeus moet iets inzetten.
En wat dan nog, denkt hij ... wat heeft een organisme te betekenen, wanneer je weet, dat je er miljoenen van Onze Lieve Heer kunt terugkrijgen?
Hendrik zegt al: dát is werken, Teuntje, aan hem zien wij wat werken is, waar haalt hij al die krachten vandaan?
Die reis is voorbij, terug naar Holland, Hendrik en Antoon zorgen voor „De Volkeren der Aarde”.
In Holland terug beginnen wij onmiddellijk met onze lezingen en het afmaken van de boeken, thans kan Van Eeden bovendien aan de „Maskers en Mensen” beginnen.
Ik breng door meester Alcar Van Eeden in contact met Jeus.
Jeus ziet hem en praat tot Van Eeden.
Wat dit leven thans te vertellen heeft, is enorm.
De Trilogie „Maskers en Mensen” is de schoonste roman door ons aan de mensheid geschonken en komt géén schrijver overheen.
Ze zijn kosmisch diep en vertegenwoordigen de sferenliefde, het Goddelijke Toneel, waarop ééns elk mens komt te staan en nú kleur moet bekennen voor zichzelf en zijn God!
Lees deze boeken en ze schenken u het „geestelijk” denken!
Jongchi schildert opnieuw, van het opgebrachte geld gaan wij terug naar Hendrik en Antoon, thans met de Wienerin en één adept.
Over deze reis en al die kinders is veel te vertellen, doch in opdracht van de hoogste meesters, géén woord hier ... maar achter de kist staan allen voor de ruimtelijke rechtvaardigheid!!
En dan spreken wíj, hebben ze te luisteren en hierna zullen zij het aardse „jammer” beleven ... dat er voor Jeus niet is, omdat hij het leven kent.
Wat de meesters hebben gewild met allen die ons wilden volgen, hebben al die kinders van Onze Lieve Heer niet begrepen, maar het gáán en komen blijft Jeus verwerken, weer, ééns, hebben ook zij hun levenstaak te vertegenwoordigen en te aanvaarden.
Hier op Aarde had dit kunnen gebeuren ... híér ... alléén hier ... omdat het aardse leven de mens het hoogste schenken kan voor ál de sferen van licht!
Niet wij, geloof het, maar aan „GOD” is de winst van uw en ons leven en zullen wij, zal ál het leven voor „leven en sterven”!
Indien dat begrepen wordt, bestaat er zwart, bruin, noch blank ras (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) meer op Aarde en komen al de godsdiensten tot de „Universele” eenheid en begrijpt de mens wat een kosmisch bewuste te betekenen heeft voor de Aarde.
Máár ... zág je dat?
En heeft het leven ook dát begrepen?
Néén?
Dat zal wel ... want het ís alles hemels geluk ... én hebben wij ons eigen bloed voor willen inzetten, géén mens kan eraan ontkomen.
Het gaan en komen van mensen heeft niets meer te betekenen voor Jeus van moeder Crisje, maar de „mens” is Goddelijk en daar doe je alles voor.
Géén mens houdt „de mens” tegen die door de ruimte aangeraakt werd, en hebben wij voor onszélf, ná het betreden van de sferen van licht gefundamenteerd in eigen handen gekregen en kan het leven ons niet meer ontnemen.
Zégt dit niet alles?
En dit bezit is voor elk mens te bereiken, indien de mens, man en vrouw álles kan geven voor die ontwaking, waartoe nu ziel, leven en geest behoren, de Goddelijke afstemming voor de mens.
Wij zeggen nu ... ná Jeus, komt er géén meer, zoals hij was én is ... omdat hij de mensheid vertegenwoordigt!!
Dat krijgt de mensheid te aanvaarden, straks zal het geschieden, onfeilbaar zeker is het, want het leeft in ónze handen, wij vertegenwoordigen deze evolutie!
Op de boot begint hij reeds te werken, rust is er niet in hem, hij beleeft zijn rust door ons werk en dat is menselijk genot, vreugde, ontspanning, wie het zover gebracht heeft, is nu „geluk” geworden en kan Jeus thans beleven.
Géén seconde is hij thans alléén, wij zijn ín en naast hem en zien, en beleven met hem deze stoffelijke sfeer, inspireren zijn leven en geven hem juist dát, wat hij nodig heeft om fundamenten te leggen.
Is hier kunst te beleven?
Jazeker, Jeus, wij zijn gereed, indien je wilt, Jongchi is er en wil je álles van zijn leven schenken.
Op een schommelend gevaarte schept Jongchi kunst.
De „Veendam” krijgt een ander kleurtje te beleven en de Kapitein, die zelf schildert, kan alléén zeggen: prachtig en bedankt, Jozef ... de moeite waard is het, eigenlijk te mooi om waar te zijn, maar het is er en de mensen op mijn schip moeten dit beamen!
Jeus schildert de levensbokaal van uw volk, een stuk, zoals hij er een voor het Zweedse Volk heeft mogen schilderen, toen voor het wittebroodje en als dank voor die hulp van dat Volk ná de Oorlog.
U weet het nog wel ... ook dat was liefde en hangt nu in het Parlement van Zweden.
Dit prachtige beeld wordt op een deinend schip in twee uur, ’s avonds tussen tien en twaalf, aan de wand van het schip geschilderd en kunnen de mensen bewonderen.
Prachtig is het, krijgt Jeus van elkeen.
Door te schilderen is Jeus de man aan boord.
De Kapitein zorgt ervoor, dat de Amerikaanse reporters zullen komen, wellicht helpt het Jeus daar en ... „van eiges” ... je kunt het niet weten, wat hij daar heeft te doen, kost bloed, wat hulp van derden is dringend noodzakelijk.
Maar aan boord praat hij met de geleerden, over de atoomsplitsing, zet de geleerden schaakmat, vertelt en verklaart hen het atoom en het dode punt, en is hij toe in staat, omdat wij hem altijd kunnen bereiken.
Ze geven hem eerlijk, dat zij zover nog niet zijn, en of hij hen eens wil komen bezoeken.
Met een musicus praat hij over het moederschap van de Stradivarius, verklaart dat leven de persoonlijkheden van de menselijke stem, zegt iets van de „Oerstem”, het „Altimbre” waardoor ál het leven het eigen timbre en geluid kreeg, doch dat kan ook dat leven niet verwerken en geeft toe; ik ben nog niet zover, die wetten, ik voel dat ze bestaan, kennen wij nog niet.
Maar wie bent u?
Waar hebt u gestudeerd?
Wat speelt u?
De Kapitein, die met Jeus heeft gepraat en hem telkens weer vraagt tot hem te komen, lacht, lacht al die geleerden midden in hun gezicht uit, omdat hij reeds weet, dat Jeus een stuk genie is waarvan de wereld en al deze zo ogenschijnlijk grote mensen, niets begrijpen, niet kennen, ze staan hier voor een groot raadsel en dát is Jeus van moeder Crisje.
Als een geleerde hem iets vertelt van zijn wetenschap en Jeus hoort, dat de man een „dood” insect tot nieuw leven kan brengen, doordat hij het insectje op een plant legt, verklaart Jeus hem de graden van de dood, de kleur van dit nieuwe leven en waaróm het mogelijk is, dat de geleerde het insectje nieuw leven kan geven, waarna de man duizelt, en Jeus geeft:
„Man, wie ben je toch?
Dat zal ik de Kapitein vertellen, het is enorm.”
Já, geleerden, kunnen jullie dat geloven en aanvaarden?
Je kreeg immers de bewijzen te horen en te zien en toch?
Enige dagen later, toen je de grond weer onder je voeten voelde, was je „Jeus van moeder Crisje” alweer vergeten.
Waar of niet, op zo’n boot zie je en hoor je van alles.
Maar toch bleef er iets over in je ziel en zaligheid en dát zie je achter de kist terug en sta je voor „Jeus” ... alléén voor hém, dan zullen jullie je hoofden buigen voor dit leven en deze persoonlijkheid!
Een machtige reis was het voor Jeus én zijn Anna, ongelooflijk was het, nóg brandt die geweldige reis onder zijn hart, stroomt die kracht door zijn bloed en is hij héél dit leven door bezield, omdat het hem geluk en ruimte gaf.
Ja ... hoe machtig was alles, de „Achterhoek” gaf college!
Jan Lemmekus, dát had je moeten horen én met jou je Anneke, Mina ook, maar je zult het horen!
Niets wil Jeus ervan vergeten, niets, omdat álles zó wonderbaarlijk schoon was.
O, hemel én water ... water én hemel, ik was één met jullie en wij wisten het!
Wij zagen het, beleefden het.
Nietwaar, vis, element, nacht, licht, Zon en Maan, sterren en planeten?
Hebben wij niet élk uur met elkaar gepraat?
En zeiden jullie mij niet hoe ik daar handelen zou?
Zág je dat?
Wist je dat niet, geleerde?
Ik wel, de Kapitein wist het ook, fundamenten waren het.
Wij allen, als kinderen van één God, speelden en voeren, golvend, naar vanbinnen, máár, zoetjes toch gelukkig.
Ik kreeg er niet genoeg van!
O ... die goeie mensen, die mij zo hebben verwend.
Nooit zal ik dát vergeten, nooit niet.
En toen loeide er iets, de mensen maakten zich gereed, ook Jeus ... een gevecht op leven en dood zou nu beginnen!
En dát tegen het ónbewuste mensenkind van die grote wereld, Amerika ...!
De reporters roepen om Jeus, maken hun kiekjes, doch gans Amerika reageert nog niet, Jeus.
Dat zou je wel willen, maar ook dat is te verdienen, moet jij je bloed voor geven en zal je nu leren kennen.
Nu staat hij voor het occulte bedrog in Amerika, de charlatanerie en voor het versjacheren van de „Geestelijke Gaven”.
Pijnlijk is het, droevig, maar waar ... het slaat hem diep, het trapt hem en zijn gevoelig leven, z’n allerbeste bloed vloeit weg, nu hij voor die afbraak staat.
Wat nu, meester Alcar, wat zullen wij tegen dit bedrog doen?
Meester Alcar begint nu direct weer met zijn kuur voor Jeus, en wij weten het, bijna is het zover.
De volgende dag schildert hij al en intussen beginnen meester Alcar en Jongchi aan een massage, de ontsteking is rijp en moet nu verdwijnen.
Lukt het niet, staat Jeus voor de operatie en die is gevaarlijk, verlamming of beterschap; hierna foetsie!
Wat kan Jongchi voor Jeus doen?
Jongchi is nu de genezer voor Jeus.
Jongchi kent ál de mogelijkheden voor een metafysische genezing, hij is één van de grote mannen uit het oude Egypte geweest, die schedels heeft gelicht, ontstekingen heeft verwijderd, ook nu is dat zijn kennis en wetenschap.
In trance, halve en diepe trance, neemt hij Jeus onder handen, masseert organen, dringt door tot de zaadcellen, het ruggemerg ... en na drie weken gebeurt het wonder.
Op een morgen beleeft Jeus, dat er ontstoken bloed tevoorschijn komt en vraagt hij onmiddellijk aan zijn meester:
„Wat is er met mij aan de hand, meester?”
„Dit, Jeus, is je genezing.
Geef je nog even aan Jongchi over en wij zijn er, door een visioen zal ik je alles verklaren.”
Jeus ziet nu de organen vanbinnen, hij begrijpt het, maar weet ook, voor welk geestelijk én stoffelijk gevaar hij stond.
Mijn hemel, kan hij nu zeggen, wat zijn jullie machtig.
De moeheid in de rug verdwijnt nu.
Dat, van jaren terug, de honger en het oedeem, is verdwenen.
Ongelooflijk ... is het, maar waarheid, Jeus ziet het, hij is er getuige van, door meesters is het gebeurd, zíj, die door hem schilderen, spreken en schrijven, zíj kunnen meer, kunnen alles, indien het mogelijk is.
De algehele diagnose is een boekdeel van driehonderd pagina’s ... en zou de dokter kunnen beleven, doch die geneesmogelijkheid voert de geleerde van nú tot het oude Egypte terug en wordt het zuiver éénzijn van geest en mens!
Maar de geest ín de mens ís het en doet het, kán het, omdat hij het is die de organen optrekt, wakker maakt en stoornissen uitsluit en nieuw leven geeft!
Wat attaques en honger al niet kunnen bereiken, denkt Jeus.
Velen gingen eraan te gronde, hij niet, hij is er nog, maar al die ruggen van de mannen en vrouwen, spreken voor zichzelf en is een geschenk van 1939-1945 ... weet hij thans en daar zullen wij het bij laten.
Onder het werk dus, hij ziet en voelt niets, is het gebeurd.
Maar nu verder, werken is het, contacten leggen, fundamenten opbouwen voor de mens, het ontwaken van de massa.
Tóch weet Jeus en weten wij, dat er levens waren die Jongchi hebben gevolgd, die dit gekreun hebben aangevoeld, maar het niet hebben begrepen.
En dan dit te horen, te zien, te voelen, de bovennatuurlijke levenswijsheid van hén die de kist hebben verlaten en het rijk der hemelen vertegenwoordigen.
Zullen dat de spiritualisten ook kunnen begrijpen, als zij voor Jeus van moeder Crisje komen te staan?
Dat wordt onze strijd, ons werk en zal nu beginnen.
De jongens hebben „De Volkeren der Aarde” uitgekregen, de groten op Aarde krijgen dit geschenk van Christus toegezonden, ook uw Koningin heeft het al ontvangen en kán het lezen.
Of zij dit alles wil en zal aanvaarden, weten wij ook, maar ze zullen het werk in handen krijgen, voor later, straks, altijd wéér voor achter de kist, voor Christus!
In New York ziet hij de eerste verschijnselen van bedrog.
Voor de Reïncarnatie is de spiritualist angstig en bestáát niet!
Is dat wat, Jeus?
Já, dit is Amerika?
No, Jeus, dit zijn slechts onbewuste mensen in de geest, het stoffelijke Amerika is machtig, dat zie je zelf.
Wél, laat ons beginnen.
We zullen een reis maken, Jeus, en zet je ogen open.
Nú zal je iets anders leren, leren zul je, dat jíj het weet, jíj het grootste wonder bent onder ál de mensen op Aarde.
Dát is toch wel de moeite waard om te mogen beleven en zul je nu zien en zelf vaststellen!
De stad Rochester is het, waar Jeus contact krijgt met het Amerikaanse spiritualisme, hierna met de metafysische wereld in New York, waardoor hij in staat werd gesteld het bedrog op dit gebied vast te stellen.
Bij aankomst daar ziet hij, dat het spiritualisme op een dood punt staat.
Wat de mensen willen beleven, is het contact met de astrale wereld, dat zijn de verschijnselen; van een hoger en geestelijk leven hebben ze geen begrip.
In het grote hotel waar ze afstappen, zijn vijftien landen vertegenwoordigd.
Ze weten reeds, dat ze met hem rekening hebben te houden, daar Tony, Hendrik en Jeus, in 1946 reeds die fundamenten hebben gelegd.
De ... „Gifts of the Heavens (hemelse geschenken)”, die Jeus bezit, worden daar gerespecteerd, maar wat is er te bereiken?
Ineens staat hij voor een dame, hij kent dat leven, maar waar heeft hij haar gezien?
Ineens weet hij het.
Was u niet in Den Haag in 1931 bij het Internationale Congres?
Ja, zij is het.
Ze heeft toen een foto van Jeus gemaakt en wilde dat hij naar Amerika zou komen, thans eerst is hij er.
De dokteres vindt zijn geheugen enorm.
Hoe is het in Holland?
Wel, wij zijn bezig om het bedrog te bestrijden, waar men toen in Pulchri Studio over sprak, maar de occulte wijsheid vindt u terug in de straatgoten van de stad, de intellectualiteit trok zich terug en wil niets meer te maken hebben met Gene Zijde, the „Spiritual Worlds” (spirituele werelden)!
En hier, mevrouw?
Kijk zelf en u ziet het en dan valt er al:
„I think, mister Rulof, you are here the right man, America needs you (Ik denk, meneer Rulof, u bent de juiste man hier, Amerika heeft u nodig).”
Jeus zal met haar praten.
En dan komt er voor al die landen over de lippen van deze vrouw:
„Yes, Jozef is a famous artist, a universal author, teacher and lecturer and he belongs to us (Ja, Jozef is een beroemd artiest, een universeel schrijver, leraar en spreker en hij behoort bij ons).
Of course the Masters sent him to America (Vanzelfsprekend zonden de meesters hem naar Amerika).”
Hij vertelt de mensen, dat zij stilstaan en dat er ontzettend veel bedrog is.
Dat ze in zijn schilderijen poppetjes willen zien, dat zij hun ganse familie terugvinden in een bloem en niets te betekenen heeft, waardoor de eigenlijke kern wordt gesmoord.
U vraagt mij, hoe het in Holland is?
Ik zeg u, de intellectualiteit heeft dit terrein verlaten.
De society (maatschappij) spuwt op de verschijnselen, aan geestelijke wetenschappen schenkt men geen gedachte meer, omdat het bedrog, het geknoei door dit machtige contact, overheerst.
U bent angstig om tegen het kwaad op dit gebied te vechten, u helpt die mannen en vrouwen, maar ik zeg u, van de tienduizenden mediums die u nu bezit, blijven er wellicht zeven over, de rest is bedrog!
Gepraat, wat opstand, fel gesputter, reactie, maar hij zegt nog:
„Wilt u het bedrog niet bestrijden, geen zuivering toestaan, dan komt u ook nooit verder.
Nimmer wordt ge door de maatschappij aanvaard, nooit!
En dat is toch de bedoeling, nietwaar?
Waarvoor dient dit alles?
Waarom bent u naar hier gekomen, er zijn er onder u, die 5000 miles hebben getript om de astrale wereld te vertegenwoordigen, om door hun gifts de bewijzen aan deze arme wereld te schenken, doch het bedrog wandelt voor uw eigen voeten en vermoordt u!
Maar u hebt meer aan één goed, waarachtig medium, dan aan duizend knoeiers.
Hier viert de charlatanerie hoogtij.
U kunt nu wel boos worden, maar dat helpt u niet.
U kunt nu wel denken, wat wil die Hollander; maar het bedrog vreet het ruimtelijk hart stuk; sinds 1931 staat u nog steeds op hetzelfde punt, dat heb ik intussen vastgesteld.
Nietwaar, de press moet u niet!
U bent crazy (gek)!
Wij allen zijn belachelijke mensen, maar onder u bevinden zich geleerden, onder ons leven mannen en vrouwen die hun Universiteitsgraden hebben behaald en thans door de maatschappij „smilend” worden bekeken en dat is uw eigen schuld.
Hieraan hebt gij te denken, zo niet, dan heeft hier ook alles geen betekenis!”
Geklap, maar veel duistere gezichten, doch ze kunnen hem nog meer vertellen.
Jeus weet het, hier leeft hij onder het bedrog, onder de sensatie, onder mensen die geen gaven bezitten, getierlantijn is het!
Nu hij ziet en te aanvaarden heeft, dat de kern zich van al die zwendel niets aantrekt, niet in staat is om dit hoenderhok te beknuppelen, geeft hij het maar over.
Hij ziet, hoe stuntelig dit Congres in elkaar is gezet, het gaat allemaal om de mens zélf, ze willen iets zijn, aan het eigenlijke fundament, waar toch alles om draait, wordt niet gedacht óf, ze durven er niet aan te denken.
Willen deze mensen door dit gekwaak de wereld veranderen?
Willen al deze mensen, waaronder de goeden wandelen tussen ontzettend veel bedrog, iets voor de bewustwording van de mensheid doen?
Op deze wijze, ziet hij, breken ze meer af dan ze opbouwen.
Hij krijgt een boek in handen, mediamiek ontvangen, en geschreven over Christus.
Wanneer dat werk in zijn handen rust, voelt hij, dat het bedrog is.
Maar van dit boek zijn er anderhalf miljoen gedrukt.
Dit boek beschrijft de ontwikkeling van Christus op aarde, Christus ging Tempel in en uit en eindelijk, toen Hij gereed was, zond men Christus naar de maatschappij.
Toen mocht Christus beginnen.
Kan dat?
Hij ergert zich zwart, omdat deze mensen niet naar zijn „Revelations” ... „De Volkeren der Aarde” willen kijken, de goeden kopen de boeken, de rest ziet niets, verzamelt handtekeningen.
Hoe kan men een boek schrijven over Christus, van Gene Zijde uit, nog wel, maar dat is het niet ... en vertellen, dat de Messias eerst door mensen van de aarde ontwikkeld werd en toen mocht beginnen aan Zijn Goddelijke taak?
Jeus kent Christus!
Jeus is een expert op dit gebied en kent de diepte en de waarheid van elk boek.
Wat dit boekwerk te vertellen heeft, is kletspraat!
Heeft Annie Besant haar tik niet gekregen?
De spiritualisten zijn erger, vreselijker, naïever en sensatieachtig bewust.
Krishnamurti is daarvoor het bewijs, men kan geen Kosmologie of Goddelijke wijsheid door ’n Universiteit waar ook ter wereld, beleven, die wijsheid komt uit de astrale wereld tot ons en je hebt het of je bent het nét niet!
En deze man, die dit geschreven heeft ís het niet, die is er glad naast, maar waardoor wéér Christus bezoedeld wordt.
Hij stevent naar de President en vraagt:
„Kent u dit boek?”
„Ja, Jozef, het is één van onze beste boeken.”
Dat is nu het Spiritualisme in Amerika, denkt Jeus.
Deze man moet een wereldcongres vertegenwoordigen en kent de wetten niet.
Deze man is Reverend, een spiritualistische pastoor, maar bezit geen contact, is toch helderziend, geneest, spreekt, maar waar hebben die mensen het over?
Elkeen hier, hoort hij, is Reverend, heeft zichzelf opgetrokken tot het pastoorschap en een kerk gesticht.
Maar wat weten ze?
Jeus vraagt de man:
„Kan een medium door ’n Universiteit ontwikkelen?”
„Néén, waarachtig niet, Jozef, dat moet door de meesters geschieden.
Of een begaafde wordt verknoeid.”
„Zo, dat weet u dus.
Maar wat denkt u dan van Christus?
Hoe denkt u over het allerhoogste wat deze wereld heeft gekend?
Bent u hier dan blind en doof, mijnheer?
Kunt ge Christus naar een school sturen?
Kan een aardse school een Christus iets leren om Hem voor Zijn Goddelijke taak gereed te maken?”
En wat komt er nu: „Néén, waarachtig niet, dat is niet mogelijk, Jozef.
Maar mijn hemel, wat nu?
Als dit ook al niet deugt?”
Schaakmat!
De man denkt niet en geeft hem grif toe, dat hij gelijk heeft.
Ik zal het eens zeggen, zegt Jeus.
En de man zegt: doe dat, want mij vermoorden ze.
Dát is het spiritualisme en zou reeds voldoende zijn voor Jeus, maar hij zal meer armoede beleven, doch waardoor hij zichzelf leert kennen, waar het ons om gaat!
Jeus weet het nu al, dit is het graf voor het spiritualisme.
Deze man durft niet voor de waarheid uit te komen, de héílige waarheid gaat hun drekput in, waarin en waarop ze hier leven en aanvaarden.
Het gaat hier niet om levenswijsheid, maar om de „money”!
Als dat boek door een kenner van de wetten ontleed wordt, blijft er niets meer van over.
Nu zijn het eigen gedachten, de mens wil iets vertellen, waarvan er duizenden boeken in omloop zijn, maar door géén astraal bewustzijn werd geschreven.
De bladen willen met het spiritualisme niets te maken hebben, men is als overal op de wereld angstig voor dat gedoe!
Men heeft van dit machtig contact, ziet Jeus, een kermistent gemaakt.
En hij weet het, wanneer de press toch komt kijken, hebben ze hem nodig, omdat hij iets vertegenwoordigt, dat daar aan hun muren hangt en zijn woord is bewust maatschappelijk, wat hij zegt ís „Geestelijke Wetenschap”!
En dan krijgt hij te horen, dat hij hen 100 jaar vooruit is.
Maar wat willen zij dan beginnen?
Jeus krijgt:
„America needs you, mister Jozef (Amerika heeft u nodig, meneer Jozef).”
Já, mag hij hier blijven om dat varken te wassen?
Néén, zeggen wij, dat moeten ze zelf maar doen, de drekput is te diep, daar heb je 100 jaar voor nodig, Jeus, en daarvoor kwamen wij niet naar Amerika.
Hij weet het nu!
Maar kijk goed uit je ogen, Jeus van moeder Crisje.
Jeus is niet tevreden.
Wat hij in Rochester beleeft, is lariekoek.
Wat ze hier wel kunnen, is zingen en verhaaltjes vertellen, echt protestants, kerkachtig is het, maar waarvan je spoedig genezen bent, niets moet hebben, omdat dit reeds duizenden eeuwen oud is en niets met wijsheid heeft uit te staan.
Hij beleeft hier geen kern.
Je moet die mensen daar zien knoeien.
Om tafeltjes zitten ’n tiental mensen geschaard.
In het midden staat een vrouw of man als helderziende en die geven boodschappen, doen aan toekomst en demonstreren hun gaven.
Jeus ergert zich zwart, als hij het lege, nietszeggende gekrakeel hoort, dat niet méér wil zeggen, dan de koe-mens die in de weide staat, bovenop het malse gras en loeit, dagenlang, dat het niets te eten heeft.
Hier zitten mannen en vrouwen bij elkaar, die denken, dat hun vaders en moeders terugkomen en als je dan hoort, wat zo’n medium verkoopt en te schenken heeft, lopen je de tranen over de wangen óm de meesters en Christus!
Zou je de waterslang er niet opzetten om ze eens een fris bad te geven, hun koppen en gevoelsleven open te spoelen?
Dit is om van te spuwen, om onwel te worden, zo akelig is het wat hij ziet en te horen krijgt.
En dát viert nu „honderdjarig” bestaan!
Dit gedoe wil de wereld en de mensheid veranderen.
Is het dan geen wonder, dat de doodgewone maar nuchtere massa lacht en schouders ophaalt?
Jozef, ga daar even kijken, dan hoor je de directe-stem.
Hij en Tony erheen.
Wat is er?
Is dat wat?
Een vrouw staat daar midden op de dag te piepen en te rochelen, en dat is de directe-stem?
Hij naar de Presidente.
„Wat weet u van directe-stem af?
Niets?
Wilt u mij wijsmaken, dat dit gerochel directe-stem is?
Zijn dat uw mediums hier?
Mevrouw, bent u en zijn ál deze mensen krankzinnig?
Lees mijn boeken, vooral „Spiritual Gifts” (Geestelijke Gaven) en gij leert de waarachtige directe-stem kennen!”
Bedrog!
En dat vindt men goed?
Néén, dat wordt aanbevolen!
Hierdoor wil men de maatschappij overtuigen.
Daar is een beroemdheid uit Nieuw Zeeland bezig en geneest.
Hoor dat en kom dat zien.
De vrouw doet alsof God haar achter de vodden zit, ziet Jeus, maar vele mensen lachen.
Ze heeft het tegen de ziekten van de mensen en commandeert die ziekten, om uit die lichamen te verdwijnen.
Wég verlamming, gá, gá, gá toch, verdwijn!
Loopt u nog niet?
Néé, de vrouw, waartegen zij het heeft voelt niets, de ziekte wil niet weg.
Dit is je reinste smart, je reinste ontgoocheling, indien je tóch nog dacht dat je wel bij de spiritisten je troost zou kunnen vinden, als je dit meemaakt ren je hard weg omdat het je vanbinnen slaat.
En dat vindt men hier goed, dat laat men optreden om te bewijzen, dat Gene Zijde bestaat en dat deze dame gaven bezit.
Als Jeus haar in de ogen kijkt, vraagt dit leven hem:
„You don’t like me, mister Jozef (U vindt mij niet aardig, meneer Jozef)?”
Hij zegt eerlijk: „No, Lady, nó, I don’t like that (Nee, mevrouw, néé, ik houd daar niet van)!”
Afschuwelijke mensen, denkt hij, word moeder en je hebt alles!
Maar blijf met je vingers van de geestelijke gaven af.
Als wilden schreeuwen deze mediums, zo gaan ze tekeer.
Als je de helderzienden hoort, schrik je.
Er zijn eronder, dat moet hij beamen, die waarlijk gaven bezitten.
Maar de rest van deze mannen en vrouwen zijn show-spiritisten, zoals ge thans in uw eigen land beleven kunt en de show-telepaat voor u staat, ook dit is niets anders, maar dit gebeurt thans door geesten en dat is heel droevig.
De man, ziet Jeus, die daar even zat te schrijven, ’n reporter van Rochester, voelt er niets meer voor, hij zou zich maar belachelijk maken.
En ... God zij gedankt dat die man niet schrijven wil, voor het spiritualisme is dát het beste.
Maar die reporter ziet hem en vraagt:
„U bent de schilder?”
„Ja, mijnheer, die ben ik.
En daar hebt u mijn boeken.”
„Mag ik u enige vragen stellen?”
„Zeker, wat wilt u van mij weten?”
„Wat denkt u over dat genezen, is dat nu iets om in de bladen over te schrijven?”
„Doet u dat maar niet, mijnheer, want u zou zich maar belachelijk maken.”
„U bent mijn man, mijnheer.
Met u wil ik praten.
U bent uit Holland?”
„Ja, mijnheer.
Ik ben naar Amerika gekomen om mijn boeken uit te geven.
Ik doe aan dit gedoe niet mee.
Ik vind het belachelijk.
U kunt in uw krant schrijven wat u wilt, dat mag u voor mij doen.
Ik zeg u, onder al deze mensen is ontzettend veel bedrog.
Hetgeen u zo-even zag, mijnheer, dat is zo verschrikkelijk, zo armoedig, dat ik spijt heb, dat u mij hier ontmoet, zo beroerd is het.
Ik heb iets om de mensen te schenken, ik vertegenwoordig de Geestelijke Wetenschappen, maar dit niet!
Ik dacht, dat Amerika meer wijsheid bezat, doch het is slechts een spel.
Maar vergeet niet, het waarachtige is er ook!
Kom vanavond, dan kunt u van mij een demonstratie beleven, wellicht hebt u dan iets om in uw krant te zetten.”
De man schrijft ná de demonstratie een prachtig artikel over Jeus, de spiritisten zijn gek van blijdschap, dat de bladen iets opnemen.
Natuurlijk, voelt Jeus, zijn ze blij, omdat ze zelf onzin verkopen en de man van ’n krant er voorzichtig voor is, omdat het hem z’n klanten kost!
En is het in Holland anders, de rest van de wereld anders?
Wat Jeus hier beleeft, kan hij een boek van schrijven van duizend pagina’s, om het goede tegenover het verkeerde af te wegen, maar waardoor de mens een geweldige kijk krijgt van alles wat er hier op dit Congres te koop is.
De bladen schrijven over hem en over niets anders, omdat de rest een Tempel bouwt op woestijnzand en harlekijnachtig zichzelf verkoopt!
Dát is Rochester, hier moest het eigenlijk gebeuren, hier is de kern bijeen, waarheen nu nog?
Het is een armoedig gescharrel.
Wat ze hier verkopen, is hun stakkerige helderziendheid, maar dat heeft niets te betekenen; elk van die landen die hier vertegenwoordigd wordt, zond helderzienden als afgezanten af en wat er uitkomt is: gá, gá eruit, je bent beter, maar gelach is het, dat hij hier te aanvaarden heeft.
En dat zit daar bijeen ’s morgens en bouwt aan formules, maakt nieuwe wetten, waarmee hij niet te maken wil hebben.
Als ze hem vragen of hij niets te zeggen heeft, zegt hij néé, jullie doen toch niet wat ik zou willen!
Zoek het zélf maar uit, maar voor deze onzin geef ik mij niet, ik zou mezelf maar bedriegen!
Je moet die gewaden zien, denkt Jeus, van de dames; maar Crisje was op klompen een Koningin!
Mijn hemel, waarheen toch, armoedig is alles!
Woorden én woorden, meer is er niet, géén goede daad krijgt bewustwording, daarvoor hebben ze het verstand en het gevoel niet.
Thans naar Lily Dale, een kamp voor spiritualisten en is al niet anders.
Reeds in 1946 sprak hij met een reporter van ’n groot spiritualistisch blad over het bedrog.
Wat die man zegt, is: Jozef, bemoei je niet met het bedrog.
Jij doet je eigen werk en ga er niet op in.
Maar Jeus ziet, dat die man het bedrog steunt en vanzelfsprekend voor het goede niet open kan staan en het contact bezoedelt.
Allemaal money, money, ze denken alleen aan zichzelf!
Het spiritualisme in Amerika leeft in een mestput!
Ze willen God vertegenwoordigen door hun bedrog!
Ze willen de mensheid overtuigen en voor vrede en rust, geluk en liefde werken op aarde, maar door bedrog!
Als hij daar is, beleven ze een schandaal, de man van de centjes is er met twintigduizend dollar tussenuit en dat mag geen mens horen.
Hoor hier de lezingen over geestelijke politiek.
Volg de bloemenseances en je denkt dat je in een krankzinnigengesticht leeft, maar waarvoor je dik betalen moet.
Dit zijn geestelijke hotels, prachtig aangelegd, in de reine natuur, maar het stinkt er, zoals het in de hellen niet stinken kan, moet Jeus van moeder Crisje vaststellen en is de heilige waarheid!
That’s Spiritual Life in America (Dat is het spirituele leven in Amerika)!
De dame van de directe-stem hier, durft hem haar vertoningen niet te laten beleven, ze weet het reeds; deze Hollander kijkt door je heen.
Dit zijn geestelijke kermistenten, weten Jeus en Tony, waar je géén zuiver wijsgerig boek kwijt kunt, want ze weten zelf alles en zo is het in Holland precies hetzelfde, de rest van de wereld is niet anders, de mens wíl dat zélf bezitten en staat nu hadstikke stil, maar wat zegt dat?
Lily Dale is armoedig, mijn hemel, Tony, als ik hier eens mocht blijven, als wij eens de waarachtige wijsheid konden doorgeven, doch dan hielden wij er hier niet één over, want ál deze mensen begrijpen de leer van Gene Zijde niet!
En wie moet het dan wél begrijpen?
Dat zijn de theosofen, de Rozenkruisers, de metafysici?
Die zien wij straks in New York terug en zijn hier niet te zien, maar wat zullen wij dan beleven?
Amerika telt miljoenen spiritualisten, als u er honderd echte uithaalt, is dat veel, de rest bedriegt bewust en onbewust!
Wat je daar beleven kunt, is kletspraat.
Jazeker, u gelooft het niet, ze zijn angstig voor het kruis van Christus.
Ze zijn zo naïef, waar het begin en het einde van verduisterd werd, geef mij dan maar een Jehovakind, denkt Jeus, dat kind staat tenminste nog op aarde, ook al heeft het duizenden luchtkastelen uit angst opgebouwd, dit geestelijke gedoe is niks!
Ze maken hier van alles wat ze bezitten een handelsmerk, de lopende band is er ook en die bebroedt het occulte eitje, dat steeds een windei is!
Er lopen hier duizenden mediums rond, elkeen is het, links en rechts zie je ze genezen en wijsheid verkopen, waar de keuken hier wel bij vaart, want al deze mensen moeten eten en drinken.
En dat levert geld op!
U ziet het, het zijn geestelijke hotels, iets anders is er niet te beleven!
Ga tot de „Fox Sisters” ... zegt men tot Jeus, daar krijg je bewijzen.
Kent u dat gebeuren van de Fox Sisters?
Toen is Gene Zijde met de kloptonen begonnen.
Dat waren waarachtige fundamenten, bewijzen voor de wereld.
Een marskramer had men in dat huisje vermoord.
De volgende mensen, heer en vrouw Fox met hun kinderen, kregen dat huis.
En toen is die marskramer begonnen; door zijn getik kwam men achter de waarheid en vond men hem onder het huis terug.
Dát huisje hebben ze naar Lily Dale gesleept en daar opgebouwd, ook nu is daar een medium die kloptonen bezit.
En dat moet Jeus nu horen, waardoor ze zich sterk voelen.
Wanneer hij daar binnentreedt, zit het vrouwtje op haar stoel en hoort hij de „Rappings” (klopgeluiden).
Indien dit waar is, is het meteen een machtig bewijs.
En het is waar, stelt hij vast.
Máár, thans even controleren.
Hij ziet meester Alcar en mij in de ruimte, wij hebben dus niets met die rappings uit te staan.
Jeus vraagt:
„Bent u hier, meester?”
„Tik, tik, tik,” komt er en dat is „Já, já, já.”
Dat zijn wij dus en dat kan niet.
Wat is er hier aan de hand?
Weer proberen.
Hij vraagt nu in het Hollands:
„Is dit een gek die hier tikt?”
„Já, já, ja, tik, tik, tik,” komt er.
„U verstaat dus Nederlands?”
„Já, tik, tik, tik!”
„Dus u bent hadstikke gek?”
En weer komt er „já, já, já ...”
Dat snapt hij niet.
Een dame vraagt, of zij haar boek door haar geest afkrijgt.
Moet je dat nu aan een ander vragen, denkt Jeus, als je zelf contact hebt?
Hij neemt andere proeven.
Maar hij weet, hier is een gek aan het woord en wil men daar de mensheid door overtuigen?
Jeus vraagt ons wat er praat en tikt.
Wij geven hem een visioen.
Hij begrijpt nu, dat de klopgeest een kind is, dat eens ín deze moeder leefde en zij nog contact mee heeft.
Dat kind leeft dus in ons leven, maar zit aan de moeder vast, waardoor dit leven klopt, doordat de moeder die sensitiviteit bezit.
De bewuste rappings door ons aan uw leven geschonken, dáárdoor kunt ge de wijsheid ontvangen, dít heeft geen betekenis, hoewel het verschijnsel er is.
Jeus neemt nog enige proeven en dan weet hij het.
Hij keert terug naar het hoofd van het kamp en vraagt:
„Kent u het bewustzijn van de rappings?”
„Wat zeg je me daar, Jozef?”
„Of u het bewustzijn van de rappings kent.
Rappings vertegenwoordigen immers een persoonlijkheid?”
„Néén, dat kennen wij niet, als er getikt wordt is dat al voldoende.”
Zo zijn die mensen.
Je kunt geen grond beleven, voelt Jeus, alles hangt als woestijnzand aan elkaar, het loopt onder je voeten weg.
Het is waar, er wordt getikt, links en rechts, boven en onder je voeten en dat zijn nu de groeten van je geliefden, maar bezit geen werkelijkheid.
De jongen die ons leven vertegenwoordigt, is onbewust en betekent een geestelijke én lichamelijke wet ... karma is het!
Jeus keert terug en vraagt nog:
„Weet u wie ik ben?”
En dan wordt er weer getikt.
Hij praat Engels, zodat de vrouw eerst hoort waarover hij het heeft.
En dan vraagt hij aan het gekke kind:
„Is alles hier in het kamp bedrog, wat ik zie en hoor?”
En dan heet het weer ja, ja, ja, maar dat kun je naast je neerleggen.
Je vraagt nu aan een gek of hij gek is en dat kan niet.
En dan krijg je ja en néé te horen en toch, wat die dame daar kreeg, wás waarheid.
Ineens begint dat leven te belken, hoort Jeus, en het bewijs wás waarheid.
Soms kan dit kind denken en is het bewust, even slechts, één ogenblik en betekent, dat dit kind achter de sluier door dit getik ontwaken zal.
En indien dit medium tijd van leven heeft, zich rustig houdt, kan zij door dit kind later goede bewijzen geven van een voortleven, doch dat duurt nog eventjes!
En is de diagnose die Jeus stelt en van ons ontvangt!
Deze kloptonen zijn het, die Lily Dale moeten vertegenwoordigen.
Als je daar binnenrijdt, kun je eerst je kaartjes kopen, je zoekt je dan maar een kamer, het is ’n klein dorp waar je leeft, onder je geestelijke vrienden, je zusters en broeders, ziet Jeus, die van alles weten, maar waar je straatarm vandaan komt.
Je bent leeggeschud en indien je gevoel bezit om het bedrog te zien, erger je je zwart en komt tot het besluit, dat je in dit leven niet meer met spiritualisten te maken wilt hebben.
Dat is dan het einde van je geestelijke vakantie, je trip.
Eén iets verzacht alles, de machtige natuur waarin je leeft is overweldigend.
En die schone natuur wordt thans verknoeid door het ellendige van jezelf, omdat je als bewust mens na één week vast hebt gesteld, dat je links en rechts bedrogen bent, omdat je jezelf in een geestelijk gekkenhuis opgesloten hebt.
Dát is Lily Dale, waar duizenden mensen komen, één van de vele geestelijke kampen die Amerika bezit.
Dát alles voor het goede en je leeft in een waarachtig paradijs!
Lees nu „Geestelijke Gaven” en je kent al deze mensen, eerst dán kunt ge zo’n kamp bezoeken.
Doch nu kunnen ze u niet meer bedriegen, doch deze Goddelijke geschenken, voelen Jeus en Tony al, krijgen hier voorlopig geen been, geen voet aan de grond omdat de spiritisten het zullen zijn, die óns werk vermoorden!
Mijn God, zucht Tony elke seconde, als die eens „Spiritual Gifts” (het boek ‘Geestelijke Gaven’) in handen kregen.
Ja, maar dat duurt nog even, doch dan komt er rein occultisme op aarde, een rein en Goddelijk contact, waarvoor wij hier de fundamenten zullen leggen, omdat de boeken op aarde zijn!
Voor de rest hoor je hier lezingen, geestelijke waarnemingen krijg je, waardoor ze vaders en moeders tot de aarde trekken en je de stuipen van krijgt, als je hoort, waar die grote mensen al niet blij door zijn, zich gelukkig door voelen.
Dit zijn geen volwassen mensen meer, maar kleine onbewuste kinders van Onze Lieve Heer, die door de occulte wetten een spelletje doen, maar waarvan de rest van deze grote wereld huivert!
Nu komt er een vader van Gene Zijde en geeft je drie bloemetjes cadeau, waar je dan van omvallen moet, met wat bewijsjes erbij.
Zo’n man, als helderziende, wil aan Jeus z’n mooie ringen laten zien, stukken armoede aan zijn vingers, waar dit kind zo trots op is en hier wandelt, alsof hij Petrus en Johannes en álle heiligen vertegenwoordigt!
Hij denkt maar en glimlacht, je kunt ze toch niet veranderen, het is armoede troef waar je ook komt, bar is het!
„O boy, I want your gifts (O, jongen, ik wil jouw gaven bezitten).”
Há, há, denkt Jeus, ook dat nog!
De énige echte die hier rondloopt, ziet Jeus, is ’n echte Chief Indiaan, die hem trakteert en hem z’n gewaad omhangt en dat is een eer.
Já, het is een echte Indiaan, ook hij geneest, maar was ook in Europa om te zingen.
Toen die man in Amsterdam optrad, was de Schouwburg daar uitverkocht, wat Jeus goeddoet, van de koe is en boter is én te eten, maar de rest hier is verzuurd en zelfs namaak, geen geestelijke margarine!
„No, I don’t like it” kan hij zeggen, dit is erg.
Christus wordt door miljoenen mensen op aarde bezoedeld, hier versjachert men geestelijke gaven, waarbij de kleintjes in Den Haag en elders slechts kinderen zijn, vergeleken bij dit bewuste bedrog, deze geldmakerij, Money-gedoe!
Ook in Holland, weet hij, leven nog altijd mensen die door de directe-stem hun brood verdienen en zélf bezig zijn, dus door geestelijke wetten liegen en bedriegen en vrij rondlopen.
Een dief stopt men achter de tralies, deze mensen mogen vrij uitgaan en liegen en bedriegen zo hard ze zelf willen, géén mens roept die lieden, deze parasieten het halt toe.
Hier doet men dat in kampen en worden de mensen bij duizenden bewúst bedrogen.
Ook dat leerde Jeus in Amerika kennen.
Ook in Holland komt het joodse kind door (bij) mediums in trance, dat vertelt, hoe het in Duitsland gemarteld werd, en later werd vergast, waardoor de mensen een geestelijk drama beleven, zo echt en zo natuurlijk dat je het wel moet geloven, een mens kan zo niet bedriegen, doch een week later sprak dat joodse kind weer voor de Radio en was niet gemarteld, noch dood, ze leefde lekker nog op aarde.
En daar zitten mensen naar te luisteren van dertig, veertig, zestig jaar en ouder, die thans ook in Den Haag hun beurtje krijgen, hun bewijsje, hun boodschapje, maar denken niet, aanvaarden alles; dat van Antoinette van Dijck (zangeres, radio programmamaker, 1879-1975) leggen ze naast zich neer, is vergeten, je wilt dit immers niet kwijt?
De spiritualisten vervloeken Jeus van moeder Crisje in Den Haag en elders, zij kunnen nu „Geestelijke Gaven” lezen en voelen thans zijn zwaard, zijn waarheid, doch die Jozef Rulof moest men vernietigen!
Dát stelt men ook reeds in Amerika vast, want deze Hollander kijkt door je heen, die weet iets, die zegt het ook en dan sta je schaakmat!
Zo worden levens bezoedeld, mismaakt, die mediums gaan over lijken, over het leven van je kind, je moeder en vader, verkopen je kletspraat, omdat ze geen gaven bezitten en toch iets op aarde willen zijn.
U kunt hen toch niet controleren, u kijkt toch niet door die levens heen, daar bent u zelf te naïef voor, te onbewust, máár, grijp onze boeken toch en gij zult ze één voor één ontmaskeren!
Laat u niet langer bedriegen!
Geef die mensen geen mogelijkheid om te bestaan, maak ze af door ze te negéren, ga liever de natuur in, dáár kan men u, indien het noodzakelijk is, bereiken!
In Buffalo is het precies hetzelfde gedoe, mismaking en leeg gepraat, waar Jeus zegt, als men hem vraagt om iets te zeggen:
„Ik ben niet naar Amerika gekomen om tegen katten, honden en koeien te praten, ik wil mensen zien” ... stormt de President tot hem en drukt hem opnieuw zijn hand, omdat het waarheid is, maar híj niet proberen moet of ze killen hem.
Ja, wat moet je hier beginnen?
Ook hier schrijft de pers over hem, de rest wordt niet aangekeken.
En dan gaan ze naar het kamp Silver Bell, een naam van een Indiaans meisje, dat berucht is door de fysische verschijnselen, materialisaties.
Hoe komen wij daarbij, zegt hij tegen Tony.
Wij moeten die mensen trakteren met een schilderij en erg suffig doen of wij zien niks.
Eerst vertelt hij van de boeken.
Men heeft al van hem gehoord, dat is reeds over Amerika heen gevlogen.
Blijf hier, Jozef, dan zul je geld verdienen als water.
Eerst laten wij vijftig nieuwe kostuums voor je maken en dan trekken wij de wereld over.
Zo, is dat zo?
Ik zal erover nadenken.
Já, dat zou ik wel met u willen, ik zal het mijn meester vragen.
U bent een goed mens.
Hij geeft Tony een knipoogje, ze weten het.
Zij mogen natuurlijk bij de materialisaties; en daar zitten ze dan.
Het rode lichtje gaat aan.
Met twintig mensen in één kamer.
Daar is het kabinet, waarin het medium, één van de grootste mediums in Amerika, verdwijnt.
Deze vrouw is hier een beroemdheid.
Zij is op dit gebied machtig, zij straalt over alles uit, dat krijgt Jeus van haar man, een gewezen zanger te horen.
Deze man, die een ongeluk heeft gehad, maar die als man van dertig in Duitsland zong, Europa bereisde, aan het Keizerlijke Hof heeft gezongen in Berlijn, deze man, die genezen is door een medium en toen begreep, dat er meer leefde tussen hemel en aarde, kan zingen, wilde Christus voor zijn leven lang dienen en gaf het zingen op.
Als die man dat tegen Jeus zegt, lopen hem de tranen over de wangen, zo echt is het!
En dan laat hij Jeus z’n antiek zien.
Mijn God, voor een kapitaal aan antiek heeft hij daar bijeen.
Ook verdiend door het zingen?
Of door dit gezwendel?
Jeus peilt dit leven, wat hij voelt is drek, vuiligheid.
En thans zit hij daar en na drie minuten verschijnt de eerste materialisatie al.
Maar de vrouw is het, ze praat door haar keel en dat, wat daar nu rondscharrelt, is een meisje uit het hotel.
Het bedrog is begonnen!
Tien minuten later komen Crisje en Miets, als materialisaties tot Jeus en Tony.
Indien u Geestelijke Gaven kent en gelezen hebt, behoef ik u niets meer te zeggen, als u thans hoort, dat Crisje en Miets geen plat meer kennen.
Eerst zijn ze door de man van het medium uitgehoord.
Leeft je moeder nog, Jozef?
Heb je zusters en nog meer broeders?
Nu weten ze genoeg en zal je het hebben.
Crisje zegt tegen Jeus en Tony:
„How are you, Jozef and Tony (Hoe is het met jullie, Jozef en Tony).”
Jeus vraagt aan Crisje, maar hij wil deze vrouw de tule al van het lijf trekken, doch dit voorkomen wij of ze killen hem in het kamp – „Kun je geen plat meer, moe’der?
Heij ’t plat verleerd?
Buje hadstikke gek geworre?”
Nu moet dat medium antwoord geven, doch de geest van Crisje vraagt:
„What did you say, Jozef (Wat zei je, Jozef)?
Yes, I am very happy, very, indeed, Tony, of course (Ja, ik ben heel gelukkig, werkelijk, heel gelukkig, Tony, vanzelfsprekend).”
Waarop Jeus zegt:
„Jullie belazeren hier al deze mensen, vuil wijf?”
En dan valt er over de lippen van Crisje, en de vrouw probeert om hem te begrijpen – en hij voelen moet dat zij echt is, maar hadstikke valt, als er komt:
„Yes, Jozef, we lived in the Heavens, I am very happy to see you both (Ja, Jozef, we leefden in de hemelen, ik ben heel gelukkig jullie beiden te zien).”
Wanneer hij zijn hand uitsteekt, vliegt Miets, als een keukenmeid van hier, van hem weg.
Zou hij die vuile katten niet schaakmat mogen zetten?
Is dit even verschrikkelijk?
Om hier binnen te komen, hadden zij reeds de fundamenten gelegd.
Géén vreemdeling, géén reporter komt hier binnen.
Honderden mensen worden er in één week bedrogen.
En dít is het grootste medium van Amerika.
Eén van de allergrootste mensen op dit gebied.
De hotelboys en -meisjes, de heren van deze Corporation spelen voor materialisaties!
Tweeënveertig geesten manifesteren zich en niet één echt verschijnsel is erbij.
Een vrouw, waarvan de man hier dag en nacht aan de deur ligt, komt telkens terug tot haar man en wandelt hier nu voor de mensen gearmd rond, waar al deze mannen en vrouwen naar kijken en het bedrog niet willen zien, ook al zitten zij er met hun neus bovenop.
Als je de vrouwen die eraan meedoen de tule aftrekt, staan ze naakt voor je.
Ook dat heeft Den Haag beleefd, jarenlang, tussen 1931 en 1939 was het in Den Haag een onderwereld op dit gebied.
Op het Haagse Congres schepten de Amerikanen op met hun grote mediums, hun materialisaties waarvan ze alles wisten, thans kan Jeus zich overtuigen, dat wat ze hebben en bezitten, bedrog, ontzagwekkend bedrog is!
Dat Amerika dit niet uitroeit.
Waarom doet dat het Gouvernement niet, waarom vindt men dat in Holland nog langer duldbaar en grijpt men niet in?
Een dief gaat de gevangenis in, maar dit zijn geestelijke parasieten, de rotheid van ’n volk is het en die geestelijke kanker moet uitgesneden worden.
Maar wie het doet en het aandurft, die staat tegenover miljoenen mensen.
Dit is erger dan al het geboefte, dat gij in Holland, Amerika en de rest van de wereld vindt, want dit is vies, dit gaat om je ziel, leven en geest, om je liefde, die hier bezoedeld wordt en waar hij, deze man, z’n antiek door koopt en je de ogen uitsteekt!
Maar dat snappen ze hier niet, ziet Jeus, doch hemeltergend is het!
Wij weten het, één woord van hem en hij komt niet levend meer naar Holland terug!
En daarom leggen wij ’n kosmisch slot op zijn mond, maar doen het anders, wij zullen het de wereld schenken!
Thans; nú is het er!
Mannen en vrouwen spelen hier voor materialisaties.
En dat levert goed geld op.
Het grote hotel is steeds, héél het seizoen, besproken.
Voor honderden mensen wordt er dag in dag uit gekookt, u ziet het, een geestelijk hotel is het met occult bedrog en daar leven honderden mensen van!
Een consortium is het!
Toen liet Jeus zich toch iets ontvallen en werd het kamp Chesterfield voor hem gesloten, géén kamp stond meer voor het beroemde medium uit Nederland open, ze wisten het nu, hij wist het ook!
Bedrog, bedrog, bedrog!
Als dit het grootste medium is van Amerika, wat is dan het andere menselijke restje?
Een dame, die extra’s (mediamieke foto-opnamen van een geest) maakte en die écht is, die onschuldig eenmaal het kamp daar betreedt en van haar meester vertelt, waarvan zij de geestelijke opnamen bezit en vertoont, wordt zomaar buiten hun rijk gezet, bestolen van haar meester, omdat dít materialisatie-medium zoiets wel kon gebruiken.
Nu was die andere vrouw de bedriegster.
Die vrouw vertelt Jeus dit in Rochester, ze zijn dus gewaarschuwd en stellen thans het verschrikkelijkste bedrog zelf vast, dat Amerika bezit.
Mijn hemel, mág hij de New York Times dan niets van dit bedrog zeggen?
Wellicht dat één blad wil luisteren, doch de rest sluit zich hermetisch voor al dit gedoe af en wil er niet mee te maken hebben, zodat dit voortwoekert, vrij spel heeft!
Tot in New York drong het door, daar hoorde hij reeds, dat ze voor deze Hollander moesten opletten.
Het spiritualisme in Amerika is machtig door het bedrog, omdat er miljoenen mensen door eten en drinken!
En daartegen sta je machteloos, maar wilden wij Jeus van moeder Crisje laten zien, zodat hij zichzelf kan bekijken en weet, wat hij bezit!
Daarvoor in de allereerste plaats zijn deze reizen gemaakt!
Maar hij zal nog meer beleven, waardoor hij weet, hoe machtig híj op dit gebied is!
Ook het materialisatiemedium in New York, waarover zo’n stad als New York spreekt, ziet Jeus het onmenselijke bedrog.
Heel onbeholpen is het, maar waarvoor duizenden mensen instaan, hoog en laag op dit gebied en kun je je mond houden, je wordt niet geloofd.
Weet jij het dan wel?
Wat is een mens arm, ziet Jeus, als je geen normaal verstand meer hebt, maar dit zijn mensen mét normaal verstand, doch hebben hun ziel, het leven en hun geest verloren!
Omdat de mens niet meer in de verdoemdheid geloven kan, zoekt hij en komt nu in handen van geestelijke charlatans terecht, die het duizendmaal erger maken en handen vol geld kost.
Léés toch „Geestelijke Gaven” en voor duizenden gevaren zijt ge beschermd! roepen de jongens van Crisje en de Lange Hendrik u toe, vliegt telkens over hun lippen, nu zij het Amerikaanse bedrog beleven.
Kom, Tony, viel er toen, wij gaan naar huis.
Eén iets is er, ze hebben hun onkosten verdiend, en Jeus heeft een macht wijsheid opgedaan en is meer waard dan hele steden op aarde aan goud bezitten.
Wanneer wij thuiskomen beginnen wij voor een nieuwe tentoonstelling te schilderen, groter en machtiger nog dan de vorige, omdat de Barbizon-Plaza Hotel Gallery, Jeus terug wil zien.
En thans staat hij meteen met z’n beide benen in de metafysische wereld in New York.
Nu bezoekt hij de sprekers.
Ook wij geven lezingen.
In Carnegie (Hall) spreekt Dr. Fox, de mensen willen dat hij daar gaat luisteren om hen te zeggen, wat hij ervan voelt.
Eerst zang met orgel, prachtig zingen is het, een vrouw en man, doch dan komt de spreker.
Zesduizend mensen zijn er.
Jeus hoort het al.
Op het grote podium van Carnegie Hall staat Dr. Fox, een Ier, die geestelijk protestantisme brengt, wat zingen en een Bijbels praatje.
Hij weet het, die man krijgt van hem geen vijftig cent, die Tony hem gegeven heeft om zijn bedrag te betalen, maar één echte cent.
Meer heeft dit leven niet verdiend.
Dat kun je in Holland ook beleven en is oud, de man gelooft nog aan verdoemdheid, wil van wedergeboorte niets weten en staat op een dood punt, waarop héél deze mensheid staat.
Niets bijzonders, dame, hier leer je niets.
Niets!
En dat is het bewustzijn van de massa.
In ’n stad als New York trek je dit aantal mensen.
Krishnamurti, vertelt men hem op de tentoonstelling, een dokter is het, die met Krishnamurti in Ommen is geweest, dat Krishnay voor tachtig duizend mensen gesproken heeft, maar dat hij thans geestelijk ziek is en Jeus niet wil geloven, omdat hij dat voor onmogelijk houdt.
Toch beweren die mensen, dat Annie Besants pupil ziek is, van smart ziek is, omdat hij de drek van deze wereld niet verwijderen kan.
En die hem volgen dat zijn de metafysische kinderen van Onze Lieve Heer, die ook in New York leven en liever sterven dan het spiritualistische gedoe te volgen en nu een eigen wereld vertegenwoordigen en zijn tentoonstelling bezoeken.
Néén, ook Dr. Fox heeft hem niets te zeggen.
Ook al trekt die man honderdduizend mensen tot zich, dat heeft voor het bewustzijn van de mensheid niets te betekenen, weet Jeus, en krijgt Tony van hem te horen, word dan ’n katholiek geestelijke en je krijgt nog meer mensen, indien je ook daarvoor het Titeltje behaalt, maar zijn taak en werk niet is.
Het is zingen en een protestants praatje, en is alles.
Dan moet hij „Noël” zien, een weggejaagd filmspeler, zegt men, die in New York voor filosoof speelt, aan numerologie, astrologie en aan ontwikkeling doet, en als Fox de grote zaal van Carnegie beleeft, maar die door die man daar, dat mooie ventje, vertegenwoordigd wordt en voor alles uitgemaakt wordt, omdat de mensen het waarnemen.
Je kunt hem zien, Jozef, aan de zuilen van Carnegie Hall, maar de dames betalen alles, betalen al deze drukte en willen wij niet mee te maken hebben, omdat we door dat leven niet bedrogen willen worden.
Luister zelf en je weet het.
Eerst zang en orgelspel, tenor en sopraan en dan komt er een cowboy op het toneel die nummertjes verkoopt en het Amerikaanse kind slikt.
Driemaal wordt dat jongmens teruggeroepen, moet Jeus beleven, en dan komt mijnheer in het Wit en begint, spreekt goed, maar verkoopt verhaaltjes.
Mijn hemel, wat is er toch een behoefte, een verlangen onder de mensen, stelt Jeus hier vast, om te mogen weten.
Mensen die naar hun God zoeken en die zich van verdoemdheid en vagevuur reeds hebben bevrijd en thans hier zitten, omdat ze denken dat dit het is.
Men zegt Jeus, dat New York, Amerika, honderden profeten heeft verwerkt.
De dame, die hem aanvaard heeft, geeft hem, dat hij in staat is om hier opruiming te houden, alléén hij kan dat.
Telkens weer krijgt hij te horen:
„America needs you, Jozef (Amerika heeft je nodig, Jozef).”
Vader „Divine” is er ook.
Maar Jeus wil die man niet zien.
Ze willen hem elke sekte laten zien, doch daarvoor voelt hij niets, omdat dit niet mogelijk is, dan zou hij hier tien jaar moeten leven.
Er zijn er tweeduizend!
De bewuste in New York zegt hem: dat vader Divine eigenlijk nog de beste is van allen, omdat die man veel goeds heeft gedaan voor de armen.
Je kunt in zijn restaurants voor tien cent eten en drinken krijgen en is zo gek niet, waardoor men van dat leven houdt!
He is a good father for all!(Hij is een goede vader voor allen!)
„New York needs the big Master, Jozef, and you represent that personality, you stay here for a long time and we all will help you (New York heeft de grote meester nodig, Jozef, en jij vertegenwoordigt die persoonlijkheid, blijf hier voor lange tijd en wij zullen je allemaal helpen).”
Dat is allemaal prachtig, maar dat gaat ons aan en niet Jeus!
Intussen geven wij de lezing over de „Reïncarnatie” en spreekt men erover.
Jeus wordt door de zwartjes (zie artikel ‘Anti racisme en discriminatie’ op rulof.nl) gekust, omdat hij voor hun levens vecht, omdat wij tegen de blanken zeggen, verbeeldt u zich maar niets, straks behoort u zelf weer tot de duistere rassoorten (zie artikel ‘Er bestaan geen rassen’ op rulof.nl) op aarde, omdat gij goed hebt te maken.
Bij die zwartjes daar, zitten doktoren, ze kopen boeken, ze gaan weg en ze willen geheel Harlem tot hem brengen, indien hij meer van deze lezingen geeft.
Onder ons gehoor zijn professoren, parapsychologen, die hem na afloop komen feliciteren en zijn tentoonstelling hebben gezien, waarvan zij niet uitgesproken komen.
Ze weten het, Jeus is een meester, voor deze soort en bewustzijnsgraad ís hij het!
Deze parapsychologen eten uit zijn hand, begrijpen wat hij bezit en willen alles doen om hem te helpen, maar zeggen tevens, Amerika heeft ontzettend veel bedrog beleefd, dat duurt even, Jozef!
En je gaat door ál dit vuil heen, je hebt het te aanvaarden, doch hierna komt het.
En dat is wat wij Jeus laten zien en niet aan beginnen!
De énige man die Jeus ontmoet en echt én goed is, ís een verlamd journalist – Mister Sècrau!
Die man geeft lezingen, op een rolstoel-wagentje op het podium gezet, over de metafysische leer.
Die man ziet onmiddellijk, dat Jeus een meester is, ook Jeus kan van dit leven zeggen, u bent waarheid!
Van ons krijgt hij het bericht, dat Jongchi voor dit leven de „Harp” zal schilderen en dat wonder is met blijdschap aanvaard.
Die man kan zeggen: „God bless you, Jozef (God zegene je, Jozef).
I know you, my brother, you are wonderful, but too good and spiritually too high for New York!” (Ik ken je, mijn broeder, je bent geweldig, maar te goed en spiritueel te hoog voor New York!)
En dan staat hij voor een andere grootheid, die in vijf minuten weet dat Jeus een meester is en hij neer mag zitten aan zijn voeten, maar die hier bekend is en het contact bezit met de „Society of New York for Metaphysics”!
Ze nodigen hem uit om te dineren en dat zal gebeuren in een van de deftigste hotels van New York, met de vrouw van ’n gezant, haar vriendinnen en een bekend metafysicus, om de „Age of Christ” (De „Eeuw van Christus”) te bespreken, en een „World Society” (wereldwijde organisatie) op te bouwen.
De gezant is er even later ook bij.
Jeus zal een privélezing krijgen voor de Society of New York bij Jean Vanderbilt en in Washington voor dé mensen, die hem zullen aanvaarden en die alles zullen inzetten om hem te schenken wat hem toekomt.
Deze dames hebben hem zien schilderen, de lezingen gevolgd en de tentoonstelling bezocht, zij buigen zich voor zijn persoonlijkheid.
Maar ineens vraagt men hem, wat hij van Mena-Baba (Meher Baba) denkt en Paul Brunton.
Wat nu, denkt Jeus.
Mena-Baba is voor Jeus ’n zachte bedrieger, immers, wij kennen dat leven.
Deze Oosterling was in Amerika, schreef briefjes, omdat hij sinds jaren zwijgt, maar zegt, dat hij de Christus is!
En dat is voor Jeus reeds voldoende, om vast te stellen, dat deze man onbewust is en voor zichzelf ’n komedie beleeft.
Even denken en dan valt er over zijn lippen:
„Die man, he is a charlatan.”
Wat zeg je, Jozef?
Hij vertelt het hen waar Tony bij zit, die achterover slaat van angst, omdat hij hoort, dat Jeus zijn kans vertrapt, allen hier lopen weg met Mena-Baba.
Maar de gezant zegt tegen hem:
„You are my man, Jozef (Jij bent mijn man, Jozef).”
U kunt bij mij aan huis komen zoveel u wilt.
Ik ben angstig voor mijn lieve vrouwtje, ze loopt mij te hard achter al die zwijgzamen aan.
Ik ben gezant geweest in Londen, Wenen, Parijs, jammer niet in uw mooi Den Haag, uw land, maar ik ken mijn mensen.
Ik geloof niet in die man, indien je iets bezit kom er dan voor uit.
Deze gentle­man, voelt Jeus, is een goed mens en begrijpt hem.
En dan vecht hij voor Paul Brunton, want Paul is voor deze mensen een gek, die wist het niet, voor hen is het Mena-Baba.
Mary Pickford en velen lagen aan zijn voeten, zegt men daar; zal wel zo zijn ... maar Jeus neemt dat niet, voor hem is Paul Brunton een man van waarheid, liefde en geluk, die niets anders heeft gewild dan de heilige waarheid te zoeken voor miljoenen mensen en ook dat leven moet kapot!
Maar dat neemt Jeus niet.
Hier spreekt de menselijke kif!
Mena-Baba is de charlatan!
Wie zich voor Christus uitgeven wil ís het!
Dat had ’n Ramakrishna niet gedaan en ook niet gewild, nimmer in zijn hoofd gehaald en daarom is die Mena-Baba, zegt Jeus nogmaals, een fake! (bedrieger)
Paul Brunton zegt dat niet eens in zijn boeken, hij geeft u de raad er zelf over na te denken!
Maar de gezant zegt tegen Jeus:
„U zult het ver in de wereld brengen, mister Jozef, want u vecht voor de waarheid en deze arme wereld heeft die waarheid nodig!
Ik buig mij voor uw persoonlijkheid en ik wil uw vriend zijn.”
Man en vrouw, ziet Jeus, zijn lieverds, zijn waarachtig, maar de vrouw kijkt niet door deze wetten heen en dat is jammer.
En Tony kan wel belken, ziet hij, maar hij is niet van plan om het goede ten opzichte van het bedrog te kraken, voor Paul Brunton zet hij zijn leven in.
Tony weet het niet, toch kiest Jeus de goede weg, voor geschmeigel staat zijn leven niet meer open.
Ze zullen de plannen uitwerken, Jeus voelt het, die man daar, die met de foto’s van Mena-Baba in zijn zak loopt, bederft alles en tracht dit te voorkomen, omdat Jeus hem heeft doorzien en ook hij niet achter dat masker heeft kunnen kijken.
Meester Alcar is het, die op dit ogenblik antwoordt!
En niet Jeus!
Althans niet dat, waarvan Jeus de wetten kent, doch dat voelt Jeus en weet nu, dat hij goed gehandeld heeft.
Meester Alcar heeft Jean Vanderbilt met al zijn miljoenen niet nodig, indien het erom gaat, de waarheid op aarde te smoren en het bedrog ’n menselijke kroon te schenken.
Hoe zou Golgotha over Jeus denken?
En Jeus vecht voor Golgotha, voor Christus – en niet voor mensen die zich voor Goddelijk bewuste uitgeven en geen woord spreken.
Zwijgen kan elkeen, neerzitten en briefjes schrijven voor de sensatiezoekenden, de onbewuste mens, kan iedereen, is charlatanerie, indien je van je zelf zegt „ik ben Christus!”
En wie daar invliegt, denkt Jeus, is géén bewuste.
En als je in New York de naam hebt iets te weten van de metafysische wetten, maar door ’n ander, je meester onttroond wordt; komt er iets anders omhoog en dat heet menselijke kif, ziet Jeus en heeft hij nu te aanvaarden!
Hierna heeft hij een privélezing voor de society of New York, de Rembrandts hangen aan de muren, ziet hij, de dame leeft op de prachtige Park Avenue en doet hij dit om Tony te steunen en zijn werk tot de mensen te brengen.
Maar wat dat allemaal voor krachten kost en vraagt, daar denkt hij niet eens aan.
Daar leeft hij tussen de Schwarzenbergers uit Wenen, u kent die adellijke, prinselijke familie wel, onder dokters en mensen van de press, waarvoor hij spreekt en eregast is.
Tony kan het niet meer geloven, hij vraagt zich telkens af: waar haalt Jeus dat toch allemaal vandaan.
Een dokter van Rudolf Steiner zet hij schaakmat in tien minuten en de man geeft toe, zo diep is zijn meester nimmer gegaan.
De man van de krant zegt: Ik heb vanavond in anderhalf uur meer geleerd dan (in) mijn dertig jaar gewroet aan de krant, doch indien ik er iets van zou zeggen, helaas, Jozef, trappen ze mij de straat op.
Hier is ook de dame die de wereldkalender veranderen wil, een miljonaire, die hem vraagt, wat hij van haar werk, waarvan zij de presidente is, denkt.
En dan krijgen al deze mensen te horen, dat het nuttiger is, om de mensheid bewustzijn te schenken, vrede en rust, het waarachtige weten, dan dat men de tijd, het jaar verandert.
Laat het jaar wat het jaar is, maar werk voor Christus!
Deze persoonlijkheid met haar 65 miljoen, zegt de Schwarzenberger tegen Jeus, zou alles voor zijn taak en werk kunnen doen, maar ze is gierig!
En dat zijn zusters, vriendinnetjes van elkaar, voelen voor één werk, maar zijn allen te gierig om van Jeus een stuk te kopen.
Hoe hebben ze zijn werk bewonderd.
Zij zijn het, die hem komen vertellen, dat zijn naam over New York vliegt, waar ze komen hebben ze het over „Jozef, the Master”!
Is dat even leuk?
Van werkelijke hulp ziet hij niets!
Ze mogen het alleen doen!
Ze hebben het geld en hun leugens lief!
Weer verder!
In New Hope schildert hij voor de kankerbestrijding, heeft daar een tentoonstelling met 156 andere schilders en schilderessen, ze geven hem ook daar, dat hij alles slaat, álles.
In Philadelphia voor de televisie, in New York en New Jersey voor de radio, het ene interview volgt het andere op en toch krijgt hij niet wat hij hebben wil, dé grote stoot, dat de massa te weten komt wie hij is.
Jazeker, de Herald Tribune neemt een groot verslag op, andere bladen reageren, doordat hij nummer één is voor de kankerbestrijding, dat door de kunstenaars opgezet is en waaraan vele filmsterren en groten uit de kunstwereld meedoen.
Jeus is daar nummer één, maar hij verkoopt niet één stuk, slechts enkele boeken.
Já, Jeus van moeder Crisje, je stoot overal je hoofd en dat is te begrijpen.
Je weet het, laat het je niet ontmoedigen.
Voor honderden schilders en schilderessen geeft hij een demonstratie, waaronder Prof. Mullens, een van New Yorks beste kunstkenners, die reeds zijn tentoonstelling heeft bezocht.
Die man kust zijn handen, als hij weet, dat Jeus de schilder is van al dit schone werk.
Die man zegt hem:
„You are a spiritual Rembrandt (Je bent een spirituele Rembrandt)!” ... en dat krijgt hij van ál de grote mannen, de knapste portretschilders van Amerika, Mister Thomson, die van zijn werk niet genoeg krijgt, maar de pers zwijgt hem dood, ook al heeft hij prachtige recenties in de Art Magazines ontvangen.
Tony kan vooruit, in zijn handen ligt en leeft dit alles, híj is het, die het werk van de meesters daar voort kán zetten.
Jeus kan niet méér voor hem doen.
Wij hebben alles gedaan, door de kunst náár de boeken!
Wat daar bijeen hangt is enorm.
Na ál die lezingen en het schrijven in Holland; lezingen, schilderijen en 50 stukken maken voor Tony, géén seconde rust, vechten en werken, dag en nacht voor het goede, het geluk van deze mensheid.
Kijk zelf hoe de schilderijen eruitzien, stuk voor stuk zijn het meesters!
En hierna voert men hem weer naar een miljonaire, die met haar geld geen raad weet, zij moet Jeus leren kennen.
Zij moet een schilderij kopen, zodat Tony aan de uitgave van een nieuw werk kan beginnen, maar Sally koopt er niet één, ze houdt haar 150 miljoen voor iets anders.
Jeus zal met kardinaal Spellman in contact komen, omdat zijn schilderijen God vertegenwoordigen, zoals ook de bisschop van New York hem zei, maar als Spellman de „Revelations” in handen krijgt, De Volkeren der Aarde dus, is dat contact ineens morsdood geslagen, ze weten nu wie hij is.
Gaarne had Jeus in het hol van de leeuw afgedaald, maar dat zou niet gebeuren, om met dit leven het bewustzijn van de aarde te bepraten.
Hij weet immers, wat hij kan bereiken, hoe hij praten moet, maar de vriend van Sally is niet te bereiken.
Maar Sally en haar vriendin nodigen hem uit om te bespreken wat zij voor deze profeet kunnen doen.
Met haar en deze adel uit Portugal zal hij dineren, doch wanneer hij dat lege gepraat hoort, voelt hij zich onwel worden en vertrekt.
Voordat hij gaat krijgt Sally van hem te horen:
„Do you believe in a life behind the coffin (Gelooft u in een leven achter de kist)?”
„Yes, Jozef, of course (Ja, Jozef, vanzelfsprekend).”
„And you will be happy in that life?
Millions of people lived around you and don’t have anything to eat.
And you need every day for 100 dollars fresh flowers, this food and richdom?
You will serve the Christ?
You are only thinking for yourself and do you think to earn a Heaven?
Poor people you are, and I don’t like your food.
I don’t like to play here for dinner boy.
Goodbye, ladies!”
„Wilt u achter de kist gelukkig zijn?
Gelooft u in een leven na de dood?
Miljoenen mensen hebben honger en u heeft elke dag voor 100 dollar verse bloemen nodig om u heen?
Ik wil uw eten en drinken niet, en ben niet van plan om voor eet- en drink-boy te spelen.
Ik groet u, mijne dames.”
Dat slingert Jeus al deze Sally’s en Lisbeths midden in het gezicht.
Hij kent deze levens.
Hij is onwel van hun rijkdom.
Hij geeft Tony dan ook, die is het, die alles met hem beleeft, omdat Hendrik thans in Solon zijn hotel te verzorgen heeft, dat, wanneer je rijk bent, de geestelijke armoede je vernietigt!
Rijk zijn op aarde heeft niets te betekenen.
„Stuur mij nu nergens meer heen, ik ben er zat van.
Wij moeten rustig ons machtige werk voortzetten.
Dat ligt nu in handen van jou en Hendrik, daarvoor hebben de meesters geschilderd.
Als ik er niet meer ben – weet dan, wat je doet en denk voor alles goed na, eerst dán kan men ook jou bereiken.
Weet ook, dat vader en moeder er zijn en zij zullen je in alles volgen.
Voor een groot kapitaal aan kunst heb je in handen.
Elk schilderij van mij is geestelijk bloed.
Als je dat maar nooit zult vergeten.”
Nog is hij even bij Hendrik in Solon, die daar een groot hotel heeft en van dat huis tegelijk een museum heeft gemaakt.
Daar kunnen de mensen de kunst van Jeus zien en tegelijk de boeken kopen.
Niet zo gek, Hendrik, want jij weet wat je wilt!
En toch weten de jongens van Crisje nú, dat het niet eenvoudig is om de mensheid gelukkig te maken, miljoenen mensen zijn nog onbewust, ze blijven de verdoemdheid aanvaarden.
Doch dat geeft niet, „De Volkeren der Aarde” hebben die taak reeds aanvaard!
Al de groten der Aarde kregen „De Volkeren der Aarde” toegestuurd.
Truman, Churchill, uw Koningin Wilhelmina, Marshall, honderden boeken hebben Hendrik en Antoon over de wereld gestuurd, aan mensen gezonden om hen te doen ontwaken én wellicht daardoor steun te vinden voor het machtige werk van hun broer „Jeus”!
Méér kunnen de jongens van Crisje niet doen en ook Jeus niet, ook wij niet.
Thans kan hij zich gereedmaken om naar Holland terug te keren!
Jeus weet het echter, wat er in New York, Londen, Parijs te koop is op dit gebied.
Al die grote steden zijn dorpjes voor ruimtelijk bewustzijn.
Miljoenen mensen zoeken zichzelf en hangen zich een wit laken om, hij zal dat nimmer doen!
Nooit!
Allen willen hun paarden berijden, gaan er niet af, totdat ééns de wet van de ruimte zal spreken en hebben ook zij kleur te bekennen.
Of je daar voor een boeddhist of spiritist staat, allen zoeken zichzelf en kennen de Goddelijke wetten niet.
Jazeker, ze schelden vader Divine z’n hals vol, maar kijk eens wat hij voor zijn kinderen doet?
Méér dan de spiritualisten bereiken, meer dan de boeddhisten en de metafysici, want hij zorgt voor eten en drinken voor de armen en staat ervoor open.
De mens ziet u daar met het goede hart, ook al is zijn denken en voelen, weet Jeus, armoedig en onbewust, duizenden hebben hem lief, omdat dit leven voor geluk én vrede wil dienen.
En of u zwart of blank (eruit)ziet, bruin of grijs, voor God zijn wij „ZIJN” kinderen, hebben wij in het grote Carnegie verteld en hadden ze maar te slikken, want wij waren niet in staat om te schmeigelen (vleien) en zullen dat ook nooit kunnen!
Nietwaar, gezant, gij hebt Jeus, omdat hij liefheeft, leren kennen.
En dan kan hij zich in de KLM-vogel neerzetten om te denken, om zich voor Holland gereed te maken.
Vaarwel, Amerika!
Tot kijk!
Over deze reis is alweer een apart boek te vullen.
Ook al komen de spiritualisten hem nog vertellen, dat zij midden op de dag de „directe-stem” hebben gehoord, het zegt hem niets meer, wanneer je weet, dat de allergrootsten hier bedriegers zijn!
Dat zijn géén mensen meer, maar geestelijke dieven, het ergste soort mens van de Aarde is het, een moordenaar is niet zó rot als deze mensen.
Natuurlijk, Amerika bezit mediums, maar waar zijn ze?
Jeus heeft nu gezien, wie hij is en wat hij is.
Waarom geven al die mediums de parapsychologen de gelegenheid niet om hen te testen?
Jeus heeft dat gedaan, ook al weet hij, dat je met al die mensen niets bereiken zult, ze zijn geleerden en blijven het.
De parapsychologen noemden hem „hét wonder” voor hun leer en studie en is waarheid.
Maar eerlijk is eerlijk, de studiemens kun je niet gemakkelijk overtuigen, ze hebben hun faculteit te vertegenwoordigen, ook die bewijzen hebben de meesters gegeven!
Jeus daagde de geleerden uit tot een geestelijk duel, maar ze kwamen niet, ze vinden het niet de moeite waard.
Tóch komt het en zullen ze zich hebben te buigen!
Thans ons laatste woord voor deze „Trilogie” ... Jeus van Moeder Crisje.
Is het niet waar, als wij zeggen:
Jeus sloeg Magere Hein z’n kroon van het hoofd?
Jeus heeft bewezen, dat er géén dood is?
Jeus kan u verzekeren, dat God niet verdoemt?
Jeus zegt: „Achter de kist leeft ge verder en daar zult ge kleur bekennen!”
Ga thans terug naar de eerste verschijnselen, sta weer en opnieuw voor óns „rammelaartje”, óns kransje ... en zeg het nu zélf, was het iets?
Hebben wij, is dit niet waar, nóg niet genoeg aan uw ziele-deur gerammeld?
Was er niet één klein kransje bij voor uw eigen leven en persoonlijkheid?
Honderden bewijzen gaf Jeus van moeder Crisje u voor uw voortleven achter de kist.
Kón Jeus dit allemaal op eigen kracht, door hem zélf?
Nogmaals: Jeus zegt ... een laatste oordeel is er niet!
Wanneer u de verkeerde daad beleven gaat, staat u meteen voor uw eigen en laatste oordeel, als er een nieuw verkeerd fundament wordt gelegd.
De Bijbel begint met „ónwaarheid”!
Lees de boeken van Jeus en gij hebt zekerheid, breek niet langer af wat door onuitputtelijke liefde werd opgebouwd, het is uw eigen leven!
Jeus roept u toe en kan nú zeggen:
„May God bless you all (Moge God jullie allen zegenen)!”
Dit, mijn broeder André ... Jeus van moeder Crisje, is ónze kroon op je menselijke hoofd en deze, geloof het ... dat zeggen je meesters – slaat géén mens van je hoofd, ze zijn er niet toe in staat!
Die fundamenten hebben wíj tezamen gelegd.
En als het állerlaatste woord, heb ik nog dit ... voor u, geachte lezer ... en dan kunt gij Jeus begrijpen ...
Jeus houdt van u ...!
Altijd ... leer hem of trácht hem te leren kennen.
Achter deze wereld leeft zijn machtige persoonlijkheid!
Dit leven wás en is de moeite waard!
Het einde is het, van zijn vorige levens.
Maar ééns, geloof het, bereikt de mens het allerhoogste.
Voor Jeus is het dít!
En niets, niets anders!
Dít is het!
Ook voor uw leven, uw ziel en uw geest!
Wij hebben reeds 857 lezingen gegeven en niet één dezelfde – wij zijn onuitputtelijk!
Nog kunt u ons beluisteren.
Thans ontleden wij voor uw leven de Kosmologie.
Tot straks aan Gene Zijde!
Uw meester Zelanus.
foto bijschriften
De moeder van Jeus.
Moeder Crisje op de Grintweg voor haar huisje met buurvrouwen en Letty, het hondje dat Fanny opvolgde.
Bennad, Hendrik, Jeus, Gerhard.
Kinderen van Crisje en de Lange Hendrik, 1922.
Jeus op zijn Tentoonstelling in Rotterdam.
Hij verklaart zijn kunst.
Jeus en een gedeelte van zijn boeken.
Louis Clermont schildert door „Jeus”.
Jeus geeft een demonstratie te Rotterdam.
Het schilderij komt onderstboven tot stand.
Ernaast staat een geestelijke van Gogh.
Jeus met zijn Mercedes-Benz.
Hij was toen 24 jaar.
Jeus als chauffeur.
Een ritje naar de Dierentuin.
Moeder Crisje met Jeus achter het huis.
Hij was toen reeds chauffeur.
Anna, de Wienerin, met Jeus bij de duiven te Wassenaar.
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Christus aan het kruis, met de juwelen en paarlen voor Zijn Leven, als plichtsbetrachting, rechtvaardigheid, moeder- en vaderschap en uiteindelijk de „liefde”, voor man en vrouw!
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Eva met de appel, lieflijk en schoon, als moederschap met de kleuren gelijk die van een schilderij van Titiaan.
Het klinkt ongelooflijk, doch het is de waarheid.
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
En dit is mijn levensdoek.
U ziet mijn met palet, ik schilder enige levens van mezelf.
Met de paarlen van wijsheid, links en rechts, en de „Levensharp” links beneden.
Een geestelijk geschenk voor Jeus van mij!
Meester Zelanus.
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Dit is nu de „dood”!
Maar als een moederlijke verschijning.
De dood is Evolutie, is wedergeboorte!
De wedergeboorte als moeder, zegt tegen de mens, de oude man: „Gij zult vertrekken.
Uw bladzijde ligt open, máár, gij zult opnieuw geboren worden en wel als meisje, om het moederschap te beleven en te worden zoals ik ben!
Een geestelijk, schoon, rein beeld voor u én de uwen, ja voor ál het leven van God!”
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
De Lotus-bloemen van Christus, stelt voor „Liefde”!
Wedergeboorte, vader- en moederschap, door de wetten van Moeder Natuur!
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Hier, een levensbokaal met „Orchideeën”, paarlen voor het leven, ná een machtige lezing door Jeus ontvangen als geschenk voor zijn plichtsbetrachting, harde werken en zijn liefde voor de mensheid!
Een ongelooflijk knappe Symboliek.
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Voor moeder Anna geschilderd en voorstellende: De moeder die met haar levenslicht, naar de bron van ál het Leven zoekt, de parel voor haar leven.
Rechts de wereldbol met het kruis van „liefde” van Christus.
Een volmaakt geheel is het!
Foto: Fritz Karbasch, Amsterdam
Een nieuw en niet minder schitterend facet van de kunst van Jeus; het laatste, door zijn ploeteren ontvangen.
Meester Alcar als Anthony van Dyck heeft dit alles in handen.
Meesterstukken zijn het, op porcelein geschilderd.
En dat alles komt door het leven van Jeus tot stand.
Steeds hoger en verder naar de Universele bewustwording voor het spreken, schrijven en voor de kunst.
Van deze prachtige symbolieken kreeg Jeus er 100 in drie maanden.
Zij zijn alle te koop.
De opbrengst is bestemd voor de uitgave van de Kosmologie, waarvan Jeus reeds vijf delen in handen heeft.
Een schilderij van Jeus genaamd „Golgotha”.
Dit prachtige stuk evenaart de kleuren van een Rembrandt.
Het werd door meester Jongchi geschilderd.
Een machtig schilderij van Jeus genaamd „The garden of Eden”.
De slang roept: Adam en Eva ... waar zijt gij?
Doch de Adams en Eva’s van deze tijd gaan over „Golgotha” naar de sferen van het Licht en willen niets te maken hebben met dat slangetje uit die tijd.
Dan zou het Leven stilstaan en dat is niet mogelijk.
Maar u ziet het, Jeus ontvangt de wijsheid en de kunst.
De meesters schrijven, spreken en schilderen door zijn leven.
Dit is een levensvaas voor de Mens met bloemen en slang; de Mens als het goede en het kwaad.
Bouwt aan u zelf, zegt dit schilderij en maakt er een levensvaas van.
Het schilderij is in het bezit van de Rulof Brothers, White Plains, N.Y. en werd in New York geschilderd.
Maan-nacht met Spinnenweb.
Jeus aan het graf van Crisje.
Hij denkt, maar hij zag zijn grote „Moeder” in de sferen van licht terug!
Crisje zélf vertelde hem op dit ogenblik, waar ze haar stoffelijke lichaam hadden neergelegd.
Zij stond naast hem.
Mens, denkt Jeus, ontwaak toch, er is geen dood!
Jeus in trance op een zondagmorgenlezing in Diligentia te Den Haag.
Ik, zegt meester Zelanus, verklaar onze volgelingen het Universum.
Wij hebben het hier over het ontstaan van de Maan en de Zon, als Vader- en Moederschap van het Heelal.
Ook hier is Jeus in trance bezig het Universum te verklaren ... Die Jeus toch.
Jeus naast zijn schilderij op de Veendam van de H.A.L.
Karikatuur van Jeus door de kapitein van de Veendam geschonken, als dank voor de twee schilderijen door deze op de wand van de Dining Room van het schip geschilderd.
Karikatuur van Jeus als psycholoog als dank van de kapitein van de Veendam voor zijn lezing aan boord over „De geestelijke Wetenschappen voor de Mens”.
Op de Tentoonstelling in New York verklaart Jeus het schilderij „de Levensharp van het Universum” aan zijn New Yorkse vrienden.
Een prachtig kunstwerk.
Jeus vertelt iets van de „Leer”.
Geheel rechts de broer van Jeus, Antoon, links diens vrouw en twee kinderen, daarnevens bezoekers.
Let op het machtige schilderij, een Maan-Nacht, door Jongchi geschilderd met een ongelooflijke rijkdom aan kleuren en bewonderenswaardige opbouw en uitbeelding.
De boeken liggen reeds op tafel, dat hebben de jongens van moeder Crisje tot stand gebracht.
Hulde aan Hendrik en Antoon.
Jeus verklaart hier een van zijn stukken, geschilderd voor het Kanker-Fonds te New York, aan twee dichteressen uit diezelfde stad.
De dame in het wit werd daar de Hollandse Sultane genoemd en onder andere geïnspireerd door de geestelijke Kunst van Jeus.
Het schilderij was een groot succes.
Op deze tentoonstelling kreeg Jeus van Prof. Meuller, New Yorks grootste kunstkenner, te horen: „You are a Spiritual Rembrandt”.
Onder de vele bezoekers van deze tentoonstelling bevond zich o.m. de Bisschop van New York met talrijke van zijn gelovigen.
De voorstelling van het schilderij is een slang niet bloemen.
Het dier vreet het leven stuk even als de kanker dit doet en werd hier als symbool gebezigd.
Dit Kankerfonds werd door kunstenaars tot stand gebracht.
Het was een oprechte vreugde voor Jeus hieraan met zijn kunst ook zijn medewerking te mogen verlenen.
Er werd veel over zijn kunst gesproken tot zelfs over de Televisie toe.
Jeus in de kast van de beroemde Carnegie Hall.
Een aankondiging van de lezing over de „Reïncarnatie”.
Die Jeus toch, kan hij dat allemaal zelf?
Och kom!
Jeus in het grote Hotel Barbizon-Plaza Art Gallery, naast de affiche, waarop zijn Tentoonstelling wordt aangekondigd.
Hendrik en Jeus in Florida.
Hendrik toont zijn broer zijn grêpe-fruitboompjcs, die hij later mét zijn huis verkocht om in Amerika de boeken te kunnen uitgeven.
Hendrik ... Gene Zijde vergeet dat nóóit niet!
De dank van Crisje, je Vader, „de Lange Hendrik” én allen, die de sferen van Licht hebben bereikt.
Straks zie jij je winst!
Antoon, Hendrik, de Chief Indiaan en Jeus, welke laatste met de Chief de „Vredes-Pijp” zal roken.
Dit ter ere van Jeus.
Een groot compliment voor diens persoonlijkheid en leven.
Foto Fritz Karbasch, Amsterdam
JEUS
Denker – Ziener - Schrijver - Kunstenaar - Genezer - Spreker - Psycholoog - Kosmisch Bewuste en Groot Gevleugelde als het Instrument van de meesters voor de Universiteit van Christus.
Zou Jeus dit alles uit eigen kracht hebben gekund?
Dit is onze laatste vraag welke wij u ter overdenking voorleggen geachte lezer.
Foto, Fritz Karbasch, Amsterdam
Anna, de Wienerin, de goede hulp voor Jeus.